„IK DOOP U IN DEN NAAM DES VADERS..." Door de doop deelgenoot in een nieuw leven „IN CHRISTUS MIDDEN DOOR HET GEVAAR" ZATERDAG 2 SEPTEMBER 1967 Prinses Irene en prins Charles-Hugo, haar echtgenoot, zijn gisteren op Schiphol gearriveerd. Zij kwamen van het zonnige Spanje naar het regenachtige Nederland om de doop van hun neefje prins Willem-Alexander in de Haagse Grotekerk hij te wonen. Zo was vandaag de gehele koninklijke familie in de kerk aanwezig. Naast de grootouders koningin Juliana en prins Bernhard en grootmoeder mevrouw von Am&berg, de tantes en de ooms. Het zal vooral koningin Juliana grote vreugde hebben gegeven. Ds. Kater onder doodse stilte Gebed voor kind en zijn ouders Aankomst Aan de pilaren hangen monitors en het geeft een schok door de rijen als de aankomst bij de kerk van de stoet duidelijk wordt. Op dat ogenblik ontsteekt de voor zitter van het college van collectan ten de kaarsen op de aovndmaals- tafel. Koningin Juliana en prins Bern hard verlaten reeds de eerste auto. gevolgd door grootmoeder mevrouw Gosta von Amsberg-von dem Bus- sche Haddenhausen en overgrootmoe der prinses Armgard. Dan komt het grote ogenblik, prin ses Beatrix en prins Claus met hun eersteling en zuster Elisabeth Swel- lengrebel, die met de kleine prins in de Kapel van Assendelft gedurende het eerste gedeelte van de dienst zal wachten. Een stralend jong paar zijn kroon prinses Margrethe van Denemarken en prins Hendrik van Denemarken, gevolgd door prof. dr. J. Zijlstra an mevrouw H. Zijlstra-Bloksma. De Graaf en gravin von Bismarck begeleiden mevrouw M. A. E. del Court van Krimpen- jkvr. van Loon, die de plaats van haar kleindochter, mevrouw Re- née Smith-Röell, die als doopgetui ge gevraagd was, inneemt. Mevrouw Smith verwacht namelijk een baby dezer dagen, waardoor zij niet aanwezig kon wezen om meter te zijn van prinses Beatrix's eerste ling, zoals prinses Beatrix ook meter is van Beatrix Claire Smith, die op 10 april 1963 werd geboren. Familieleden Prinses Irene, elegant als altijd en prins Carel Hugo; de zuster van prins Claus en de heer B. Jencquel; prinses Margriet en mr. P. van Vol lenhoven; de tweede zuster van prins Claus en dr. P. Ahrens en prinses Christina met Christina von Amsberg sluiten de stoet, die ontvangen wordt door de Grootmeester van het Huis van H. M. de Koningin, baron van Lynden en prof. W. F. de Gaay Fort man, kamerheer i.b.d. van H.M. de Koningin. Prof. L. van Kampen, voor zitter van het College van Kerkvoog den, mr. J. de Valk, voorzitter van het College van Diakenen en ds. W. Sijbrandij, praeses van Je Centrale Kerkeraad begroeten het hoge ge zelschap. In de Van Assendelftkapel wachten ds. H. J. Kater en ds. J. H. Sillevis Smitt met mejuffrouw drs. J. ter Veld, diaken, en de heer L. Abbink, ouderling. Preludium Dan ruist het Praeludium in C van Johann Sebastian Bach door de gewelven, achter het orgel weten we organist Adriaan Engels; vier leden van de Koninklijke Militaire Kapel staan hem terzijde met ba-zuinen. Langzaam schrijdt de stoet binnen terwijl heel de schare genodigden op gerezen is. Even nog een geschuifel en geruis al$ ieder gaat zitten. Ds. Sillevis Smitt zit op het koor vlakbij de lezenaar, ds. Kater gaat achter de Avondmaalstafel staan en spreekt het votum uit. Achttienhon derd gezichten zijn naar hem opge- hèven bij de Schriftlezing: „Jezus zeide: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Gaat dan henen, maakt al de volken tot Mijn discipelen en doopt hen in den Naam des Vaders, en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen on derhouden al wat Ik u bevolen heb. En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld". Krachtig klinkt de lofzang, beurte lings gezongen door alle aanwezigen en 'net vijftig leden tellende Nijmeegs Studentenkoor onder leiding van pa ter dr. B. H. A Kahman, met Psalm 149. vers 1, 2 en 3 in de nieuwe