REBELLIE IN RUNDVEEFOKKERIJ Dekkers unieke bloedgroepen Idema 197 was geen goede stier, maar gouden kalf ÉtHollandse aardbeien ÉL voor moederdag! ww Blanksma (eens verguisd) begint gelijk te krijgen Dieptepunt voorbij; onbewezen stellingen DekkerAlleen mijn stal kan onze veestapel redden Afbraak Als enige Verband aanwezig Overleg strandde DR. J. BOUW (WAGENINGEN „Stamboek sneed oude bloedlijnen ten onrechte af" Tijd dringt 10» NIEUWE leidse courant 1* VRIJDAG 10 MEI 196f VIERPOLDERS De hoeve Esterenburgh in Vierpolders ligt in de meimaand bijna geheel weggekropen achter het jonge groen. Hier woont boer C. Dekker, die reeds als twaalfjarige jongen iterk werd geboeid door de rundveefokkerij. Het heeft hem nooit meer losgelaten. Hij paart nu een halve eeuw ervaring aan een kennis en intuïtie, die zelfs zijn weten schappelijk gevormde tegenstanders als een onmiskenbare genia liteit ervaren. In 1928 begon hy zich te inte resseren voor de stamboekfokke rij. Geleid door waarnemingen in de fokkerswereld, zelfstudie en een aangeboren talent kwam hjj tot een uniek inzicht: als enige in Nederland beschikt hij over vee, met bloedgroepen, die praktisch geheel verloren zjjn gegaan. Vrijwel alle Nederlandse zwartbon ten zijn ingeteeld op de beroemde stier Adema 197. Volgens de heer Dekker heeft de bloedlijn van deze stier, die na de Tweede Wereldoorlog werd opgebouwd, echter ten onrechte «en legendarische klank gekregen. Hij zegt: „Adema 197 was geen loede stier, maar een gouden kalf, waarom de meeste Nederlandse fok kers hebben gedanst. Waardevolle er felijke eigenschappen zijn door het fokken op deze stier verloren gegaan, en hebben zelfs geleid tot een af braak van de oorspronkelijke bloed- formaties. De oorzaak is dat Adema 197 niet in mannelijke lijn afstamde van Ath- leet, maar in vrouwelijke lijn. Adema 197 kon daarom de erfelijke ei genschappen van Athleet niet door geven. En hierdoor wordt het zwartbonte Friese vee steeds kleiner en versmalt de bloedgroepenbasis, wat door bloedgroepenonderzoek is aange toond." De stal van Dekker 60 stuks rundvee heeft een zuivere Friese afkomst. „Mijn fokkersideaal was te streven naar een zo groot mogelijke melkopbrengst, vetopbrengst en een goed exterieur. Ik kwam tot de con clusie dat deze idealen het best wer den vertegenwoordigd door de Jan-Albert-Stef fen-Ber tus XI-1 ij n, omdat die stam melk, vet en exte rieur het best combineerde." Dekker probeerde, ondanks enorme tegenwerking, deze stam zuiver op te bouwen. Dit had tot gevolg, dat hij nu naar hij zegt als enige in Ne derland beschikt over ander vee dan de bloedlijn Adema 197, nl. vee met de oude Friese bloedlijnen van voor 1940, die elders verloren zijn gegaan. „Als enige heb ik de bloedlijnen Steffen-Albert-Jan-Bertus XI kun nen vasthouden, en elke werkelijke fokker zal erkennen dat de stam met de meest gunstige eigenschappen de Steffen-Albert-Jan-Bertus XI-lijn was en nog is." De opvatting van boer Dekker, dat zijn vee unieke bloedgroepen heeft, werd bevestigd door een analyse op zijn verzoek uitgevoerd door de Stichting Bloedgroepenonderzoek te Wageningen, die onder leiding staat van dr. J. Bouw. Door dit onderzoek kwam dr. Bouw dankzij de stamboom van Dekkers stal heel wat stappen verder bij zijn zoeken naar de bloedgroepen van de oorspronkelijk oud-Friese stam. De heer Dekker zegt: „Dankzij ons is de heer Bouw verder gekomen met zijn bloedgroepenstudie." De heer Dekker ziet het mc..st opvallende van zijn visie verband tussen de erfelijke eigenschappen