LAURENSKERK IN ANDERE GLORIE Sfeer past bij mens van nu Trots van 3 het oudst verleden hersteld Veertien jaar van zijn leven hakte hij Opdracht aan komende generatie ZATERDAG 7 DECEMBER 1968 an Rotterdams Laurenskerk is herbouwd, al kan men niet zeggen: in de oude glorie. Het is een andere glorie gewor- €n den. Vele hervormden discus siëren over hun kerk, zonder de schotten waarbinnen zij voor de oorlog kerkten, geïso leerd van het totaal van de immense ruimte. Sommigen hebben heimwee. kt Anderen bekijken de her bouw met een schouderopha len. Monument? Waarom? Hervormde kerk, waarom Een van de moeilijk-heden waarmee de herbouwers te ma ken hadden was het ontbreken van volledige opmetingen. In de jaren 1896 - 1897 waren door architect Jac. van Gils metingen verricht die onvoldoende ble ken. Ook al om het kostbare meet- materiaal uit handen van de be zetters te houden, is aan de meetkundige dienst van rijkswa terstaat te Delft gevraagd, een fotogrammatische meting schaal 1 op 100 te.maken. Men was in staat een stereo scopisch beeld van de Laurens kerk te krijgen. Een fixatiepunt binnen dit ruimtelijke beeld kon door middel van besturing in alle richtingen worden bewo gen. Soms kwam het toeval de meetdeskundigen te hulp. Om dat er kademuren aan de Delft- sevaart werden aangelegd, Architect Besemer moest het grondwaterpeil zoda nig omlaag worden gebracht dat de fundamenten bloot kwa men te liggen. Die konden toen gemakkelijk worden gefotogra feerd. Bij het graafwerk dat hier mee samenhing, stuitte men tel- kens op overbliifselen van de in de kerk begraven lichamen. Eeuwenlang was er in en rond de kerk begraven. Al deze resten werden overgebracht naar de Algemene Begraaf plaats Crooswijk in één graf waarop in 1952 een monument werd geplaatst. Wie nu door de kerk loopt over de zerken, moet ■j weten, dat zich daaronder geen zl enkel graf meer bevindt. In dit verband is het interes- rel sant te weten dat Gemeentewer ken een soort laantje heeft aan gelegd ten westen van het koor I in de richting van het spoorweg viaduct. Aan weerszijden van dit pad komen de grafzerken te liggen die in de kerk geen plaats hebben gekregen vanwe ge de zware beschadigingen. Zo wordt er ook iets van de sfeer van het oude kerkhof terugge bracht. Terwijl de technische onder zoekingen werden verricht, en Een paar honderd meter ver der staat de moderne na-oor- logse Pauluskerk. Bovendien: de Laurenskerk is geen cen trum meer. De gebouwen van de Medische Faculteit rijzen tientallen meters hoger de lucht in. En toch is het ge bouw voor maar liefst veertien miljoen gerestaureerd. Veel Rotterdammers zullen hun herinneringen laten gaan over de kerk die ze vroeger ken den, die ook toen geklemd stond tussen smalle straatjes, en ze zullen denken aan de de bouwkundige geschiedenis werd nagevorst, kwam de be langrijke vraag aan de orde of de kerk wel hersteld moest wor den en zo ja hoe dan wel. Verscheidene deskundigen, on der wie architect J. J. P. Oud, wilden alleen de toren behouden met eventueel een modern kerkgebouw er dichtbij. De grootste groep was van mening dat er hersteld moest worden als dit moge lijk was. In de „Mededelingen over het verloop van de werkzaamhe den", een unieke uitgave van de Hervormde Gemeente die de res tauratie sinds 1952 op de voet volgt in beeld en geschrift, wordt over de grondslag van de herbouw vermeld: „Rotterdam zou voor ons en voor talloze anderen veel minder betekenis meer hebben, indien ten slotte ook nog dit kerkgebouw en deze kerkruimte zouden komen te ontbreken. Uit erkentelijkheid en uit eerbied voor het voorge slacht dienen de idee en de schaal van dit monument aan het nageslacht te worden door gegeven." Het betekende natuurlijk wel een teruggrijpen naar het ge bouw van voor mei 1940 en niet naar de oorspronkelijke situatie van de vijftiende eeuw. Archi tect Besemer noemt het inte rieur van de Laurens van voor 1940 „een gunstig specimen van een middeleeuws kerkgebouw, aangepast aan de in de historie gegroeide behoeften van de pro testantse eredienst". Maar