REBELLIE IN RUNDVEEFOKKERIJ
Dekkers unieke bloedgroepen
Idema 197 was geen goede stier, maar gouden kalf
ÉtHollandse aardbeien ÉL
voor moederdag! ww
Blanksma (eens verguisd)
begint gelijk te krijgen
Dieptepunt voorbij;
onbewezen stellingen
DekkerAlleen
mijn stal kan onze
veestapel redden
Afbraak
Als enige
Verband aanwezig
Overleg strandde
DR. J. BOUW (WAGENINGEN
„Stamboek sneed
oude bloedlijnen
ten onrechte af"
Tijd dringt
10» NIEUWE leidse courant
1*
VRIJDAG 10 MEI 196f
VIERPOLDERS De hoeve Esterenburgh in Vierpolders ligt
in de meimaand bijna geheel weggekropen achter het jonge groen.
Hier woont boer C. Dekker, die reeds als twaalfjarige jongen
iterk werd geboeid door de rundveefokkerij.
Het heeft hem nooit meer losgelaten. Hij paart nu een halve
eeuw ervaring aan een kennis en intuïtie, die zelfs zijn weten
schappelijk gevormde tegenstanders als een onmiskenbare genia
liteit ervaren.
In 1928 begon hy zich te inte
resseren voor de stamboekfokke
rij. Geleid door waarnemingen
in de fokkerswereld, zelfstudie
en een aangeboren talent kwam
hjj tot een uniek inzicht: als
enige in Nederland beschikt hij
over vee, met bloedgroepen, die
praktisch geheel verloren zjjn
gegaan.
Vrijwel alle Nederlandse zwartbon
ten zijn ingeteeld op de beroemde
stier Adema 197. Volgens de heer
Dekker heeft de bloedlijn van deze
stier, die na de Tweede Wereldoorlog
werd opgebouwd, echter ten onrechte
«en legendarische klank gekregen.
Hij zegt: „Adema 197 was geen
loede stier, maar een gouden kalf,
waarom de meeste Nederlandse fok
kers hebben gedanst. Waardevolle er
felijke eigenschappen zijn door het
fokken op deze stier verloren gegaan,
en hebben zelfs geleid tot een af
braak van de oorspronkelijke bloed-
formaties.
De oorzaak is dat Adema 197 niet
in mannelijke lijn afstamde van Ath-
leet, maar in vrouwelijke lijn. Adema
197 kon daarom de erfelijke ei
genschappen van Athleet niet door
geven.
En hierdoor wordt het zwartbonte
Friese vee steeds kleiner en versmalt
de bloedgroepenbasis, wat door
bloedgroepenonderzoek is aange
toond."
De stal van Dekker 60 stuks
rundvee heeft een zuivere Friese
afkomst. „Mijn fokkersideaal was te
streven naar een zo groot mogelijke
melkopbrengst, vetopbrengst en een
goed exterieur. Ik kwam tot de con
clusie dat deze idealen het best wer
den vertegenwoordigd door de
Jan-Albert-Stef fen-Ber tus XI-1 ij n,
omdat die stam melk, vet en exte
rieur het best combineerde."
Dekker probeerde, ondanks enorme
tegenwerking, deze stam zuiver op te
bouwen. Dit had tot gevolg, dat hij
nu naar hij zegt als enige in Ne
derland beschikt over ander vee
dan de bloedlijn Adema 197, nl. vee
met de oude Friese bloedlijnen van
voor 1940, die elders verloren zijn
gegaan.
„Als enige heb ik de bloedlijnen
Steffen-Albert-Jan-Bertus XI kun
nen vasthouden, en elke werkelijke
fokker zal erkennen dat de stam met
de meest gunstige eigenschappen de
Steffen-Albert-Jan-Bertus XI-lijn
was en nog is."
De opvatting van boer Dekker, dat
zijn vee unieke bloedgroepen heeft,
werd bevestigd door een analyse
op zijn verzoek uitgevoerd door de
Stichting Bloedgroepenonderzoek te
Wageningen, die onder leiding staat
van dr. J. Bouw.
Door dit onderzoek kwam dr. Bouw
dankzij de stamboom van Dekkers
stal heel wat stappen verder bij
zijn zoeken naar de bloedgroepen
van de oorspronkelijk oud-Friese
stam. De heer Dekker zegt: „Dankzij
ons is de heer Bouw verder gekomen
met zijn bloedgroepenstudie."
