Van mij mogen vrouwenbonden ONTPLOFFEN Als ze maar praten STAAN HIEL OUDE FIETSEN IN FRIESLAND Beperkte" ontzegging ANNEKE GOUDSMIT: 3 ZATERDAG 1 FEBRUARI 1969 Als automobilisten geverbaliseerd wor den wegens rijden „onder invloed", bete kent dat meestal op z"n minst een ont zegging van de rijbevoegdheid, eventueel eerst nog voorwaardelijk. Zo'n rijbe- voegdheidsontzegging houdt nogal wat in. Het betekent nl. niet alleen, dat je niet meer met je auto de weg op mag, maar ook, dat je de bromfiets van je zoon, de scooter van je dochter, mitsga ders de tractor van oom Wietze moet laten staan. Kortom, alle motorrijtuigen, ongeacht hun afmetingen, stijl, cilinder inhoud en gebruiksdoeleinden, zijn dan taboe. Het was de Hoge Raad. de hoog ste rechterlijke instantie in Neder land, die op 27 februari 1968 besliste, dat de bijkomende straf van ontzegging van de rijbevoegdheid uitsluitend alle cate gorieën motorrijtuigen tegelijk kan om- overtreding van artikel 26 der Wegen verkeerswet (het alcoholartikel). Op 11 juni 1968 ging het om de zesde keer, dat de heer v.d. W. laveloos laverend was opgevangen in hermandads armen. Wie mocht menen, dat het geduld van de rechter, voor wie v.d. W. zich moest verantwoorden voor deze zesde sterk door alcohol beïnvloede rit, volstrekt was uitgeput en dat nu aan v.d. W. de rijbevoegdheid voor zijn leven werd ont zegd, die weet nog niet half hoe onnoe melijk geduldig Nederlandse rechters kunnen zijn. Het Gerechtshof te Leeuwarden, waar voor deze zaak in hoger beroep diende, veroordeelde v. d. W. nl. voorwaar delijk tot de bijkomende straf van ont zegging der bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van twee jaar, zulks met een proeftijd van drie jaar. buigen in dit geval, daar v.d. W. om de een of andere duistere reden meende te kort te zijn gedaan door het Hof te Leeuwarden en bij de Hoge Raad in cas satie was gegaan. Een actie, die bij v.d. W. wel het gevolg zal zijn geweest van een wat vertroebelde blik op alles, wat met recht op de weg heeft te maken. Maar ook nu liep het wonder boven wonder goed voor hem af. Gelukkig con cludeerde de Hoge Raad nl. niét. dat de uitspraak van het Hof Leeuwarden een ontoelaatbare beperkte ontzegging van de rijbevoegdheid inhield, maar ons hoogste rechtscollege stelde vast, dat het Hof slechts een bijzondere voorwaarde had opgelegd aan v.d. W., die diens ge drag betrof. Naar de mening van de Hoge Raad moest nl. het verbod aan v.d. W. om gedurende een proeftijd geen andere mo- vatten. Een beperkte ontzegging, bijvoor beeld alleen maar voor bromfietsen, is niet mogelijk, volgens de Hoge Raad. Een harde en trieste beslissing, bij voorbeeld voor alle vrachtautochauf feurs, die in het weekeinde met hun ei gen auto'tje of bromfiets ooit wel eens wat slingerend koers naar huis zetten. Echter, enkele maanden later, op 11 juni 1968, nam de Hoge Raad een genu anceerder standpunt in, al werd aan het principe, zoals uitgesproken op 27 febru ari, niets afgedaan. Het ging op 11 juni om de heer D. v.d. W., dragline-machi nist van beroep. De heer v.d. W. bereed niet alleen draglines, landbouwtractoren e.d., maar ook een auto en een bromfiets. Doch bij die beide laatste motorrijtuigen bleef on ze v.d. W. slechts zelden werkelijk recht op de weg. Zulks werd niet eenmaal, ook niet tweemaal, zelfs niet driemaal, maar niet minder dan vijfmaal door politie-oog waargenomen, als gevolg waarvan v.d. W. in zijn draglinemachinistencarrièrc reeds vijfmaal was veroordeeld wegens Daarbij werd evenwel als bijzondere voorwaarde gesteld, dat v.d. W. zich ge durende die proeftijd van drie jaar moest onthouden