de heer Besemer consta teert hier toch ook een span ning van het specifiek hervorm de kerkinterieur binnen een go tische, prae-reformatorische ruimte. Andere vragen voor de restau rateur zijn: moet de kerk in de staat van vandaag worden her steld op een wijze die „wij" mooi vinden of moet men het ons overgeleverde behouden en vernieuwen. „Het blijft altijd een keuze. Wij kijken naar de fase die wij kennen en histo risch van belang achten. Dat be tekende voor de Laurens restau reren met verwijdering van de toevoegingen die in de vorige en in deze eeuw zijn aange bracht." Zijn voorgangers, ir. Meischke en Friedhoff (beiden reeds over leden) hebben er geducht op ge studeerd om de in 1940 aange voelde tegenstellingen tussen go tische kerkgebouw en hervorm de eredienst te overbruggen. Nadat ook de plaats in het stadsbeeld bekeken was werd door de heren Friedhoff en Meischke geconcludeerd dat her stel van de kerk mogelijk was en gewettigd, „gezien de schrij nende armoede van Rotterdam aan banden met het grootsch verleden". Naast de conclusies van beide architecten kwamen die te lig gen van een theologisch-liturgi- sche co'mmissie waarvan prof. dr. J. N. Bakhuizen-van den Brink, ds. P. G. de Vev Mest- dagh en ds. A. A. Wildschut deel uitmaakten. Deze stond een herstel volgens de oorspronkelij ke opzet voor. Plannen om af te wijken van de oude structuur wat de inrichting betreft, wer den afgewezen. Wel kwam er toen uit dat er een „open koor" zou worden ge bouwd. Voor de protestantse kerkganger een grote merkwaar digheid. Immers het hoogkoor, waar dus voor de reformatie het hoofdaltaar stond, wilde men in gebruik nemen voor de dienst der sacramenten en wel zodanig dat het zicht van het langschip uit op het koor vrij moest blijven. De kansel kwam in feite dus niet centraal te staan maar werd bij een der beide oostelijke kruisingspijlers opgesteld. Zo kruisten de opvattingen van protestantse liturgisten die van de moderne katholieke kerkbouwers die er juist op uit zijn, het liturgisch centrum uit tijd dat de kale, gebombar deerde vlakte beheerst werd door deze ruïne-aanklacht te gen Duitse overweldigers. Vandaar dan ook dat wij de vraag naar het waarom van juist deze restauratie hebben gesteld aan de huidige archi tect, de heer J. W. C. Bese mer, die eerst belast was met de dagelijkse leiding van de restauratie onder de architec ten J. C. Meischke en ir. A. van der Steur (overleden in 1966 en 1953). Sinds 1966 is hij samen met ir. K. J. Ruige belast met de algehele leiding. In Duitsland heeft men heel wat kerken gemoderniseerd of als ruïne-teken laten staan, of aangepast aan moderne litur gische vormen. De Lau renskerk lijkt dezelfde te zijn gebleven. Hier werd eigenlijk pas in 1951 beslist, dat de kerk terug zou keren in de staat van 1940 naar het exte rieur, naar het interieur aange past aan nieuwere liturgische gedachten. Op 14 mei 1940 werd de Grote of St. Laurenskerk te Rotterdam verwoest. Houten kappen, meubi lair, kansel, orgel, kortom het ge hele interieur ging in vlammen op. Van grafmonumenten en koorhek bleven fragmenten over. Het steenwerk was zwaar beschadigd, alleen de toren en muurresten ble ven overeind. In 1947 werd begonnen met de generatie betrokken is geweest bij de herbouw van de Laurenskerk. De inwijding van de kerk is geen einde, maar een begin. Want wat wordt de toekomst van de Lau renskerk? Historisch monument? Trekpleister voor vreemdelingen verkeer? Rotterdams statussym bool, waarin culturaliteiten worden gebracht om er op de een of ande re manier inhoud aan te geven? Noorderkerk, Pauluskerk, Opstan- dingskerk en het Trefpunt en deze zes kerken met hun bijruimten zijn voldoende voor alle kerkelijke werk in de wijkgemeenten. Maar de Laurenskerk is in ieder geval de hervormde hoofdkerk van Rotter dam en een kerk dient méér te zijn dan monument of cultureel cen trum. Om de Laurenskerk wezenlijk als restauratie van de toren, eerst on der leiding van gemeente-archited L. Voskuyl, later onder die van zijn collega J. Poot. Opbouwdag 1952 