CEES VLAG
Bloei
vernieling
en dood
Cuba in de ogen
van Mulisch
2c
HERGROEPERING
DER PARTIJEN?
hoopt elke
keer op de
prent van
zijn leven
Zeven dogen verder
Toch de
bomstop
PUCHINGER
LAAT
POLITICI
PRATEN
OVER
Vorstin en monarchie
ZATERDAG 2 NOVEMBER 196»
door KIRSTEN EMOUS
„Daar, in da weilanden van de Bickhorstpolder
staat die grote, gele, Boeddhabeeldachtige gas
houder als een gore vlek. Die ga ik maken en als
de prent af is, wil ik niet dat de mensen zeggen:
„Ja, aardig ding". Nee, ik wil dat ze zeggen:
„Allemensen, wit een gashouder".
Cees Vlag, grote, vriendelijke
ogen met een introverte blik
achter een bril, onder het
baardje een vlinderdasje, be
weeglijke handen, die met wijde
gebaren rijn woorden on
derstrepen.
Hij is „koortsachtig", zoals
hij zegt, bezig met het schilde
ren van Haagse stadsgezichten,
die zometeen gaan verdwijnen.
Bijvoorbeeld de Dierentuin,
waar Den Haag tientallen jaren
feestte, de keurige benen van
de krakende vloer gooide, jubi
leerde, recipieerde en waar het
zicht op het podium al vanaf de
tiende rij even slecht was als
de akoestiek. Dit gebouw, dat
onder de slopershamers ineen
zijgt, gaat Cees Vlag schilderen
en waarschijnlijk zal het resul
taat een even sterke impressie
van beklemming en eenzaam
heid teweeg brengen, als zijn
JJARRY MULISCH heeft het
woord bij de daad ge
voegd in een getuigenis van
de revolutie op Cuba. Hij
heeft het op zijn eigen won
derlijke manier gedaan:
knap, boeiend, maar ook
wet naïef.
Voor zijn getuigenis in boek
vorm geeft hij zelf drie redenen
op: hij kon het niet laten; er valt
steeds wat nieuws te vertellen;
en de boeken die hij gelezen
heeft vond hij meestal vervelend
hun Inhoud is waar en daar
mee Is alles gezegd. De Cu
baanse werkelijkheid 16 In de
ogen van Mulisch echter totaal
anders dan de „bevestiging van
ware mededelingen, die vervelend
rijn".
Door opzet en inhoud van
zijn getuigenis heeft hij getracht.
Iets van dat „surplus" te vangen
zonder zelf vervelend te wor
den. Tussen de bedrijven door
krijgt de lezer een flinke brok
geschiedenis voorgeschoteld, die
tot de middeleeuwen teruggaat.
Het geschrift telt zeven delen, 54
paragraafjes en beslaat 250 blad
rijden 1).
Vla de Brug der zuchten in
Venetië en de „echte brug der
zuchten, die ergens anders moet
zijn" stapt Mulisch naar Cuba,
„de mooiste staat". Daar neemt
hij iets anders waar dan de
„versteende revolutie" van Euro
pa en de Ver. Staten aan de ene
en Rusland aan de andere kant
(met de vreedzame coëxistentie
els verstandshuwelijk).
Wat hij aantreft is geen steen,
evenmin plastic of elastiek, In
het geheel geen vaste stof. maar
iets vloeibaars: water, een rivier
waarin men niet tweemaal kan
baden, omdat onafgebroken
nieuw water toestroomt. Hij vindt
niet het ding van zijn voorstel
ling. maar zoiets als de werking
van de voorstelling zelf: bewe-
9in9-
En zo is voor Mulisch op Cuba
de verandering de permanente
toestand. Zijn filosofische esca
pades doen echter nogal eens
Harry Mulisch
misleidend aan en zijn overdre
ven adoratie voor Fidel Castro
(en Che Guevara) draagt er niet
toe bij. de lezer te overtuigen.
Passages als die over Ernest
Hemingway maken echter
weer veel goed.
Betrouwbare Informatie over
Cuba geeft het boek niet;
hoogstens bevat het momentop
namen. die In het getuigenis van
de schrijver passen. Wil men dit
op de koop toenemen, dan krijgt
men een goed stuk moderne lite
ratuur. Dit nieuwste werk van
Mulisch haalt het niet bij zijn
Wenken voor de jongste dag.