van het besturen van alle motorrijtuigen (dus ook bromfietsen, scooters enz.) met uitzondering van het besturen van landbouwtractoren in ver band met het uitvoeren van hem opge dragen werkzaamheden. Dit vonnis kwam er dus op neer. dat v.d. W., on danks een vijf-voudig herhaald op heter daad betrapt zijn bij het rijden „onder invloed", het motorrijtuig dat hij voor zijn beroep moest besturen, nl. een land- bouwtractor. van de rechter mocht blij ven besturen, mits hij drie jaar lang elk ander motorrijtuig, waaronder personen auto's en bromfietsen, zou laten staan. Alzo door een achterdeurtje in feite toch een beperkte ontzegging van de rij bevoegdheid, nl. betreffende alle andere motorrijtuigen dan landbouwtractoren. en dat ondanks de uitspraak van de Ho ge Raad dat een beperkte ontzegging niet mogelijk is? Dat was een vraag, waarover de Hoge Raad zelf zich kon torrijtuigen dan een landbouwtractor te besturen, worden beschouwd als een voorschrift ter bevordering van het maatschappelijk gedrag van de veroor deelde, in casu om te bevorderen, dat hij niet opnieuw „onder invloed" auto's of bromfietsen e.d. zou gaan besturen. En het stellen van een bijzondere voorwaar de in de strafoplegging betreffende het gedrag van de veroordeelde is toegestaan bij artikel 14 c van het Wetboek van Strafrecht. Nu een dergelijke „beperkte" ontzeg ging van de rijbevoegdheid door de Hoge Raad is onderschreven, zal het tot de mogelijkheden kunnen gaan behoren, dat bijvoorbeeld een vrachtautochauffeur, gedagvaard omdat hij „onder invloed" in zijn eigen personenauto'tje of op zijn bromfiets in privé-tijd een ommetje maakte, vrachtautochauffeur zal kunnen blijven, mits hij gedurende een proeftijd personenauto's, bromfietsen e.d., kortom alle andere motorrijtuigen dan vrachtau to's laat staan. Een voorbeeld, dat een ieder met andere kan aanvullen. duwnaar nooit een cent pensioen uit haar werkkring zal krijgen. Gehuwde vrouwen mogen een derde van hun inkomen aftrekken met een minimum van 500 en een maximum van f 2000 voordat het inkomen bij dat van de man wordt opgeteld. „Waarom", vragen de andere vrouwen met gezinsver plichtingen zich bitter af, ,,wij niet? Ook wij hebben eon dubbele taak: huishouden en de kost verdienen." Zo is het ook met de pensione ring. Duizenden vrouwen, die rond de zestig jaar zijn, willen niets liever dan gepensioneerd worden. Duizenden anderen willen net als de man tot 65 jaar doorwerken. Die vijf dienstjaren méér beteke nen levenslang een beter pensioen. Dan is er de grote categorie van gescheiden en vooral van verlaten vrouwen, die met een kleine ali mentatie of helemaal geen uitke ring rondtobben. Ze kijken jaloers naar de weduwe, die een staatspensioen krijgt. Zeker, ze kunnen via de bijstandswet gehol pen worden, maar dat houdt in dat bij elke cent die ze zelf verdienen de uitkering vermindert. Over al deze punten wordt in vele vrouwenverenigingen ge discussieerd, naast staatkundige oriëntering en gezinsproblematiek Jammer genoeg zit er in de discus sie weinig lijn, omdat de vraagstukken van verschillende zij den worden benaderd. Voor wetenschappelijk onder zoek hebben de verenigingen geen of nauwelijks geld, er moet worden gewoekerd met vrijwillige krach ten, die leiding geven. De ene or ganisatie zit soms te wachten tot een hoofdbestuurslid van een en- dere aan aftreding toe is om snel beslag op haar te leggen. De heer Mertens mag zeggen, dat de Nederlandse economie in handen van een tweehonderd man nen is, de belangen van de Neder landse vrouw worden eigenlijk be hartigd door slechts enkele tiental len vrouwen, die stimulerend, or ganiserend