Ik kan het echt niet meer TIEN JAAR HOLLANDSE VRIENDEN ort verhaal van Keea DE Het mooiste boek Jiï door Cees Keizer TOEN DE eerste sneeuwbuien van een nieuwe winter in speelse galop opjoegen tegen de duizenden donkere daken van Amsterdamstortte het ganse heelal op hem neer. De zon spatte in miljoenen straaltjes uiteen, het maangruis bedolf alle in het kamertje opgetaste uitroeptekens en minstens vijf sterrenbeelden tegelijk werden als modder tegen het behang gekwakt. De ruimte vulde zich tot in de kleinste hoeken met een schorre, maar volle schreeuw. Genoegt Het is genoegF* Met de vaart van een bliksemschicht verdwenen .The Reforms and Religious Ideas of Sir Sayyid ihmad Khan" naar de hoek, waar de schillen van ijf ochtend-sinaasappels al drie dagen lagen te .•rbleken. Achter een grote prullemand, want de ipita had ze niet opgeruimd. Toen er één schaap over de dam was (in dit geval: én boek in de hoek lag), volgden er meer. Een 'lijmscherpe kreet, die beslist in drie straten te toren zou zijn geweest als de televisie niet was litgevonden, begeleidde een wilde sprong naar de oekenkast. „O God, ik kón niet meerl Ik kón het liet meer!" Ook Klaus Soholder's „Ursprünge und Probleme er Bibelkritik im 17. Jahrhundert." zeilden in de ichting van de sinaasappelschillen. En John A. T. tobinson's „Verschuiving in de moraal". En. M. J. irntzen's „Mystieke rechtvaardigingsleer". En W. van Eemlandt's verdwenen atoomgeleerde (maar ie was per ongeluk op een verkeerde plaats te- fecht gekomen). En C. P. van AndePs „Structuur fan de Henoch-traditie en het Nieuwe Testament". >nmiddellijk gevolgd door Yorick Spiegel's „Theo- ■ogie der bürgerlichen Gesellschaft". Alles, alles verdween fladderend (en soms totaal t de band gerukt) in de hoek. Het laatst de pillen Gerhard von Rad: „Die Theologie der ichichtlichen überlieferungen Israels" en „Die fheologie der prophetische Überlieferungen raels". „Genoeg! Genoeg!" I Met verwilderde haren en verfomfaaide jas wierp [eter de Vreeden een smalende, vuurspuwende blik de papleren puinhoop. Voetstampend balde hij vuist en nam afscheid van wat elders nog 'acht werd tot de geordende denkwereld te beho- F „Vervloekt jullie, allemaal! Allemaal! Niemand ^tgezonderd! Wie van jullie zou ik moeten kiezen? zou ik kunnen kiezen! Objectief kiezen! Ik, van een eenvoudige banketbakker, met een Drmaal, gezond verstand (naar ik aanneem)?" |De dreun van de dichtslaande deur wrikte twee Ikparmen los. En terwijl een lichtgebogen jonge man zijn kraag optrok en met wapperende jaspan en als een zwarte schim in een witte oneindigheid erdween, schudde de weduwe, die zich twee jaar eleden per advertentie had aangeboden als „een ette, zorgzame hospita", het hoofd en mompelde: dat moet nou dominee worden..., laat-ie zélf die pstbare boeken maar weer opruimen...". Beneden jerd zij per seconde (wéér wat) wijzer, maar geen har op haar grijzend hoofd besefte dat er zojuist tn wereld (wat? een heelal!) ineengestort was... iOE lang dwaalde hij rond door de stad? Bestormd door ontelbare gedachten en vlokken, die hem hadden omgetoverd in een ftuwelijks zichtbare, zich langzaam voortbe sneeuwpop. Alleen zijn binnenste bleef ials het was: zwart als een sneeuwloze nacht 0U1,Zijn ogen prikten pijnlijk van het lezen en dui mden gedachten voerden een ongekende strijd. £5 een computer het verloop daarvan in kaart had nnen brengen dan zou er een hoogst verward tevoorschijn komen: meer schijnbeweging in werkelijk gevecht van man-tegen-man, meer ei Intrekkende operatie dan rechtstreekse aanval, n, |eer afleidingsmanoeuvre dan een