CEES VLAG Bloei vernieling en dood Cuba in de ogen van Mulisch 2c HERGROEPERING DER PARTIJEN? hoopt elke keer op de prent van zijn leven Zeven dogen verder Toch de bomstop PUCHINGER LAAT POLITICI PRATEN OVER Vorstin en monarchie ZATERDAG 2 NOVEMBER 196» door KIRSTEN EMOUS „Daar, in da weilanden van de Bickhorstpolder staat die grote, gele, Boeddhabeeldachtige gas houder als een gore vlek. Die ga ik maken en als de prent af is, wil ik niet dat de mensen zeggen: „Ja, aardig ding". Nee, ik wil dat ze zeggen: „Allemensen, wit een gashouder". Cees Vlag, grote, vriendelijke ogen met een introverte blik achter een bril, onder het baardje een vlinderdasje, be weeglijke handen, die met wijde gebaren rijn woorden on derstrepen. Hij is „koortsachtig", zoals hij zegt, bezig met het schilde ren van Haagse stadsgezichten, die zometeen gaan verdwijnen. Bijvoorbeeld de Dierentuin, waar Den Haag tientallen jaren feestte, de keurige benen van de krakende vloer gooide, jubi leerde, recipieerde en waar het zicht op het podium al vanaf de tiende rij even slecht was als de akoestiek. Dit gebouw, dat onder de slopershamers ineen zijgt, gaat Cees Vlag schilderen en waarschijnlijk zal het resul taat een even sterke impressie van beklemming en eenzaam heid teweeg brengen, als zijn JJARRY MULISCH heeft het woord bij de daad ge voegd in een getuigenis van de revolutie op Cuba. Hij heeft het op zijn eigen won derlijke manier gedaan: knap, boeiend, maar ook wet naïef. Voor zijn getuigenis in boek vorm geeft hij zelf drie redenen op: hij kon het niet laten; er valt steeds wat nieuws te vertellen; en de boeken die hij gelezen heeft vond hij meestal vervelend hun Inhoud is waar en daar mee Is alles gezegd. De Cu baanse werkelijkheid 16 In de ogen van Mulisch echter totaal anders dan de „bevestiging van ware mededelingen, die vervelend rijn". Door opzet en inhoud van zijn getuigenis heeft hij getracht. Iets van dat „surplus" te vangen zonder zelf vervelend te wor den. Tussen de bedrijven door krijgt de lezer een flinke brok geschiedenis voorgeschoteld, die tot de middeleeuwen teruggaat. Het geschrift telt zeven delen, 54 paragraafjes en beslaat 250 blad rijden 1). Vla de Brug der zuchten in Venetië en de „echte brug der zuchten, die ergens anders moet zijn" stapt Mulisch naar Cuba, „de mooiste staat". Daar neemt hij iets anders waar dan de „versteende revolutie" van Euro pa en de Ver. Staten aan de ene en Rusland aan de andere kant (met de vreedzame coëxistentie els verstandshuwelijk). Wat hij aantreft is geen steen, evenmin plastic of elastiek, In het geheel geen vaste stof. maar iets vloeibaars: water, een rivier waarin men niet tweemaal kan baden, omdat onafgebroken nieuw water toestroomt. Hij vindt niet het ding van zijn voorstel ling. maar zoiets als de werking van de voorstelling zelf: bewe- 9in9- En zo is voor Mulisch op Cuba de verandering de permanente toestand. Zijn filosofische esca pades doen echter nogal eens Harry Mulisch misleidend aan en zijn overdre ven adoratie voor Fidel Castro (en Che Guevara) draagt er niet toe bij. de lezer te overtuigen. Passages als die over Ernest Hemingway maken echter weer veel goed. Betrouwbare Informatie over Cuba geeft het boek niet; hoogstens bevat het momentop namen. die In het getuigenis van de schrijver passen. Wil men dit op de koop toenemen, dan krijgt men een goed stuk moderne lite ratuur. Dit nieuwste werk van Mulisch haalt het niet bij zijn Wenken voor de jongste dag. Tiaar is daarna wel het beste sinds zijn autobiografische Voer voor psychologen. Mulisch besteedt ook vrij vee: aandacht aan Che Guevara. Wat hij schrijft is interessanter dan het Bollviaans dagboek van de ze omgekomen revolutionaire lei der. van welk boek een Neder landse vertaling is verschenen 2). De „noodzakelijke Inleiding" van Fidel Castro wekt grote ver wachtingen. Ten onrechte: het enige wat opvalt is, dat de aan tekeningen ontbreken van dertien dagen, die volgens Cestro niet belangrijk zijn. J. den Boef 1) Het woord bl| do dood, ultg. Do Btzlgo Bij, Amsterdam (f 9.50). 