en overleggend trach ten uit de chaos van de meningen een patroon te ontwerpen. Zolang dat patroon niet heel duidelijk en vastomlijnd is, hebben vrouwenver enigingen nog alle zin. En hoogstwaarschijnlijk nog Isng daarna, want ondanks alle emanci patie blijven vrouwen gelukkig an ders dan mannen. Wie weet of in die verre toekomst de zakelijke, maatschappelijke en politieke vrouw niet weer heimwee krijgt naar het gezellige naai- en brei- kransje van weleer, zoals de man nooit genoeg krijgt van het spoor- treintje en de meccanodoo6? pagne. maar niet de hoorns van de telefoons, die toch altijd zo lauw en kleverig zijn. En waar om zijn er geen geklutste tele foons, telefoons in petermuntli- keur, in de vorm van een zee kreeft, telefoons bekleed met sa belbont voor fatale vrouwen; met een dode rat er binnenin voor Edgar Allan Poe, telefoons aan een honderiem of vastge maakt op de rug van een leven de schildpad." Allemaal vragen naar het waarom. Waarom is de wereld zo saai? Waarom doen de mensen niet wat vaker wat ex centrieks, wat absurds. Het is tenslotte toch een levensbehoef te. Voor Dali althans. Gerrit Komrij heeft een bloemlezing samengesteld uit de Daliniaanse autobiografieën: ..Journal d'un génie". „La vie secrete de Salvador Dali" en „Entretiens avec Salvador Da li", die hij tevens uit het Frans vertaalde. Het is een duizeling wekkende verzameling van absurde gedachten en intelli gente denkbeelden, en een ver melding van een groot deel van alle dwaze vondsten en verrich tingen van Dali. Want Salvador Dali heeft niet genoeg aan het penseel. Een ka rakter. zo veelzijdig als het zij ne, heeft meer uitingsmogelijk heden nodig. Hij schrijft dus en daarover zegt hij onder meer: „In tegenstelling tot iedereen heeft het mij verstandiger gele ken om éérst mijn memoires te schrijven en ze daarna te bele ven." Daarnaast komt hij omstreeks de dertiger jaren met zijn zoge naamde surrealistische objecten op de proppen: „De decora tieschilder Jean-Michel Franck bood me twee stoelen aan in de meest zuivere 1900-stijl. Ik ver anderde er een van vorm door de zitting te vervangen door een plak chocola. Vervolgens maakte ik hem topzwaar door een van zijn poten langer te ma ken met een deurknop. Een an dere poot dook voortdurend on der in een glas bier. Ik noemde dit lastige object „de atmosfe rische stoel". Iedereen die het zag, begon zich plotseling niet lekker te voelen. Wat wil dat precies zeggen?" Vaak brengt hij uitdrukkin gen en begrippen in omloop, waarvan hij zelf totaal niets begrijpt. Zijn „kritisch-para- noïde methode" is een term die door iedereen wordt overgeno men. Maar noch Dali, noch ..tout-le-monde" weet wat dit begrip nu eigenlijk inhoudt. En laten we daar niet te hard om lachen, want dat soort dingen gebeuren nu nog. En veelvuldig. Dit alles neemt niet weg dat Dali een uiterst veelzijdig kunstenaar is. Uit de samen werking tussen hem en Bufiuel kwamen de films „l'Age d'or" en „Le Chien Andalou" voort. Hij werkte samen met Disney en Hitchcock, hij maakte meer dere geruchtmakende balletten en kan worden beschouwd als de vader van de etalagekunst, die hij voor het eerst op zijn eigen surresalistische wijze ter wereld bracht op de Newyorkse Fifth Avenue. De vader van het surrealisme, de schepper van de beroemde weke horloges, de schilder van het onderbewustzijn, is een man die zijn leven tot de bo dem leeft, al zal deze bodem wat minder diep liggen, dan zijn navolgelingen en bewonde raars menen. Zijn gedachten en ideeën zijn van kwikzilver Nauwelijks te vatten en moei lijk te volgen, want terwijl zijn bewonderaars nog moeizaam de zin van zijn laatste