sproke van het Kind op xjrTUT "ptr"pi\/r waar nu soldaten zolder gfHtaHlfHt -DJb 1 I I I L I IJLiVI de wacht houden... Tollenaar in ere hersteld Daar stond de kribbe onder een versleten dek. Opzij, in 't schemerdonker, heel vaag nog lichtte daar het witte kleed der eng'len, hun twee bazui nen acht'loos tussen 't bint geschoven. Dan schuin lag daar het houten kruis in 't stof en op een arm geleund, de andere als machteloos om hoog gestoken en daaromheen de doornen kroon... Maar kijk, daaronder op de vloer blonk zacht een goud vergulde kroon, zoals alleen de vorsten dragen. Hoe hoorde toch dit alles bij het Kind? Snel liep zij op de kribbe toe en trok het dek, dat wolken stof opjoeg, van 't wichtje. Daar lag het dan met open ogen en Lize dacht, dat daaruit iets van blijdschap sprak om hun ontmoeten. Zij boog DOOR HERM. STEGGERDA zich voor een kus op 't fijngetekend kopje en zei: „Ik weet wel hoe je heet. Je naam is Jezus. Dat weet ik uit het dikke boek waaruit de priester leest. Hij zei, dat daarin alles trouw is opgeschre ven van jou en dat ik, als ik groot ben alles zelf kan lezen. Mag ik je dragen? Ik wil 't zo graag." Toen tilde zij het kindje uit de krib en droeg het koes'trend in haar armen. „Wat ben je koud. Wacht", zei ze plots, „ik zal je warmen", en legde 't wassen popje op de grond en trok de kleine, rode mantel van haar schouders en borg het teer daarin. Daar zat ze op een lage kist en zei: „Zo met je rode mantel ben jij voor mij een koningskind!" Dan even peinzend ging haar blik de vliering rond en weer dat kruis, die scherpe doornen. Waarom dit alles bij elkaar gezet? De stal, de ster, daar wist ze van, de herders, de koningen van ver, die kwamen met geschenken en kniel den voor het kind. „Hoe ben je dan zo arm? Geen zachte wieg, geen mooi paleis, geen konin gin die je wil dragen, waarom dit allemaal?" Opeens zag toen haar fantasie het venster groot en lichter worden en heel de vliering baadde in di De Egged-bus draait water opspattend het plein op. Bethlehem ontvangt zijn toeristen in de Kerst maand met milde regenbuien. De anders in de zon blakerende gele woestijn van Juda gaat schuil ach ter een nevelgordijn. Bethlehem viert Kerst in de regen, die reserves aandraagt voor een nieuwe hete zo mer. De oude vrouwtjes in de slop pen hebben zich met plastic om kleed en de toerist is gewapend met ie paraplu. Kerst-entourage biedt Bethlehem niet. Geen sneeuw, geen kerstboom, geen verlichte etalages. De toerist, die zich enkele dagen tevoren nog kon verkijken op de welvaartsat tracties van warenhui- zen-in-kersttooi, staat ineens voor de werkelijkheid van toen, van een kleine 2000 jaar terug, toen Bethle hem zijn éérste Kerst beleefde. Hij vindt een Bethlehem, dat niet méér is dan een wat slordig gebouwd dorp met nauwe straatjes. Straatjes, die in deze tijd van het jaar druk ker zijn dan anders. Want nog elk jaar groeit de massa van miljoenen bedevaartgangers, die rond de Kerst naar de geboortekerk trekt, naar de grot, waar volgens overlevering eens de kribbe heeft gestaan. Bethlehem is ondanks 2000 jaar historie, ondanks oorlogen een bede vaartsoord gebleven. Maar bijna el ke pelgrim ervaart zijn gang als een teleurstelling. Want Bethlehem is nog slechts in naam een heilige plaats. De mystiek van de met tapijten be hangen geboortegrot, van het flak kerend kaarslicht, van de ln marmer uitgebeelde ster op de vloer naast het altaar, mag dan misschien nog aanspreken als men althans wil aannemen, dat het hier was dat Christus werd geboren (archeologen hebben het nooit bewezen), maar verder Biedt Bethlehem niets. Het vraagt alleen: handen vol ponden. Dat ervaart de toerist al direct als hij de bus uitstapt. Hij wordt be laagd door tientallen jongetjes, die met „six one pound" prentbriefkaar ten .opdringen. Kameraadjes voegen er hun negotie aan toe: ballpoints, dia's, sleutelringen, asbakken en an dere snuisterijen, die in besmeurde dozen worden aangeboden. Bethlehem verkoopt zijn kribbe met veel ophef. En met succes, want het dorp leeft er voor vijftig procent van. In de smalle hoofdstraat is elk huis een souvenirwinkel. Stalletjes, waar met oosterse handelsgeest de meest protserige kitsch-voorwerpen duur van de hand gaan. Althans, als men zich direct neer legt bij de vraagprijs van de man achter de toonbank. Alleen wie af dingt, kan zijn beurs sparen. De „six one pound" worden er al gauw ze ven of acht en ook de snuisterijen zakken na enig aandringen merk waardig snel in prijs. Dat is de werkelijkheid van Beth