Vrees dat rechtspositie Kerken waziger wordt DAGBOEK MET INGMAR BERGMAN GEESTELIJK LEVER Gebeden ZATERDAG 6 APRIL 1968 i Ingmar Bergman zoals men Item ontmoet in zijn werk. De regisseur Ingmar Bergman. INGMAR BERGMAN, de Zweedse regisseur, is zeker voor de filmliefhebbers nog altijd een in trigerende figuur en daaraan heeft het „Dagboek" van de Zweedse auteur en mede-cineast Vilgot Sjö- man nog maar weinig kunnen veranderen. Bergman laat zich nu eenmaal niet gemakkelijk benaderen. Sjöman's boek over Bergman is tijdens de wording van de film „De avondmaalsgangen", als tweede film uit de bekende trilogie, verder bestaande uit „Als in een donkere spiegel" en het afsluitende werk „De grote stilte", ontstaan. Sjöman heeft in zijn boek vele interessante uitspraken van de grote cineast vastgelegd, die het echter toch niet vereen voudigd hebben de werkelijk geestelijke gestalte van de cineast tegen de achtergrond van zijn werk waar te nemen. Daarbij komt dan nog dat deze triptiek al weer vier jaar geleden op de witte schermen ün Neder land geprojecteerd werd en we dus niet recent weten hoe het denken van Bergman zich ont wikkeld heeft en of hij antwoor den heeft gevonden op zijn vra gen, namelijk de vragen van ge loof en twijfel die hij telkens in zijn werk aan de orde stelt en die hij vaak meesterlijk weet te personifiëren. Zij blijven voor velen van belang, niet alleen om dat hij de enige cineast is die merkbaar door deze vragen geïntrigeerd wordt en ze eerlijk en zonder camouflage gestalte geeft, maar ook omdat men zich steeds bij deze geestelijke strijd betrokken voelt. Een kwalijke kant aan deze zelfmanifestatie in zijn werk is wel en dat geldt in het bijzon der voor „De avondmaalgangers" dat de verwerkelijking in zijn thema's m.n. „het zoeken naar God", „het zwijgen van God" en het afrekenen met een kerkelijk geconstrueerde God (zoals hij het zelf noemt) vaak iets van kramp achtigheid krijgt waardoor zijn films dikwijls te bedachtzaam, te geconstrueerd in plaats van geïnspireerd lijken wat er toe heeft geleid dat velen die critisch over Bergman hebben geschreven hem een charlatan genoemd heb ben die zich met zijn twijfels aangaande God interessant wil maken. Onrecht Vilgot Sjöman heeft in zijn dagboek „L 136" (wat het pro- duktlenummer is van „De avond- maalsgangers") deze legende rond Bergman niet geheel teniet kunnen doen, ondanks het feit dat hij meer en beter dan ie mand anders het gedachtenleven en de persoonlijkheid van Berg man eerlijk en objectief heeft kunnen benaderen. Evenwel raakt men er bij het lezen wel van overtuigd dat men hem on recht doet hem eenvoudig een charletan te noemen, want daar voor is de cineast te oprecht en zijn zijn vragen in wezen voor hem en later ook voor de toeschouwer te ernstig. Van groot belang in dit geval Is echter of men ze vanuit een christelijk standpunt wil benade ren of niet. Een Zweeds recencent schreef onlangs naar aanleiding van „De avondmaalsgangers" „De bioscoopbezoekers de vrienden van de film dus kunnen met recht zeggen „Wat gaan mij al die religieuze zelfbespie- fdingen van de heer ngmar Bergman aan? Wat iemand mei God uit te vechten heeft moet privé in de eigen huiskamer geschieden en niet tegen entree prijzen met vermake lijkheidsbelasting in de bioscoop". Dat is natuurlijk wat on christelijk gedacht, maar uit dit stand punt gezien heeft de recencent nog ergens gelijk ook. Maar we geloven niet dat daarin het conflict schuilt. De verholen afwijzing naar inhoud van de Bernmanfilms. hoe tech nisch knap zij ook zijn mogen, vindt zijn grond naar wij menen niet zozeer in de thema's zélf als wel in de vaak haast steriele vorm, de kille sfeer, die ver door gedreven soberheid en de wel reële maar weinig opgewekte mensen, waarin zij gestalte krij gen. Kracht Juist daarin ligt de kracht en tegelijk de zwakheid van de Bergmanfilm. Hij geeft in zijn