rare inval trachten te vatten, heeft hij er al weer drie nieuwe gerea liseerd. Dali speelt met de dingen en zijn vrouw, zijn „genius" Gala, is zijn speelkameraad die hem onophoudelijk aanmoedigt en aan wie hij met gulle hand haar deel van de roem toeschuift. Immers, hij signeer de talloze doeken met „Gala Salvador Dali". Ondanks alle kwikzilver dat Dali zo lustig rondstrooit, heeft hij een vaste lijn geweven: „Ik ben altijd verblind geweest door het goud en, daarnaast: sedert miin puberteit, toen ik leerde dat de Cervantes in zwarte ellende was gestorven en dat ook Christoffel Colum bus een dergelijk lot onderging, maar dan in de gevangenis beval mijn wijsheid mij met nadruk twee dingen aan: ten eerste om zo snel mogelijk mijn eigen gevangenis temaken en dat gebeurde, en ten tweede om zo snel mogelijk iets van een multimiljonair te worden. En dat is ook gebeurd." Een extravagante figuur als Dali vraagt om kritiek, maar dat neemt niet weg, dat hij juist daarom een van de meest boeiende figuren is, die thans leven. Men kan hem om zijn schil derkunst =- terecht bewon deren, men kan hem wegens zijn extravagances verguizen, men kan veel terechte kritiek op hem hebben, maar hij zal niemand vervelen. En wat Dali zelf betreft: ..Mijn lijfspreuk is altijd ge weest: Als ze maar praten over Dali, zelfs al is het prijzend." KIRSTEN EMOUS Salvador Dali: „Mijn le ven als genie", De Arbei derspers, Amsterdam. 278 blz. 12.90.) vrouwenorganisaties van de poli tieke partijen. Die zijn er niet voor zichzelf, maar om de vrouw de weg te wijfen naar de kiesvereni ging en haar daar een inbreng te geven. Voor de vakverenigingen komt de vorming van de vrouw tot maatschappelijk meeleven veelal te laat. Het percentage werkende ge huwde vrouwen is in ons land be trekkelijk laag. Volgens de sta tistieken van de inkomstenbe lasting achttien procent, maar hier bij zijn ook de vrouwen geteld, die slechts enkele uren werken en dus geen volledige werkkring hebben. In totaal werkt op elke drie man nen één vrouw in loondienst. Het zijn merendeels meisjes, die voor haar huwelijk werken. Ze worden geen lid van een vakbeweging en het gevolg is, dat op de 27 manne lijke georganiseerden er slechts één vrouw is. Ondanks dit is gelijk loon voor gelijke arbeid vrijwel bereikt, maar het is een koud kunstje de arbeid ongelijk te maken. Wanneer een arbeidster achter een machine pre cies hetzelfde werk doet als een arbeider, maar de man bovendien nog een karretje met het afge werkte produkt naar het magazijn rijdt, is de gelijkwaardigheid al doorbroken en kan het vrouwen- loon dus minder zijn. Overigens is de emancipatie geen zaak waarvoor de vrouwen organisaties eensgezind optrek ken. Daarvoor zijn er teveel belan gengroepen. De huismoeders bij voorbeeld maken zich er weinig druk om, dat de werkende gehuw de vrouw nog altijd in een enigszins vreemde positie ver keert. Ze betaalt premie voor 'net weduwepensioen, hoewel haar we maar weer hetzelfde te doen, slaat mij met stomme verba zing". Een even daarvoor: „Ik begrijp niet waarom alle bad kuipen dezelfde vorm hebben, waarom men geen taxi's uit vindt, die duurder zijn dan an dere, maar die binnenin een „Laat alle vrouwenverenigingen ontploffen", riep het Tweede- Kamerlid van D'66 mr. Anneke Goudsmit uit. Haar argument: Er is geen enkel onderwerp, dat niet in een gemengde vereniging kan worden besproken. Daar heeft ze groot gelijk in, maar ia iemand die er zich over verbaast dat mannen hun eigen ge zelligheidsclub heeft Daarnaast mag worden vast gesteld, dat de vierendertig vrou wenorganisaties in ons land in de doelstellingen wel iets anders