van zijn vee en de samenstelling van de bloedgroepen, iets wat volgens Wage ningen bewezen moet worden. Maar Dekker wijst erop dat de dieren van voor 1940 bovenaan stonden op de wereldranglijst, en Dekker acht zijn lelijk reeds bewezen door de feiten. ..Onze bloedgroepen bieden econo misch meer voordelen." Dr. Bouw wilde echter een we tenschappelijk onderzoek uitvoeren. Hiervoor moest hij de beschikking krijgen over een stier en een aantal koeien van Dekkers veestapel. Er zouden dan proefkruisingen kunnen worden uitgevoerd. Er ontstond tijdens het onderhan delen over de aankoop geen over eenstemming. Dekker wilde zijn veestapel bij elkaar houden, en al leen de hele stal ter beschikking stel len, met als eis dat zijn bloedforma- ties zouden blijven bestaan, in ver band met de belangrijkheid hiervan voor de Nederlandse economie. Hij meent namelijk dat zijn vee de Nederlandse zwartbontfokkerij weer boven aan op de wereldranglijst kan brengen, een positie die na 1940 ver loren is gegaan. Overigens was de Vierpolderse fok ker reeds overtuigd van de grote be tekenis van zijn dieren, voordat dr. Bouw ze had onderzocht. Hij trachtte daarom zijn veestapel over te dragen aan het Friese Rundveestamboek. De bedoeling was dat het FRS zijn stie ren zou uitzetten, en de opbrengst van de dekkingen ten goede zou doen komen aan een te stichten fonds met liefdadige doelstellingen. „Ik hoef niet rijk te worden. Ik wil alleen dat mijn vee, dat de Neder landse zwartbonte rundveestapel kan redden, in stand wordt gehouden. En de opbrengst kan dan bestemd wor den voor andere doeleinden," aldus Dekker. Het overleg dat Dekker voerde met het Fries Rundveestamboek, het Ne derlands Rundveestamboek en dr. Bouw strandde echter. Dekker hand haaft zijn standpunt dat niet enkele stieren en koeien, maar zijn hele sta pel bewaard moet blijven, en dat alle dieren daarom bij elkaar moeten blijven. Een stichting zou het beste zijn levenswerk kunnen bewaren. WAGENINGEN Dr. J. Bouw, directeur van de Stich ting Bloedgroepenonderzoek te Wageningen leverde het volgen de commentaar op de stellingen van veehouder-fokker Dekker. „Dekker is een man, die een geniaal fokker genoemd zou kunnen worden, in die zin dat hij een uitgesproken kennis heeft van het Nederlandse zwartbonte rundvee. Maar als u mij vraagt is het werk, zoals Dekker dat verricht, passend in de rundvee teelt van 1968, dan moet ik zeg gen: nee. Dekker heeft lange tijd in de me ning verkeerd dat de runderen, die VEEHOUDER-FOKKER DEKKER stieren, die te waardevol zijn voor onze economie om verloren te laten gaan TWISK (N.-H.) In Friesland wordt het openlijk gezegd: die Blanksma begint gelijk te krijgen, hadden ze maar eerder naar hem geluisterd! Veehouder-fokker Joh. C. Blanksma (56) werd in 1956 uit het Friese Rundveestamboek gezet. Hij weigerde de fokrichting van het FRS in te slaan, en stelde tenslotte schriftelijk een Zuidamerikaanse relatie in kennis van zijn ongerustheid over de economische kwali teiten van de zogenaamde mooie Friese koe. Deze relatie publiceerde een en ander in bredere kring. En voor Dekker dringt de tijd. Hij heeft zijn dieren aangehouden in af wachting van een akkoord. Nu dat akkoord niet komt, blijft er voor hem („Het wordt me allemaal te duur") maar een oplossing: zijn vee voor de slacht bestemhien. In december nog trachtte een jour nalist, de heer J. de Vries van het weekblad De Boerderij te bemidde len. In een artikel over Dekkers vee, wees hij op het belang ervan voor de Nederlandse rundveestapel. Hij