'ader van bezwaarden zelf „weigeraar" koplopers van de oecumene Witte kerk van Zeist dl TER NAGEDACHTENIS VAN A. M. DE JONG 3*- iandboek Soldaat averechts Slimme prater geen voordeel Waar komen ze vandaan DIENST- weigeraars ZATERDAG 1» OKTOBER 1968 1 Een van de eerste prin- Ipiële „dienstweigeraars", heer C. Inja, Nicolaas feetslaan 10 te Baarn, is de feestelijk en maatschappe- 't werker van de te werk |estelde jongelui. Hij heeft op het ogenblik zo'n 185 jder zijn hoede, waarmee j regelmatig kontakt heeft met hen te praten, bad te geven, bijeenkom- Jen te organiseren en de ■eg te wijzen als zij willen toderen. fcoals u hoort, heb ik er dus zo ongeveer het baantje f l welzijnsofficier in het leger izegt deze vertrouwen wek kende figuur, die vroeger Doopsgezind hulpprediker was. Behalve een min of meer of ficiële functionaris is hij leider van het Vredesbureau, dat ge wetensbezwaarden nader voor licht. Het bureau maakt verder wegwijs in de procedure, die bij een beroep op de wet moet worden gevolgd. Alles bijeen meer dan een volledige dagtaak. De heer Inja: „Je praat met de jongens over hun problemen in de vervangende dienst, die ze soms niet nuttig vinden. Een zoethoudertje. Ik kondig mijn bezoeken in de diverse kampen en inrichtingen steeds aan. Heb dan altijd behoorlijk druk spreekuur. Ook krijgstuchtge- vallen bezoek ik. Behalve een paar negatievelingen is het, al les bijeengenomen, wel een goed stelletje. En het bureau? Wij, als Doopsgezinde Vredesgroep, zijn daar het eerst mee begonnen. Naast ons zijn ook anderen be zig: Kerk en Vrede, Sjaloom, Wereldfederalisten, Pax Christi, Anti-atoombomactie, Genoot schap der Vrienden (de Qua kers), radicaal socialisten, anti militaristen. We zijn bezig te coördineren. De kerken verwijzen door gaans naar mijn bureau. Ik geef in gesprekken en via documen tatie informatie aan iedereen die daar om vraagt. In heel het land heb ik ongeveer honderd mentoren die desgewenst ver der helpen. We maken de jongens hoogstens bewust, treden vor mend op. Ik zeg altijd: je moet geen lesje opzeggen of neerschrijven. Je moet jezelf zijn. Bezwaren tegen de procedure van de wet? Wat detailkritiek, 'k Vind „onoverkomelijke ge wetensbezwaren" te absolu tistisch gesteld. Je hebt bezwa ren of je hebt ze niet. En de wijze van hoger beroep acht ik onjuist. In juridische zin is het geen hoger beroep. Je komt weer bij dezelfde commissie te recht, al zijn het nu andere he ren. Verder wat bezwaren over de uitvoering. Terwille van de ob jectiviteit zou bij elke onder vraging een commissielid, dat eveneens tegen militaire dienst is, zitting moeten hebben. En de vragen zijn niet altijd redelijk. Stereotiep daarvoor is deze vraagstelling: En hoe hadden we dan bevrijd moeten wor den? Let wel, de vraag op zich zelf is juist. Maar je kunt hem niet stellen aan een jongeman, die daar niets van heeft meege maakt. Maar nogmaals: het is slechts detailkritiek (waarvan ik meer punten zou kunnen noemen). Ik ben stellig van mening, dat ie dere echte gewetensbezwaarde goede kansen heeft. epral hij zak in In re vo hij es <a hoez Ik, Soldaat gemaakt, enige alge- het Ije regels omtrent gedrag, te en voorkomen"', zo leidt Hoekstra (Cork) een popu- uitgave van het Handboek ®ha4aat in. Zonder voorwoord levini dg ^minister van oorlog" 'jigens, want het handboek militair geheim: „De ge- is mogen niet aan onbe- }den verstrekt worden." Aalt» lende manieren treffen. toch het groter publiek y8n jiouwd te maken met het hemjdboek heeft Hoekstra met ingen zijn visie op militai- irschriften gegeven. Hij Jt het stof af van deze do ft lijk ernstige regels en gebrui- die in burgerogen veelal :heiijk aandoen. Bovendien zijn geïllustreerde citaten- .lel door vertekeningen de er op zere Plelïken en niet en beeldt hij het militaire i wat wrang uit. 3nd. cCmmi9e vormen van geweld *hs blijvend schade toebren- gen. ingÜitgave De Forel, Rotterdam, ƒ6.90. Al