legde koningin Juliana de eerste steen. Het transept werd voltooid in oktober 1959, het koor in de cember 1962. Nu wordt de gehele kerk in ge bruik genomen. Prinses Beatrix zal aanwezig zijn, symbool dat een Vragen, die velen, die met de Hervormde Gemeente Rotterdam hebben te maken, met zorg vervul len. Vragen, waarop de jongere generatie slechts een antwoord kan geven. Een duidelijk antwoord moét gevenl Als kerkgebouw voor de Her vormde Gemeente Rotterdam is de Laurenskerk te veel. Men beschikt over Koninglnnekerk, Prinsekerk, kerk waar te maken, zal de Her vormde Gemeente Rotterdam naar nieuwe wegen, nieuwe activiteiten moeten uitzien. Zij mag er niet ademloos naar blijven kijken, zij zal er iets mee moeten doen en dat doen is een kerkelijke op dracht. Het is aan de komende genera ties deze opdracht te vervullen, volgens het eigen geweten. Prachtig zicht op het monumentale middenschip. Op de achtergrond het marmeren oxaal, waarop het grote Marcussen-orgel zal worden gebouwd. de absis naar het centrum terug te brengen om maximaal con tact met de gelovigen te krij gen. Voor de Laurensker)t dus een liturgisch centrum op het oude priesterkoor, dat vroeger met een hek was afgesloten. Nog was de zaak niet rond. Het financierende orgaan, in ca- su de Rijksdienst voor de Monu mentenzorg heeft uiteraard bij dergelijke kostbare restauraties een grote stem in het koor van adviseurs en beleidbepalenden. Eind maart 1950 kwamen al de ze kopstukken bij elkaar in het Rotterdamse stadhuis. De gehe le restauratie bleek weer op haar fundamenten te wankelen toen het om de financiën ging. „Wat kon de Hervormde ge meente opbrengen? Wie zou de voorfinanciering dragen? Wat zou de gemeente Rotterdam doen?" Nederland was in die jaren nog een uitgemergeld land, waarin zelfs de aanleg van elke nieuwe kilometer nieuwe spoor rails met bazuinstoten via de radio den volke werd kond ge daan. Een precaire tijd voor hen die de restauratie koste wat kost wilden doorzetten, temeer omdat er ook ernstig werd ge dacht aan een moderne voor- kerk als kern van latere restau ratie of als een gebouw waar later de gerestaureerde kerk overheen zou worden gebouwd. Monumentenzorg was echter tegen een moderne voorkerk en wilde de Laurens als eenheid gerestaureerd zien in traditione le zin. Toen op 11 december 1951 een expositie in het Gemeente-ar chief werd geopend over de „glo rie, ondergang cn herrijzenis van de „Laurenskerk" kon worden bekendgemaakt dat de ministeriële goedkeuring was verkregen om de res tauratie aan te vangen van het project Transept- kerk. Op 19 mei 1952 legde koningin Juliana de eerste steen op de verbrokkelde resten van de noordoostelijke kruisingspij ler. Veertien van zijn vijf en veertig jaar heeft beeldhou wer A. Geerlings doorge bracht aan de voet van de Laurenskerk. Het heeft iets van een gedwongen kluize naarschap daar in het houten atelier. Niets minder is waar. De gemeenschap van am bachtslieden die hier samen de Laurenskerk hebben helpen restaureren, had niets middel eeuws. Op de wanden van het atelier met zijn lichtinval uit Noorden ide aal voor een beeldhouwer han gen tussen afgietsels van kapiteel versieringen en beelden, foto's van Vietnam en een kolderiek vraagstuk: „als één appel 35 cent kost, hoeveel kost dan een handkar vol rode kolen". Zo raken ernst en humor, geëngageerdheid en kunst vaardigheid, elkaar. Geerlings studeerde aan de Rot terdamse Academie af als schilder. ,,Toen deed Ik al wat aan houtsnij werk Maar daar kon ik het econo- Het kapiteel met de zangers; werkstuk van beeldhouwer M. Pietersen. mlsch niet mee redden. Boetseren heb ik mezelf geleerd. Bij de beeldhouwers Gerard Héman en Pieters (de laatste wist alles van ornamenten af en had zelfs renals- sancekasten gesneden) leerde ik het vak verder. Daarna kwamen de bladmotieven voor de kapitelen. Nadat die door de huidige archi tect Besemer waren goedgekeurd, ging ik weer een stapje verder. Ik mocht ook wat ontwerpen van me zelf uitvoeren, zoals een uil en een valk." „Wij werkten dikwijls naar foto's