Ik kan het echt niet meer
TIEN JAAR
HOLLANDSE
VRIENDEN
ort verhaal van Keea
DE
Het mooiste boek
Jiï
door
Cees Keizer
TOEN DE eerste sneeuwbuien van een nieuwe winter in speelse galop opjoegen tegen
de duizenden donkere daken van Amsterdamstortte het ganse heelal op hem
neer. De zon spatte in miljoenen straaltjes uiteen, het maangruis bedolf alle in het
kamertje opgetaste uitroeptekens en minstens vijf sterrenbeelden tegelijk werden als
modder tegen het behang gekwakt. De ruimte vulde zich tot in de kleinste hoeken met een
schorre, maar volle schreeuw. Genoegt Het is genoegF*
Met de vaart van een bliksemschicht verdwenen
.The Reforms and Religious Ideas of Sir Sayyid
ihmad Khan" naar de hoek, waar de schillen van
ijf ochtend-sinaasappels al drie dagen lagen te
.•rbleken. Achter een grote prullemand, want de
ipita had ze niet opgeruimd.
Toen er één schaap over de dam was (in dit geval:
én boek in de hoek lag), volgden er meer. Een
'lijmscherpe kreet, die beslist in drie straten te
toren zou zijn geweest als de televisie niet was
litgevonden, begeleidde een wilde sprong naar de
oekenkast. „O God, ik kón niet meerl Ik kón het
liet meer!"
Ook Klaus Soholder's „Ursprünge und Probleme
er Bibelkritik im 17. Jahrhundert." zeilden in de
ichting van de sinaasappelschillen. En John A. T.
tobinson's „Verschuiving in de moraal". En. M. J.
irntzen's „Mystieke rechtvaardigingsleer". En W.
van Eemlandt's verdwenen atoomgeleerde (maar
ie was per ongeluk op een verkeerde plaats te-
fecht gekomen). En C. P. van AndePs „Structuur
fan de Henoch-traditie en het Nieuwe Testament".
>nmiddellijk gevolgd door Yorick Spiegel's „Theo-
■ogie der bürgerlichen Gesellschaft".
Alles, alles verdween fladderend (en soms totaal
t de band gerukt) in de hoek. Het laatst de pillen
Gerhard von Rad: „Die Theologie der
ichichtlichen überlieferungen Israels" en „Die
fheologie der prophetische Überlieferungen
raels".
„Genoeg! Genoeg!"
I Met verwilderde haren en verfomfaaide jas wierp
[eter de Vreeden een smalende, vuurspuwende blik
de papleren puinhoop. Voetstampend balde hij
vuist en nam afscheid van wat elders nog
'acht werd tot de geordende denkwereld te beho-
F „Vervloekt jullie, allemaal! Allemaal! Niemand
^tgezonderd! Wie van jullie zou ik moeten kiezen?
zou ik kunnen kiezen! Objectief kiezen! Ik,
van een eenvoudige banketbakker, met een
Drmaal, gezond verstand (naar ik aanneem)?"
|De dreun van de dichtslaande deur wrikte twee
Ikparmen los. En terwijl een lichtgebogen jonge
man zijn kraag optrok en met wapperende jaspan
en als een zwarte schim in een witte oneindigheid
erdween, schudde de weduwe, die zich twee jaar
eleden per advertentie had aangeboden als „een
ette, zorgzame hospita", het hoofd en mompelde:
dat moet nou dominee worden..., laat-ie zélf die
pstbare boeken maar weer opruimen...". Beneden
jerd zij per seconde (wéér wat) wijzer, maar geen
har op haar grijzend hoofd besefte dat er zojuist
tn wereld (wat? een heelal!) ineengestort was...
iOE lang dwaalde hij rond door de stad?
Bestormd door ontelbare gedachten en
vlokken, die hem hadden omgetoverd in een
ftuwelijks zichtbare, zich langzaam voortbe
sneeuwpop. Alleen zijn binnenste bleef
ials het was: zwart als een sneeuwloze nacht
0U1,Zijn ogen prikten pijnlijk van het lezen en dui
mden gedachten voerden een ongekende strijd.
£5 een computer het verloop daarvan in kaart had
nnen brengen dan zou er een hoogst verward
tevoorschijn komen: meer schijnbeweging
in werkelijk gevecht van man-tegen-man, meer
ei Intrekkende operatie dan rechtstreekse aanval,
n, |eer afleidingsmanoeuvre dan een openlijk zoeken
"in de tot een beslissing leidende confrontatie.