Tiaar is daarna wel het beste sinds
zijn autobiografische Voer voor
psychologen.
Mulisch besteedt ook vrij vee:
aandacht aan Che Guevara. Wat
hij schrijft is interessanter dan
het Bollviaans dagboek van de
ze omgekomen revolutionaire lei
der. van welk boek een Neder
landse vertaling is verschenen
2). De „noodzakelijke Inleiding"
van Fidel Castro wekt grote ver
wachtingen. Ten onrechte: het
enige wat opvalt is, dat de aan
tekeningen ontbreken van dertien
dagen, die volgens Cestro niet
belangrijk zijn.
J. den Boef
1) Het woord bl| do dood, ultg. Do
Btzlgo Bij, Amsterdam (f 9.50).
2) Ultg. Polak A Van Cannap, Am
sterdam (240 blx., galll.f S,50).
werk dat kort geleden in Pul-
chri Studio werd geëxposeerd.
Vlag's straten kennen geen
mensen. Zijn Vaillantlaan gaat
gebukt onder een zware on
weershemel en de Galerij in
Scheveningen, die ook de
langste tijd heeft geleefd, doet
de kijker denken aan een stel
aangetaste kiezen.
„Ik reageer direct volkomen
hersenloos op sfeer. Ik kan er
nooit helemaal achterkomen,
waaruit die sfeer nou wordt op
gebouwd, maar ik probeer het
in mijn werk.
Dat lukt hem. Zijn paviljoen
De Witte, waar de Haagse chic,
het „vie en rose" nog wat rekt,
staat geïsoleerd in de lijst en:
„Neem nou het havenhoofd in
Scheveningen, waar al die
mensen zo jolig staan te vissen.
Ze zien het niet. Ze zien dat
vieze afgebrokkelde muurtje en
dat armzalige, dooie torentje op
het eind niet. Eigenlijk is het
havenhoofd heel triest. Zo zie
ik het en zo heb ik het ge
maakt.
„Cees Vlag, ja, vroeger dach
ten we: 'een klein talent', maar
tegenwoordig ontwikkelt hij
zich op verrassende wijze", zei
een Haagse criticus en het pu
bliek blijkt dezelfde mening te
hebben.
„Tja, wat moet ik daar nou op
zeggen?" Vlag maakt een ver
bijsterd handgebaar: „Ik weet
alleen dat Je er zonder techniek
niet kan komen. Als graficus
heb je maar met een paar din
gen te maken: papier, inkt, de
pers en handbeheersing bij het
snijden. Zeker bij de pietepeu
terige lettertjes, waarvoor ik
vaak een loep gebruik".
„En wat het publiek betreft,
helaas moet ik zeggen dat de
mensen vaak een prent kopen
omdat hij zo mooi boven de
bank hangt en dan moet ik ko
men kijken en dan hangt hij
inderdaad mooi... Maar daar
gaat het toch niet om. Nou ver
koopt kleur inderdaad beter
dan zwart-wlt Ook een van de
Bloei, vernieling en dood
dat zijn de drie onderwerpen
van de jongste publicatie van
Geert van Beek, de roman De
steek van een schorpioen (uitg.
Em. Querido's Uitgeverij N.V.,
Amsterd-am, 166 blz., 12,90.
Blo«i:,dat is de natuur in en om
het Italiaanse dorp, waar de ge
beurtenissen zich afspelen; dat zijn
de kinderen en de dieren, de sol
daat en zijn meisje; dat is Folke en
zijn jonge vrouw, hoewel hun hu
welijk kinderloos is.
Vernieling: dat is de achterlijke
jongen Claudio met de kracht van
een stier, de dierenbeul en kinder
verkrachter.