2) Ultg. Polak A Van Cannap, Am sterdam (240 blx., galll.f S,50). werk dat kort geleden in Pul- chri Studio werd geëxposeerd. Vlag's straten kennen geen mensen. Zijn Vaillantlaan gaat gebukt onder een zware on weershemel en de Galerij in Scheveningen, die ook de langste tijd heeft geleefd, doet de kijker denken aan een stel aangetaste kiezen. „Ik reageer direct volkomen hersenloos op sfeer. Ik kan er nooit helemaal achterkomen, waaruit die sfeer nou wordt op gebouwd, maar ik probeer het in mijn werk. Dat lukt hem. Zijn paviljoen De Witte, waar de Haagse chic, het „vie en rose" nog wat rekt, staat geïsoleerd in de lijst en: „Neem nou het havenhoofd in Scheveningen, waar al die mensen zo jolig staan te vissen. Ze zien het niet. Ze zien dat vieze afgebrokkelde muurtje en dat armzalige, dooie torentje op het eind niet. Eigenlijk is het havenhoofd heel triest. Zo zie ik het en zo heb ik het ge maakt. „Cees Vlag, ja, vroeger dach ten we: 'een klein talent', maar tegenwoordig ontwikkelt hij zich op verrassende wijze", zei een Haagse criticus en het pu bliek blijkt dezelfde mening te hebben. „Tja, wat moet ik daar nou op zeggen?" Vlag maakt een ver bijsterd handgebaar: „Ik weet alleen dat Je er zonder techniek niet kan komen. Als graficus heb je maar met een paar din gen te maken: papier, inkt, de pers en handbeheersing bij het snijden. Zeker bij de pietepeu terige lettertjes, waarvoor ik vaak een loep gebruik". „En wat het publiek betreft, helaas moet ik zeggen dat de mensen vaak een prent kopen omdat hij zo mooi boven de bank hangt en dan moet ik ko men kijken en dan hangt hij inderdaad mooi... Maar daar gaat het toch niet om. Nou ver koopt kleur inderdaad beter dan zwart-wlt Ook een van de Bloei, vernieling en dood dat zijn de drie onderwerpen van de jongste publicatie van Geert van Beek, de roman De steek van een schorpioen (uitg. Em. Querido's Uitgeverij N.V., Amsterd-am, 166 blz., 12,90. Blo«i:,dat is de natuur in en om het Italiaanse dorp, waar de ge beurtenissen zich afspelen; dat zijn de kinderen en de dieren, de sol daat en zijn meisje; dat is Folke en zijn jonge vrouw, hoewel hun hu welijk kinderloos is. Vernieling: dat is de achterlijke jongen Claudio met de kracht van een stier, de dierenbeul en kinder verkrachter. Dood: dat zijn de herinneringen aan de oorlog, de oorlogsgraven en gewone graven; dat zijn de aan geklede geraamten in de twee gla zen doodkisten in de crypte van het middeleeuwse kerkje; dat is de oude dame die voortdurend met haar overleden man praat en zich in hotelkamers omringt met fami liefoto's (een zoon is in de oorlog gesneuveld) Folke heeft zijn vrouw thuisgelaten en verblijft in dat Italiaanse dorp. Hij vindt daar het gezin terug waarmee hij in de trein gezeten heeft: vader, moeder, twee jongens en een meisje. Hij ontmoet daar de tachtigjarige vrouw, de gravin, Geert van Beek die heel oud geworden is om weer jong te kunnen denken (bl. 80); de oude astmatische hond; het meisje en de soldaat; Claudio, „kruising van een beer en een aap" (44); de jongen Werner, met rijn avontuurlijke fantasieën en zijn strenge vader Ludwig; de tienjarige