schreef: „Het wil ons namelijk voorkomen, dat wanneer de Directie van Veeteelt en Zuivel, de leiding van de stamboeken en de Stichting Bloedgroepenonderzoek de hoofden bijeen steken er met Dekker uitein delijk toch tot een akkoord is te ko- Dit was een aanleiding voor het bestuur van het FRS Blanksma voor te dragen tfoor royement. De rebelle rende fokker, verguisd door zijn fa milie, geplaagd door ziekte onder zijn vee, gedwongen tot vrije verkoop van zijn boerderij, wegens te kort con tract (als gevolg van zijn fokrich ting), verliet Friesland en verhuisde naar het Noord-Hollandse Twisk. Teveel uiterlijk Hier volgt hij nog steeds zijn eigen weg als fokker van het originele, grote, zwartbonte Friese vee. En de tijd begint Blanksma gelijk te geven. In Friesland begint men in te zien dat teveel op het uiterlijk is gefokt. Nu wordt juist gezocht naar de grote koe, met de grotere melkgift, die hij al jaren geleden propageerde. Blanksma oordeelt: „De feiten wij zen uit dat het Friese zwartbonte vee degenereert. De dieren zijn hoe lan ger hoe kleiner geworden, hetgeen al in 1951 werd gesignaleerd. Er moet een erfelijk degenererende kracht werkzaam zijn; men heeft het kleiner worden niet kunnen tegenhouden. En wat Dekker betreft: Hij heeft gelijk als hij zegt met zijn vee de Nederlandse rundveestapel te kunnen redden." Enkele wetenschapsmensen hebben min of meer bevestigd, dat een ver keerde weg werd ingeslagen. Septem ber 1966 zei prof. dr. P. Hoekstra uit Utrecht in een inleiding te Leeuwar den: „De zogenaamde mooie Friese koe is te klein, geeft te weinig melk; het mooie zal moeten plaats maken voor de economie." Prof. dr. Th. Stegenga. hoogleraar aan de Landbouwhogeschool te Wa geningen, heeft februari jl. in een lezing te Sneek onomwonden gezegd: „Deze bloedlijn (Adema 197) kreeg een legendarische klank en heeft an dere, waaronder ongetwijfeld waar devolle fokfamilies, sterk terugge drongen." En: betekende deze ontwik keling een miskenning van het zeer grote aantal uitstekende gebruiks- en fokkoeien, die bij de doorsnee Friese veehouder aanwezig waren. Uit deze ontwikkeling sprak ergens een zekere mate van gebrek aan zelfvertrouwen. Er waren maar weinigen (te weinig), die een eigen weg durfden gaan. Dit is geen gelukkige ontwikkeling ge weest." Blanksma vraagt zich af wie prof. Stegenga met de „weinigen" bedoel de. Hoe dan ook: wat men de Blanksma's moge verwijten, niet dat ze geen eigen weg durfden te gaan. Toen het FRS omstreeks 1937 de weg naar de zogenaamde mooie Friese koe insloeg, hief de vader van Joh. C. Blanksma de waarschuwende vinger al op. Stamboekpolitiek Er werd niet geluisterd naar het fokkersgeslacht Blanksma. dat op het gebied van de paardenfokkerij reeds in 1939 een ontwikkeling voorzag, die toen werd miskend, maar in 1951 weer aanvaard: de invoer van de Holsteiner paarden. Er werd niet geluisterd naar in tuïtief werkende fokkers als <ie Blanksma's, maar naar de mensen die de stamboekpolitiek bepaalden, en waarbij het prestige een rol speel de. Na de oorlog nam het FRS het besluit, dat voor de Friese rundvee fokkerij alleen nog maar zogenaamde premiestieren mochten worden ge bruikt. Hiermee werd de oude bloed lijn definitief afgesneden. Gunstige erfelijke eigenschappen werden weg- gefokt, en langzaam maar zeker na- VIERPOLDERS Voor in siders volgen hieronder bloed groepen, bloedgroepentheorie en produktiegegevens van Dekkers stal. In „De Friese Veefokker" van december 1960 gaf dr. J. Bouw te Wageningen aan dat hij 10 zo genaamde