"^Eenmaal gleed hij uit en maakte een clowneske
jhuiver, waardoor Peter de Vreeden zich ineens
laliseerde dat hij gewoon op straat liep. Hij bleef
'bt onthutst staan tegen de hellende, naar urine
Inkende gevel van een oud pakhuis. Zwarte vlek-
ïn en lichtende flitsen teisterden zijn hersens.
richtte zich langzaam omhoog, als zocht
i brokje laatste hoop, maar nergens was
zien. Alleen maar miljoenen deinende,
witte wijfjes die lachten en dansten dat het
,-gjn lieve lust was. En een enkele, diep in de kraag
[doken passant Strangers in the night...
fiHoe lang had Peter de Vreeden daar gestaan?
g/jkrsuft strompelde hij verder: een moegestreden
lens, die de kou in zijn botten niet voelde, die zijn
niet meer beheerste, die als een robot
s,|rder schoof, op zoek naar een straaltje licht in de
Jisternis. Zijn duisternis,
ndln de dichstbijzijnde kroeg, vol lawaaierige mu-
ek en schaterende, schijnbaar niet door proble-
èn geplaagde mensen, ervoer hij voor het eerst in
triAn leven dat ook een ruwhouten stoel verlossing
Jengen kan...
JA de derde cognac (maar het zal wellicht
N meer aan de warmte gelegen hebben) kon
hij zijn gedachten weer ordenen en zo nu en
glimlachen aan de tap. Toch wist hij, dat hij
,fh althans vanavond niet meer van „het
;obleem" zou kunnen losmaken.
Maandenlang al had hij dit moment voelen aan-
Wist hij, dat eenmaal de strijd gestreden
iu moeten worden. Nu was het zover. Maar... was
lief strijd eigenlijk al niet beslist?
^„.Terwijl Peter de Vreeden zich dat serieus afvroeg
immer van De Strijdkreet. „Merkwaardig", dacht
i, „dat je uitgerekend altijd in gore kroegen tegen
blad oploopt". Z'n aandacht werd onmiddellijk
•okken (hoe kon het anders vanavond) door een
•essante enquête over de vraag, wat het Kerst-
t voor de mensen betekent.
.„Zegt me niets, ik ben altijd alleen" antwoordde
)n 56-jarige verkoopster in Londen.
m'X Ia als een godsdienstig feest bedoeld, maar ik
zie het er niet in", aldus een 29-jarige leraar in
Parijs.
,,'t Is geloof ik een christelijk feest, niet?", zei een
46-jarige koopman in Keulen.
„Business, 't Is allemaal business, die hele bewe
ging" antwoordde een 27-jarige visverkoper in
Amsterdam.
Peter balde zijn vuist Daar had je het weer. Dat
ontstellend gevoel van onmacht, Ja, dat was het.
De geweldige rijkdom van het evangelie en de
menselijke onmacht om daarvan aan een we-
reld-in-nood uit te delen. Daarom had hij al die
boeken in de hoek gesmeten! Omdat al die theolo
gen, met al hun geleerdheid, onmachtig zijn geble
ven het heil in Christus grijpbaar te maken voor de
gewone mens, de mens in zijn bestaan van alle-dag.
Omdat ook de kerken, ja, vooral de kerken, al die
eeuwen onmachtig geweest zijn, de macht der door
Jezus bevolen Liefde geloofwaardig te maken in
een wereld vol liefdeloosheid. Niet in het minst
door hun eigen onderlinge verdeeldheid, hun eigen
gebrek aan christelijke liefde. Kerken, die gevan
gen zijn in een impotente structuur, die meer geënt
is op het voeren van strijd om „het geloof" (wat is
dat eigenlijk, hét geloof?) dan op oefening in het
nakomen van het Grootste Gebod van alle tijden,
dat aan liefde tot de naaste evenveel eeuwig
heidswaarde toekent als aan de liefde tot God
Ja, daarom had hij die boeken in de hoek gesme
ten. Omdat elke theoloog een visie construeert
en die vervolgens verabsoluteert Omdat elke kerk
haar eigen leer heeft geconstrueerd, ontleend
aan een uitgepeuterd brokje vermeend godsgezag,
maar nooit uitsluitend gebaseerd op de evange
lische essenties.