openlijk zoeken "in de tot een beslissing leidende confrontatie. "^Eenmaal gleed hij uit en maakte een clowneske jhuiver, waardoor Peter de Vreeden zich ineens laliseerde dat hij gewoon op straat liep. Hij bleef 'bt onthutst staan tegen de hellende, naar urine Inkende gevel van een oud pakhuis. Zwarte vlek- ïn en lichtende flitsen teisterden zijn hersens. richtte zich langzaam omhoog, als zocht i brokje laatste hoop, maar nergens was zien. Alleen maar miljoenen deinende, witte wijfjes die lachten en dansten dat het ,-gjn lieve lust was. En een enkele, diep in de kraag [doken passant Strangers in the night... fiHoe lang had Peter de Vreeden daar gestaan? g/jkrsuft strompelde hij verder: een moegestreden lens, die de kou in zijn botten niet voelde, die zijn niet meer beheerste, die als een robot s,|rder schoof, op zoek naar een straaltje licht in de Jisternis. Zijn duisternis, ndln de dichstbijzijnde kroeg, vol lawaaierige mu- ek en schaterende, schijnbaar niet door proble- èn geplaagde mensen, ervoer hij voor het eerst in triAn leven dat ook een ruwhouten stoel verlossing Jengen kan... JA de derde cognac (maar het zal wellicht N meer aan de warmte gelegen hebben) kon hij zijn gedachten weer ordenen en zo nu en glimlachen aan de tap. Toch wist hij, dat hij ,fh althans vanavond niet meer van „het ;obleem" zou kunnen losmaken. Maandenlang al had hij dit moment voelen aan- Wist hij, dat eenmaal de strijd gestreden iu moeten worden. Nu was het zover. Maar... was lief strijd eigenlijk al niet beslist? ^„.Terwijl Peter de Vreeden zich dat serieus afvroeg immer van De Strijdkreet. „Merkwaardig", dacht i, „dat je uitgerekend altijd in gore kroegen tegen blad oploopt". Z'n aandacht werd onmiddellijk •okken (hoe kon het anders vanavond) door een •essante enquête over de vraag, wat het Kerst- t voor de mensen betekent. .„Zegt me niets, ik ben altijd alleen" antwoordde )n 56-jarige verkoopster in Londen. m'X Ia als een godsdienstig feest bedoeld, maar ik zie het er niet in", aldus een 29-jarige leraar in Parijs. ,,'t Is geloof ik een christelijk feest, niet?", zei een 46-jarige koopman in Keulen. „Business, 't Is allemaal business, die hele bewe ging" antwoordde een 27-jarige visverkoper in Amsterdam. Peter balde zijn vuist Daar had je het weer. Dat ontstellend gevoel van onmacht, Ja, dat was het. De geweldige rijkdom van het evangelie en de menselijke onmacht om daarvan aan een we- reld-in-nood uit te delen. Daarom had hij al die boeken in de hoek gesmeten! Omdat al die theolo gen, met al hun geleerdheid, onmachtig zijn geble ven het heil in Christus grijpbaar te maken voor de gewone mens, de mens in zijn bestaan van alle-dag. Omdat ook de kerken, ja, vooral de kerken, al die eeuwen onmachtig geweest zijn, de macht der door Jezus bevolen Liefde geloofwaardig te maken in een wereld vol liefdeloosheid. Niet in het minst door hun eigen onderlinge verdeeldheid, hun eigen gebrek aan christelijke liefde. Kerken, die gevan gen zijn in een impotente structuur, die meer geënt is op het voeren van strijd om „het geloof" (wat is dat eigenlijk, hét geloof?) dan op oefening in het nakomen van het Grootste Gebod van alle tijden, dat aan liefde tot de naaste evenveel eeuwig heidswaarde toekent als aan de liefde tot God Ja, daarom had hij die boeken in de hoek gesme ten. Omdat elke theoloog een visie construeert en die vervolgens verabsoluteert Omdat elke kerk haar eigen leer heeft geconstrueerd, ontleend aan een uitgepeuterd brokje vermeend godsgezag, maar nooit uitsluitend gebaseerd op de evange lische essenties. Peter de Vreeden liet