berijming. Duidelijk en langzaam leest ds. Ka ter het eerste gedeelte van het doopformulier, waarna het gebed van verootmoediging volgt en het stu dentenkoor het Kyrie zingt. Dan klinkt het tweede deel van het doopformulier: „De doop is een teken van al de zegeningen die God schenkt aan de kinderen, die opgroeien in de gemeen te van Christus. Wanneer onze kinde ren gedoopt worden in de naam des Vaders, wil dat zeggen, dat de he melse Vader hen zijn kinderen noemt en hen meer liefheeft dan wij hen zelf ooit kunnen liefhebben. Als onze kinderen gedoopt worden in de naam des Zoons, dan betekent dit, dat Jezus Christus ook voor hen in de wereld gekomen is als de goede herder die zijn leven voor hen inzet, hen weidt en beschermt met eeuwige trouw. En wanneer onze kinderen gedoopt worden in de naam des Heiligen Geestes dan houdt dit in. dat de Heili ge Geest in hen wonen wil, hen wil leiden en maken tot kinderen van het licht." Het studentenkoor jubelt: Eert God, die onze Vader is, de lofzang „Gloria" in een berijming van de La tijnse hymne door Huub Oosterhuis op de melodie van Bernhard Huij- bers. Het laatste gedeelte van het doopformulier volgt, waarna de ge meente en het studentenkoor weer afwisselend een vertaling van E. L. Smelik zingen op de melodie van Ge zang 266 uit de bundel van de Neder landse Hervormde Kerk: „Niemand, die ons helpen kan; nie mand kan ons kind beschermen. Wie zijn wij? Neemt Gij het dan, draag het in uw groot erbarmen, dat het vroeg U in dit leven, ja, voorgoed zijn hart mag geven." het over het hoofdje vloeien, zeg gende: „Willem-Alexander, Claus, George. Ferdinand, ik doop u in den Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes Prins Willem-Alexander is ge- Ds, Kater geeft hem een aparte bijbeltekst mee: „Thans zijt gij licht in de Heer, wandel als een kind des lichts" (Efesiërs 5:8). Plechtig klinkt de zegen: „De Heer bewake uw uitgang en uw ingang, van nu tot in eeuwigheid." Zegenbede Het „Ja Heel, hed stil is het in de kerk als prinses Beatrix en prins Claus opstaan, de hoofden geheven naar de predikant, die hun de doopvragen stelt. Helder en overtuigd klinkt hun „ja". Als de ouders weer gaan zitten, klinken zachte orgeltonen. Dan gaat de deur van de Van Assendelftkapel I open. kindergezang klinkt op.... zuster Swellengrebel draagt de dopeling bin- Een kleine Prins gehuld in een doopkleed van Brussels kant, dat ook koningin Wilhelmina, koningin Juliana en prinses Beatrix eens in dit plechtig uur gedragen hebben. Behoedzaam lopen de dertig zingen de meisjes in hun blauwe jurken met witte kragen en rood fluwelen strik mee. Haar ijle stemmetjes worden gesteund door het jeugdkoor van 65 meisjes onder leiding van Marius Borstlap. „Toen Mozes was gebo ren...." zingen zij. De tekst is van ds. W. Barnard, de melodie van Wim ter Burg. Diaken mejuffrouw Ter Veld staat voorzichtig op en loopt naar de doopvont, tilt het grote deksel op en plaatst het op een klein met rood fluweel bedekt tafeltje. Nu geeft zuster Swellengrebel prins Willem-Alexander aan prinses Beatrix, die met prins Claus naast zich voor de doopvont is gaan staan, aan de zijde van de preekstoel. Prins Bernhard, kroonprinses Mar grethe van Denemarken, graaf Ferdi nand von Bismarck, mevrouw M. A. E. del Court van Krimpen-jkvr. van Loon en mevrouw Gosta von Amsberg-von dem Busche Hadden hausen, de doopgetuigen, staan rond om de doopvont en kijken naar het kind. blozend en lief in zijn lange doopkleed, van Point d'Angleterre, waarvan in de voorbaan het konink lijk wapen en hot koninklijk devies „Je Maintiendrai" is geklost. Staande zingt de gemeente de ze genbede „Uw mild gelaat blijft over 't kind gebogenop de melodie van gezang 139 met de tekst van E. L. Smelik. Onder het naspel van het orgel is er weer even het licht gedruis wan neer iedereen zitten gaat, maar stil, heel stil is het als