Marjan, die straks het slachtoffer van Claudio's dierlijke drift worden zal; de kleine jongen opnieuw, die zijn grote broer wrede din gen uit de oorlog wil laten voorlezen. En dan weer diezelf de kinderen Werner en Marjan, waarmee de kinderloze man Folke krijgertje speelt en naar bijbelteksten raadt. En het boek eindigt ermee, dat de oude redenen, waarom ik tot het ma ken van kleurgrafieken ben overgegaan. „Dan heb je nog mensen, die meer naar hun herinnering ko pen. Iemand, die in de oorlog aan de Vaillantlaan ondergedo ken had gezeten, kocht mijn prent, omdat die de sfeer van toen helemaal bleek uit te drukken". Cees Vlag werd in 1934 in Gouda geboren, maar het grootste deel van zijn jeugd bracht hij in Den Haag door. „Na twee maanden militaire dienst kwam ik er uit met een „S vijfje". Toen zei ik tegen mijn vader: „Da's nou toch ver loren. Laat me maar gaan schil deren op de academie. Dan kun iij nog wat kinderbijslag trek ken ook.' Nou, dat ging door en, met alle respect voor de acade mie, die zeer nuttig was daar heb ik geleerd hoe ik het niet moest doen. Vanuit de ken nis kon ik verder werken. Cees Vlag „haalt geen hoge productie". Zijn techniek en zijn perfectionistische manier van werken „perfectie is een ziekte" zorgen ervoor dat hij er niet meer dan elf per jaar maakt. „Daar zijn er dan mis schien twee bij, die werkelijk goed rijn. Jammer, maar ja, je kunt niet altijd pudding eten, niei.waar. Eigenlijk ben ik elke keer, als een prent klaar is, te leurgesteld. Telkens denk ik: „Nou ga ik dè prent van mijn leven maken. Zoiets, waarvan de mensen zeggen: „Tjonge, ge weldig" en als-ie af is, blijkt hij net niet uit te drukken wat ik voelde. Maar dat Is helemaal niet erg, want intussen ben ik al aan een andere bezig. En dat wordt dan weer de prent die ik altijd al had willen maken." HET ZOU wel, het zou niet, het zou toch, het werd niettemin tegengesproken en niemand wist ervan, maar de bombardementen op Noord-Vietnam zijn ge staakt. Onrust in Zuid- Vietnam, voorzichtige vol doening in grote delen van de wereld en voorlopig nog de vraag hoe het nu verder zal uitpakken. De bomstop overschaduwt het andere wereldnieuws: de zachte landing van de Russische astro naut Beregovoi in zijn Soyoez, de bedenkelijke incidenten tus sen Israël en Egypte, het even weer opvlammende protest der Tsjechen tegen de Russische bezetting, de Duitse spionage- zaak, McCarthy's steun voor Humphrey, de Nobelprijzen voor chemie en fysica, het over lijden van de Griekse oud-pre mier Papandreoe, de kernge leerde Lise Meitner en de filmster Ramon Novarro. Aan d'oever van het IJ, daar doet zich heerlijk open, de tun nel richting Noord, de nieuwste van Europa. (Spellingvraagje: IJ-tunnel met of IJtunnel zon der koppelteken? Onze con clusie: géén koppelteken, want Van Dale schrijft ijbokking ook zonder, en er is geen kans op misverstand, zoals bij gsnaar, pijpetuitje en zaaiuien...) Nederland blijkt volgens enquêtes gematigd over de we reldproblemen te denken: voor Humphrey, voor onderhandelen over Vietnam, en met een dui delijke voorkeur voor meer ont wikkelingshulp. Betogingen in Amsterdam, onrust onder stu denten in Nijmegen en Utrecht. Een vliegtuigongeluk met drie slachtoffers in Suriname. Kij-k-luistergeld naar 75 en de Tweede-Kamerleden hun hogere schadeloosstelling. Raadsleden die overlopen van Koekoek naar Binding Rechts. In Rotterdam overlijdt, 63 jaar oud, de musicus Piet van den Kerkhoff. Veel leven in de economische brouwerij. Rijn-Schelde wil een kredietgarantie voor een Euro dok. De NS-top krijgt eer nieuw gezicht met dr. De