De heer Dekker ziet het mc..st
opvallende van zijn visie verband
tussen de erfelijke eigenschappen van
zijn vee en de samenstelling van de
bloedgroepen, iets wat volgens Wage
ningen bewezen moet worden. Maar
Dekker wijst erop dat de dieren van
voor 1940 bovenaan stonden op de
wereldranglijst, en Dekker acht zijn
lelijk reeds bewezen door de feiten.
..Onze bloedgroepen bieden econo
misch meer voordelen."
Dr. Bouw wilde echter een we
tenschappelijk onderzoek uitvoeren.
Hiervoor moest hij de beschikking
krijgen over een stier en een aantal
koeien van Dekkers veestapel. Er
zouden dan proefkruisingen kunnen
worden uitgevoerd.
Er ontstond tijdens het onderhan
delen over de aankoop geen over
eenstemming. Dekker wilde zijn
veestapel bij elkaar houden, en al
leen de hele stal ter beschikking stel
len, met als eis dat zijn bloedforma-
ties zouden blijven bestaan, in ver
band met de belangrijkheid hiervan
voor de Nederlandse economie.
Hij meent namelijk dat zijn vee de
Nederlandse zwartbontfokkerij weer
boven aan op de wereldranglijst kan
brengen, een positie die na 1940 ver
loren is gegaan.
Overigens was de Vierpolderse fok
ker reeds overtuigd van de grote be
tekenis van zijn dieren, voordat dr.
Bouw ze had onderzocht. Hij trachtte
daarom zijn veestapel over te dragen
aan het Friese Rundveestamboek. De
bedoeling was dat het FRS zijn stie
ren zou uitzetten, en de opbrengst
van de dekkingen ten goede zou doen
komen aan een te stichten fonds met
liefdadige doelstellingen.
„Ik hoef niet rijk te worden. Ik wil
alleen dat mijn vee, dat de Neder
landse zwartbonte rundveestapel kan
redden, in stand wordt gehouden. En
de opbrengst kan dan bestemd wor
den voor andere doeleinden," aldus
Dekker.
Het overleg dat Dekker voerde met
het Fries Rundveestamboek, het Ne
derlands Rundveestamboek en dr.
Bouw strandde echter. Dekker hand
haaft zijn standpunt dat niet enkele
stieren en koeien, maar zijn hele sta
pel bewaard moet blijven, en dat alle
dieren daarom bij elkaar moeten
blijven. Een stichting zou het beste
zijn levenswerk kunnen bewaren.
WAGENINGEN Dr. J.
Bouw, directeur van de Stich
ting Bloedgroepenonderzoek te
Wageningen leverde het volgen
de commentaar op de stellingen
van veehouder-fokker Dekker.
„Dekker is een man, die een
geniaal fokker genoemd zou
kunnen worden, in die zin dat
hij een uitgesproken kennis heeft
van het Nederlandse zwartbonte
rundvee. Maar als u mij vraagt
is het werk, zoals Dekker dat
verricht, passend in de rundvee
teelt van 1968, dan moet ik zeg
gen: nee.
Dekker heeft lange tijd in de me
ning verkeerd dat de runderen, die
VEEHOUDER-FOKKER DEKKER
stieren, die te waardevol zijn voor onze economie om verloren te laten gaan
TWISK (N.-H.) In Friesland wordt het openlijk gezegd: die
Blanksma begint gelijk te krijgen, hadden ze maar eerder naar hem
geluisterd!
Veehouder-fokker Joh. C. Blanksma (56) werd in 1956 uit het
Friese Rundveestamboek gezet. Hij weigerde de fokrichting van het
FRS in te slaan, en stelde tenslotte schriftelijk een Zuidamerikaanse
relatie in kennis van zijn ongerustheid over de economische kwali
teiten van de zogenaamde mooie Friese koe. Deze relatie publiceerde
een en ander in bredere kring.
En voor Dekker dringt de tijd. Hij
heeft zijn dieren aangehouden in af
wachting van een akkoord. Nu dat
akkoord niet komt, blijft er voor hem
(„Het wordt me allemaal te duur")
maar een oplossing: zijn vee voor de
slacht bestemhien.
In december nog trachtte een jour
nalist, de heer J. de Vries van het
weekblad De Boerderij te bemidde
len. In een artikel over Dekkers vee,
wees hij op het belang ervan voor de
Nederlandse rundveestapel.