zijn vuist neerkomen op het wankele tafeltje. De klap kwam harder aan dan hij dacht. „Wat zegt u?" Een oubollige man, die kennelijk veel plezier in z'n avondje had, boog zich naar hem over. Automa tisch reageerde Peter met een vraag, die de man stellig niet verwacht had. „Wat denkt van Kerstfeest?" De oubollige vjendde zich nog dichter naar hem toe, keek even heel ernstig en begon toen in een vreemdsoortig gelach uit te barsten. „Ha-ha-ha, wat IK van Kerstfeest denk? Ach, meneer, wat mankéért u! We maken d'r een verrot gezellige boel van, weet je wel? Vreten en zuipen, wat wil je nog meer!" „Liefde, zeg je? Ha-ha-ha, ober, schenk hem nog eens in! Laten de christenen dan zelf maar eens beginnen, niet? Ruzie maken, jongeman, dat kunnen ze, wees nou toch eerlijk. Gedonder maken, zeg ik je, mekaar het leven zuur maken. Dat komt overal voor natuurlijk, maar christenen hebben toch een bepaalde pretentie, niet? Ze weten immers zo donders goed te vertellen, hoe je mot leven, niet?" \E beslissing viel na de zevende cognac. Resoluut en zo recht als een kaars stapte Peter de Vreeden naar de telefooncel achter in de ruimte, die door een wazige nevel nauwelijks in haar geheel was te overzien. Snel draaide hij het nummer, dat hij realiseer de hij zich ineens de laatste tijd eigenlijk veel te weinig gedraaid had. Het wachten scheen eindeloos. Blik op het horloge: half twee. Verschrikt wilde Peter de haak neerleggen. „Ik kan hem toch niet zo laat..." Toen een slaperige stem. „Ja vader, Peter hier. Péter, ja-ja. Neemt u mij niet kwalijk, dat ik zo laat nog..., o nee, alles is in orde..., ik wilde..., ik bel u eigenlijk alleen maar even op om te zeggen dat het niet langer gaat. Ik stop er mee, vader!" Stilte. In de cel drong vaag de muziek van „het avondje" door. Janus, Janus, pak me nog een keer... „Wat zeg je me nou? Na twee jaar studie? Peter, waarom!" „Vader, ik kan het niet meer. Dit is het absolute einde. Er is iets mis, wót weet ik niet precies. Als je een paar honderd boeken moet bestuderen om precies te weten wat God van je wil..., begrijpt u wat ik bedoel?" Stilte. „Voor mij houdt Gods Woord op Gods Woord voor een wereld-in-nood te zijn daar waar godge leerden er aan te pas moeten komen om dat woord uit te leggen. Godgeleerden, bah, ik hèót dat woord, vader"... Stilte. „Begrijpt u goed, vader, 't is moeilijk in een paar woorden uit te leggen. Maar..., ik kan me onmoge lijk voorstellen dat God langs déze weg de mensheid Zijn boodschap wil brengen. Ik heb van avond besloten daar niet aan mee te zullen doen. Honderden boeken... en dan al die duizenden ande re. die je nooit onder ogen krygtVader, zegt u mij welke theologie ik zou moeten kiezen om ooit als predikant geaccepteerd te worden en tegelijk voor je geweten verantwoord te zijn? Welk stukje bijbelinterpretatie? Of zou ik er misschien nóg een interpretatie aan moeten toevoegen? Ik kan het niet, ik wil het niet!" Opnieuw viel ergens in Nederland een wereld in duigen. „Kom naar huis, jongen, om het allemaal uit te leggen. Wil je? Ik zou het ook fijn vinden als je het zélf aan moeder zegt. Jij kan dat beter dan ik, weet je?"