Bruir als president in plaats van ir Lohmann. Op het Nederland: deel van het continentaal pla' valt de vondst van gas en olif bitter tegen. Zwolsman blijf bij de EMS. Nijgh en Van Dit mar nemen H. P. Leopold ovei De HAL gaat ook in het luchl vervoer. Hoogovens lijden zware scha- le door het uitvallen van vier jvens tegelijk. De Shell boek: weer meer winst. De commer ciële kernenergiecentrale za wel bij Vlissingen komen. De NV Claus probeert zich dooi surséance te rede en. Onrust in de Kamer over de broodoorlog Fiat en Citroën gaan toch sa menwerken, maar niet met Ita Jaanse overheersing. De vak centralen zijn hot oneens ove de loonwet. Er is de hele week geen loods gearresteerd. O, zei Brandpunt dat donderdag ook al? vrouw een zelfmoord verhin dert (is het Folke? zijn naam wordt niet genoemd; deze scène wordt verteld quasi via de oude hond); ,Jn ieder geval ziet alles er bemoedigend uit" (blz. 166). Eén hoofdstuk, het negentien de, vind ik veel minder dan de rest; een hutspot van histo rische herinneringen in het Ro meinse amfitheater, nogal con ventioneel („Er verschijnt nu een jong Romeins edelman ten tonele", bl. 105 enz.). De auteur mengt de herinne ringen anachronistisch door el kaar, maar bereikt daarmee m.i. toch niet het gewenste effect. Maar op andere plaatsen lopen beschrijvingen en fantasieën ongedwongen in elkaar over. Het boek zal wel teruggaan op een kern van werkelijke er varingen, maar het knappe is dan toch dat de schrijver erin geslaagd is aan de hand van personen en feiten een medita tieve roman te schrijven over de drie levensverschijnselen: bloei (met veel nadruk op de seksuele vruchtbaarheid), ver nieling en dood. Al deze drie verschijnselen vallen onder het begrip „het levensraadsel." Een meditatie in romanvorm dus over het raadsel van het leven. Opvallend hierbij is de afwezigheid van alle eigenlijke moderne problematiek. Het gaat niet over de hedendaagse gro testadsbewoner die aan zijn ei gen identiteit twijfelt. Het boek behandelt niet de problematiek van de mondiaal geïnteresseer de en geëngageerde mens van vandaag. De voorbije oorlog speelt alleen mee vanwege de ongewoon rijke oogst aan do den. De natuur speelt een grote rol. Men denkt aan het gedicht „Het menschelijk leven" van Willem van Haren. En hoewel een duidelijk christelijk element ontbreekt (ondanks bekendheid met de bijbel), laat deze roman een totaalindruk na van mystie ke bespiegeling, uitgaande van een dichterlijk getransponeerde werkelijkheid. De figuur van de oude gravin, die een soort synthese van le ven en dood schijnt te hebben bereikt, is een creatie die mis schien in onze literatuur een ei gen plaats zal behouden. Tegen over haar actieve passiviteit staat de passieve activiteit van de mongool Claudio, bij wie le vens- en vernielingsdrift een synthese hebben aangegaan. De soldaat en het meisje zijn bijfiguren, het eeuwig vrijende paar. Het gezin met de drie kinderen kan representatief zijn voor ..het" gezin, uitslui tend familiaal (en niet sociaal) bekeken. Rest de hoofdfiguur, Folke, door wie wij alles zien en mee maken. Is hij bedoeld bij die zelfmoordpoging, dan verrast dit de lezer toch. Heeft de kin derloosheid te midden van die overdaad aan bloei en le venskracht hem tot wanhoop gedreven? Men is er niet op voorbereid. Hebben wij het he le boek door te maken gehad met een kunstig understatement van Folkes vertwijfeling van wege de onvruchtbaarheid van zijn vrouw? Of heeft de schrij ver aan zijn boek een gefor ceerd einde gemaakt? Ik neig tot de laatste veron derstelling, maar misschien heb ik niet goed