ds. J. H. Sillevis Smitt het gebed voor het kind en zijn ouders uitspreekt, terwijl ds. Kater nu terzijde op het koot zit. De kinderstemmen begeleiden zuster Swellengrebel en de kleine Prins terug naar de Van Assendelft kapel, waar ze wachten zullen tot de dienst afgelopen is. Ds. Kater heeft nu de kansel bestegen en leest Ro meinen 6:3-14 en Johannes 8:28-36, waarna de gemeente gezang 112 in de nieuwe vertaling zingt. Ds. Kater heeft als tekst voor zijn preek Romei nen 6:4 gekozen: „Wij zijn met Hem begraven door den doop in den dood, opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen". Het studentenkoor zingt Psalm 118 in een nieuwe bewerking van Maar- ten Kooy en even later klinkt het Gebed des Heren, terwijl zachtjes de eerste klokketonen al hoorbaar wor den. En even later beieren alle kerkklok ken van Den Haag, een stortvloed van zware en heldere klanken waar onder de koninklijke stoet terug rijdt naar Huis ten Bosch. Oorkonde Maar eerst is in de Van Assendelft kapel nog een kleine plechtigheid ge weest, het tekenen van de Doopoor- konde, gecalligi afeerd door de Rotter dammer J. A. Beun. Ds. Kater, ds. Sillevis Smitt, diaken mejuffrouw Ter Veld en ouderling Abbink zetten er met de getuigen hun handtekening onder. Deze oor konde is voor de Koninklijke ouders. De doopakte blijft berusten bij de Hervormde gemeente. Dit is zeker ook het ogenblik om nog even van de taak der doopgetui gen te spreken. Prinses Beatrix en prins Claus hebben dezp getuigen zo gekozen, dat zij menselijkerwijs gesproken, ook naar leeftijd, in staat zullen zijn als „getuige" medeverant woordelijkheid te dragen voor de vor ming van de kleine Prins. Het con tact tussen ouders en doopgetuigen, zo stellen de ouders zich voor, zal ook in de toekomst in deze zin ge handhaafd blijven. Klokken luiden, in de kerk is het licht gefluister van de aanwezigen, die elkaar groeten, nog even napra ten en buiten is het geronk van moto ren, de stoet rijdt terug naar Huis ten Bosch, waar familie, getuigen, predikanten, diaken en ouderling nog enige tijd bijeen blijven aan de lunch. Prins Willem-Alexander slaapt al. Hij kan nog niet weten hoezeer dit een grote dag in zijn leven is ge weest. maar wel dat het allemaal an ders was dan anders. De verre reis van Drakensteyn, de vele vreemden rond hem. de zang en het orgelspel, dat is allemaal heel anders dan de j stille kamer van Drakensteyn waar, als zuster Swellengrebel even weg is, toch altijd de babyfoon aanstaat, zo- i dat elk kreetje uit de wieg beneden wordt opgevangen. De lekst is Romeinen 6:4: „Wij zyn met Hem begraven door den doop in den dood, opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen". Er was eens een koning van Pruisen zijn naam ben ik vergeten die tijdens een werkbezoek ergens een school bezocht. Het was in een periode, waarin men ster ker dan nu geloofde in een indeling van de natuur in vaste rubrieken, die men dan veelal „rijken" noemde. De onderwijzer, die graag het hoge wetenschappelijke peil van zijn oderricht wilde demonstreren, hield zijn leerlingen een steen voor en vroeg: „tot welk rijk behoort nu deze steen?" Het antwoord luidde; „tot het rijk der mineralen". Een getoonde bloem behoorde op die manier tot het plantenrijk, een opgezette vogel tot het die renrijk. Toen kwam ineens de koning ertussen met zijn vraag: „En tot welk rijk behoor ik?" Er viel een pijnlijk stilzwijgen, want op deze vraag was de klas niet geprepareerd. Maar einde lijk kwam er toch een antwoord. Van een klein meisje. „U behoort tot 'het Godsrijk". De koning had waarschijnlijk verwacht, dat men hem zou hebben verbonden met het koninkrijk Pruisen. Maar men vertelt, dat hij, toen hij dit antwoord gehoord had, bloosde en tranen in zijn ogen kreeg. Dit was inderdaad het betere antwoord, het diepzinnigste antwoord. Dat kwam niet uit de mond der wijzen, dat had de koning ook