of naar afgietsels. Van een groot deel van de kapiteelversieringen waren vóór de oorlog afgietsels bewaard in de oude Academie (in de Passage) en in een school in Den Haag. De Academie verdween met het bombardement, zodat we alleen nog de Haagse afgietsels hadden. Die hakten wij na, direct In het steen." Eentonig werk, dit reproduceren? „Nee, je kunt zien hoe leder toch weer zijn eigen karakter in die beeldhouwwerkjes legde. In een plooienval, een gezichtje dat net even afweek. Ik heb ook het beeldje van Kaat Mossel gemaakt dat nu naast de toren te zien is voor het linkse raam. Ik had daar graag Zwart Jan bij gemaakt. Dan hadden we twee historische ver zetsfiguren uit Rotterdam bij el kaar gehad. Maar dat mocht niet. Dat zouden twee wereldse voorstellingen zijn geweest. Van daar dat we nu Kaat Mossel aan de ene kant hebben en een Diaco nes aan de andere". In het atelier hangen de kapi teelversieringen op een rijtje. Bij zonder geestig en met de typisch middeleeuwse expressie die aan Jeroen Bosch doet denken. Ook hier weer de vraag van het waar om van bepaalde combinaties. Waarschijnlijk zitten er spreek woorden in verborgen. Natuurlijk zijn ei^ ook bijbelse /oorstellingen. Noach die dronken laast de drulvantrossen ligt, terwijl zijn kinderen hem bespotten, de zwoegende mannen die het beloof de land binnentrekken als verspie ders en Slmson met de leeuw om er enkele te noemen. Puur profaan is dat geestige duo mannen dat aan een stok trekt, een wedstrijd wie het sterkste Is. Er komen een beer en een ezel voor, die samen orgel spelen. De beer zorgt voor de blaasbalg. Een nar laat een aap spelen op een trom, en op een andere versiering voert de nar een monnik met de paplepel. Bekend is ook de afbeelding van de bakker die zijn oven opendoet en schrikt van de leegheid ervan. Op die oven zit dan altijd een kat. Ook Geerlings weet niet waar de ze afbeelding op duidt. Op het zangerskapiteel komen zangers voor van wie er een een bril draagt. Een werk van Pieters. Hij had de bril wat te modern ge maakt; daar zijn later stukjes afge hakt. Al deze kapitelen verraden een grote gevoeligheid voor een ruim telijke aanpak door gelaatsexpres sie, door het afstemmen op de toeschouwer die deze geestige ta ferelen van onderaf bekijkt. Geer lings: „Je moest ook dikwijls zelf aanvullen wat er ontbrak. Ik vond een stukje hoef van een spelende faun die bij het orgelornament be hoorde. Daar heb ik toen de reet bijgemaakt." Het resultaat Is een dubbelfiguur van twee faunen met fluiten. Het thema duivel en engel komt meerdere keren voor. Het meest markant Is een duivelfiguur die een bommetje laat vallen op een kerk. Dit Is duidelijk een vrij beeld zoals Geerlings er nog een tiental gemaakt heeft, naast de zestien ornamenten voor de kolommen. Er liggen ook bronzen ornamen ten op de grond. Het ontwerp daarvoor werd eerst door de beeldhouwer geboetseerd en dan in brons afgegoten. Zo Is het ook met het koperen koorhek gebeurd. „Zoekt u nu werk In een derge lijk restauratieatelier? „Ik wil er eerst een poosje afstand van nemen. Het eigen werk Is wat In de verdrukking ge raakt, maar met nieuw werk is niet genoeg te verdienen." De man die nu veertien jaar ge hakt heeft aan ornamenten en beelden, vindt de Laurenskerk rijker dan ooit van aankleding. „Ik heb hier een fijne tijd gehad. Hier werd als vakman het uiterste en beste van Ie verlangd. Je stelde Jezelf in dienst van het grote werk. In dit atelier werkten we meestal met vier man. Natuurlijk had je ook contact met andere am bachtsmensen. Zo'n club krijg je niet gauw terug." Wie voor de eerste keer de nu geheel gerestaureerde Laurenskerk betreedt, weet waarschijnlijk niet, waar heen het eerst te kijken. De immense glorierijke ruimte, de lichte klaarte met de hoog opstrevende ramen, de sfeer van ijle hel derheid, het is allemaal overweldigend. Die ruimte binnen de Laurenskerk is bijna hon derd meter diep, vijftig me ter breed en dertig meter hoog. Een zo grote gothische kerkhal is indrukwekkend, indrukwekkender dan vóór de oorlog. Misschien