Dood: dat zijn de herinneringen
aan de oorlog, de oorlogsgraven en
gewone graven; dat zijn de aan
geklede geraamten in de twee gla
zen doodkisten in de crypte van
het middeleeuwse kerkje; dat is
de oude dame die voortdurend met
haar overleden man praat en zich
in hotelkamers omringt met fami
liefoto's (een zoon is in de oorlog
gesneuveld)
Folke heeft zijn vrouw
thuisgelaten en verblijft in dat
Italiaanse dorp. Hij vindt daar
het gezin terug waarmee hij in
de trein gezeten heeft: vader,
moeder, twee jongens en een
meisje. Hij ontmoet daar de
tachtigjarige vrouw, de gravin,
Geert van Beek
die heel oud geworden is om
weer jong te kunnen denken
(bl. 80); de oude astmatische
hond; het meisje en de soldaat;
Claudio, „kruising van een beer
en een aap" (44); de jongen
Werner, met rijn avontuurlijke
fantasieën en zijn strenge vader
Ludwig; de tienjarige Marjan,
die straks het slachtoffer van
Claudio's dierlijke drift worden
zal; de kleine jongen opnieuw,
die zijn grote broer wrede din
gen uit de oorlog wil laten
voorlezen. En dan weer diezelf
de kinderen Werner en Marjan,
waarmee de kinderloze man
Folke krijgertje speelt en naar
bijbelteksten raadt. En het boek
eindigt ermee, dat de oude
redenen, waarom ik tot het ma
ken van kleurgrafieken ben
overgegaan.
„Dan heb je nog mensen, die
meer naar hun herinnering ko
pen. Iemand, die in de oorlog
aan de Vaillantlaan ondergedo
ken had gezeten, kocht mijn
prent, omdat die de sfeer van
toen helemaal bleek uit te
drukken".
Cees Vlag werd in 1934 in
Gouda geboren, maar het
grootste deel van zijn jeugd
bracht hij in Den Haag door.
„Na twee maanden militaire
dienst kwam ik er uit met een
„S vijfje". Toen zei ik tegen
mijn vader: „Da's nou toch ver
loren. Laat me maar gaan schil
deren op de academie. Dan kun
iij nog wat kinderbijslag trek
ken ook.' Nou, dat ging door en,
met alle respect voor de acade
mie, die zeer nuttig was
daar heb ik geleerd hoe ik het
niet moest doen. Vanuit de ken
nis kon ik verder werken.
Cees Vlag „haalt geen hoge
productie". Zijn techniek en
zijn perfectionistische manier
van werken „perfectie is een
ziekte" zorgen ervoor dat hij
er niet meer dan elf per jaar
maakt. „Daar zijn er dan mis
schien twee bij, die werkelijk
goed rijn. Jammer, maar ja, je
kunt niet altijd pudding eten,
niei.waar. Eigenlijk ben ik elke
keer, als een prent klaar is, te
leurgesteld. Telkens denk ik:
„Nou ga ik dè prent van mijn
leven maken. Zoiets, waarvan
de mensen zeggen: „Tjonge, ge
weldig" en als-ie af is, blijkt hij
net niet uit te drukken wat ik
voelde. Maar dat Is helemaal
niet erg, want intussen ben ik
al aan een andere bezig. En dat
wordt dan weer de prent die ik
altijd al had willen maken."
HET ZOU wel, het zou
niet, het zou toch, het werd
niettemin tegengesproken
en niemand wist ervan,
maar de bombardementen
op Noord-Vietnam zijn ge
staakt. Onrust in Zuid-
Vietnam, voorzichtige vol
doening in grote delen van
de wereld en voorlopig nog
de vraag hoe het nu verder
zal uitpakken.
De bomstop overschaduwt het
andere wereldnieuws: de zachte
landing van de Russische astro
naut Beregovoi in zijn Soyoez,
de bedenkelijke incidenten tus
sen Israël en Egypte, het even
weer opvlammende protest der
Tsjechen tegen de Russische
bezetting, de Duitse spionage-
zaak, McCarthy's steun voor
Humphrey, de Nobelprijzen
voor chemie en fysica, het over
lijden van de Griekse oud-pre
mier Papandreoe, de kernge
leerde Lise Meitner en de
filmster Ramon Novarro.
Aan d'oever van het IJ, daar
doet zich heerlijk open, de tun
nel richting Noord, de nieuwste
van Europa. (Spellingvraagje:
IJ-tunnel met of IJtunnel zon
der koppelteken? Onze con
clusie: géén koppelteken, want
Van Dale schrijft ijbokking ook
zonder, en er is geen kans op
misverstand, zoals bij gsnaar,
pijpetuitje en zaaiuien...)
Nederland blijkt volgens
enquêtes gematigd over de we
reldproblemen te denken: voor
Humphrey, voor onderhandelen
over Vietnam, en met een dui
delijke voorkeur voor meer ont
wikkelingshulp. Betogingen in
Amsterdam, onrust onder stu
denten in Nijmegen en Utrecht.
Een vliegtuigongeluk met drie
slachtoffers in Suriname.