nog nooit gehoord uit de mond van zijn hovelingen. Dat kwam uit de mond van een kind. Het is een bekend bijbels thema, dat God dikwijls juist daar zijn waarheid openbaart, waar dit niet verwacht wordt. HaarlieitI Vandaag wordt die waarheid aan een kind geo penbaard. Het kind, dat zoeven tijdens de doop in het middelpunt van ons aller belangstelling stond, mag nu al de hoogste titels voeren in het koninkrijk der Nederlanden. Het heeft daar recht op gekregen door zijn hoge geboorte. Maar dan komt daar vandaag de doop en deze zegt: „Wil lem-Alexander, je stamt uit een doorlucht geslacht, je bent geroepen tot een hoge waardig heid in deze wereld, maar dat is niet de enige waarheid over jou en zeker niet de diepste. De diepste is deze. dat je een kind van God mag zijn. dat je tot Gods koninkrijk mag behoren." De doop proclameert dit als een onbetwijfel baar feit. Maar laten wij ons nu vooral niet vergissen in de kwaliteit van deze feitelijkheid. Dit is nl. een feitelijkheid van een heel bijzonde re aard. Er ontbreekt iedere directe zichtbaar heid, ieder automatisme aan. Gaat u dat maar na- er lopen in deze wereld monsters van onmense lijkheid rond die toch indertijd plechtig gedoopt zijn. Je kunt van hen beslist niet zeggen, dat zij, alleen omdat ze gedoopt werden, kinderen van God zijn. Door het zo te stellen zou je God beledigen. Christus zelf zou tot hen zeggen, zoals hij dat deed tegen enkele uit zijn omgeving: „gij hebt de duivel tot vader!" In zoverre zegt en doet een doop dus niets. Een doop zegt en doet alleen iets voorzover een mens zich door die doop laat gezeggen, voorzover een mens die doop wil ondergaan. Ondergaan Je kunt ook zeggen: voorzover een mens in die doop wil ondergaan. Paulus brengt immers, zoals wi; lazen, de doop zeer bewust in verband met de dood. Dat verband was vandaag niet zo erg goed zichtbaar. Dat was vroeger anders, en in zekeren zin beter. Toen ging een dopeling kopje-onder in de doopvont. Je zag hem onder water gaan, je zag hem verdwijnen. De doop was eigenlijk een soort begrafenis. Welnu, dat is de doop nog steeds, ook al is dat in de bij ons gebruik gewor den symboolhandeling wat minder zicht baar. Misschien vindt u die verwijzing naar de begrafenis wat somber veel te somber voor deze verder zo feestelijke doopdienst. waarin twee gelukkige jonge mensen God komen danken voor de door Hem geschonken bekroning van hun liefde. Maar daar vergist u zich toch in. Sterven op zichzelf is inderdaad niet feestelijk, op geen enkele wijze. Maar het gaat bij de doop dan ook niet om het sterven als zodanig, maar om het sterven en het begraven worden met Christus. Dat maakt verschil. Dat maakt alles anders. Zo gaat het toch altijd. De beoordeling of iets onaangenaam of feestelijk is. hangt vaak volledig af van het ge zelschap waarin je iets doet. In onze vakantie zaten mijn vrouw en ik in luie stoelen te kijken naar een boer die samen met zijn vrouw bezig was het hooi binnen te halen. Ik had wat medelijden met die vrouw. Ik dacht, dat dit werk voor haar toch wel onaan vaardbaar zwaar moest zijn. Maar mijn vrouw, die in vele opzichten wijzer is dan ik ben (ik ben tenslotte maar een man!), had daar een andere mening over. „Het is natuurlijk wel zwaar, zei ze, maar ze doet het tenslotte samen met haar man. En werk dat je samen doet kan nooit helemaal een verschrikking zijn." Dat lijkt roe in de roos geschoten. Iedereen moet wel eens moeilijke of vervelende dingen doen. Dat geldt voor een boer, maar geldt voor een koningin, voor een prins en voor een prinses, en voor iedereen. Maar als je het voorrecht hebt. om die dingen te doen samen met iemand van wie je houdt, dan wordt het toch iets feestelijks. Belofte Welnu, zo wordt ook de op zichzelf volstrekt niet feestelijke gedachte aan de dood doorlicht door dc belofte van Christus, ons in de doop verzegeld: „Ik ben het die met