van 1946 af maakt pater H. H. J. M. Gall msc, lid van de Raad voor Kinderbescherming, deel uit van de commissie ge wetensbezwaren die gesprekken met dienstplichtigen houdt om er achter te komen of him be zwaren oprecht zijn en geldig in de zin van de wet. Hij is een der vice-voorzitters. Een innemende zieleherder (zijn foto is werkelijk te streng uitgevallen) die de taak van de commissie moeilijk acht: „Een oordeel over iemands geweten vellen blijft altijd een relatieve zaak. Niemand zal daarom ver ontwaardigd reageren als be weerd wordt dat we ons kun nen hebben vergist. Vandaar ook het hoger beroep." Hij is geneigd te zeggen, dat de commissie altijd naar de rui me kant probeert te interprete ren. Desgevraagd rekent hij snel af met het fabeltje als zou den intellectuele jongeren meer kansen hebben dan „eenvoudi- gen van ziel". Daar klopt niets van. Mis schien is het wel zo, dat een minder ontwikkelde jongeman, globaal genomen, méér kansen heeft. We willen niet discussië ren. Daar gaat het niet om. Als een jongeman meningen uit, hoe moeizaam geformuleerd ook, die ik persoonlijk in geen enkel opzicht deel, kan hij wel degelijk erkend worden. Het gaat erom of hij dat echt méént, of het voor hem een ge wetenszaak is die hij in geen enkel opzicht naast zich neer kan leggen, met alle consequen ties van dien. En een handige, intelligente prater? Zeker, zo iemand zou zich, vanwege deze eigenschap pen wel degelijk door het gesprek heen kunnen werken, ook al zou hij helemaal niet zo gewetensbezwaard zijn. In zo'n geval is het voor de commissie wel erg moeilijk een juist ad vies uit te brengen. Over enkele bezwaren van de heer Inja: is bij elk gesprek van drie commissieleden met de be zwaarde (de commissie van 17 heren is opgedeeld in kamers Waar komen de gewetensbe zwaarden, van wie de grootste groep onkerkelijk is, vandaan? Het meest uit Noord-Holland (Amsterdam!), gevolgd door Utrecht (stad Utrecht) en dan Groningen en Friesland. De drie zuidelijke provincies ver melden de laagste percentages (gemiddeld een derde van Noord-Holland). De overige provincies, inclusief Zuid-Hol land, zitten daar tussenin. De steden Rotterdam en Den Haag behoren bepaald niet tot de uitschieters, zoals de hoofdstad en Utrecht. van drie) altijd een commissie lid, die tegen militaire dienst is? Och kom. Die man moet net zo objectief oordelen als wij dat proberen te doen. Zou dat iets aan de uitslag veranderen? U weet er zijn enkele anti-mi litaristen in ons midden." Pater Gall wil best toegeven dat er misschien wel eens onre delijke vragen worden gesteld (we zijn maar mensen). Maar hij gelooft er niets van, dat de ze de jongens in een ongunstige positie kunnen brengen: „We zijn steeds met drie man, die elkaar kunnen corrigeren! U moet u trouwens niet blind staren op dat vragen. Als het even kan worden er zo min mo gelijk vragen gesteld en laten we de jongeman een monoloog houden. Zo kom je het snelst iets te weten. De duur van elk gesprek? Soms tien minuten (duidelijk geval). Soms twee en een half uur. Geen geval is gelijk aan het andere." •v:; De „witte kerk" van Zeist bestaat morgen tweehonderd jaar. Dit eeuwfeest is dit jaar het derde jubileum bij de Evangelische Broedergemeenten. Maar de kerk besteedt er niet veel aandacht aan. Het ligt niet in de aard van de Hernhutters om de aan dacht van anderen te trekken. Maar het is vooral de grote brand van een jaar geleden, waardoor een belangrijk deel van het complex aan het Broederplein werd verwoest, die zijn schaduw heeft geworpen op de herdenkingen. Die herdenkingen waren be halve de tweehonderdste ver jaardag, het 175-jarig bestaan van het Zendingsgenootschap en het 150 jaar funktioneren van het Zeister Meisjes-inter naat, de waardige voorloper van het christelijk onderwijs in Nederland, die al floreerde voordat de schoolstrijd ont brandde. Kerk, zending en onderwijs. Dat zijn de drie zuilen die sa men