Hij schreef: „Het wil ons namelijk
voorkomen, dat wanneer de Directie
van Veeteelt en Zuivel, de leiding
van de stamboeken en de Stichting
Bloedgroepenonderzoek de hoofden
bijeen steken er met Dekker uitein
delijk toch tot een akkoord is te ko-
Dit was een aanleiding voor het
bestuur van het FRS Blanksma voor
te dragen tfoor royement. De rebelle
rende fokker, verguisd door zijn fa
milie, geplaagd door ziekte onder zijn
vee, gedwongen tot vrije verkoop van
zijn boerderij, wegens te kort con
tract (als gevolg van zijn fokrich
ting), verliet Friesland en verhuisde
naar het Noord-Hollandse Twisk.
Teveel uiterlijk
Hier volgt hij nog steeds zijn eigen
weg als fokker van het originele,
grote, zwartbonte Friese vee. En de
tijd begint Blanksma gelijk te geven.
In Friesland begint men in te zien
dat teveel op het uiterlijk is gefokt.
Nu wordt juist gezocht naar de grote
koe, met de grotere melkgift, die hij
al jaren geleden propageerde.
Blanksma oordeelt: „De feiten wij
zen uit dat het Friese zwartbonte vee
degenereert. De dieren zijn hoe lan
ger hoe kleiner geworden, hetgeen al
in 1951 werd gesignaleerd. Er moet
een erfelijk degenererende kracht
werkzaam zijn; men heeft het kleiner
worden niet kunnen tegenhouden.
En wat Dekker betreft: Hij heeft
gelijk als hij zegt met zijn vee de
Nederlandse rundveestapel te kunnen
redden."
Enkele wetenschapsmensen hebben
min of meer bevestigd, dat een ver
keerde weg werd ingeslagen. Septem
ber 1966 zei prof. dr. P. Hoekstra uit
Utrecht in een inleiding te Leeuwar
den: „De zogenaamde mooie Friese
koe is te klein, geeft te weinig melk;
het mooie zal moeten plaats maken
voor de economie."
Prof. dr. Th. Stegenga. hoogleraar
aan de Landbouwhogeschool te Wa
geningen, heeft februari jl. in een
lezing te Sneek onomwonden gezegd:
„Deze bloedlijn (Adema 197) kreeg
een legendarische klank en heeft an
dere, waaronder ongetwijfeld waar
devolle fokfamilies, sterk terugge
drongen."
En: betekende deze ontwik
keling een miskenning van het zeer
grote aantal uitstekende gebruiks- en
fokkoeien, die bij de doorsnee Friese
veehouder aanwezig waren. Uit deze
ontwikkeling sprak ergens een zekere
mate van gebrek aan zelfvertrouwen.
Er waren maar weinigen (te weinig),
die een eigen weg durfden gaan. Dit
is geen gelukkige ontwikkeling ge
weest."
Blanksma vraagt zich af wie prof.
Stegenga met de „weinigen" bedoel
de. Hoe dan ook: wat men de
Blanksma's moge verwijten, niet dat
ze geen eigen weg durfden te gaan.
Toen het FRS omstreeks 1937 de weg
naar de zogenaamde mooie Friese
koe insloeg, hief de vader van Joh. C.
Blanksma de waarschuwende vinger
al op.
Stamboekpolitiek
Er werd niet geluisterd naar het
fokkersgeslacht Blanksma. dat op het
gebied van de paardenfokkerij reeds
in 1939 een ontwikkeling voorzag, die
toen werd miskend, maar in 1951
weer aanvaard: de invoer van de
Holsteiner paarden.
Er werd niet geluisterd naar in
tuïtief werkende fokkers als <ie
Blanksma's, maar naar de mensen
die de stamboekpolitiek bepaalden,
en waarbij het prestige een rol speel
de.
Na de oorlog nam het FRS het
besluit, dat voor de Friese rundvee
fokkerij alleen nog maar zogenaamde
premiestieren mochten worden ge
bruikt. Hiermee werd de oude bloed
lijn definitief afgesneden. Gunstige
erfelijke eigenschappen werden weg-
gefokt, en langzaam maar zeker na-
VIERPOLDERS Voor in
siders volgen hieronder bloed
groepen, bloedgroepentheorie en
produktiegegevens van Dekkers
stal.