je meegaat. Ik blijf bij je in leven en in sterven." Pas door deze belofte kan een mens werkelijk onbezorgd zijn, kunnen wij blij en ontspannen leven. Er kan ons immers niets meer overkomen. Van hieruit kan Ik die oude martelaar begrijpen, die toen zijn rechters hem met de dood bedreigden, hen een voudig uitlachte en zei: „Het spijt me. maar u bent te laat. U kunt mij niet meer doden. Ik ben al gestorven en begraven met Christus." U mag dat zo vertalen: ik heb innerlijk met de dood al afgerekend en daarom bent u te laat, wanneer u mij er nog door wilt verschrikken. Door het zo te stellen, zal u meteen nog iets duidelijk zijn geworden. Dit. dat het aterven en begraven worden met Christus toch nog weer heel iets anders is dan het doodgaan, dat iedere mens vroeg of laat wachtende is. Dat sterven met Christus heeft bovenal het leven ten doel. En dan niet het leven na de dood, maar het leven hier. De bijbel is nu eenmaal veel meer diesseitig, veel meer aan de aarde trouw dan men in de geschiedenis van het christendom vaak veron dersteld heeft. Onze tekst zegt dan ook niet, dat wij door de doop later in de hemel zullen komen, maar dat wij in nieuwheid des levens zullen wandelen. En het is duidelijk, dat dit wandelen niet zal geschieden in de hemel, maar hier op deze aarde. Bij het evangelie van de doop gaat het dus niet zozeer om het wegnemen van de vrees voor de dood, maar veel meer om het schenken van moed en kracht om te leven. DS. H. J. KATER de mogelijkheid tot een wandelen in nieuwheid des levens ons werkelijk wordt aangeboden. De samenleving geeft die mogelijkheid ook niet. De ze wil ons maar al te graag vastbinden aan de fouten van het verleden. Maar God schept die mogelijkheid wel. Dat zegt ons de doop. Liefde Nogmaals: al deze dingen worden niet automa tisch geëffectueerd door die simpele handeling die wij de doop noemen. Al deze dingen worden pas werkelijkheid, wanneer de ouders en alle anderen die met zo'n opgroeiend kind vroeger of later te maken zullen krijgen, erin slagen om bij dat kind de bedoeling van de doop enigszins bewust te maken. Dat gebeurt niet door lesjes, door het bijbren gen van allerlei theorieën of door het instampen van bepaalde dogma's! Neen, de liefde van God die de doop belooft, moet door de m neen die het kind omringen, zichtbaar en voelbaar worden ge maakt. Anders zal deze liefde altijd ongeloofwaar dig blijven, bleke theorie, maar geen bloedwarme werkelijkheid. Hier ligt allereerst uw verant woordelijkheid, doopouders. Ik weet, dat u zich die verantwoordelijkheid ook terdege bewust bent. Daarom behoef ik er niet méér van te zeggen. Maar hier ligt, officieel aangewezen doop getuigen, ook uw verantwoordelijkheid. De ouders van Willem-Alexander hebben echt niet voor de aardigheid of terwille van de show u gevraagd zo dicht bij de doopvont te komen staan. Ze hebben dat gevraagd in de verwachting, dat ze voortaan inderdaad zullen mogen rekenen op uw belangstelling en medeleven, op uw steun en advies, eventueel ook uw kritiek, en vooral op uw gebed bij het opgroeien van hun kind. En op een iets ander niveau rekenen ze op ons allemaal, die door onze aanwezigheid hier in de kerk, of die door het medium van radio en tele visie van dit gebeuren getuigen zijn. Wij zijn hierdoor allemaal doopgetuigen, allemaal mede verantwoordelijk voor het geestelijk klimaat waarin een kind momenteel moet opgroeien. Iedereen Eigenlijk wordt iedereen, ook hij die niet offi cieel en plechtig ten doop werd ^ehoudën, toch gedoopt. Hij wordt nl. gedoopt en ondergedom peld in de geest van deze tijd en van deze we reld: in angst, in wantrowen, in bekrompenheid, In haat, hoogmoed cn heerszucht, in cynisme, materialisme en genotzucht. Wil de doop meer zijn dan een zinloos gebaar, dan is het onze verantwoordelijkheid, dat zo'n kind dat er niet om gevraagd heeft om in deze tijd en wereld