GROT£ BRAND MONACO in Uit kleine vlam ei ing" HALVE EEUW HOOGOVENS ZATERDAG 26 OKTOBER 1968 Spreken Hoogovens tot de verbeelding van bet publiek? Het wel en wee van grote industrieën interesseert ons ongetwijfeld meer dan vroeger. Maar pro duktie van ruwijzer en martinstaai, knuppels, breedband en platines? Toch is de geschiedenis van Nederlands tot nu toe enige hoogovenbedrijf een boeiende zaak, nu al vijftig jaar lang De gegevens voor bijgaande impressie van vijftig jaar Hoogovens IJmuiden putte onze redacteur W. F. Stafleu uit een gedenkboek, dat niet in de handel is, maar voor relaties en personeel is bestemd. De Tilburgse hoogleraar dr. Joh. de Vries heeft er vier jaar aan gewerkt om voor het eerst de historie van de Koninklijke Nederlandsche Hoogovens en Staalfabrieken NV te boek te stellen. Het werd een forse uitgave van meer dan 700 bladzijden. A. E. SCHOUTEN Historisch moment: een nieuwe vezel ontstaat in het rea geerbuisje als voorloper van wereldveroveraar „Nylon". bp 27 oktober 1938 werd in de Verenigde Staten de eerste mthetische textielvezel „nylon" ten doop gehouden voor forum van de Amerikaanse pers. De vice-president van J grote concern Du Pont de Nemours, dr. C. M. A. Stine, strekte aan pers en publiek de informaties die een schok- nd evenement inhielden; de geboorte van een geheel ithetisch textielmateriaal, glanzend als zijde, sterk als al. en vervaardigd uit grondstoffen van de chemische riek. n Du Pontrs fabriek te Wilmington werd het materiaal vaardigd. Aanvankelijk genoten alleen de inwoners van ie stad het voorrecht nylon kousen te kunnen kopen. Het rd een ongekende run op de aangewezen winkel. In ge rijen schuifelden de van nylonzucht en koopdrift be en gegadigden voort naar het verkoopcentrum. Zelfs lie- i sommigen zich voor enkele dagen inschrijven in het Iolkingsregister van Wilmington om toch maar een paar ons te kunnen bemachtigen. et wérd eert succes, en het blééf een succes, die hele nylon- ire. En dat, ondanks de teleurstelling in de algemene verwach- dat deze fraaie kous nu ook de kous zou zijn die niet laddert, dit misverstand gaf de op het woord „nylon" gegeven toe- tting alle aanleiding. Er werd namelijk meegedeeld dat het ord „nylon" als volgt tot stand gekomen was. Waargenomen was dat nylonkousen geen ladderneigingen ver- iden. Géén ladder, d.w.z. no run. Men zou de vezel daarom de m „norun" willen geven, maar de adviescommissie, die over te kiezen handelsnaam een uitspraak moest doen, vond dat run" niet prettig in het gehoor liggen. Toen overwoog men om- ing van de klinkers tot „nuron", doch ook deze naam werd Zij kon niet langer wachten worpen. Daarna werd „nulon" voorgesteld, maar die merk- m bestond al. Tenslotte werd het via „nilon" uiteindelijk *lon". loze tongen hebben naderhand gefluisterd dat in deze Ameri- inse naamgeving een overmoedige uitdaging aan Japan tot uit- .ikking was gebracht als afkorting van: ..Now You Lazy Old fP°n". Hoe dit ook zij, die uitdaging heeft Japan wel beant- Kaprd: het is thans, na Amerika als eerste, de tweede producent plastics en synthetische vezels op de wereldmarkt! -)p 15 mei 1940 kwamen de nylonkousen in alle Amerikaanse Ben op de markt. Ze vonden een onstuitbare afti-ek totdat door lOorlogsomstandigheden de Amerikaanse overheid beslag legde alle nylonproduktie ten behoeve van de uitrusting van het er. Zo werd nylon de ideale grondstof voor parachutes, zeilen, pen en uniformen. Direct na de oorlog schakelde Du Pont weer fr op de kousenproduktie en wist deze in weinige maanden op jn 8Toeren