b-groepen had gevon den in de Nederlandse -zwart bonte koeien, waarvan 7 b-groe pen bruikbaar zijn. Hij vond 3 b-groepen, waarvan hij de bruik baarheid niet kon vaststellen. De 7 b-groepen, die dr. Bouw bruik baar achtte, zijn de volgende: B 24 B G R D x Y2 A' O' H4 B 39 G Y2 E' 1 B 89 J' H4 B 22 BO Y1 A' E3 G' H4 B 283 - Ox Y2 D'E'l O' H4 B 217 BOA' E'3 I' H 4 B 16 BO Y2 D' H4 In Dekkers stal treffen we 3 b- groepen van andere samenstelling aan. Het zijn de volgende: 1 Y2 D' G' I' Q H4; Deze bloed groep komt in Nederland niet meervoor. 2 Ox E'3 F' G' O'; Ook deze bloedgroep komt in Nederland niet meer voor. 3 G Y2 E'l Q'; Deze bloedgroep komt, vermoedelijk op ver smalde basis, nog voor. De bloedgroepen van het c-sys- teem in stal Dekker zijn: 1 L'; Deze bloedgroep komt in Nederland niet meer voor. 2 Cl E; Deze bloedgroep komt nog in Nederland voor. 3 C2 R2 WC'; Deze bloedgroep komt nog in Nederland voor. Hier volgt het bloedgroepenpa troon van enkele dieren uil stal Dekker: 1 Al/ Dx E'3 F' G' O'/ Y2 D' G' I' Q' H4 Cl E/L' F/V SHV Z/Z R/S. 2 Al /G Y2 E'l Q' Y2 D G I Q H4 Cl E/L' F/F L/- SH' Z/- R/S. 3 - Ox F3 F' G' O' Y2 D' G' 1' Q' H4 C2 R2 WC' L' F/F L/- H7 Z/Z R/R. Deze bloedgroeppatronen kernen noch in Nederland noch elders in de wereld voor. Hier volgen enige bloedgroeppa tronen van tegenwoordige dieren met versmalde basis: 1 Al/ - -/ C2 W F/VHl/ 1 - 2 -/ J 2 I' H4 Cl E/C 1 WX2 F/F - Hl/- z/- 3 A2/ 1/ H4 Ca RW F/Fz/- H/H 4 Dekker geeft twee oorzaken aan van het versmallen van de bloedgroepen basis: 1. Door alle dieren in te telen op de stier Adema 197 zijn de volgende be langrijke stieren uitgeschakeld: Ber- tus, Bertus 2, Bert, Bertus-Gerard en Bertus. In de tweede lijn werden uit geschakeld de stieren: Lodewijk, Lindberg en Lindberg 2. In de derde lijn werden uitgescha keld de stieren: Nico, Wodan, Wodan 2 en Wodan Jan. 2. Het bloedgroepcnpatroon van de stier Adema 197, dat door deze stier vooral via de K.I. over de hele Ne derlandse veestapel werd verspreid, kon zich niet aansluiten (combineer de niet) met de voor 1940 algemeen verspreide bloedgroepen in de Neder landse zwartbonten en bevatte bo vendien ongunstige factoren. Het gevolg was dat de bestaande bloedgroeppatronen grotendeels wer den afgebroken, vervormd en verder werden gecombineerd met de nieuwe, maar ongunstige factoren waardoor Nederland de eerste plaats op de we reldranglijst verspeelde. De verloren gegane positie viel toe aan Canada en de Verenigde Staten, ofschoon deze landen niet beschikken over de ruime bloedgroeppatronen, die nu nog in stal Dekker aanwezig zijn. Dekker meent dat de Europese lan den, die fokstieren kopen in Canada en de VS, dit doen omdat men daar dezelfde negatieve ervaringen met het zogenaamde moderne Neder landse vee heeft opgedaan als Dek ker. Dekkers dieren hebben de bijzon dere eigenschap zoals overigens voor 1940 algemeen voorkwam zo wel van vaders en moeders zijde van Friese afkomst te zijn, waardoor de vroegere wereldberoemde ei genschappen bewaard zijn geble ven. In Dekkers stal zijn nl. geen be langrijke vaderdieren uitgeschakeld, maar is juist geprobeerd de invloed hiervan te versterken. Enkele produktiegegevens van Dekkers vee: Jaarverslag 54-55-56 controlevere niging Voorne; produktievererving stieren nakomelingen Evertje's Pel Adema op 3-jarige leeftijd: 5256 KGM; 3,94 pet. vet; 307 D; 20.22 KGM per dag. 5 j. 6927 KGM;' 3.93 pet. vet; 330 D; 23.10 KGM per dag; Ceres Pel Adema dochters op 5 j. leeftijd: 6208 KGM; 3.70 pet. vet; 307 