... De boeken haalden precies de prijs van de enkele reis en het kopje zwarte koffie onderweg... Lucas neemt zijn pen op en doopt haar in de inkt. Voor hem ligt een brandschoon vel perkament. Maar hij zet de pen nog niet op papier. Het is zo rustig in huis sinds Paulus is doorgereisd. Hij moet aan die rust nog wennen, ook al heeft hij lang naar dit moment verlangd. De woorden willen nog niet komen. Hij legt de pen weer neer en grijpt de stukken perka ment die in keurige volgorde klaar liggen om geciteerd te worden. Daar is het Evangelie van Marcus. Dat zijn de aante keningen van Mattheus. En dit zijn de persoonlijke aanteke ningen die hij gemaakt heeft na gesprekken met zovelen die Christus op aarde hebben gekend. Heeft hij, de Griek, niet te hoog gegrepen met zijn plan om nu eens rustig het „leven van Jezus" te boek te gaan stellen? Maar er moet toch iets gebeuren voor die vele ge meenten in Europa? Zo vaak in het verleden heeft hij zijn reiszak moeten pakken om met Paulus verder te trekken. Maar altijd bleef zijn hart ach ter bij die jonge gelovigen, die nog zo weinig van het evangelie begrepen. Hij wist dan hoe steeds de spotters zouden komen met hun woorden: „Wat willen jul lie toch met dat joodse ge loof? Dat is toch niets voor ons, Grieken." En nu wil hij hen duidelijk maken dat het evangelie alle grenzen door breekt, dat wat in Palestina gebeurde van wereldbetekenis is. Hij wil ze ook laten zien dat God niet ver weg woont op een hoge Olympus en spreekt in donkere orakels, maar in deze wereld is geko men. Hij wil ze laten zien dat Christus nu in hun leven wil binnentreden, iedere dag op nieuw. Dat zal het thema zijn van zijn boek: God is in Christus Jezus mens geworden. Daar om zal hij ruim aandacht besteden aan de geboorte van de Heer; hij zal Hem tekenen als een mens die moe werd, die bad, die kracht ontving, die voor anderen leefde. Hij begint te schrijven. De woorden komen langzaam. Zijn eerste zin is een lange aanloop, maar hij laat hem staan. Hij is immers geen oog- getuigp. Hij is de verzamelaar die bijeenbrengt, selecteert, verklaart, ordent. Laat de mensen maar weten dat hij gewerkt heeft met het materi aal van anderen. Eerst vordert het werk nau welijks. Met zorg kiest hij de verhalen die hij zal gebruiken. Met nog meer zorg vertaalt hij de prachtige Hebreeuwse lof zangen van Zacharias en Ma ria in het Grieks. Hij plaatst de Voor Lucas werd de stier hot sym bool, vanwege de priester Zacha rias, die tijdens zijn offerbezighe den blijde tijding ontving van een engel. Lucas, naar El Greco, circa 1604 geboorte van Christus niet in de joodse-, maar in de wereld geschiedenis: „En het geschiedde in die dagen, dat er een bevel uitging vanwege keizer Augustus...." En als hij het kerstverhaal verteld heeft en gekomen is tot de doop van Jezus door Johannes, zit hij een ogenblik te peinzen. Eén ding is hij ver geten. Hij heeft geen geslachtsregister opgenomen. Maar dat kan nog. Hij ver werpt het geslachtsregister van Jozef; in plaats daarvan kiest hij het register van Mari a's afkomst, die ook uit het geslacht van David is, maar via diens zoon Nathan. En hij houdt ook niet op bij Abra ham, waar Mattheus begon. Neen, Christus is niet alleen uit de joden. Hij is uit het ge hele mensengeslacht en voor alle mensen gekomen. Hij krijgt plezier in zijn werk, als hij gaat vertellen wat Christus allemaal gedaan heeft. Waar hij maar kan, ver telt hij wie er werd genezen en als dokter kan hij het niet nalaten ook te vertellen hoe. Zonder er bij na te denken gebruikt hij de woorden van een arts, waar Marcus de woorden van een leek ge bruikte. En als hij eindelijk het ver haal van de hemelvaart verteld heeft, beseft hij dat hij niet klaar is. Christus vaart al ze genend naar de hemel. Dat is het einde van de aardse geschiedenis. Op dat moment neemt hij zich voor een twee de boek te schrijven. Zijn eerste regel heeft hij al: „Mijn eerste boek heb ik gemaakt, Theophilus, over al wat Jezus is begonnen te doenZijn geschiedenis gaat immers door; Hij is de levende