Peter de Vreeden liet zijn vuist neerkomen op
het wankele tafeltje. De klap kwam harder aan dan
hij dacht.
„Wat zegt u?"
Een oubollige man, die kennelijk veel plezier in
z'n avondje had, boog zich naar hem over. Automa
tisch reageerde Peter met een vraag, die de man
stellig niet verwacht had.
„Wat denkt van Kerstfeest?"
De oubollige vjendde zich nog dichter naar hem
toe, keek even heel ernstig en begon toen in een
vreemdsoortig gelach uit te barsten. „Ha-ha-ha,
wat IK van Kerstfeest denk? Ach, meneer, wat
mankéért u! We maken d'r een verrot gezellige boel
van, weet je wel? Vreten en zuipen, wat wil je nog
meer!" „Liefde, zeg je? Ha-ha-ha, ober, schenk
hem nog eens in! Laten de christenen dan zelf
maar eens beginnen, niet? Ruzie maken, jongeman,
dat kunnen ze, wees nou toch eerlijk. Gedonder
maken, zeg ik je, mekaar het leven zuur maken.
Dat komt overal voor natuurlijk, maar christenen
hebben toch een bepaalde pretentie, niet? Ze weten
immers zo donders goed te vertellen, hoe je mot
leven, niet?"
\E beslissing viel na de zevende cognac.
Resoluut en zo recht als een kaars stapte
Peter de Vreeden naar de telefooncel achter
in de ruimte, die door een wazige nevel nauwelijks
in haar geheel was te overzien.
Snel draaide hij het nummer, dat hij realiseer
de hij zich ineens de laatste tijd eigenlijk veel te
weinig gedraaid had. Het wachten scheen eindeloos.
Blik op het horloge: half twee. Verschrikt wilde
Peter de haak neerleggen. „Ik kan hem toch niet zo
laat..."
Toen een slaperige stem.
„Ja vader, Peter hier. Péter, ja-ja. Neemt u mij
niet kwalijk, dat ik zo laat nog..., o nee, alles is in
orde..., ik wilde..., ik bel u eigenlijk alleen maar
even op om te zeggen dat het niet langer gaat. Ik
stop er mee, vader!"
Stilte. In de cel drong vaag de muziek van „het
avondje" door. Janus, Janus, pak me nog een keer...
„Wat zeg je me nou? Na twee jaar studie? Peter,
waarom!"
„Vader, ik kan het niet meer. Dit is het absolute
einde. Er is iets mis, wót weet ik niet precies. Als
je een paar honderd boeken moet bestuderen om
precies te weten wat God van je wil..., begrijpt u
wat ik bedoel?"
Stilte.
„Voor mij houdt Gods Woord op Gods Woord
voor een wereld-in-nood te zijn daar waar godge
leerden er aan te pas moeten komen om dat woord
uit te leggen. Godgeleerden, bah, ik hèót dat woord,
vader"...
Stilte.
„Begrijpt u goed, vader, 't is moeilijk in een paar
woorden uit te leggen. Maar..., ik kan me onmoge
lijk voorstellen dat God langs déze weg de
mensheid Zijn boodschap wil brengen. Ik heb van
avond besloten daar niet aan mee te zullen doen.
Honderden boeken... en dan al die duizenden ande
re. die je nooit onder ogen krygtVader, zegt u
mij welke theologie ik zou moeten kiezen om ooit
als predikant geaccepteerd te worden en tegelijk
voor je geweten verantwoord te zijn? Welk stukje
bijbelinterpretatie? Of zou ik er misschien nóg een
interpretatie aan moeten toevoegen? Ik kan het
niet, ik wil het niet!"
Opnieuw viel ergens in Nederland een wereld in
duigen.
„Kom naar huis, jongen, om het allemaal uit te
leggen. Wil je? Ik zou het ook fijn vinden als je het
zélf aan moeder zegt. Jij kan dat beter dan ik, weet
je?"...
De boeken haalden precies de prijs van de enkele
reis en het kopje zwarte koffie onderweg...
Lucas neemt zijn pen op en
doopt haar in de inkt. Voor
hem ligt een brandschoon vel
perkament. Maar hij zet de
pen nog niet op papier. Het is
zo rustig in huis sinds Paulus
is doorgereisd. Hij moet aan
die rust nog wennen, ook al
heeft hij lang naar dit moment
verlangd. De woorden willen
nog niet komen.