In „De Friese Veefokker" van
december 1960 gaf dr. J. Bouw
te Wageningen aan dat hij 10 zo
genaamde b-groepen had gevon
den in de Nederlandse -zwart
bonte koeien, waarvan 7 b-groe
pen bruikbaar zijn. Hij vond 3
b-groepen, waarvan hij de bruik
baarheid niet kon vaststellen. De
7 b-groepen, die dr. Bouw bruik
baar achtte, zijn de volgende:
B 24 B G R D x Y2 A' O' H4
B 39 G Y2 E' 1
B 89 J' H4
B 22 BO Y1 A' E3 G' H4
B 283 - Ox Y2 D'E'l O' H4
B 217 BOA' E'3 I' H 4
B 16 BO Y2 D' H4
In Dekkers stal treffen we 3 b-
groepen van andere samenstelling
aan. Het zijn de volgende:
1 Y2 D' G' I' Q H4; Deze bloed
groep komt in Nederland niet
meervoor.
2 Ox E'3 F' G' O'; Ook deze
bloedgroep komt in Nederland
niet meer voor.
3 G Y2 E'l Q'; Deze bloedgroep
komt, vermoedelijk op ver
smalde basis, nog voor.
De bloedgroepen van het c-sys-
teem in stal Dekker zijn:
1 L'; Deze bloedgroep komt in
Nederland niet meer voor.
2 Cl E; Deze bloedgroep komt
nog in Nederland voor.
3 C2 R2 WC'; Deze bloedgroep
komt nog in Nederland voor.
Hier volgt het bloedgroepenpa
troon van enkele dieren uil stal
Dekker:
1 Al/ Dx E'3 F' G' O'/ Y2 D' G' I'
Q' H4 Cl E/L' F/V SHV Z/Z
R/S.
2 Al /G Y2 E'l Q' Y2 D G I Q
H4 Cl E/L' F/F L/- SH'
Z/- R/S.
3 - Ox F3 F' G' O' Y2 D' G' 1'
Q' H4 C2 R2 WC' L' F/F
L/- H7 Z/Z R/R.
Deze bloedgroeppatronen kernen
noch in Nederland noch elders in de
wereld voor.
Hier volgen enige bloedgroeppa
tronen van tegenwoordige dieren met
versmalde basis:
1 Al/ - -/ C2 W F/VHl/
1 -
2 -/ J 2 I' H4 Cl E/C 1 WX2
F/F - Hl/- z/-
3 A2/ 1/ H4 Ca RW F/Fz/-
H/H 4
Dekker geeft twee oorzaken aan van
het versmallen van de bloedgroepen
basis:
1. Door alle dieren in te telen op de
stier Adema 197 zijn de volgende be
langrijke stieren uitgeschakeld: Ber-
tus, Bertus 2, Bert, Bertus-Gerard en
Bertus.
In de tweede lijn werden uit
geschakeld de stieren: Lodewijk,
Lindberg en Lindberg 2.
In de derde lijn werden uitgescha
keld de stieren: Nico, Wodan, Wodan
2 en Wodan Jan.
2. Het bloedgroepcnpatroon van de
stier Adema 197, dat door deze stier
vooral via de K.I. over de hele Ne
derlandse veestapel werd verspreid,
kon zich niet aansluiten (combineer
de niet) met de voor 1940 algemeen
verspreide bloedgroepen in de Neder
landse zwartbonten en bevatte bo
vendien ongunstige factoren.
Het gevolg was dat de bestaande
bloedgroeppatronen grotendeels wer
den afgebroken, vervormd en verder
werden gecombineerd met de nieuwe,
maar ongunstige factoren waardoor
Nederland de eerste plaats op de we
reldranglijst verspeelde.
De verloren gegane positie viel toe
aan Canada en de Verenigde Staten,
ofschoon deze landen niet beschikken
over de ruime bloedgroeppatronen,
die nu nog in stal Dekker aanwezig
zijn.
Dekker meent dat de Europese lan
den, die fokstieren kopen in Canada
en de VS, dit doen omdat men daar
dezelfde negatieve ervaringen met
het zogenaamde moderne Neder
landse vee heeft opgedaan als Dek
ker.
Dekkers dieren hebben de bijzon
dere eigenschap zoals overigens
voor 1940 algemeen voorkwam zo
wel van vaders en moeders zijde van
Friese afkomst te zijn, waardoor de
vroegere wereldberoemde ei
genschappen bewaard zijn geble
ven.
In Dekkers stal zijn nl. geen be
langrijke vaderdieren uitgeschakeld,
maar is juist geprobeerd de invloed
hiervan te versterken.