lehem nu. De negotie van de niet aflatende kooplui, die zelfs in de toeristenbussen doordringen, heeft de stal verdrongen. Kerstsfeer vindt men in Bethlehem minder dan el ders. Ook al door het militair ver toon, dat sinds de zesdaagse oorlog een noodzaak blijkt. De Israëlische legerleiding beseft, dat op deze hoogtijdagen slechts één vonk nodig is om een explosie te doen ontstaan. En daarom patrouil leren juist in deze dagen meer ge wapende militairen rond de geboor tekerk dan anders. Zelfs in Bethlehem lijkt het vrede op aarde een vrome wens. De kas sa's rinkelen bij elke verkochte krib. En militairen houden er de wacht bij.... een gouden gloed en daar temidden stond de witte engel, die anders altijd in de kerk stil dro mend aan de kribbe waakte. „Wees maar niet bang" zei hij/ „Elize, want zij die boos zijn zien geen eng'len, noch het Christuskind. Zo was het al toen Hij op aarde daalde. Er waren er zoveel die niet in Hem geloofden als de Heer, ondanks al heel lang voor zijn komst profeten in dat dikke boek waarvan je sprak, zijn komst verhaalden. De mensen raakten rond dit Kind aan 't twisten. Dat doen ze nog vandaag, of Hij Gods Zoon wel was en is. Maar ging er ooit een ster op voor een aardse koning? Of zongen wel miljoenen eng'len in de nacht? Zo sluit de twijfel dan voor menig hart de hemel. Dit wassen kindje op je schoot is er alleen maar om de mensen telkens weer en steeds opnieuw in 'hun herinnering te brengen dat God Zijn Kind, Zijn zoon, gaf om de mensen blij te maken en hun de weg te wijzen naar de hemelpoort en wie dit niet gelooft zal nooit in echte blijdschap leven. Ga nu en zeg dit over al." Plots'ling was het licht verdwenen, de vliering nu weer grijs en grauw. Maar Lize hief het kindje in haar armen en zei: „Dus toch, dus toch, ik heb het eigenlijk altijd wel geweten: Jij bent mijn Koningskind!" Men zegt: Eliza is een wijze vrouw geworden, die heel haar liefde aan de mensen gaf. Zij kon de treurenden vertroosten, de zieken bijstaan in hun lijden, de armen in hun nood. Alleen de twijfel kon zij niet verbannen en daarom bleef dit schoon verhaal misschien dan ook bewaard waar in de diep're waarheid ligt verdoken: kerst wordt geen Kerst door kaarslicht en wat zoete koren, maar door een echt geloven in het Kind, van God geboren. ERST EN NIEUWJAAR, Driekoningen voorbij. Het Christuskind,de krib,dester, het kruis, een aantal hemelingen in wit habijt en een verguld bazuin, zijn weer nur d'eenzaamheid verwezen, naar d'eikenvloer, dit onder bint en balk, reeds eeuwenlang te dorren ligt in 't hoogste deel van 't lofdoorzon- i gen Huis van God... waar alles rusten zal totdat de feesten het kindje in de kribbe weer vroom in leer herstellen zal bij wierookgeur en kaarsen- enden en hallelujahs van het koor. !o was het ieder jaar en telkens weer gegaan: (het vaste beeld, de koster en zijn vrouw op lefferende voeten, de attributen dragend naar Ie zoldervloer en zuchtend als de trap waarop zij lingen met 't feesttuig van de kerst, het spinrag leurend, dat troostloos" van de dakspant naar Ie vliering hing. Aaar niemand wist precies zo wil het dan de oude sproke het schoon geheim dat deze zol- lering verborg. Men giste slechts en nu na vele ïeuwen, het beeldje sterk verweerd, nog op het ileintje staat, wat simpel tegen 't hoge silhouet Ier kerk, blijft Santa Lize door het vaak herhaald verhaal voor 't nageslacht als het orakel van het kleine Ierse stadje leven. )ie Lize was een wees vanwaar precies, wie ïou het nu nog weten? vol liefde in de pasto rie als eigen dochter opgenomen en opgegroeid of een aanminnig kind, „maar veel te ernstig" zeiden allen die haar kenden, en toch, de jeugd- >lijmoedigheid ontbrak haar niet. Zo-vroeg al, had zij ieder jaar vol tederheid naar t kribbekind gekeken, als 't in een zijbeuk van de terk bij't kaarsenlicht te slapen lag en daar zó evend voor haar werd, dat zij het soms heel zachtjes hoorde lachen of soms schreien. Maria stond daar werkloos bij en Jozef deed niet an ders dan droefgeestig in de ruimte staren. Waarom men 't heilig kind, na 't feest, naar de bestofte zolder bracht, kon Lize niet begrijpen. Ze wist nog niet dat velen na het feest, ja, tot vandaag, de Christus in een stofvergeten hoekje bergen, tot ja, ja tot wanneer? Maar goed, geen hand en geen verbod weerhield het kind de trappen te beklimmen en ongezien de vliering op te gaan om daar het kindje te beminnen. e Zo stond ze daar dan op een dag in 't trieste licht, dat van het kleine spitsboograam grijs op de vliering