films hoewel ze maar een deel van zijn produktie uitmaken (Bergman zegt daar zelf van, dat de film maar een distillatie üs van zijn toneelwerk wat zich verhoudt als 60 pet. toneel en 40 pet. film) eerlijk de sfeer weer waarin zijn religieuze problemen ontstaan, dat is de sfeer waarin hij is opgegroeid, de kille pasto rie van zijn vader, die hij tekent als een gestreng man met even kille strafmethoden. Er is kenne lijk toen reeds een innerlijk ver zet gegroeid tegen de Godsgestal te die hem werd voorgetekend, die hlij al spoedig ging zien als een ver- of mistekening, name lijk het godsbeeld van de zelfsuggestie en een religie ver vormd tot mythe. De zwakheid ontstaat echter na de afrekening met die God wan neer Bergman aangegrepen wordt door de onzekerheid. Dan is er „De stilte", dan is er geen antwoord. De volgende stap is een mediteren in de ruimte waarin het driemaal heilig van de predikant in de lege kerk, waar hij toch het avondmaal be dient, klinkt als een roep vol vertwijfeling. Daarin ziet Berg man dan wanhopig en trots het schrikbeeld van zijn eigen situa tie. Voor hen die de innerlijke strijd om het Godsbestaan niet kennen wordt dit moeilijk tot een dramatische belevenis. Zijn beelden zijn dan te statisch. Een gelaatsuitdrukking, een handbe weging, een stuk mono- of dia loog krijgt accent. Prachtige voorbeelden daarvan geeft „Als in een donkere spiegel" om maar bij de triptiek te blijven. Overigens geeft Sjömans boek een boeiend beeld van het schep pingsproces van een film. De wording van scenario, de verfil ming, montage, mixage en de première en om de zaak te com pleteren enige persreacties zowel van neutrale als christelijke zij de. Sjöman tekent Bergman als een krachtige figuur, die in zijn werk precies weet te bereiken wat hij wil en zijn acteurs (tri ces) weet te overtuigen. Hij werkt met een enorme gespan nenheid die zich vaak oplost in vlijmscherpe kritische opmerkin gen, doch zijn spelers die hem kennen verdragen het omdat ze de kwaliteiten van hem kennen en waarderen. Bergman is evenmin zachtzin nig tegenover zichzelf. Hij heeft de moed om eens gemaakt werk weer te vernietigen om tot een betere prestatie te komen, doch De opnamen in de kerk voor de bekende film „De avondmaal gangers", een van zijn meest om streden werken, waarin al zijn twijfels op een boeiende wijze ge stalte krijgen in de predikant, ge speeld door Gunnar Björnstrand. dit leidt dan wel eens volgens Sjöman tot de vaak gewraakte steriliteiten. Maar meer nog beseft men bij het lezen van dit 283 bladzijden tellende boek hoe weinig men in eerste instantie ontdekt van de echte gedreven heid die bij Bergman vaak tot uiting komen in zeer verfijnde details. Bergman meent zelfs dat de kritiek vaak tekort schiet en over de dingen heen ziet die toch werkelijk van belang zijn en be palend zijn voor de waarde van de film. Medelijden Doch met dit al zitten we nog met het fenomeen Bergman. Het is merkivaardig dat de christe lijke mensen die vervuld zijn van zijn film, zo schrijft de au teur dat ze in hun uiteenzet tingen aanvullen wat Ingmar weggelaten heeft. Geen enkele keer tijdens zijn werk aan de film zelfs niet toen hij aan het scenario bezig was en het hem er ten zeerste om ging in de laatste scènes „het ontkiemen van een nieuwe geloof' bij de predikant in de avondmaalsgangers Tomas Erisson goed te doen uitkomen Wilde hij iets meedelen over de inhoud van het nieuwe Godsbeeld. Maar degenen wie de film om religieuze redenen iets doet, stellen, of het vanzelf sprak, vast welk godsbeeld To mas te wachten staat na het zwijgen: de medelijdende God; hij die met zijn hulpeloosheid, zijn twijfel aan zijn lijden de nacht van ons lijden met zijn nabijheid vult. Maar daarover heeft Bergman zich nog niet uitgesproken. De in houd van zijn triptiek heeft hij zelf eens als volgt gekarakteri seerd: „In „Als in een donkere spiegel" was