tot een capaciteit van 360 miljoen paar per jaar. lk>k dat was nog niet toereikend. In lange rijen stonden de lerikaanse vrouwen weer voor de nylonwinkels en er ontwik- de zich een zwarte markt voor djit zo hartstochtelijk begeerde Pas in 1947, toen Du Pont's derde nylonfabriek werd ge- kwam er geleidelijk een evenwicht tussen vraag en aanbod. |et zou onredelijk zijn, bij het schetsen van de geschiedenis van unieke materiaal uniek vanwege de met zyn technisch- nmerciële opkomst verweven psychologische en sociologische ilicaties en effecten de naam van de uitvinder onvermeld te !n. Nylon is een uitvinding van dr. W. H. Carothers (1896 die in één van Du Pont's laboratoria samen met dr. J. W. een groots onderzoek opzette en tot uitvoering bracht ter ver- •diging van een synthetisch textielmateriaal. lem stond voor ogen de chemische structuur van de fraaiste tielvezels der levende natuur: wol en zijde. Deze vezels hebben, de chemici noemen, een eiwitstructuur. Zo zocht Carothers grondstoffen, waarmee hij hoogmoleculaire draadmoleculen opbouwen, die structureel overeenkomst vertonen met eiwit- leculen. rele jaren heeft Carothers aan dit project gewerkt. Honderden ndstoffen werden door hem beproefd. Het ging daarbij niet ten om de vervaardiging van draadmoleculen van eiwitachtige 2 letuur, maar ze moesten ook door mechanische sterkte èn door elt- en vloei-eigenschappen te verspinnen zijn tot ragfijne dra- i. die textieltechnisch zouden kunngn worden verwerkt. onderzoek van ongeveer zeven jaren leverde op 28 februari 5 het gezochte resultaat. De twee grondstoffen, die Carothers staat stelden een fraaie en sterke nylonvezel te vervaardigen, i adipinezuur en hexamethyleendiamine. In Carothers labora- ium kreeg het produkt de naam „AH-zout" en ,.vezel-66". A en zijn de beginletters van de grondstoffen; 66 duidt aan dat ieder i deze grondstoffen 6 koolstofatomen bevat. Nu moest nog de semi-technische en technische schaalvergroting I de commerciële produktie gerealiseerd worden. i.Nylon" is inmiddels van merknaam een soortnaam geworden, ile chemische industrieën hebben zich op dit vakgebied gewor- r. en zo zijn er vandaag diverse „nylon-typen" op de markt. Het fderlandse „Akulon" van de AKU is een van de vele. Uit een fepunt van chemische nomenclatuur is het overigens correcter te spreken van „polyamiden" dan van „nylons". Echter, de zo tari« 'ergoj. Een glinsterende saffier aan een gouden kust. Prinsheerlijk Monaco het krap anderhalve vierkante kilometer beslaande mini-staatje aan de Middellandse Zee doet er alles aan die glans op te poetsen. Monaco waar In alle straten de sprook jessfeer van de mooie prins en zijn dito prinses voelbaar is - moet groeien om zich een van 's werelds meest uitbundige va kantie-oorden te kunnen blijven noemen. Dertig procent van de huidige oppervlakte moet erbij komen om de Monegaskische plannen te kurvhen uitvoeren. Over een enkel jaar ligt er een nieuw Monaco: aangepast aan de eisen die 's werelds rijken stellen. Nieuw strand, meer zon en zwemgelegenheden en nog meer luxueuze hotels. En de hon derden miljoenen guldens die daarvoor nodig zijn, worden op de juiste manier geïnvesteerd. Het rendement zal hoog zijn, want Monaco heeft vele pré's. De vrijwel altijd schijnende zon is daarvan niet een van de onbe langrijkste. Monaco is een smalle lap grond. In het noorden volge bouwd tot aan de voet van de bergen die Frans zijn. Van zee tot bergen zevenhonderd meter op z'n breedst en 180 meter op het smalste stuk. De grens met de zee is drie kilometer lang en