geest van liefde, waarheid, zuiverheid en mense lijkheid. opdat het midden door de gevaren van deze wereld heen zal kunnen wandelen als kind van God, als kind van het licht, in nieuwheid des levens. Wat dat inhoudt, dat wandelen in nieuwheid des levens? Laat ik er vandaag alleen dit van zeggen, dat het ongeveer hetzelfde is als wande len in de vrijheid. Zo lazen wij liet vandaag in het evangelie. En zo zagen wij het .'igenlijk al in dat voorbeeld van die martelaar. Nieuwheid des levens die is voor de mens, die zich innerlijk vrij weet, vrij van de angst om Zekerheid Daarom heeft men in de traditie een doopvont niet alleen vergeleken met een graf, maar ook met de moederschoot waaruit nieuw leven gebo ren wordt. De doop is de zichtbare verkondiging, dat een mens die in aanraking is gekomen met Christus, die is ondergedompeld en begraven in de onpeilbare diepten van Gods liefde welke in de dood en de opstanding van Christus zo ma jesteitelijk openbaar is geworden, deel krijgt aan een groter leven, een leven dat geladen is met eeuwigheidskracht, een léven dat onvergankelijk en triomferend is. De doop zegt dus eigenlijk twee dingen. In de eerste plaats, dat een mens die op deze aarde geboren wordt, deel krijgt aan haar vergankelijk heid, aan haar zonde en onrecht, zodat hij weder om geboren moet worden, wil hij het koninkrijk Gods zien. En dat geldt voor iedereen. Dat geldt ook voor een prins in het koninkrijk der Neder landen. Maar in de tweede plaats zegt de doop, dat dit zien van Gods Koninkrijk inderdaad voor ons bestemd is, dat wij wat wij ook gedaan of misdaan kunnen hebben mogen opstaan en tot de Vader gaan met de zekerheid, dat we door Hem als kind zullen worden aangenomen, dat dus te sterven, vrij van de angst om te leven, vrij van de angst voor wat mensen van je zeggen en mensen met je doen, vrij om jezelf te zijn; vrij om, zoals een oud levenslied zegt: op je vierkante meter een vorst te zijn. Iemand die het geheim van Christus heeft verstaan, is inderdaad een koningskind geworden. Hij leeft in een heilige onbezorgdheid Hij kan genieten van al het goede dat het leven hem schenkt, zonder teveel zijn hart er op te zetten. Hij is daardoor ook niet troosteloos ongelukkig in dagen van tegenspoed, omdat hij deel heeft aan een rijkdom die onvergankelijk is, omdat hij weet te behoren tot een rijk dat onwankelbaar is. Hij jaagt niet naar populariteit en aards eerbe toon en hij laat zich ook niet ontmoedigen door kritiek en tegenslag. Hij gaat zijn eigen weg. Vrijheid Hier dreigt echter wel even een misverstand. Vrijheid is nl. een hoogst gevaarlijke zaak. In Nederland zijn wij nogal trots op onze vrijheid. Ik geloof niet. dat die trots er altijd terecht is. Want in feite komt onze vrijheid heel vaak in de buurt van ongedisciplineerdheid en bande loosheid. De vrijheid wordt door ons zo vaak alleen maar negatief beleefd. Wij menen, dat wij pas echt vrij zijn, wanneer wij in de positie zijn gekomen, dat we ons lekker van niets en nie mand nog wat hebben aan te trekken. Het evangelie heeft het over een geheel andere vrijheid. Over de vrijhei n.l. waarmee Christus ons heeft vrijgemaakt. Welnu, Christus wil ons allereerst vrijmaken van de tyrannie van het eigen ik. Een mens die altijd en alleen ik zegt, is niet op de smalle weg die ten leven is, maar op de brede die naar de dood toegaat. Nieuwheid Door „ik" te zeggen heeft een mens deel aan wat Paulus 'net lichaam der zonde noemt. Want door dat „ik" zeggen loopt alles vast, gaan alle verhoudingen tussen mensen, generaties, volke ren, rassen, stelsels en ideologieën kapot. Welnu, dat „ik", dat zelfzuchtige egocentrische en hoog moedige „ik" wil Christus meenemen in zijn dood. meenemen in zijn begrafenis, om dan door de kracht van zijn opstanding de nieuwheid des levens te scheppen. Daarin gaat, zoals wij zeiden, de mens een eigen weg. Maar u