er sprake van een zekerheid. „De Avondmaalsgas- ten tonen een glimp daarvan. „De grote stilte" geeft een afdruk in negatief van God." Het is allemaal nog maar /aag, maar nog altijd even belangwekkend om het pro ces te volgen tenminste als Bergman ons de kans geeft. Het boek is verschenen in de bekende Grote Beer serie en de prijs is 6,50. H. STEGGERDA Vandaag Oostduits referendum grondwet (Van onze kerkredactie) VANDAAG wordt in Oost-Duitsland het referendum ge houden over de nieuwe grondwet. Het lijdt geen twij fel, of deze grondwet zal met grote meerderheid worden aanvaard. De proeve is twee maanden in discussie geweest met als gevolg, dat er nog een respectabel aantal wijzigingen is aan gebracht. Men heeft al gesproken van een betere constitutie dan de zeventien miljoen Oostduitsers ooit hebben gekend. Hoewel de kerken zich niet tegen de proeve als zodanig hebben uitgesproken, hebben zij toch op onderdelen ernstige kritiek uitgeoefend. Met name vrezen zij dat de rechtspo sitie van de kerken waziger wordt. Onnodige complicaties in de verhouding tussen kerk en staat kunnen daarvan het gevolg zijn. De bisschoppen hebben zich daarover tot partijleider Ulbricht gericht. Het heeft hen teleur gesteld, dat van hun bezwaren zo goed als niets terug te vinden is in de verleden week gepubliceer de wijzigingen. Slechts een van de 108 artike len van de nieuwe grondwet is gewijd aan de kerken en godsdienstige gemeenschappen. In de huidige grondwet, die van 1949 dateert, zijn dat er negen. Het voorgestelde artikel 39 luidt: 1. Iedere burger van de DDR heeft het recht, een godsdienstig geloof te belijden en godsdiensti ge handelingen uit te oefenen. 2. De kerken en andere godsdienstige gemeenschappen regelen hun zaken cn oefenen hun werkzaamheden uit in over eenstemming met de grondwet en dé wettelijke bepalingen van de DDR. Nadere bijzonderheden kunnen door overeenkomsten ge regeld worden. Dit artikel komt in de plaats van het huidige artikel 41, dat aldus luidt: „Iedere burger geniet volledige geloofs- en gewe tensvrijheid. De ongestoorde uit oefening van de godsdienst staat onder de bescherming van de re publiek. Instellingen van godsdienstige gemeenschappen, godsdienstige handelingen en het godsdienstonderwijs mogen niet misbruikt worden voor doelen, die in strijd zijn met de grond wet of de politiek van een be paalde partij dienen. Toch blijft het recht van de godsdienstige gemeenschappen onbetwist, om vanuit hun standpunt stelling te nemen ten aanzien van de le vensvragen van het volk." Onderwijs Verder bevatte de oude grond wet dan nog acht artikelen, mie over kerk en godsdienst hande len. Daarin wordt onder meer het recht van de kerken vastgelegd op het geven van godsdienston derwijs en het heffen van kerk belasting. Er wordt in gesproken over de zielszorg van de kerken in ziekenhuizen en inrichtingen van justitie, over het uittreden uit een kerk en over de godsdienstige mondigheid. De nieuwe grondwet zwijgt over de ze aangelegenheden. Vooral de tekst van het tweede lid van artikel 39 heeft bij de kerken vragen opgeroepen. Zij vrezen dat hier duidelijk van een beperking van de vrijheid van de kerken sprake is. Dat voor die vrees reden is, bleek al terstond uit de woorden van Ulbricht, toen hij eind januari de proeve introduceerde in de Volkskammer (het Oostduitse, parlement). maar, zo voegde Ulbricht eraan toe: „De imperialistische en re vanchistische kringen van West-Duitsland willen de kerken in de DDR nog steeds misbruiken als instrumenten van hun impe rialistische politiek van revanche. Nog steeds zijn de Westduitse heersende kringen niet bereid, de grondwettelijke ordening van de DDR te eerbiedigen. De proeve steekt een stokje voor de pogingen en speculaties van die leidende kerkelijke krin gen in de DDR, die steeds weer proberen, de politieke instructies van de Westduitse NAVO-kerk na te