Heer. Renan noemde het evangelie van Lucas „het mooiste boek dat ooit geschreven is". Dat is waar. Het Evangelie van Marcus is lectuur, het Evangelie van Lucas literatuur. En toch heeft hij ons geen „Leven van Jezus" geschreven, geen roman. Hij heeft Christus gepredikt aan de Grieken die leefden van mysteries en mythen en laten zien dat de ware godsdienst ver ankerd is in de geschiedenis van deze wereld. II juli 1840. Gezelschap Hollandiae Amicorum So- cietas. De ondergetekende, Leden van de Staten van Holland, wenschende ten gevolge van veel jarige kennis elkander jaarlijks te ontmoeten, verbinden zich, om wanneer de- zelven ambtsbetrekkingen daartoe in het vervolg geene aanleiding geven mogten, bij elkander te komen in Julij van elk jaar, op de plaats, zoo als zulks nader zal worden overeengekomen. Gedaan in onze bijeenkomst gehouden te 's Graven hagen ten huizen van den Heer Stanislas in het jaar 1840, den Iden Julij. R b jltro Deze regels waren een gevolg van de splitsing van het gewest Holland in de provincies Noord- en Zuid-Holland. De le den van de Staten van Holland (huidige Provinciale Staten) werden door deze scheiding in twee groepen gesplitst. Zij wil den echter bij elkaar blijven en daarom werd de Hollandse Vriendenkring gesticht. Een merkwaardig gezelschap, dat zo'n tien jaren lang ieder jaar in de maand juli een keer bij een kwam om een gezellige avond te hebben. Het ene jaar was dat in Den Deyl in Wasse naar en het andere jaar in het Badhuis van Zandvoort. Dan werd er aangezeten aan een di ner, waarvoor eveneens 'de bei de Commissarissen des Konings waren uitgenodigd. Spoedig noemde de leden deze vrien denkring de „Picnique". De splitsing van 1840 had een lange voorgeschiedenis. Bij de wet van 13 april 1807 en het decreet van Koning Lodewijk Napoleon van 29 april 1807 werd voor het gewest Holland een nieuwe organisatie in gesteld. Het voormalige Holland werd gesplitst in twee departe menten Maasland en Amstel- land Het zijn de administraties van deze twee departementen, die zijn voortgezet in 1810 toen het keizerlijk decreet van 13 september 1810 de indeling van de departementen onveranderd liet en in 1813 de grondsteen vormden van de twee admi nistraties voor de latere provin cies Noord- en Zuid-Holland. De bestuursmacht werd bij de wet van 1807 geheel in han den gelegd van één ambtenaar, die de titel van landdrost kreeg. Bedoeling was, dat in navolging van hetgeen in Frankrijk ge beurde, ook in het departement Maasland, zoals in het gehele Koninkrijk, de algemene wetten en bevelen, op een zelfde wijze ten uitvoer zouden worden ge bracht. Een sterk centralisa- tiestreven was hier niet vreemd aan en Koning Lodewijk Napo leon had liever niet, dat de landdrost zou kunnen worden gehinderd bij de uitvoering van deze wetten en bevelen of, om met de woorden uit die tijd te spreken, „in zijn plichten door verkeerden tegenstand gehin derd zou kunnen worden". Deze handelwijze was ook Koning Willem I, die de Napo leontische administratie zoveel mogelijk in stand liet of zelfs navolgde, niet onwelgevallig. Hij voelde er alles voor om door middel van ambtenaren een straffe controle op het bestuursapparaat te hebben en juist dit was met de admi nistratie zoals deze in 1807 was opgezet mogelijk. De eer deze organisatie goed te hebben uitgevoerd en vervol maakt in ons gewest komt toe aan Gosewinus Josephus Au- gustinis baron de Stassart, die in 1811 werd aangesteld als pre- fect van het departement van de Monden van de Maas, met standplaats 's Gravenhage. Hij was een groot bewonderaar van Napoleon; ook tijdens