Hij legt de pen weer neer
en grijpt de stukken perka
ment die in keurige volgorde
klaar liggen om geciteerd te
worden. Daar is het Evangelie
van Marcus. Dat zijn de aante
keningen van Mattheus. En dit
zijn de persoonlijke aanteke
ningen die hij gemaakt heeft
na gesprekken met zovelen
die Christus op aarde hebben
gekend.
Heeft hij, de Griek, niet te
hoog gegrepen met zijn plan
om nu eens rustig het „leven
van Jezus" te boek te gaan
stellen? Maar er moet toch iets
gebeuren voor die vele ge
meenten in Europa? Zo vaak
in het verleden heeft hij zijn
reiszak moeten pakken om
met Paulus verder te trekken.
Maar altijd bleef zijn hart ach
ter bij die jonge gelovigen,
die nog zo weinig van het
evangelie begrepen.
Hij wist dan hoe steeds de
spotters zouden komen met
hun woorden: „Wat willen jul
lie toch met dat joodse ge
loof? Dat is toch niets voor
ons, Grieken." En nu wil hij
hen duidelijk maken dat het
evangelie alle grenzen door
breekt, dat wat in Palestina
gebeurde van wereldbetekenis
is. Hij wil ze ook laten zien
dat God niet ver weg woont
op een hoge Olympus en
spreekt in donkere orakels,
maar in deze wereld is geko
men. Hij wil ze laten zien dat
Christus nu in hun leven wil
binnentreden, iedere dag op
nieuw.
Dat zal het thema zijn van
zijn boek: God is in Christus
Jezus mens geworden. Daar
om zal hij ruim aandacht
besteden aan de geboorte van
de Heer; hij zal Hem tekenen
als een mens die moe werd,
die bad, die kracht ontving,
die voor anderen leefde.
Hij begint te schrijven. De
woorden komen langzaam.
Zijn eerste zin is een lange
aanloop, maar hij laat hem
staan. Hij is immers geen oog-
getuigp. Hij is de verzamelaar
die bijeenbrengt, selecteert,
verklaart, ordent. Laat de
mensen maar weten dat hij
gewerkt heeft met het materi
aal van anderen.
Eerst vordert het werk nau
welijks. Met zorg kiest hij de
verhalen die hij zal gebruiken.
Met nog meer zorg vertaalt hij
de prachtige Hebreeuwse lof
zangen van Zacharias en Ma
ria in het Grieks. Hij plaatst de
Voor Lucas werd de stier hot sym
bool, vanwege de priester Zacha
rias, die tijdens zijn offerbezighe
den blijde tijding ontving van een
engel.
Lucas, naar El Greco, circa 1604
geboorte van Christus niet in
de joodse-, maar in de wereld
geschiedenis: „En het
geschiedde in die dagen, dat
er een bevel uitging vanwege
keizer Augustus...."
En als hij het kerstverhaal
verteld heeft en gekomen is
tot de doop van Jezus door
Johannes, zit hij een ogenblik
te peinzen. Eén ding is hij ver
geten. Hij heeft geen
geslachtsregister opgenomen.
Maar dat kan nog. Hij ver
werpt het geslachtsregister
van Jozef; in plaats daarvan
kiest hij het register van Mari
a's afkomst, die ook uit het
geslacht van David is, maar
via diens zoon Nathan. En hij
houdt ook niet op bij Abra
ham, waar Mattheus begon.
Neen, Christus is niet alleen
uit de joden. Hij is uit het ge
hele mensengeslacht en voor
alle mensen gekomen.
Hij krijgt plezier in zijn
werk, als hij gaat vertellen wat
Christus allemaal gedaan
heeft. Waar hij maar kan, ver
telt hij wie er werd genezen
en als dokter kan hij het niet
nalaten ook te vertellen hoe.
Zonder er bij na te denken
gebruikt hij de woorden van
een arts, waar Marcus de
woorden van een leek ge
bruikte.
En als hij eindelijk het ver
haal van de hemelvaart verteld
heeft, beseft hij dat hij niet
klaar is. Christus vaart al ze
genend naar de hemel. Dat is
het einde van de aardse
geschiedenis. Op dat moment
neemt hij zich voor een twee
de boek te schrijven. Zijn
eerste regel heeft hij al: „Mijn
eerste boek heb ik gemaakt,
Theophilus, over al wat Jezus
is begonnen te doenZijn
geschiedenis gaat immers
door; Hij is de levende Heer.