Kij-k-luistergeld naar 75 en
de Tweede-Kamerleden hun
hogere schadeloosstelling.
Raadsleden die overlopen van
Koekoek naar Binding Rechts.
In Rotterdam overlijdt, 63 jaar
oud, de musicus Piet van den
Kerkhoff.
Veel leven in de economische
brouwerij. Rijn-Schelde wil een
kredietgarantie voor een Euro
dok. De NS-top krijgt eer
nieuw gezicht met dr. De Bruir
als president in plaats van ir
Lohmann. Op het Nederland:
deel van het continentaal pla'
valt de vondst van gas en olif
bitter tegen. Zwolsman blijf
bij de EMS. Nijgh en Van Dit
mar nemen H. P. Leopold ovei
De HAL gaat ook in het luchl
vervoer.
Hoogovens lijden zware scha-
le door het uitvallen van vier
jvens tegelijk. De Shell boek:
weer meer winst. De commer
ciële kernenergiecentrale za
wel bij Vlissingen komen. De
NV Claus probeert zich dooi
surséance te rede en. Onrust in
de Kamer over de broodoorlog
Fiat en Citroën gaan toch sa
menwerken, maar niet met Ita
Jaanse overheersing. De vak
centralen zijn hot oneens ove
de loonwet.
Er is de hele week geen loods
gearresteerd. O, zei Brandpunt
dat donderdag ook al?
vrouw een zelfmoord verhin
dert (is het Folke? zijn naam
wordt niet genoemd; deze scène
wordt verteld quasi via de oude
hond); ,Jn ieder geval ziet alles
er bemoedigend uit" (blz. 166).
Eén hoofdstuk, het negentien
de, vind ik veel minder dan de
rest; een hutspot van histo
rische herinneringen in het Ro
meinse amfitheater, nogal con
ventioneel („Er verschijnt nu
een jong Romeins edelman ten
tonele", bl. 105 enz.).
De auteur mengt de herinne
ringen anachronistisch door el
kaar, maar bereikt daarmee m.i.
toch niet het gewenste effect.
Maar op andere plaatsen lopen
beschrijvingen en fantasieën
ongedwongen in elkaar over.
Het boek zal wel teruggaan
op een kern van werkelijke er
varingen, maar het knappe is
dan toch dat de schrijver erin
geslaagd is aan de hand van
personen en feiten een medita
tieve roman te schrijven over
de drie levensverschijnselen:
bloei (met veel nadruk op de
seksuele vruchtbaarheid), ver
nieling en dood. Al deze drie
verschijnselen vallen onder het
begrip „het levensraadsel."
Een meditatie in romanvorm
dus over het raadsel van het
leven. Opvallend hierbij is de
afwezigheid van alle eigenlijke
moderne problematiek. Het gaat
niet over de hedendaagse gro
testadsbewoner die aan zijn ei
gen identiteit twijfelt. Het boek
behandelt niet de problematiek
van de mondiaal geïnteresseer
de en geëngageerde mens van
vandaag. De voorbije oorlog
speelt alleen mee vanwege de
ongewoon rijke oogst aan do
den. De natuur speelt een grote
rol. Men denkt aan het gedicht
„Het menschelijk leven" van
Willem van Haren. En hoewel
een duidelijk christelijk element
ontbreekt (ondanks bekendheid
met de bijbel), laat deze roman
een totaalindruk na van mystie
ke bespiegeling, uitgaande van
een dichterlijk getransponeerde
werkelijkheid.
De figuur van de oude gravin,
die een soort synthese van le
ven en dood schijnt te hebben
bereikt, is een creatie die mis
schien in onze literatuur een ei
gen plaats zal behouden. Tegen
over haar actieve passiviteit
staat de passieve activiteit van
de mongool Claudio, bij wie le
vens- en vernielingsdrift een
synthese hebben aangegaan.
De soldaat en het meisje zijn
bijfiguren, het eeuwig vrijende
paar. Het gezin met de drie
kinderen kan representatief
zijn voor ..het" gezin, uitslui
tend familiaal (en niet sociaal)
bekeken.
Rest de hoofdfiguur, Folke,
door wie wij alles zien en mee
maken. Is hij bedoeld bij die
zelfmoordpoging, dan verrast
dit de lezer toch. Heeft de kin
derloosheid te midden van die
overdaad aan bloei en le
venskracht hem tot wanhoop
gedreven? Men is er niet op
voorbereid. Hebben wij het he
le boek door te maken gehad
met een kunstig understatement
van Folkes vertwijfeling van
wege de onvruchtbaarheid van
zijn vrouw? Of heeft de schrij
ver aan zijn boek een gefor
ceerd einde gemaakt?