viel, haar aandacht fel gespannen. Mattheüs in het evangelium van aartsbisschop Ebbo van Reims, gemaakt vóór 843. Reeds de vroege christenheid maakte voor het aanduiden van de vier evan gelisten gebruik van symbolen. Voor Mattheüs was dat veelal een menselijke figuur (al dan niet met vleugels) omdat rijn evangelie aanvangt met de mens- wording van de Messias. Het Evangelie van Mattheüs is geen boek voor joden gebleven. De kerk heeft het in de Nieuwtestamentische canon een ereplaats geschonken. Het vormt de overgang tussen het Oude en het Nieuwe Testament. Het is achter het Oude het uitroepteken; het is van het Nieuwe het begin. Het boek moet al direct een soort „bestseller" geweest zijn. Nog geen generatie later schreef de bisschop van Hierapolis in Phrygië, Papias: „Wat Mattheüs betreft, hij heeft de woorden (van Christus) in het Hebreeuws ordelijk samengesteld en men heeft ze vertaald, ieder zoals hij kon." Niet iedereen is ervan overtuigd dat deze woorden betrekking hebben op dit evangelie. Sommigen denken dat Mattheüs eerst een serie uitspraken van de Heer op schrift heeft gesteld. Maar in de tweede eeuw schrijft al een van de kerkvaders dat „hij dit evangelie in India aantrof, waar de apostel Bartholomeus het had achtergelaten." Lang is dit het meest geliefde evangelie geweest van de kerk, tot men vorige eeuw allerlei kritische vraagtekens ging plaatsen in de marge. Het nieuwste bijbelonderzoek heeft de tol lenaar echter weer in ere hersteld. MATTHEÜS speelt wat met de rol perkament. De jonge Marcus heeft er goed aan ge daan om alles wat hij wist van Christus op te schrijven. Maar zal deze prediking ook de jo den aanspreken? Zonder het zelf te weten schudt hij zijn hoofd. Plotseling is zijn besluit genomen; hij zal een uitge breider evangelie schrijven en daarin aantonen dat Christus de Koning der Joden is. Dan zal ook na zijn dood zijn ge tuigenis door kunnen klinken in de wereld. Zo zal hij de opdracht van zijn Messias blij ven vervullen. Zijn oude beroep zit hem nog in de vingers. Als ex-dou aneman begint hij met een lijst. Via een geslachtsregister zal hij eerst aantonen dat de Messias wettelijk recht heeft op de troon van David. En was er niet dat verhaal van de wij zen uit het Oosten? Terwijl de joden geen oog hadden voor het geweldige gebeuren Gods, waren de heidenen ko men aanbidden. Dat verhaal zal hij gebruiken, want dat laat zien wie Christus werke lijk is. En wacht eens: Heeft Mozes zijn volk geen vijf boeken geschonken, de Pentateuch? Natuurlijk. En Christus heeft vijf redevoeringen gehouden. Die krijgen een plaats in het boek. Dat zullen de joden kun nen begrijpen. Zo kan hij dui delijk maken dat Christus de Grote Profeet was waar Mozes al over sprak. Ineens ziet hij nog meer overeenkomsten. Heeft Mozes niet boven op de berg Sinaï de twee stenen tafelen ont vangen met de wet? En Christus gaf op de berg Zijn zaligsprekingen en de nieuwe uitleg van de wet. Heeft Mo zes niet aan het eind van zijn leven vanaf een bergtop het gehele land mogen zien? En Christus nam Zijn discipelen mee op de Olijfberg om hen een blik in.de toekomst te la ten werpen. Voor hij het weet staan de woorden op papier. Steeds weer ziet hij hoe de profe tieën van het Oude Testament op een nieuwe manier door Christus zijn vervuld. Telkens weer moet hij schrijven: „Dit alles is geschied, opdat ver vuld zou worden hetgeen de Here door de profeet gespro ken heeft..." Mattheüs mist de gave van Marcus om levendig te schrij ven. Hij mist helemaal de lite raire kwaliteiten van Lucas. Ook als apostel is hij boek houder gebleven. Hij houdt de boeken bij van het Oude Testament en zet achter de open staande rekeningen van de beloften: Betaald. Hij laat zien hoe de beloofde Koning kwam,- maar het volk Hem verwierp. Hij laat zien hoe slechts een klein groepje getrouwen in Christus blijft geloven. Hij hoeft er voor zijn joodse lezers niet eens bij te zetten wat hij bedoelt. Het Oude Testament spreekt te vaak over de kleine rest die overblijft en hoe God uit die kleine rest toch weer Zijn volk schept en aan die kleine rest zijn Woord waar maakt. Toen hij zijn pen op het pa pier zette, begon hij met zijn budget: „Men zal Hem de naam Immanuel geven, het geen betekent: God met ons." Aan het eind maakt hij de ba lans op. Het eindsaldo luidt: „En zie, Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld." Daarin laat hij nog eenmaal zien dat hij een jood is: De naam is de man.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1968 | | pagina 19