Enkele produktiegegevens van
Dekkers vee:
Jaarverslag 54-55-56 controlevere
niging Voorne; produktievererving
stieren nakomelingen Evertje's Pel
Adema op 3-jarige leeftijd: 5256
KGM; 3,94 pet. vet; 307 D; 20.22
KGM per dag. 5 j. 6927 KGM;' 3.93
pet. vet; 330 D; 23.10 KGM per dag;
Ceres Pel Adema dochters op 5 j.
leeftijd: 6208 KGM; 3.70 pet. vet; 307
D; 20.22 KGM per dag.
Enkele individuele dieren:
Dochter van Ceres Pel Adema: 4 11
j. 12073 KGM; 4.10 pet. vet;.496 D;
24.34 KGM per dag; 506 KG boterv.;
1019 vetgr. per dag is meer dan 1 kg
boter per dag.
Mina 25: 2.1 j. 6393 KGM; 3.99 pet.
vet; 467 D; 13.69 KGM per dag; 3.7 j.
6871 KGM; 4.00 pet. vet; 364 D; 18.88
KGM per dag; 4.9 j. 7072 KGM; 3.83
pet. vet; 303 D; 23.34 KGM per dag.
Tjalinc 30 KS vader Evertje's Pel
Adema: 2 j. 3667 KGM; 3.96 pet. vet;
271 D. 13,53 KCM per dag; 3 j. 4936
KGM; 4.04 pet. vet; 306 D; 16.13
KGM per dag; 4 j. 5998 KGM; 4.06
pet. vet; 338 D; 17.75 KGM per dag; 5
j. 5620 KGM 3.01 pet. vet; 282 D;
19.33 KGM per dag. Genoemd dier is
het oudste op het bedrijf aanwezige
dier.
Dekker meent dat met zijn vee
grote belangen op het spel staan voor
de Nederlandse veehouderij, omdat
zijns inziens via dit vee Nederland
weer bovenaan kan komen op de we
reldranglijst.
men de tekorten toe die erfelijk ble
ken te zijn.
Teveel afgekeurd
Blanksma meent: „Wanneer er een
teruggang is te constateren in de
kwaliteit van het zwartbonte rund
over een periode van 30 jaar dan wil
dat alleen maar zeggen, dat men de
kwaliteiten van het vee van voor die
periode, had moeten continueren.
Men heeft dus teveel stieren afge
keurd, die goedgekeurd hadden moe
ten worden, en teveel stieren goedge
keurd, die afgekeurd hadden moeten
worden. Dit is ook de verklaring voor
de omvorming van het type."
Toch was de Friese zwartbonte
„in" in de na-oorlogse jaren. „De
Friese fokkerij werd door het buiten
land op het paard getild, en vervol
gens heeft zij zichzelf over het paard
getild", zegt Blanksma.
Onthullend was echter het in 1955
uitgekomen „Rapport van de com
missie erfelijke gebreken", dat helaas
werd vergeten. Over de bestrijding
wordt in dit rapport opgemerkt: „Bij
een beschouwing over erfelijke ge
breken en afwijkingen kan voorop
gesteld worden, dat slechts van een
gedeeltelijke bestrijding sprake kan
zijn. Definitieve uitroeiing, althans
van de recessief verervende gebre
ken, is niet mogelijk."
Blanksma vraagt zich af: „In welke
bloedlijnen kwamen de gebreken
voor? Waarom volgde geen publicatie
welke maatregelen werden genomen
ter bestrijding?"
Er gebeurde niets. Maar de door
Blanksma gefokte stieren van het ou
de Friese type groot, mannelijk
werden de een na de ander afge
keurd.
De recalcitrante fokker zegt nu:
„Wie bepaalt of keurmeesters terzake
kundig zijn en hoe ze moeten keu
ren? Het antwoord is: het bestuur
van het stamboek, zij die de macht
hebben."
Een opmerking die danig terzake
lijkt, bij lezing van het Fries Land
bouwblad van 3 mei jl., dat over de
centrale stierenkeuring te Ommen
schrijft: „Hard werkende heeft de ju
ry weer getracht het voor hen meest
ideale type naar voren te halen,
waarmee we ons niet steeds konden
verenigen. Doch wie zal zeggen hoe
het moet? Niemand heeft hiervoor de
wijsheid in pacht; het blijft een ge
voelskwestie."
Vee was goed
Blanksma, die in Twisk nog steeds
fokt, heeft zijn conclusies getrokken
uit het feit, dat de richtlijnen van
het FRS nu toch geleidelijk aan wor
den veranderd. Getracht wordt het
oude type, dat hij altijd heeft voor
gestaan. terug te fokken.