Ik neig tot de laatste veron
derstelling, maar misschien heb
ik niet goed gelezen.
Dr. C. RIJNSDORP.
RECTIFICATIE
In het artikel van dr. A. E.
Schouten over nylon in ons zon
dagsblad van 26 oktober is een
fout geslopen. Het wereldver-
bruik van textiel in 1950 was
niet 18.3 miljoen ton dat is
het cijfer van 1966 maar 9.4
miljoen ton
De bekende publicist drs. G. Puchinger laat in zijn
nieuwste boek Hergroepering der partjjen (Meinema,
Delft, 12.50) eenentwintig personen hun visie geven op
de toekomst van het Nederlands politiek bestel. Er ko
men vijftien politici van alle partijen in de Tweede
Kamer drie journalisten en drie hoogleraren aan het
woord. Het boek is een bundeling van een reeks inter
views die in het reünistenblad van de SSR zijn ver
schenen.
Centrale vragen zijn: „Welke partijstructuur acht U de
meest gewenste" en „Wat is Uw opvatting over de „nacht
van Schmelzer". Daarnaast besteedt Puchinger veel aan
dacht aan de levensgeschiedenis van de door hem onder
vraagden. Op deze wijze wordt een interessant beeld ge
schetst van de „kopstukken" in het politieke leven.
Het boek biedt de lezer een schat aan informatie. Zo ver
telt mr. B. W. Biesheuvel dat hij de grondpolitiek zoals die
in het program van formateur Cals was ontworpen te socia
listisch vond. „Daarom heeft de constitutionerende vergade
ring van het kabinet zo lang geduurd. Maar tenslotte is een
compromis gevonden", aldus mr. Biesheuvel.
Interessant is ook de opmerking van mr. H. van Riel, de
liberale senator, over de val van het kabinët-Marijnen. Op
de vraag of ook de VVD schuld had aan de val van dit
kabinet, antwoordt hij volmondig „ja". „We hadden een te
zware nadruk gelegd op het radio- en t.v.-beleid. Het uit
eenvallen van dit kabinet was voor de VVD het trekken
van een onprettige conclusie."
De oud-leider van de PvdA-Tweede Kamerfractie, mr. J.
Burger thans senator vertelt dat hij in 1962 is afge
treden omdat de PvdA zijns inziens zich te veel richtte op
de kiezers die zij nog niet had en te weinig op de kiezers
die zij wel had.
Dat „tegenpolige" politici ook wel eens parallel kunnen
denken blijkt uit de interviews met de communist M. Bakker
en het SGP-Tweede Kamerlid ir. H. van Rossum. Beiden
zijn wel eens in Rusland geweest. Op de vraag van Puchin
ger „Wat vond U van Leningrad" antwoorden zowel de linkse
als de rechtse politicus dat deze stad hen aan Amsterdam
deed denken.
Dat er in korte tijd soms veel kan veranderen, wordt
geïllustreerd in het interview met de parlementair redak-
teuren H. C. Faas en mr. M. Postma. Óp de vraag hoe hij
in de journalistiek is gekomen zegt Postma dat hij dit vak
gekozen heeft om een eigenlijke -beroepskeuze uit de weg te
gaan. „Ik was huiverig, me op een vak vast te leggen omdat
ik snel door verveling wordt overmand", aldus Postma op
18 december 1967. Ruim een half jaar later werd hij hoofd
van de afdeling voorlichting van het departement van ver
keer en waterstaat. De keuze schijnt nu dus wel gemaakt
en zijn huiver overwonnen.
Er zijn bij deze overwegend positieve beoordeling van
Puchingers boek toch wel enige kanttekeningen te plaatsen.
Het Is jammer dat hij geen poging heeft gedaan om in een
inleiding enkele hoofdlijnen te trekken over de ontwikke
ling van de partijverhoudingen. Wil men een globaal beeld
hebben dan moet men zich eerst door de ruim 700 blad- j
zijden heenwerken.