Renan noemde het evangelie van Lucas „het mooiste boek dat
ooit geschreven is". Dat is waar. Het Evangelie van Marcus is
lectuur, het Evangelie van Lucas literatuur. En toch heeft hij ons
geen „Leven van Jezus" geschreven, geen roman.
Hij heeft Christus gepredikt aan de Grieken die leefden van
mysteries en mythen en laten zien dat de ware godsdienst ver
ankerd is in de geschiedenis van deze wereld.
II juli 1840. Gezelschap Hollandiae Amicorum So-
cietas.
De ondergetekende, Leden van de Staten van Holland,
wenschende ten gevolge van veel jarige kennis elkander
jaarlijks te ontmoeten, verbinden zich, om wanneer de-
zelven ambtsbetrekkingen daartoe in het vervolg geene
aanleiding geven mogten, bij elkander te komen in Julij
van elk jaar, op de plaats, zoo als zulks nader zal worden
overeengekomen.
Gedaan in onze bijeenkomst gehouden te 's Graven
hagen ten huizen van den Heer Stanislas in het jaar 1840,
den Iden Julij.
R b
jltro
Deze regels waren een gevolg
van de splitsing van het gewest
Holland in de provincies
Noord- en Zuid-Holland. De le
den van de Staten van Holland
(huidige Provinciale Staten)
werden door deze scheiding in
twee groepen gesplitst. Zij wil
den echter bij elkaar blijven en
daarom werd de Hollandse
Vriendenkring gesticht. Een
merkwaardig gezelschap, dat
zo'n tien jaren lang ieder jaar
in de maand juli een keer bij
een kwam om een gezellige
avond te hebben. Het ene jaar
was dat in Den Deyl in Wasse
naar en het andere jaar in het
Badhuis van Zandvoort. Dan
werd er aangezeten aan een di
ner, waarvoor eveneens 'de bei
de Commissarissen des Konings
waren uitgenodigd. Spoedig
noemde de leden deze vrien
denkring de „Picnique".
De splitsing van 1840 had een
lange voorgeschiedenis. Bij de
wet van 13 april 1807 en het
decreet van Koning Lodewijk
Napoleon van 29 april 1807
werd voor het gewest Holland
een nieuwe organisatie in
gesteld. Het voormalige Holland
werd gesplitst in twee departe
menten Maasland en Amstel-
land Het zijn de administraties
van deze twee departementen,
die zijn voortgezet in 1810 toen
het keizerlijk decreet van 13
september 1810 de indeling van
de departementen onveranderd
liet en in 1813 de grondsteen
vormden van de twee admi
nistraties voor de latere provin
cies Noord- en Zuid-Holland.
De bestuursmacht werd bij
de wet van 1807 geheel in han
den gelegd van één ambtenaar,
die de titel van landdrost kreeg.
Bedoeling was, dat in navolging
van hetgeen in Frankrijk ge
beurde, ook in het departement
Maasland, zoals in het gehele
Koninkrijk, de algemene wetten
en bevelen, op een zelfde wijze
ten uitvoer zouden worden ge
bracht. Een sterk centralisa-
tiestreven was hier niet vreemd
aan en Koning Lodewijk Napo
leon had liever niet, dat de
landdrost zou kunnen worden
gehinderd bij de uitvoering van
deze wetten en bevelen of, om
met de woorden uit die tijd te
spreken, „in zijn plichten door
verkeerden tegenstand gehin
derd zou kunnen worden".
Deze handelwijze was ook
Koning Willem I, die de Napo
leontische administratie zoveel
mogelijk in stand liet of zelfs
navolgde, niet onwelgevallig.
Hij voelde er alles voor om
door middel van ambtenaren
een straffe controle op het
bestuursapparaat te hebben en
juist dit was met de admi
nistratie zoals deze in 1807 was
opgezet mogelijk.