daar ligt Monaco's enige vlucht weg. De zee in dus. Creëren van nieuwe grond. Twee jaar geleden werd het plan geopperd. Gelijktijdig met de viering van één eeuw Monte Carlo de stadskern van Mona co met het befaamde casino kwam prins Rainer III met het opzienbarende moderniserings- projekt. Zonder de toeristen te storen is het werk aan de zee nu twee jaar bezig. Er begint (ruw) tekening In te komen. In de oostelijke hoek van Mo naco moet het nieuwe district Monte-Carlo Bord-de-Mer komen, een uitnodiging voor de internationale topclientèle. Eén ding staat de Monegasken hierbij voor ogen: de exploitatie van de natuurlijke elementen van zon en zee. Daar komt ruimte op twee in zee te leggen platforms voor een promenade-terras, villa's, hotels en een zandstrand. Westwaarts in de schaduw van het stadion Louis II wordt aan een nieuwe Jachthaven ge werkt (500 meter kade), aanslui tend op een platform waarop tus sen veel groen gebouwen voor velerlei doeleinden zullen worden gezet. Met deze moderniseringspoli- tiek legt het prinsdom de basis voor het Monaco van morgen. Toerisme was, is en blijft het punt waar het economische leven van de staat om draait. De staatsinkomsten vloeien groten deels uit die bron binnen. En zelfs met zo'n snelheid dat de 25.000 inwoners van Monaco (slechts 15 procent Is Monegask, de rest Frans en Italiaans) geen inkomstenbelasting betalen. Het décor waartegen zich jaar lijks autorally's, de Grand Prix, sportevenementen, gala-avonden, concerten, opera-, ballet- en to neelvoorstellingen afspelen, moet meegroeien. Meer luxe. meer mogelijkheden. De exquise toe risten vragen erom. Daarom presenteert Monaco zich straks als een nieuw gezette saffier, in het licht gezet door een goed- zon. BRAM OOSTERWIJK WENCKEBACH merkwaardige populariteit van nylon heeft deze benaming héél diepe wortels doen schieten in de denkwereld van producenten en consumenten. Het is interessant om na te gaan hoe het Amerikaanse gebruiks patroon van nylon in de loop van deze dertig jaren sinds 1938 gewijzigd is. Aanvankelijk waren het allermeest kousen, in de oorlog legermaterialen en daarna krijgen we dan de ontwikkeling, die in onderstaande tabellen is weergegeven. aan hout wordt onttrokken. De natuurlijke bronnen zijn echter meer begrensd in hun materiaalvoorzieningscapacileiten dan de industriële. Daarom zullen binnen afzienbare tijd op de wereld textielmarkt de synthetische vezels de tweede plaats innemen naast katoen, dat de eerste plaats behoudt. Vergelijken we 1930 en 1950 met 1967 dan krijgen we onderstaande tabel. 1950 1965 1. dameskousen 1. autobanden 2. damesondergoed 2. vloerkleden 3. parachutes 3. damesondergoed 4. herensokken 4. dameskousen 5. autobanden 5. herensokken 6. damespullovers 6. bandweefsels Wat hier opvalt, is dat de dameskousen van de eerste naar de vierde plaats zijn verdrongen, en dat de autobanden inmiddels de eerste plaats als nylon- afzetgebied hebben veroverd. Belangivekkend is ook de opkomst van nylon als grondstof in de tapijt industrie. Hier wordt wol meer en meer verdrongen. Proportionele verhoudingen in het wereldtextielverbruik 1930 1950 1967 71 60 wol 15 11 8 cellulosevezels 3 17.3 17 synthetische vezels 0.7 15 100 100 100 totale produktie in milj. tonnen 7.2 18.3 18.9 Tenslotte nog enige vergelijkende cijfers. De wereldproduktie van de verschillende nylons bedroeg in 1950 45.000 ton, in 1967 1,3 miljoen ton. Van de totale wereldproduktie van synthetische vezels ten bedrage van 2.89 miljoen ton werd door de nylons 45 ingenomen. In de wereldtextielvoorziening