Bovendien ontbreekt een verantwoording over de keuze 1
van de geïnterviewde personen. De katholieke politieke we- 1
reld is met Cals, Jurgens, Duynstee, Aalberse en Trimbos
goed vertegenwoordigd. Van AR-zijde vinden we mr. Bies
heuvel, prof. Verdam en mr. Hoogendijk. Daarentegen is 1
er van de PvdA alleen mr. Burger. De VVD wordt uitslui
tend vertegenwoordigd door mr. Van Riel en voor de CHU
is slechts freule Wttewaall van Stoetwegen geïnterviewd.
Het zou nuttig zijn geweest ook een VVD'er uit het Liberaal
Democratisch Centrum te nemen; van de socialisten toch
zeker iemand uit Nieuw Links en bij de CHU iemand uit de
bekende commissie-Scholten. Ook een vertegenwoordiger van
de uitgetreden vrije boeren rond de heer Harmsen ontbreekt.
Hoewel hier wellicht tijdgebrek een rol heeft gespeeld. De
groep-Harmsen trad uit de Boerenpartij op 24 juni. Het
laatste interview uit de bundel is gedateerd op 12 juli.
Dit neemt niet weg, dat Hergroepering der partijen? veel
interessant studiemateriaal bevat over de politieke partijen
in een periode van heroriëntering. Als motief geeft Puchinger
zijn boek een citaat van Groen van Prinsterer mee „Elkander
willen begrijpen is de voorwaarde om elkandér, ook al blijft
er verschil van inzigt, te leeren verstaan".
Daarin is Puchinger voortreffelijk geslaagd.
HANS VAN SPANNING
De huidige koninginnezegels, di-
van 1953 af in omloop zijn, worder
loor modernere vervangen, umar
~>p een nieuwe afbeelding va
mze vorstin voorkomt. De graft
iche kunstenaar S. L. Hartz is d
ontwerper. De zegel zal verschil
nen in de waarden 25, 40. 45, 60, 7C
SO cent en een gulden. Voorts in
de waarden fl£5, f5,- en f 10,-.
„Een tikje meer echte democra
tie, dal wil zeggen wat meer
respect voor de vrijheid en
zelfstandigheid, voor de privacy,
zou ons volk wel eens kunnen op
brengen ten aanzien van onze mo
narchie." Dit schrijft de heer J. de
Koning, voorzitter van het Neder
lands Cultureel Contact in de
ipstellenbundel „Vrij en Onver
teerd", door het Monarchistisch
Jemocratisch Jongeren Contact uit
gegeven ter gelegenheid van het
leil dat koningin Juliana twintig
iaar regerend vorstin is.
Oud-premier dr. W. Drees wijst
op de grote rol die de Oranjes in
Ie bescherming van Nederlands
vrijheid en onafhankelijkheid
ïebben gehad. De vorst of vorstin
ertegenwoordigt allereerst het
icsef der volkseenheid, dat bij alle
egenstellingen, juist in moeilijke
mstandigheden van zo groot be
ing kan zijn.
De bekende judoka Anton
eesink schrijft dat hij bij
-rscheidene ontmoetingen met le
ien van het Koninklijk Huis ge-
offen is door de warme be-
jngsteliing die zij toonden. „Nooit
eb ik het gevoel gehad te spreken
net mensen die ver boven mij ver
ven waren".
Minister van staat mr. N. van
'effens betoogt dat het beste
antshoofd zijns inziens niel is een
■kozen minister-president, die of
en partijman of een kleurloze fi-
;uur is: noch een Grondwet maar
een boven de partijen staande
persoonlijkheid, die onafhankelijk
van de kiezersgunst de bestendige
nard en eenheid van een land beli
chaamt, en de essentie is van wat
de grote meerderheid van ons volk
aan het hoofd van de staat wenst te
behouden.
Het Tweede Kamerlid en
oud-minister mr. E. H. Toxopeu»
wijs er op dat de Koningin in het
overleg met de ministers, doordat
zij boven en buiten de partijen
staat, een reële invloed kan uitoe
fenen op de overeenstemming in
het kabinet. Degenen die menen
dat het koningschap een louter de
coratieve functie zou vervullen,
miskennen dan ook het belang en
de waarde van deze invloed, aldui
mr. Toxopeus.
Toneelspeler Willy Walden her
innert er aan hoe koningin Julia
na en prins Bcrnhard tijdens een
uorstclling van de Slecswijkrevua
buiten hel protocol om met Wal
den en Muyselaar op de foto kwa
men. De Koningin vroeg namelijk:
„Moeten we niel een plaatje laten
maken met de „jongens"?"