gelezen. Dr. C. RIJNSDORP. RECTIFICATIE In het artikel van dr. A. E. Schouten over nylon in ons zon dagsblad van 26 oktober is een fout geslopen. Het wereldver- bruik van textiel in 1950 was niet 18.3 miljoen ton dat is het cijfer van 1966 maar 9.4 miljoen ton De bekende publicist drs. G. Puchinger laat in zijn nieuwste boek Hergroepering der partjjen (Meinema, Delft, 12.50) eenentwintig personen hun visie geven op de toekomst van het Nederlands politiek bestel. Er ko men vijftien politici van alle partijen in de Tweede Kamer drie journalisten en drie hoogleraren aan het woord. Het boek is een bundeling van een reeks inter views die in het reünistenblad van de SSR zijn ver schenen. Centrale vragen zijn: „Welke partijstructuur acht U de meest gewenste" en „Wat is Uw opvatting over de „nacht van Schmelzer". Daarnaast besteedt Puchinger veel aan dacht aan de levensgeschiedenis van de door hem onder vraagden. Op deze wijze wordt een interessant beeld ge schetst van de „kopstukken" in het politieke leven. Het boek biedt de lezer een schat aan informatie. Zo ver telt mr. B. W. Biesheuvel dat hij de grondpolitiek zoals die in het program van formateur Cals was ontworpen te socia listisch vond. „Daarom heeft de constitutionerende vergade ring van het kabinet zo lang geduurd. Maar tenslotte is een compromis gevonden", aldus mr. Biesheuvel. Interessant is ook de opmerking van mr. H. van Riel, de liberale senator, over de val van het kabinët-Marijnen. Op de vraag of ook de VVD schuld had aan de val van dit kabinet, antwoordt hij volmondig „ja". „We hadden een te zware nadruk gelegd op het radio- en t.v.-beleid. Het uit eenvallen van dit kabinet was voor de VVD het trekken van een onprettige conclusie." De oud-leider van de PvdA-Tweede Kamerfractie, mr. J. Burger thans senator vertelt dat hij in 1962 is afge treden omdat de PvdA zijns inziens zich te veel richtte op de kiezers die zij nog niet had en te weinig op de kiezers die zij wel had. Dat „tegenpolige" politici ook wel eens parallel kunnen denken blijkt uit de interviews met de communist M. Bakker en het SGP-Tweede Kamerlid ir. H. van Rossum. Beiden zijn wel eens in Rusland geweest. Op de vraag van Puchin ger „Wat vond U van Leningrad" antwoorden zowel de linkse als de rechtse politicus dat deze stad hen aan Amsterdam deed denken. Dat er in korte tijd soms veel kan veranderen, wordt geïllustreerd in het interview met de parlementair redak- teuren H. C. Faas en mr. M. Postma. Óp de vraag hoe hij in de journalistiek is gekomen zegt Postma dat hij dit vak gekozen heeft om een eigenlijke -beroepskeuze uit de weg te gaan. „Ik was huiverig, me op een vak vast te leggen omdat ik snel door verveling wordt overmand", aldus Postma op 18 december 1967. Ruim een half jaar later werd hij hoofd van de afdeling voorlichting van het departement van ver keer en waterstaat. De keuze schijnt nu dus wel gemaakt en zijn huiver overwonnen. Er zijn bij deze overwegend positieve beoordeling van Puchingers boek toch wel enige kanttekeningen te plaatsen. Het Is jammer dat hij geen poging heeft gedaan om in een inleiding enkele hoofdlijnen te trekken over de ontwikke ling van de partijverhoudingen. Wil men een globaal beeld hebben dan moet men zich eerst door de ruim 700 blad- j zijden heenwerken. Bovendien ontbreekt een verantwoording over de keuze 1 van de geïnterviewde personen. De katholieke politieke we- 1 reld is met Cals, Jurgens, Duynstee, Aalberse en Trimbos goed vertegenwoordigd. Van AR-zijde vinden we mr. Bies heuvel, prof. Verdam en mr. Hoogendijk. Daarentegen is 1 er van de PvdA alleen