zullen de synthetische vezels een steeds groeiende positie blijven innemen. De natuur levert ons katoen en wol, de chemische industrie voegt daarbij de (half synthetische) cellulosevezels, waarvoor de grondstof cellulose Volgens deskundige schattingen zal de produktie van synthe tische vezels in 1980 gestegen zijn tot tien miljoen ton, ver boven de dan geproduceerde vier miljoen ton cellulosevezels. De grondlegger van deze ontwikkeling, dr. W. H. Carothers. stierf op 29 april 1937. zodat hijzelf het grandioze succes van zijn levenswerk niet heeft beleefd. Hij moet gerekend worden tot de grootste organici van deze eeuw. Van de pioniers op dit vakgebied hebben de hoogleraren Stau- dinger (Duitsland), Ziegler (Duitsland) en Natta (Italië) Nobel prijzen gekregen. Carothers was zeker een vakgenoot van hun formaat, maar hij heeft te kort geleefd om Nobelprijswinnaar te kunnen worden. Vergeleken bij de zes hoogovens, H de drie staalfabrieken, r de vele walserijen en nevenbedrij ven vergeleken bij de 23 bestuurders, direc teuren en onderdirec teuren, de 18.000 werknemers; vergeleken bij een jaarproduktie van 3,4 miljoen ton staal in 1967, een investering van 335 miljoen gulden, een nettowinst van 107 miljoen; daarbij vergeleken is de start in 1924, na zeven jaar voorbereiding, aan de ma gere kant. Toch heeft van het begin aan de bedoeling voorgezeten, een kolossale basisindustrie op te richten. Dat moet trouwens wel, want het laatste Nederlandse hoogoventje, bij de DRU in Ulft, is wegens uitputting van de ijzeroerbanken in 1890 ge doofd, en er is hoegenaamd niets om op voort te bouwen. „Zooals heden uit kleine vlam een groote brand, zoo ontstond uit kleine gedachte een groote schepping, dank zij aller een dracht, samenwerking en groote toewijding", telegrafeert de zie ke Wenckebach bij gelegenheid van het ontsteken van het vuur in hoogoven I op 24 januari 1924. Ja, Hoogovens wordt groot geboren. Aan de wieg staan op 20 september 1918, in het laatste jaar van een slepende wereldoorlog, drieëntwintig lei dende Nederlandse bankiers, industriëlen en ondernemers uit de transportwereld, mensen als Colijn, Van Aalst, Kröller, Wil ton en de gebroeders Stork. Maar nadat de oprichtingsakte is verleden, meesmuilt Anton Philips aan het diner: „Ik zou voor een oprichtersbewijs niet meer dan een tientje geven." Er zijn er meer, die weinig vertrouwen in de zaak hebben. Een industriële onderneming van zo'n omvang kent men in Nederland nog niet. Trouwens, lang heerst er hier veel on verschilligheid ten opzichte van de ijzerindustrie. Het buiten land levert goedkoop en waar haalt men het enorme kapitaal vandaan om een eigen hoog ovenbedrijf te stichten? Onder de mensen die daar anders over denken, is Henri Wenckebach, een goede vijfti ger dan al, zoon van de stichter van het telegraafwezen hier te lande. Genieofficier, ingenieur bij de Staatsspoorwegen, direc teur van de Noordooster Lo- caalspoorweg, directeur-gene raal van de Staatsmijnen, di recteur van het departement van gouvernementsbedrijven in Nederlands-Indië. Als hij in 1912 zeven weken in patria is, komt hij voor het eerst met zijn illusie op de proppen, in Nederland een hoogoven- en staalbedrijf tot stand te brengen. Hij heeft er in zijn officierstijd al over na gedacht. In 1916 komt zijn idee in het publiek, na een vergade ring van de Maatschappij van Nijverheid. Een eigen basisin dustrie zal Nederland minder afhankelijk maken van de oor logvoerende buren, en boven dien schept de oorlogstoestand een nieuwe economische situa