D; 20.22 KGM per dag. Enkele individuele dieren: Dochter van Ceres Pel Adema: 4 11 j. 12073 KGM; 4.10 pet. vet;.496 D; 24.34 KGM per dag; 506 KG boterv.; 1019 vetgr. per dag is meer dan 1 kg boter per dag. Mina 25: 2.1 j. 6393 KGM; 3.99 pet. vet; 467 D; 13.69 KGM per dag; 3.7 j. 6871 KGM; 4.00 pet. vet; 364 D; 18.88 KGM per dag; 4.9 j. 7072 KGM; 3.83 pet. vet; 303 D; 23.34 KGM per dag. Tjalinc 30 KS vader Evertje's Pel Adema: 2 j. 3667 KGM; 3.96 pet. vet; 271 D. 13,53 KCM per dag; 3 j. 4936 KGM; 4.04 pet. vet; 306 D; 16.13 KGM per dag; 4 j. 5998 KGM; 4.06 pet. vet; 338 D; 17.75 KGM per dag; 5 j. 5620 KGM 3.01 pet. vet; 282 D; 19.33 KGM per dag. Genoemd dier is het oudste op het bedrijf aanwezige dier. Dekker meent dat met zijn vee grote belangen op het spel staan voor de Nederlandse veehouderij, omdat zijns inziens via dit vee Nederland weer bovenaan kan komen op de we reldranglijst. men de tekorten toe die erfelijk ble ken te zijn. Teveel afgekeurd Blanksma meent: „Wanneer er een teruggang is te constateren in de kwaliteit van het zwartbonte rund over een periode van 30 jaar dan wil dat alleen maar zeggen, dat men de kwaliteiten van het vee van voor die periode, had moeten continueren. Men heeft dus teveel stieren afge keurd, die goedgekeurd hadden moe ten worden, en teveel stieren goedge keurd, die afgekeurd hadden moeten worden. Dit is ook de verklaring voor de omvorming van het type." Toch was de Friese zwartbonte „in" in de na-oorlogse jaren. „De Friese fokkerij werd door het buiten land op het paard getild, en vervol gens heeft zij zichzelf over het paard getild", zegt Blanksma. Onthullend was echter het in 1955 uitgekomen „Rapport van de com missie erfelijke gebreken", dat helaas werd vergeten. Over de bestrijding wordt in dit rapport opgemerkt: „Bij een beschouwing over erfelijke ge breken en afwijkingen kan voorop gesteld worden, dat slechts van een gedeeltelijke bestrijding sprake kan zijn. Definitieve uitroeiing, althans van de recessief verervende gebre ken, is niet mogelijk." Blanksma vraagt zich af: „In welke bloedlijnen kwamen de gebreken voor? Waarom volgde geen publicatie welke maatregelen werden genomen ter bestrijding?" Er gebeurde niets. Maar de door Blanksma gefokte stieren van het ou de Friese type groot, mannelijk werden de een na de ander afge keurd. De recalcitrante fokker zegt nu: „Wie bepaalt of keurmeesters terzake kundig zijn en hoe ze moeten keu ren? Het antwoord is: het bestuur van het stamboek, zij die de macht hebben." Een opmerking die danig terzake lijkt, bij lezing van het Fries Land bouwblad van 3 mei jl., dat over de centrale stierenkeuring te Ommen schrijft: „Hard werkende heeft de ju ry weer getracht het voor hen meest ideale type naar voren te halen, waarmee we ons niet steeds konden verenigen. Doch wie zal zeggen hoe het moet? Niemand heeft hiervoor de wijsheid in pacht; het blijft een ge voelskwestie." Vee was goed Blanksma, die in Twisk nog steeds fokt, heeft zijn conclusies getrokken uit het feit, dat de richtlijnen van het FRS nu toch geleidelijk aan wor den veranderd. Getracht wordt het oude type, dat hij altijd heeft voor gestaan. terug te fokken. „Destijds is mij verweten, dat ik de Nederlandse veefokkerij had verra den. Nu moet maar eens worden on derzocht, wie schade heeft aange richt, zij of ik. Ze hebben vee overgeleverd gekre gen van vorige generaties, en het niet op het niveau kunnen houden, waar op het was. De veehouders beschik ten dus over beter vee, dan men dacht te hebben!" Nog