dan ..gezelligheid" hebben geschreven. Die gezelligheid is meer een mid del om tot een doel te geraken dan een doel in zichzelf. Zonder de vrouwenverenigingen zouden heel wat hulpacties zonder resul taat blijven. Maar het protest van mejuffrouw Goudsmit ging daar niet om. De kreet van het „ontploffen" was meer gericht tot de verenigin gen, die zich met de emancipatie van de vrouw bezighouden. In we zen doen alle vrouwenorganisaties dat tegenwoordig. Niet altijd in po litieke zin, maar wel in maatschap pelijke. Alle organisaties houden discus sies, cursussen en conferenties over maatschappelijke vragen. De reden hiervan is, dat de Neder landse vrouw in het algemeen min der is georiënteerd in het maatschappelijke leven dan de man. Dit komt niet alleen doordat zij als moeder en huisvrouw ietwat geïsoleerder leeft. De oorzaak moet In een verder verleden wor den gezocht. Na de leerplichtige leeftijd volgt 78 procent van de jongens vervolg onderwijs, tegen slechts 58 pro cent van de meisjes. Voor de zestienjarigen zijn de cijfers respectievelijk 65 en 38 procent Bij de lagere beroepsopleidingen is de verhouding twee jongens te gen één meisje; bij de middelbare opleidingen: vier jongens, drie meisjes; bij de hogere opleiding: ze9 jongens, één meisje en op universitair niveau vijf op één. In Delft zelfs honderd op één. Alleen in de opleidingen voor leerkracht bij het lager onderwijs overheer sen de vrouwen: 25 meisjes tegen 17,5 jongens. De Nederlandse vrouw heeft dus percentsgewijze eenvoudig minder ontwikkeling dan de man. De vrou wenverenigingen hebben gedeelte lijk bewust, gedeeltelijk onbewust een stuk vormingswerk voor vol wassenen op zich genomen. Vor mingswerk, dat in een gemengde vereniging niet aan bod zou ko men. In wezen werken de vrouwenor ganisaties, die zich met de eman cipatie bezighouden, toe naar het overbodig maken van zichzelf. Is de emancipatie voltooid, blijven al leen de gezelligheidsclubs over. Een duidelijk voorbeeld zijn de 0 Safety, fiets van 1885 „Ik draag in mij het ononderbroken besef dat alles, wat op mijn persoonlijkheid en op mijn leven betrek king heeft, uniek is en altijd het karakter zal blijven dragen van een buitensporig, totaal en woest karakter'. De term buitensporig is in derdaad een karakteristiek, die uitstekend van toepassing is op de geniale schilder Salvador Dali. Nu al bijna 45 jaar. ver baast hij de wereld met zijn meer dan dwaze invallen, die hij, en dat is misschien het kenmerk van de ware originali teit, nog uitvoert ook. In zijn „Vie secrète", een van zijn talrijke autobiografieën, zegt hij bijvoorbeeld: „De ver blinding van de mensheid om steeds maar weer en altijd We krijgen, iedereen zégt het al, steeds meer auto's. Voller en voller worden de straten en wegen. Iedereen wil zich sneller, haastiger en comfor tabeler verplaatsen. Iedereen neemt naarstig rijles, iedereen gaat ijverig sparen voor een auto. En als het nog even duurt, is de oerdegelijke Hollandse fiets een museumstuk. Zo dénken velen. En vaak niet ten on rechte. Maar ondertussen is de fiets al een museumstuk. In Heerenveen. Daar staat het Fries Tweewieler Museum. Het is het enige museum met een com plete historische tweewielercollectie. Dat dit unieke rijwielmuseum uitgerekend in Friesland moet staan en niet, om iets te noemen, in Utrecht of Rotterdam, komt, omdat het museum een hobby is van de heer G. J. Gaastra. En die is directeur van de Batavus n.v. Rijwiel en Motorenfabriek, die in Heerenveen staat. Of eigenlijk in het zeer nabij die hoofdplaats gele gen Oudeschoot. In een hal van die fabriek staan een honderd antieke tot zeer antieke