de zoge naamde „honderd dagen" sloot hij zich opnieuw bij Napoleon aan. Ondanks dit feit was hij van 1821-1830 lid van de Neder landse Tweede Kamer voor het district Namen en gouverneur van Namen. Van 1834-1839 was hij gouverneur van het Bel gische Brabant Na het vertrek van de Fransen en de aankomst van de Prins van Oranje in november 1813 te Scheveningen, werden de prefecten van Maasland en Amstelland vervangen door een commissaris, welke funkties een jaar later weer werden opgehe ven met de last om de admi nistraties aan de gouverneurs over te dragen. Bij de grondwetsherziening in 1814 werd de provincie Holland weer hersteld, zij het dat de administraties van Maasland en Amstelland gescheiden bleven bestaan voor Noord- en Zuid-Holland. In 1840 werd voor zowel Noord- als Zuid-Holland een college van Provinciale Staten in het leven geroepen. In dit kader kwam de Hol landse Vriendenkring tot stand. In hotel Stanislas besloot men tot het houden van een jaar lijks diner. De leden konden ook gasten uitnodigen, zoals le den der Tweede Kamer en de Commissarissen des Konings. In 1841 kwam men voor het eerst in Den Deyl te Wassenaar bijeen. Men vond dit een ideale plaats, omdat het gelegen was halverwege Den Haag en Haar lem. De Commissarissen des Konings namen op zich. de vol gende bijeenkomsten bij toer beurt te regelen. De volgende werd op 6 juli 1842 gehouden, ook ditmaal in Den Deyl. Het was een geanimeerde bijeen komst, zoals blijkt uit het oude archiefje van de Picnique. Men toastte en droeg eigen gemaakte gedichten voor, waarin de lof op de beide provincies in de bloemrijke taal van die tijd werd bezongen. In 1843 ontmoetten de Vrien den elkaar in het Badhuis te Zandvoort. Voor 3 juli 1844 was weer Den Deyl aangewezen. In het verslag van die bijeenkomst staat, dat men naar de Koepel kamer werd verwezen, „on danks dat de grote zaal was besproken, maar de Minister van Binnenlandse Zaken. Baron Schimmelpenninck van der Oye wilde hier zijn bruiloft vieren". Het was in 1848 dat de Noord hollanders niet kwamen opda gen, omdat zij meenden, dat was afgesproken, de bijeenkomst in hun provincie te houden. Blijkens de notulen was het gezelschap op 4 juli 1849 voor het laatst „in gulle vrolijkheid bij elkaar". De bijeenkomst voor 1850 werd wel aangekon digd, maar nooit gehouden. Inmiddels waren veel oud-le den van de Staten van Holland overleden. Volgens het archiefje van het gezelschap werd het wel en wee van de Picnique nauwkeurig bijgehouden door de Commissaris des Konings in Zuid-Holland, jhr. mr. H. J. Caan. In een brief van 1864 schrijft zijn executeur-testa mentair, dat nog maar weinig leden van het gezelschap in le ven zijn. De overlijdensadver tenties van elk lid had hij nauwkeurig verzameld en inge plakt Op een oude door hem in 1842 getekende tafelindeling zette hij na ieder overlijdensbe richt een kruisje. Jhr. Caan had het archief bij gehouden tot 21 januari 1863. Heel zorgvuldig, want in een apart mapje zijn de nota's van verteringen en huurkoetsiers gevoegd. Een portie vanille-ijs kostte de leden ƒ4, maar een fles van de beste wijn maar 3.50. Een kop koffie en een sigaar kostten zo'n eeuw geleden 0,10. Jhr. mr. Caan huurde een keer een koetsier om enkele clubaangelegenheden te regelen. De rit van Hoekenburg naar Wijckerbrug (Voorburg) heen en terug, kostte acht gulden. De fooi voor de koetsier bedroeg twee gulden. Een boeiend archiefje van een onstuimige tijd, nu ruim een eeuw geleden, rustend in de bibliotheek van het Provincie huig.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1968 | | pagina 23