De eer deze organisatie goed
te hebben uitgevoerd en vervol
maakt in ons gewest komt toe
aan Gosewinus Josephus Au-
gustinis baron de Stassart, die
in 1811 werd aangesteld als pre-
fect van het departement van
de Monden van de Maas, met
standplaats 's Gravenhage. Hij
was een groot bewonderaar van
Napoleon; ook tijdens de zoge
naamde „honderd dagen" sloot
hij zich opnieuw bij Napoleon
aan. Ondanks dit feit was hij
van 1821-1830 lid van de Neder
landse Tweede Kamer voor het
district Namen en gouverneur
van Namen. Van 1834-1839 was
hij gouverneur van het Bel
gische Brabant
Na het vertrek van de
Fransen en de aankomst van de
Prins van Oranje in november
1813 te Scheveningen, werden
de prefecten van Maasland en
Amstelland vervangen door een
commissaris, welke funkties een
jaar later weer werden opgehe
ven met de last om de admi
nistraties aan de gouverneurs
over te dragen.
Bij de grondwetsherziening in
1814 werd de provincie Holland
weer hersteld, zij het dat de
administraties van Maasland en
Amstelland gescheiden bleven
bestaan voor Noord- en
Zuid-Holland.
In 1840 werd voor zowel
Noord- als Zuid-Holland een
college van Provinciale Staten
in het leven geroepen.
In dit kader kwam de Hol
landse Vriendenkring tot stand.
In hotel Stanislas besloot men
tot het houden van een jaar
lijks diner. De leden konden
ook gasten uitnodigen, zoals le
den der Tweede Kamer en de
Commissarissen des Konings.
In 1841 kwam men voor het
eerst in Den Deyl te Wassenaar
bijeen. Men vond dit een ideale
plaats, omdat het gelegen was
halverwege Den Haag en Haar
lem. De Commissarissen des
Konings namen op zich. de vol
gende bijeenkomsten bij toer
beurt te regelen. De volgende
werd op 6 juli 1842 gehouden,
ook ditmaal in Den Deyl. Het
was een geanimeerde bijeen
komst, zoals blijkt uit het oude
archiefje van de Picnique. Men
toastte en droeg eigen gemaakte
gedichten voor, waarin de lof
op de beide provincies in de
bloemrijke taal van die tijd
werd bezongen.
In 1843 ontmoetten de Vrien
den elkaar in het Badhuis te
Zandvoort. Voor 3 juli 1844 was
weer Den Deyl aangewezen. In
het verslag van die bijeenkomst
staat, dat men naar de Koepel
kamer werd verwezen, „on
danks dat de grote zaal was
besproken, maar de Minister
van Binnenlandse Zaken. Baron
Schimmelpenninck van der Oye
wilde hier zijn bruiloft vieren".
Het was in 1848 dat de Noord
hollanders niet kwamen opda
gen, omdat zij meenden, dat
was afgesproken, de bijeenkomst
in hun provincie te houden.
Blijkens de notulen was het
gezelschap op 4 juli 1849 voor
het laatst „in gulle vrolijkheid
bij elkaar". De bijeenkomst
voor 1850 werd wel aangekon
digd, maar nooit gehouden.
Inmiddels waren veel oud-le
den van de Staten van Holland
overleden. Volgens het archiefje
van het gezelschap werd het
wel en wee van de Picnique
nauwkeurig bijgehouden door
de Commissaris des Konings in
Zuid-Holland, jhr. mr. H. J.
Caan. In een brief van 1864
schrijft zijn executeur-testa
mentair, dat nog maar weinig
leden van het gezelschap in le
ven zijn. De overlijdensadver
tenties van elk lid had hij
nauwkeurig verzameld en inge
plakt Op een oude door hem in
1842 getekende tafelindeling
zette hij na ieder overlijdensbe
richt een kruisje.
Jhr. Caan had het archief bij
gehouden tot 21 januari 1863.
Heel zorgvuldig, want in een
apart mapje zijn de nota's van
verteringen en huurkoetsiers
gevoegd. Een portie vanille-ijs
kostte de leden ƒ4, maar een
fles van de beste wijn maar
3.50. Een kop koffie en een
sigaar kostten zo'n eeuw geleden
0,10. Jhr. mr. Caan huurde
een keer een koetsier om enkele
clubaangelegenheden te regelen.
De rit van Hoekenburg naar
Wijckerbrug (Voorburg) heen
en terug, kostte acht gulden. De
fooi voor de koetsier bedroeg
twee gulden.
Een boeiend archiefje van
een onstuimige tijd, nu ruim
een eeuw geleden, rustend in de
bibliotheek van het Provincie
huig.