heeft de vooroorlog se mens deze blije heldere ruimteglorie niet aangekund. Hij had de Laurens volgebouwd met kneuterige schotjes rond de banken, met groene gordijntjes en koperen roeden. Alsof men toen de volle klaarheid van het geloof nog niet aandorst en zich daartegen inkapselde in knus kerkmeubilair. De Laurens van nu past bij de mens van nu. Bij de vergrote schaal van het nieuwe Rotter dam met de brede wegen, de grote stedelijke ruimten en de komende heel hoge gebouwen. Het schijnt dat de mens van nu in de kerk ook de zaken aandurft, net als de mens in de zestiende en zeventiende eeuw, toen de Laurenskerk nog jong was en er in deze noordelijke Nederlanden om wille van die zelfde klaarheid in het geloofsle ven met inzet van het eigen le ven werd gevochten. Met haar laat-gothlsche bouw stijl is de Laurens architecto nisch verwant aan de andere Westeuropese kerken uit de tijd van de late gothiek. Maar de stijl is ook noordelijk, dus zon der de uitbundigheid van de Franse kathedralen, zonder het verval van de „gothique flam boyant", doch met de simpele stoerheid die in ons volk past: harmonisch, vrij streng klas siek, door sommigen wel eens aangeduid als „boerengothiek". De aanklec^ng kwam later: praalgraven, wapenborden van aanzienlijke families. Met de overgang naar de re formatie, de „gouden" zeventien de eeuw en weer later de „bur gerlijkheid" van de achttiende en de negentiende eeuw gr-oeide de Laurenskerk met de Rotter dammer mee, tot zij aan het begin van de laatste oorlog de hele last van de vaderen had te torsen. Van die last is de kerk nu bevrijd, zij het op een bijzonder tragische manier. Misschien heeft het vuur van de oorlog niet alleen Rotterdam en de Laurenskerk, maar ook veel van de eigen kerkelijke tradi ties verwoest. Men betreedt de Laurenskerk voor het eerst na de ruim twin tig jaren durende herbouw niet met heimwee naar het oude. Klaarte, ijle helderheid; men kan een kerk zonder deze ele menten niet meer aanvaarden als een wezenlijke kerk. Er is in de herbouw een aan tal elementen aan de Laurens kerk toegevoegd. In de eerste plaats het naar de kerk toe ge heel geopende koor, waarmee bewust een traditie is gebroken. Dat koor is lithurgisch centrum met daarop de Avondmaalstafel en aan de zijkant het koororgel. Verder het doopvont van Hans Petri, een modern beeld houwwerk dat het in de Lau renskerk prachtig doet tegen over muren en pilaren die ver halen van eeuwen 'historie. Een kansel en een ambo van een merkwaardige stijlloosheid, vormen dissonanten in dit ge heel, opgebouwd met elementen die met elkander en evenzeer met de Laurenskerk in dishar monie zijn. De klankhemel van de kansel is voorzien van houten gorgoon- tjes en waterspuwertjes.... waar nimmer water uit zal kunnen komen! Zowel kansel als ambo heeft een vertikaal geelkope ren roosterwerk ventilatie? verwarming? dat nergens bij past. Grote bronzen kerkdeuren van de Italiaanse beeldhouwer Manzu dragen een voorstelling die niets met de kerk te maken heeft en zijn gemaakt van een materiaal dat wezensvreemd is aan de gothiek en nog minder aan de noordelijke „boerengo thiek". Bronzen deuren horen bij de kerk van de Renaissance, toen de mens zich afboog van de gothische traditie en nieuwe wegen zocht. Goed, men kan zeggen dat het doopvont van Petri evenmin iets heeft te maken met de go thiek. Maar Petri's werk heeft geen pretenties, is ten hoogste een aanvullend element, dat juist in zijn bescheidenheid iets heeft te zeggen. De deuren van Manzu hebben de pretentie van een zeer bepalend stijlelement. Hoe wij dit verwerken, moet de tijd leren. Er zijn kerken, waaraan heel lang is gebouwd en die voor wat betreft de archi tectuur romaans zijn begonnen en laat-gothisch zijn voltooid. Maar deze twee stijlen zijn in doorgaande lijn verbonden door allerlei harmonische overgan gen. En het is die harmonie die thans ontbreekt tussen kerk en bronzen deuren. Beeldhouwer Geerlings In dat atelier vol pronkstukken

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1968 | | pagina 13