export? een vooraanstaande plaats in de fok kerij bezetten, vooral na de tweede wereldoorlog die plaats eigenlijk niet verdienden. Op grond daarvan maak te hij ook vrijwel geen gebruik van deze runderen. Beperkte basis In het algemeen moet wel worden gesteld dat het Nederlandse zwart bonte rundvee zeer sterk is beïnvloed door een beperkt aantal fokdieren. De genetische basis van het dieren- materiaal, dat wij op het ogenblik dan ook hebben, is daardoor sterk beperkt en heeft een bepaald stempel gekregen. Doordat Dekker juist van deze die ren geen gebruik heeft gemaakt, heeft hij ook dat stempel niet ge kregen en is hij in staat geweest er felijke eigenschappen in zijn veebe- slag vast te houden, die verder praktisch uit het zwartbonte vee in Nederland zijn verdwenen. Of die eigenschappen, die Dekker in zijn vee behouden heeft, gewenst zijn, of niet, zou moeten worden on derzocht,. Zonder meer zijn hier beslist geen bewijzen voor aanwe zig. Geen akkoord Wij waren bereid een onderzoek te verrichten om na te gaan of Dek kers dieren inderdaad waardevolle schappen bezitten, maar het was ons niet mogelijk met de heer Dek ker tot overeenstemming te komen over de wijze waarop een dergelijk onderzoek zou moeten worden ver richt. Wij hebben hem om een of twee stieren gevraagd om deze een aantal dekkingen te laten doen. Daarna zou kunnen worden bekeken of de doch- gers daaruit inderdaad beter zijn dan die van andere stieren. Dekker zei echter: Je moet mijn stieren paren met mijn koeien. Hij Op mijn desbetreffende vraag ant woordt Blanksma: „Mogen wij het huidige vee nog wel aan het buiten land leveren? Daar zou men ook wel eens beter vee kunnen hebben, dan men denkt. Het gaat toch niet aan vee te verkopen, waarvan het uitschotpercentage zo hoog is, dat het ook andere stallen kan verwoesten? En toch, als we vertrouwen mogen stellen in de jaarlijkse uitgave van Noordhollands Glorie, moet er nog economisch verantwoord vee zijn. Maar hoe groot is het aantal, en is het een monster voor het geheel?" Blanksma hoopt niet op rehabilita tie. Desgevraagd zegt hïj wel: „Ik zou het wel aandurven die zaak proberen te redden." Joh. C. Blanksma heeft de liefde voor het Friese stamboek niet verloren, evenmin als zijn Friese trots en hardnekkigheid. Veehouder-fokker BLANKSMA ...ik fok nog steeds, en volg mijn eigen weg wilde bovendien de wijze van paren uitmaken, en dat is naar ons oordeel geen objectief onderzoek. Dekker is bovendien zelf produktie gaan meten en vetgehalte gaan bepa len, na moeilijkheden te hebben ge kregen met de melkcontrolediensL De moeilijkheid met Dekker is dat hij zich als individualist niet aan een bepaald systeem kan houden. Weer perspectief Of bloedgroepen een relatie hebben met erfelijk bepaalde kenmerken is voor ons een vraag. Inderdaad hebben we een periode gehad dat de runderen kleiner wer den, en zelfs zodanig dat er moeilijk heden ontstonden met de export. Naar het zich thans echter laat aan zien is het dieptepunt voorbij. De concurrentie met de VS en Ca nada wordt steeds scherper. Dekker zegt dat het helemaal mis gaat, maar mijn standpunt is, dat er jarenlang redenen voor duidelijke bezorgdheid zijn geweest, maar dat de laatste ja ren er weer hoop is op een gunstig perspectief. Ik acht voorts de mogelijkheid niet uitgesloten dat Dekkers vee waardevol is. maar zonder er enig bewijs voor te hebben, kan ik niet aannemen dat met zijn vee de Neder landse veestapel staat of valt."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1968 | | pagina 19