komen," aldus Ulbricht. (Onder NAVO-kerk wordt in het DDR-jargon de Evangelische Kerk in West-Duitsland verstaan, omdat zij een verdrag inzake de geestelijke verzorging van de strijdkrachten heeft gesloten met de hondsregering.) De nieuwe grondwet moet de Oostduitse regering dus de moge lijkheid geven, de kerkelijke een heid tussen oost en west door te snijden. Hans Seigewasser, staatssecretaris voor kerkelijke aangelegenheden, noemde het tweede lid dan ook zonder meer een „afscherming tegen Bonner infiltratiepogingen". Op datzelfde aambeeld hamer de ook Gerald Götting, de voor zitter van de Oostduitse CDU, toen hij de proeve in de Volkskam mer besprak. De kerken moeten de consequenties uit hun verant woordelijkheid in onze socia listische staat trekken en de NA VO-kerk haar congé geven. Nooit ofte nimmer zal ér voor de christelijke burgers in de DDR meer een lotsgemeenschap zijn met imperialisten en kapitalisten, zei hij. In onze republiek is eindelijk de eeuwenoude tegenstelling op geheven tussen de vroomheid van de enkeling en het misbruik van zijn geloof door machtheb bers, die zich christelijk noemen en steeds weer onchristelijk han delen. Pogingen, instructies van de NAVO-kerk op te volgen, zijn duidelijk in strijd met de inhoud en ide geest van de nieuwe grondwet. Het is in het welbe grepen belang van de kerken daar goed nota van te nemen. Noch de christelijke burgers, noch de socialistische staat zullen tolereren, dat kerk of geloof misbruikt worden voor de revan- chepolitlek van Bonn en de pre tentie van alleen vertegenwoordi ging van Duitsland, aldus Göt ting. Zeven van de acht Oostduitse Platform Hij zei toen dat de proeve aan de kerken een goed, maar ook het enig mogelijke platform biedt voor de verdere ontwikkeling van hun betrekkingen tot de staat. In de afgelopen twintig jaar hebben deze betrekkingen zich in de DDR goed ontwikkeld, Twee uitgevers brengen een boekje met gebeden op de markt onder de titel „Gebeden der oe- kumene". De bedoeling is om de lezer met de Heer der Kerk, met de vroegchristelijke kerk, de kerkvaders, met de christenen van Rome en van de Reformatie maar ook uit onze tijd mee te laten bidden. Het boek werd oorspronkelijk in het Duits samengesteld door P. W. Schelle, en ingeleid door de overleden bisschop Bekkers. De gebeden zijn verdeeld over vier onder werpen: verheerlijking, neiliging, eenheid en voleinding. Prof. dr. J. N. Bakhuizen van den Brink schreef een slotwoord. Partijleider Walter Ulbricht: Nieuwe grondwet steekt stokje voor infiltra tie van NAVO-kerk. Dat zij allen één zijn, gebe den der oekumene verzameld door P. W. Scheele. Uitgave van Uitgeverij Helmond te Helmond en J. H. Kok te Kam pen. evangelische bisschoppen hebben in een brief aan Ulbricht hun mening over de nieuwe grondwet uitgesproken. Zij stellen voorop, dat ook zij uitgaan van het bestaan van twee Duitse staten, al sluit dit voor hen niet uit dat men mag streven naar samen werking en toenadering. Ook aanvaarden zij hun verant woordelijkheid „als burgers van Bisschop Friedrich-Wilhelm Krummacher, voorzitter van de Oostduitse conferentie van de Evangelische Kerk, heeft ondanks zijn bezwaren tegen de onduidelijke positie van de kerken toch de kerkleden opgeroepen, posi tief te staan tegenover de nieuwe grondwet „in christelijke verantwoorde lijkheid jegens de staat, waarin wij leven". een socialistische staat, het socia lisme te realiseren als een gestal te van rechtvaardiger samenle ving". Ongekwetst Vanuit dit positieve standpunt vragen de bisschoppen Ulbricht, de nieuwe grondwet zo te wijzi gen dat de christenen en al die burgers die de wereldbeschou wing van de regeringspartij niet delen, toch met ongekwetst ge weten kunnen delen in de ver antwoordelijkheid voor het staatswezen. Gezien de inzet van de grond wet (in artikel 1 wordt de DDR omschreven als „de politieke or ganisatie