voelt wel, dat dit niet de weg kan zijn van het individualisme. Neen, dit is nu juist de weg tot de ander. De vrijheid van Christus is de vrijheid om lief te hebben en te dienen. Luther wist het: „Een christen is in het geloof een vrij heer over alle dingen en niemands onder daan." Maar ook: „Een christen is in de liefde een dienstbare knecht van alle dingen en ieders onderdaan". Volgens de 1ste Joh. brief is dit de toetssteen voor het overgegaan zijn uit de dood in het leven. Dit moet blijken uit het feit. dat wij de broeders liefhebben". (3 :14). Glazen huis Zal Willem-Alexander eenmaal wandelen in de ze nieuwheid des levens, in het licht van deze positieve vrijheid? Ik bid het hem van ganser harte toe. Ik bid het daarom ook zijn ouders toe. Allereerst die vrijheid om zichzelf te zijn. Deze is immers in onze tijd voor een vorstenkind bepaald geen vanzelfsprekendheid. Daar pleegt de buiten wereld zich vaak op te verkijken. Men meent dan, dat een prins of prinses alles maar doen en laten kan waarin deze zin heeft. Ik heb het opgroeien van prinsessen van nabij genoeg meegemaakt, om te weten, dat dit een vergissing is. Niemand is zo onvrij als iemand die in een paleis of koninklijk kasteel geboren wordt. Je leeft daar in een glazen huis. Je krijgt te maken met een belangstelling die soms dicht in de buurt komt van hinderlijke nieuwsgierigheid. Je staat voortdurend bloot aan alle mogelijke en soms ook wel onmogelijke kritiek. Dat kan iemand heel gemakkelijk verleiden tot een negatieve onverschilligheid van .,je-kunt-het- me-wei-doen", die wat anders is dan die zoëven genoemde heilige onbezorgdheid. Maar als dit ge beurt. ben je beslist niet op de weg van Christus, wandel je niet in de door Hem geschonken nieuw heid des levens, wandel je niet als een kind des Jichts. Op de W3g van Christus weten wij van de positieve waarde der dienstbaarheid. Daar aan vaarden wij onze gebondenheden met vreugde, omdat wij juist dan in de voetstappen gaan van Hem die niet kwam om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven voor ande- De bijbel koestert niet zulke beste gedach ten over vorsten en machthebbers. Hij ziet deze vooral gedreven door begeerte naar macht, door zucht om te heersen. Er bestaat echter ook nog een ander type van machtheb bers. Ik denk aan mensen die de hun geschon ken positie en privileges niet hanteren als wapenen der ongerechtigheid ten dienste van de zonde, ten dienste van het eigen ik. maar d2Bd™ "Is waPenen der gerechtigheid in de dienst stellen van God en van de naaste. Het evangelie kende dit type nog niet, eenvoudig omdat het nog niet bestond, omdat het zijn bestaan pas zou krijgen door dc doorwerking van dit evangelie, en vooral door de doorwer kt "8 van het nieuwe beeld van een koning ppn "i een man van smarten, die een gekruisigde was. v=Hn?L,5Villem v?n °ranie- vader van ons vaderland, is van deze doorwerking een duidelijk voorbeeld. Van hem kennen wij de woorden- De ondersaeten zijn niet van God geschapen ten be- noeve van den prince, om hem in alles 't zljgwd als slaven onrecht, onderdanig te zijn en als slaven te dienen, maar de prince is er ten geen'nrimuLn6iondersaefen- ™nder dewelcke hij nen te regeren °m "en me' rKh' en de rede" Discipelen Beste doopouders, ziehier de nieuwheid des le- vens, waarin als alles goed gaat. uw kind zal wandelen- °m een spoor van lieht na te t^ro°r, dat het. voor zover dat van u Wil2 aÏ" ef3 f°ed gaat' Leef daarom uw lü m s*j deze nie"wheid des levens zonde^Hem w*. discifelen van Christus, want XmaafziSi d°en' E" wii dat Alleen immers als wij blijven in zijn woord zullen wij de waarheid verstaan En alleen m gebondenheid aan Hem zal deze waarheid ons vrijmaken. Pas wanneer de Zoon ons heeft vrijgemaakt zullen wij werkelijk vrij zijn. Hij wil ons vrijmaken! Amen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1967 | | pagina 5