het werkterrein van de Hernhutters vormen. Een bewe ging, die met een typisch eigen stijl (eenvoud en geloofskracht) twee eeuwen lang een lichtend voorbeeld is voor de reformato rische kerken. Een beweging ook die met het devies „Vicit Agnus Noster, Eum Sequamur" (Ons Lam heeft overwonnen. geloof, de liefde en de blijdschap die het laat zien. Daarmee is in tweehonderd jaar tijd wat groots verricht. Uiteraard spreekt het zen dingswerk het meest tot de ver beelding, omdat het van meet af aan zo oecumenisch van opzet is geweest. Het jaar 1793 wordt aange houden als het geboortejaar van de Zeister zending. Maar reeds een halve eeuw eerder kwamen in Amsterdam al mensen bijeen om brieven van zendelingen op de Antillen, in Suriname, Groenland, Labrador en Noord-Amerika te lezen. Dat waren naast leden van de Broe dergemeente, hervormden en doopsgezinden. „Zij behoorden in Nederland", zo schrijft dr. Van der Linde, „tot de koplo- pers van de bewegingen op oe cumenisch en missionair ge bied." En hij vervolgt: „Hier zijn oecumene en zending, in uit-de-band-springers, in een tijd waarin dat nog moeilijk kon, al bezig met vingeroefe ningen. Twee eeuwen later spe len we nog niet vrij van het blad!" Het is goed te bedenken dat deze koplopers op oecumenisch en missionair gebied in zekere zin ook de kwartiermakers van de reformatie zijn geweest. De oorsprong van de Hernhutter gemeente ligt immers, ruim honderd jaar voordat Luther in Wittenberg zijn 95 stellingen aanslaat, bij de volgelingen van Johannes Hus in Bohemen-Mo- ravië. Pas veel later ontwikkelt zich de repe terende breuk van de reformatie en uit de geschiede nis van Zeist blijkt wel dat de grote kerken de Evangelische Broedergemeente in de loop der eeuwen nu niet altijd met even veel liefde hebben omringd. Toch is de oecumenische ge zindheid van mannen als Von Zinzendorf en Comenius de Broedergemeente blijven bezie len. Al vele jaren lang kent men het dubbele lidmaatschap en kanselruil met predikanten van andere kerken. Dat blijkt ook uit de werk wijze en bestuurssamenstelling van het Zendingsgenootschap. Omgekeerd is ook het met geld en gebed steunend thuisfront een kerkelijk bont gezelschap. Een groot leger ..Vrienden van Zeist", dat voor al de laatste jaren sterk in aan tal is toegenomen. En als de Zeister zending na 175 jaar de balans van Surina me gaat opmaken, dan komt zij Kerkgang van de leerlingen van het Meisjes-instituut. met de volgende respectabele resultatenlijst: 178 zendingsar- beiders(sters), 72 christelijke gemeenten, twaalf kinderhui zen, een landelijk jeugdcen trum, drie hospitalen, tien poli klinieken, zes ulo's. 63 lagere scholen en 32 kleuterscholen met samen 25.000 leerlingen en 600 leerkrachten. Naast de sterk liturgische kerkdiensten nemen de liefde maaltijden een belangrijke plaats in. En de befaamde Duitse bak- en kookkunst valt op een plezierige manier te constateren op de jaarlijkse zendingsdag. Als Jezus zegt dat de mens bij brood alléén niet zal leven, dan volgt daar immers uit dat dat brood weliswaar niet het enige, maar dan toch laten wij Hem volgen) het Evangelie niet alleen wereld wijd heeft verkondigd, maar dat vooral tastbare gestalte heeft gegeven. De historie en betekenis van die drie zuilen zijn weergege ven in een eenvoudig gedenk boek „Zenden-Opvoeden-Bou- wen". Dr. J. M. van der Linde beschrijft daarin de geschiedenis van de Hernhut ter-zending vanuit Nederland, dr: W. Lutjeharms vertelt over de verschillende vormen van onderwijs en dr. J. Meerdink geeft een uiteenzetting over bouw en ingebruikname van de kerkzaal aan het Zusterplein en die van het Broederhuis aan het Broederplein. Toegegeven, voor de bui tenstaander is het een wat droog boek. Maar toch dwingt het de lezer respect af voor het De Merijntje Gijzencyclus omvat acht romans. Al die delen In één band tellen 1167 bladzijden en vor men inderdaad een reus van een boek. Uitgever Emanuel