van de werkers, die ge meenschappelijk onder leiding van de arbeidersklasse en hun marxistisch-leninistische partij het socialisme verwezenlijken") vinden zij het beslist noodzake lijk dat ook in de nieuwe grond wet de volledige geloofs- en ge wetensvrijheid uitdrukkelijk wordt gewaarborgd. De steeds herhaalde formule ring „volgens de geest en strek king van deze grondwet" zouden zij door een heldere juridische bepaling vervangen willen zien. Maar met name maken zij be zwaar tegen de tekst van artikel 39. „De christelijke burgers van de DDR willen meewerken aan de opbouw van de socialistische staat. Zeg hun dan ook de erken ning van hun kerkelijk leven duidelijk toe," vragen zij. Daarom stellen zij voor, het tweede lid te vervangen door het volgende: „De werkzaamheid van de kerken en andere godsdienst gemeenschappen overeenkomstig hun godsdienstige belijdenis, in het bijzonder de zielszorg, het onderwijs en de arbeid van alge meen nut, wordt gewaarborgd. De kerken en andere godsdienst- gemeenschappen regelen hun aangelegenheden zelfstandig, vol gens de voor allen geldende wet ten. Hun rechtsbevoegdheid, hun eigendom en het recht hun leden te verplichten tot geregelde hef fingen en offers, worden gewaar borgd." Bisschop Mitzenheim wilde de ze brief niet ondertekenen. Aan de kerken blijft hun arbeidsmo- gelijkheid in de huidige omvang gewaarborgd, zei hij. Ook heeft hij gezegd, de staatsgrenzen van de DDR te beschouwen als de grenzen voor de mogelijkheden van kerkelijke organisatie. Blijkens de revisie van de proeve zoals die vorige week ge publiceerd werd, Is men op één punt aan de wensen van de bis schoppen tegemoet gekomen: de gewetens- en geloofsvrijheid is alsnog vastgelegd (in het artikel dat de gelijkheid van alle bur gers voor de wet bepaalt). Maar artikel 39 heeft geen substantiële wijziging ondergaan. Daarmee laat de nieuwe Oost duitse grondwet ten aanzien van de positie van de kerken en de verzekering van de vrije uitoefe ning van de godsdienst vragen open. Het zou natuurlijk weinig zin hebben, artikel 39 te vergelijken met de grondwetten van westerse democratieën, omdat het hier uit drukkelijk om een „socia listische" (lees: communistische) grondwet gaat. Gevolgd De DDR is het model van de Europese volksdemocratieën ge volgd, ook daarin dat ide regeling van kerkelijke en godsdienstige aangelegenheden zoveel mogelijk uit de grondwet naar de algeme ne wetgeving is overgebracht. Het nieuwe burgerlijk wetboek zal bij voorbeeld de vraag naar de toekomstige rechtsvorm van de kerken te beantwoorden heb ben. Het voorbeeld van de andere Oosteuropese grondwetten zal ook wel oorzaak zijn geweest van de reductie van de „ongestoorde uitoefening van de godsdienst" (artikel 41 oud) tot het recht „godsdienstige handelingen uit te oefenen". Deze navolging houdt er echter geen rekening mee dat de situa tie in Oost-Duitsland totaal an ders is dan elders in Oost-Euro pa. Van alle communistische sta ten is de DDR de enige, waarin de meerderheid van de bevolking protestants is en waarin de pro testantse kerk de grootste massa organisatie is. Juist voor een protestantse kerk is het begrip „godsdienstige handelingen" (in het eerste ont werp stond zelfs „godsdienstige cultushandelingen") veel te be perkt om er het totale complex van haar geloofsuitingen en le venswerkelijkheid mee aan te duiden. Dat is in Oost-Duitsland tot nu toe erkend. Zal het nu door de staat aangevochten worden? Tenslotte is het bijzonder merkwaardig, dat de scheiding van kerk en staat, een beginsel dat in praktisch alle Oosteuro pese grondwetten is vastgelegd, in de nieuwe Oostduitse is ver dwenen. Daarmee staat de autono mie van de kerk in interne aangelegenheden op een zeer zwakke basis. Met zorg wachten de Oostduitse kerken dan ook de komende ontwikkeling af.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1968 | | pagina 15