„Destijds is mij verweten, dat ik de
Nederlandse veefokkerij had verra
den. Nu moet maar eens worden on
derzocht, wie schade heeft aange
richt, zij of ik.
Ze hebben vee overgeleverd gekre
gen van vorige generaties, en het niet
op het niveau kunnen houden, waar
op het was. De veehouders beschik
ten dus over beter vee, dan men
dacht te hebben!"
Nog export?
een vooraanstaande plaats in de fok
kerij bezetten, vooral na de tweede
wereldoorlog die plaats eigenlijk niet
verdienden. Op grond daarvan maak
te hij ook vrijwel geen gebruik van
deze runderen.
Beperkte basis
In het algemeen moet wel worden
gesteld dat het Nederlandse zwart
bonte rundvee zeer sterk is beïnvloed
door een beperkt aantal fokdieren.
De genetische basis van het dieren-
materiaal, dat wij op het ogenblik
dan ook hebben, is daardoor sterk
beperkt en heeft een bepaald stempel
gekregen.
Doordat Dekker juist van deze die
ren geen gebruik heeft gemaakt,
heeft hij ook dat stempel niet ge
kregen en is hij in staat geweest er
felijke eigenschappen in zijn veebe-
slag vast te houden, die verder
praktisch uit het zwartbonte vee in
Nederland zijn verdwenen.
Of die eigenschappen, die Dekker
in zijn vee behouden heeft, gewenst
zijn, of niet, zou moeten worden on
derzocht,. Zonder meer zijn hier
beslist geen bewijzen voor aanwe
zig.
Geen akkoord
Wij waren bereid een onderzoek te
verrichten om na te gaan of Dek
kers dieren inderdaad waardevolle
schappen bezitten, maar het was
ons niet mogelijk met de heer Dek
ker tot overeenstemming te komen
over de wijze waarop een dergelijk
onderzoek zou moeten worden ver
richt.
Wij hebben hem om een of twee
stieren gevraagd om deze een aantal
dekkingen te laten doen. Daarna zou
kunnen worden bekeken of de doch-
gers daaruit inderdaad beter zijn dan
die van andere stieren.
Dekker zei echter: Je moet mijn
stieren paren met mijn koeien. Hij
Op mijn desbetreffende vraag ant
woordt Blanksma: „Mogen wij het
huidige vee nog wel aan het buiten
land leveren? Daar zou men ook wel
eens beter vee kunnen hebben, dan
men denkt. Het gaat toch niet aan
vee te verkopen, waarvan het
uitschotpercentage zo hoog is, dat het
ook andere stallen kan verwoesten?
En toch, als we vertrouwen mogen
stellen in de jaarlijkse uitgave van
Noordhollands Glorie, moet er nog
economisch verantwoord vee zijn.
Maar hoe groot is het aantal, en is
het een monster voor het geheel?"
Blanksma hoopt niet op rehabilita
tie. Desgevraagd zegt hïj wel: „Ik zou
het wel aandurven die zaak proberen
te redden." Joh. C. Blanksma heeft
de liefde voor het Friese stamboek
niet verloren, evenmin als zijn Friese
trots en hardnekkigheid.
Veehouder-fokker BLANKSMA
...ik fok nog steeds, en volg
mijn eigen weg
wilde bovendien de wijze van paren
uitmaken, en dat is naar ons oordeel
geen objectief onderzoek.
Dekker is bovendien zelf produktie
gaan meten en vetgehalte gaan bepa
len, na moeilijkheden te hebben ge
kregen met de melkcontrolediensL
De moeilijkheid met Dekker is dat
hij zich als individualist niet aan een
bepaald systeem kan houden.
Weer perspectief
Of bloedgroepen een relatie hebben
met erfelijk bepaalde kenmerken is
voor ons een vraag.
Inderdaad hebben we een periode
gehad dat de runderen kleiner wer
den, en zelfs zodanig dat er moeilijk
heden ontstonden met de export.
Naar het zich thans echter laat aan
zien is het dieptepunt voorbij.
De concurrentie met de VS en Ca
nada wordt steeds scherper. Dekker
zegt dat het helemaal mis gaat, maar
mijn standpunt is, dat er jarenlang
redenen voor duidelijke bezorgdheid
zijn geweest, maar dat de laatste ja
ren er weer hoop is op een gunstig
perspectief.
Ik acht voorts de mogelijkheid
niet uitgesloten dat Dekkers vee
waardevol is. maar zonder er enig
bewijs voor te hebben, kan ik niet
aannemen dat met zijn vee de Neder
landse veestapel staat of valt."