Querido liet het. in foedraal, verschijnen ter na gedachtenis van de schrijver. Het was namelijk op 18 oktober 25 jaar geleden dat A. M. de Jong in zijn huis te Blaricum het slacht offer werd van een der lafhartige „Silbertannemoorden", gepleegd door de Nederlandse SS. Het ein de van een produktief schrijversle ven op 55-jarige leeftijd. Wie A. M. de Jong zegt. denkt aan „Merijntje", de hoofdfiguur, het Brabantse jongetje, wiens le vensgang van gevoellg-vrome dreu mes tot standvastige jongeman zo boeiend wordt geschetst in wat de uitgever „sinds 43 jaar het meest gelezen boek in Nederland" noemt. Bij herlezing na vele jaren, her leven Blozekriekske, de Kruik, Jao- nekee, de pastoor en zoveel ande re figuren, die De Jong zo treffend beschreef als markeringen van Merijntje's levenspad. Dit verhaal is niet verouderd, heeft niets van zijn spankracht verloren. „Merijntje" zal vermoedelijk ook de jeugd van nu kunnen boeien. Om zijn sfeer, die een wel iswaar vervlogen, maar toch nog niet zo ver verwijderd tijdsbeeld oproep. Om zijn tekenin gen van karakters in uiteenlopende samenlevingsverbanden. Vanwege het meesterschap van De Jong, die zijn journalistieke werk neerlegde om zich aan „Merijntje" te wij den. Het ziet er naar uit, dat deze omnibus een even groot onthaal ten deel zal vallen als de acht delen voorheen. Er komt iets bij: „Merijntje" is voor het eerst geïllustreerd. Illustrator J. Sanders moet zich geducht hebben inge leefd dat hij de figuren, die we nooit eerder zagen (behalve kort in een film) zoveel levensechtheid wist mee te geven. Dit kloeke, zeer verzorgde, werk kost f 39. wel het éérste, het van zelfsprekende is....? Vanuit dit standpunt zijn ook de eigenaardige commerciële accenten in de geschiedenis van de Hernhutterbeweging te ver klaren. Een grote gevarieerd heid van ambachtelijk werk in de historische huizen op de ou de pleinen heeft het dorp Zeist tot economische bloei gebracht. Uit dat werk is ook het textiel- concern G. van Wees Weiss voortgekomen, een N.V. waar van de aandelen in handen van de Broedergemeente zijn. Zenden-Opvoeden-Bouwen. Dat is: verkondiging-on- derwijs-eredienst. Drie „jubi larissen" die, elk op eigen ter rein, in de loop der tijden een herhaling van het wonder van de vermenigvuldiging der bro den hebben gezien. Alleen zijn er nog steeds geen korven met overgeschoten brokken. Want duizenden Bosland-ne- gerkindertjes blijven nog steeds van onderwijs verstoken omdat er nog veel te weinig scholen zijn. Er blijft nog een voortdu rend tekort aan mensen die zich daadwerkelijk voor dit oecume nische, diakonale zendingswerk willen inzetten. KOOS DELHAAS (Vervolg) Er resteert dus van de oor spronkelijk ingekomen verzoe ken ongeveer 66 procent. Tot 1966 werd hiervan 86 wel en 14 procent niet erkend. Maar het aantal niet-erkenningen neemt toe. In 1966 was het 22, in 1967 was het 34 en tot 1 oktober van dit jaar was het 33 procent. De voornaamste reden hiervan moet gezocht worden in de gro te drang naar vrijheid onder hedendaagse jongeren, die de militaire tucht niet wensen te ondergaan. Erkenden krijgen vervangen de dienst (verpleging, staatsdrukkerij, bosbouw e.d.); duur 23 maanden, zijnde het maximum voor de „gewone" dienstplicht inclusief twee maanden voor herhalingsoefe ningen. Niet erkenden kunnen in be roep gaan bij de Raad van Sta te, die op formele gronden be ziet of hernieuwd onderzoek op zijn plaats is. Van deze gelegen heid wordt door de helft van het aantal niet erkenden ge bruik gemaakt. (Van de niet-erkenden gaat tenslotte 57 procent normaal in dienst, hetgeen als een on derschrijving van hun niet-er- kenning zou kunnen worden beschouwd. De overigen weige ren dat, waardoor zij te maken krijgen met de Krijgsraad. Dit leidt doorgaans tot gevangenis straf (speciale behandeling) in kampen als Nieuw Vosseveld of Norg.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1968 | | pagina 15