tie, waarbij de gel drukte toe neemt. Artikelen, lezingen, nota's, besprekingen met bankiers, met politici, met technici. Waar ha len we erts en cokes vandaan, waar zetten wij ruwijzer af, en moet (of kan) er ook direct een staalfabriek bij, en hoe dik zal de staatsvinger in de pap zijn (want de staat moet voor een deel van het startkapitaal zor gen) en hoe lang zal het duren voor er winst gaat vloeien? Machtige schouders zetten zich onder het plan, maar ook bij deze mannen stapelen zich de vragen en de twijfels op. Machtige schouders. De gulle lacher D. W. Stork, liberaal se nator en „dokter voor zieke za ken" bij de Twentse bank, H. Colijn van de Koninklijke, ken ner van de were ld toes tand bij uitstek, F. H. Fentener van Vlissingen van de Steenkolen Handelsvereeniging en later op richter van Hoogovens, van Fokker en KLM, van Enka en AKU, de creatieve industrieel bij uitstek van zijn generatie, man rriet tal van internationale relaties, vooral met de Roerin dustrieën, man wiens woord in tal van moeilijke situaties de doorslag geeft, president-com missaris van Hoogovens, straks in de moeilijke jaren van de tweede wereldoorlog en de her bouw daarna. Het kapitaal komt er: 5 mil joen van de banken, 12'/ï mil joen van de industrie, Vh mil joen van de staat. De NV komt van de grond. De naam is een idee van Philips, behalve het KESSLER predicaat Koninklijke, dat di rect wordt toegevoegd. Maar met een NV staat er nog geen hoogoven. Vragen te over: waar bouwen (Limburg? Rotterdam? Moerdijk?). En wat moet er komen? Alleen een hoogovenbedrijf, dat ruwijzer levert? Wenckebach wil van het begin af aan realisering van het grote project: hoogovens én staalfabriek. Een dramatische prijsontwikkeling doorkruist echter dat project. Weliswaar heeft de tijd eraan meegewerkt dat Nederland be langstelling voor hoogovens krijgt en dat er een groot kapi taal kan worden verschaft, maar anderzijds snelt een onbe rekenbare prijsontwikkeling de begroting vooruit, en al spoedig blijkt dat men zelfs van de bij eengebrachte 25 miljoen geen bedrijf van de grond kan krij gen. Amsterdam springt bij met 5 miljoen, en dat is dan wel licht de redding van de nauwe lijks geboren Hoogovens ge- FENTENER VAN VLISSINGEN INGEN HOUSZ weest. Maar het grote project heeft voorlopig geen kans. Het zal zelfs maart 1939 worden, eer de eerste vijftig ton staal in IJmuiden wordt afgetapt. Even een uitstapje: ruwijzer is het produkt van een hoog oven, waarin ijzererts, cokes en kalksteen worden verhit. Het bevat 4 pet. koolstof en kan daardoor niet worden gesmeed, gewalst of gelast. Op verschil lende manieren kan men bijna alle koolstof uit het ijzer ver wijderen en dan heeft men staal). Hoezo IJmuiden? Bepaald niet alleen door de Amster damse vijf miljoen, want Rot terdam heeft er wat voor ge daan, het bedrijf te krijgen! Wenckebachs idee dat een hoog ovenbedrijf aan de kust moet komen, heeft navolging gevon den in verschillende landen. Maar vestiging in Rotterdam of omgeving wordt te duur, van wege de slechte ondergrond, die veel fundering zou eisen, ook vanwege de noodzaak van de uitgebreide havenwerken. Beter is de vaste zandbodem van de Breesaap en andere duingronden bij IJmuiden, vindt Wenckebach, en ook al bepleit Wilton o.a. dat de geest van de werklieden in Rotter dam en omgeving beter is dan in Amsterdam en omstreken, de mening van Fentener van Vlis singen weegt zwaar, en hij is het met Wenckebach eens. Zie verder de derde pagina van het Zondagsblad.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1968 | | pagina 13