twee- en driewielers opgesteld. Met elkaar geven ze een fraai over zicht van de ontwikkeling van de fiets en diens rijke geschiedenis. Er staat daar de eerste „fiets", de Draisine-loopfiets uit 1817, maar ook de modernste bromfiets. Men kan er zelfs een zeer oud exemplaar van een bromfiets zien: de Johnson Motor Wheel van 1914, met een tweeci linder boxermotor boven het achterwiel. Men kan, wandelend langs de tentoongestelde tweewielers, een complete geschiedenis schrijven van het rijwiel. Te beginnen bij de al genoemde loopfiets, de Draisine en voortgaande met de daarop volgende ontwikkelingen: de fiets van de Franse slotenmakerszoon Ernest Michaux, die al op veertienjarige leeftijd, het was toen 1856, de pedalen uitvond en daarmee de ontwikkeling naar de hedendaagse tweewieler aanzienlijk versnelde. Er is ook de „uitvinding" die zorgde voor een grotere snelheid: groot voorwiel- klein achter wiel. op de hoge, zeer elegante „Hoge Bi". In het Friese museum staan er een paar zeer fraaie txemplaren. In houten en metalen uitvoering. Andere ontwikkelingen: de introductie van de kettingoverbrenging, de uitvinding van de lucht band. Ze zijn allemaal letterlijk in beeld ge bracht in Heerenveen. En daar staat natuurlijk ook de Friese Draisine van 1820, naar men aan neemt door een Friese wagenmaker vervaardigd in opdracht van een Fries, die in Duitsland zo'n voertuig had gezien. De stukken in het museum komen overigens ook van verre. Zoals de uit 1878 daterende drie wieler „Starley Sociable Quad", waarop je met z'n tweeën naast elkaar kon zitten, en de „Star ley Salvo", ook een driewieler en van het type, waarvan koningin Victoria er één heeft gehad. Dat fabrikant Gaastra in Heerenveen een rij wielmuseum is begonnen is niet zo heel verwon derlijk. Afgezien van het gevoel voor romantiek dat deze Fries moet hebben, de geschiedenis van het door hem geleide bedrijf is ook wel zodanig, dat „de fiets" als historisch object stellig een ereplaats in een museum verdient. De fabriek werd ruim zestig jaar geleden gesticht door Andrics Gaastra, die handelde in... klokken, wekkers en naaimachines. Dat deed hij per fiets. En hij ontdekte weldra, dat de fiets een eigenlijk onmisbaar vervoermiddel was. Hij besloot „dus" ook maar fietsen te gaan verko pen. De handel werd later een grossierderij en nog later een produktiebedrijf. In de jaren twintig kon dat bedrijf zelfs de vraag naar rijwielen niet aan en werden complete frames los gekocht en in het eigen bedrijf af-gemonteerd. Sindsdien is het eigenlijk steeds, wat men pleegt te noe men „crescendo" gegaan. Er werd steeds meer geproduceerd, er kwamen uitbreidingen. Men ging ook lichte motorfietsen maken en transportcarriers enschaatsen. Vooral toen de bromfiets in Nederland steeds belangrijker ging worden, groeide de fabriek snel. Op het ogenblik produceert dit moderne bedrijf dagelijks zo'n vierhonderd tweewielers. Maar in die fabriek, waar glanzende snelle brommers worden gemaakt, is toch ook een plaats ingeruimd voor een brok romantiek. De romantiek die vertegenwoordigd wordt door de velocipèdes, de „Hoge Bi", en al die andere fraaie, degelijk gemaakte „fietsen" uit een tijd toen een woord als „parkeerprobleem" nog niet bestond. Uit een tijd toen men nog heer-- lijk-rustig kon loop-fietsen. Wie daarvan houdt kan zijn hart ophalen in Heerenveen SIETZO DIJKHUIZEN kunstmatige regeninstallatie hebben, waardoor de reiziger zich verplicht ziet om een regen jas aan te trekken, terwijl het buiten mooi weer is. Waarom koelt men wel cham- Draisine uit 1817

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1969 | | pagina 15