mr. Burger. De VVD wordt uitslui tend vertegenwoordigd door mr. Van Riel en voor de CHU is slechts freule Wttewaall van Stoetwegen geïnterviewd. Het zou nuttig zijn geweest ook een VVD'er uit het Liberaal Democratisch Centrum te nemen; van de socialisten toch zeker iemand uit Nieuw Links en bij de CHU iemand uit de bekende commissie-Scholten. Ook een vertegenwoordiger van de uitgetreden vrije boeren rond de heer Harmsen ontbreekt. Hoewel hier wellicht tijdgebrek een rol heeft gespeeld. De groep-Harmsen trad uit de Boerenpartij op 24 juni. Het laatste interview uit de bundel is gedateerd op 12 juli. Dit neemt niet weg, dat Hergroepering der partijen? veel interessant studiemateriaal bevat over de politieke partijen in een periode van heroriëntering. Als motief geeft Puchinger zijn boek een citaat van Groen van Prinsterer mee „Elkander willen begrijpen is de voorwaarde om elkandér, ook al blijft er verschil van inzigt, te leeren verstaan". Daarin is Puchinger voortreffelijk geslaagd. HANS VAN SPANNING De huidige koninginnezegels, di- van 1953 af in omloop zijn, worder loor modernere vervangen, umar ~>p een nieuwe afbeelding va mze vorstin voorkomt. De graft iche kunstenaar S. L. Hartz is d ontwerper. De zegel zal verschil nen in de waarden 25, 40. 45, 60, 7C SO cent en een gulden. Voorts in de waarden fl£5, f5,- en f 10,-. „Een tikje meer echte democra tie, dal wil zeggen wat meer respect voor de vrijheid en zelfstandigheid, voor de privacy, zou ons volk wel eens kunnen op brengen ten aanzien van onze mo narchie." Dit schrijft de heer J. de Koning, voorzitter van het Neder lands Cultureel Contact in de ipstellenbundel „Vrij en Onver teerd", door het Monarchistisch Jemocratisch Jongeren Contact uit gegeven ter gelegenheid van het leil dat koningin Juliana twintig iaar regerend vorstin is. Oud-premier dr. W. Drees wijst op de grote rol die de Oranjes in Ie bescherming van Nederlands vrijheid en onafhankelijkheid ïebben gehad. De vorst of vorstin ertegenwoordigt allereerst het icsef der volkseenheid, dat bij alle egenstellingen, juist in moeilijke mstandigheden van zo groot be ing kan zijn. De bekende judoka Anton eesink schrijft dat hij bij -rscheidene ontmoetingen met le ien van het Koninklijk Huis ge- offen is door de warme be- jngsteliing die zij toonden. „Nooit eb ik het gevoel gehad te spreken net mensen die ver boven mij ver ven waren". Minister van staat mr. N. van 'effens betoogt dat het beste antshoofd zijns inziens niel is een ■kozen minister-president, die of en partijman of een kleurloze fi- ;uur is: noch een Grondwet maar een boven de partijen staande persoonlijkheid, die onafhankelijk van de kiezersgunst de bestendige nard en eenheid van een land beli chaamt, en de essentie is van wat de grote meerderheid van ons volk aan het hoofd van de staat wenst te behouden. Het Tweede Kamerlid en oud-minister mr. E. H. Toxopeu» wijs er op dat de Koningin in het overleg met de ministers, doordat zij boven en buiten de partijen staat, een reële invloed kan uitoe fenen op de overeenstemming in het kabinet. Degenen die menen dat het koningschap een louter de coratieve functie zou vervullen, miskennen dan ook het belang en de waarde van deze invloed, aldui mr. Toxopeus. Toneelspeler Willy Walden her innert er aan hoe koningin Julia na en prins Bcrnhard tijdens een uorstclling van de Slecswijkrevua buiten hel protocol om met Wal den en Muyselaar op de foto kwa men. De Koningin vroeg namelijk: „Moeten we niel een plaatje laten maken met de „jongens"?"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1968 | | pagina 14