Pleegkind altijd weer verrassing Open brief Alpenplantjes in de rotspartij Duits gezin j adopteerde i Aziaatjes BLAD ZIJ dialoog Oudste en jongste dochter tegelijk Na S'/s jaar onze pleegdochter verzorgd te ln?bhen, teugen we haar them onze eigen dochter noemers Tot onze vreugde epralc de Rechtbank te Dordrecht op woensdag 4 april '62 uit dat wij haar met ingang van die datum mochten adopteren. Met dank aan Hem, Die dit zo bestuurde, delen wij U dit mede. G. C. B J. M. B van Weelden WAS de oudste dochter en de jongste tegelijk". Dit zegt mevrouw Bakker, en ze knikt trots naar haar oudste dochter Inge, Jennie, jong, blond, veertien, nes telt zich tegen haar grote zus die pas getrouwd is. Samen met vader en moeder is ze er op visite. „Heb je het gevoel dat ze echt je zus is, Jennie?" „Natuurlijk! Laten ze maar niets zeggen." Jennie was de eerste pleegdochter in het gezin Bakker, later kwam Inge erbjj: zij was toen uiteraard de jongste en de oudste, namelijk dertien. Jennie werd later geadopteerd, en voor de wet eigen dochter van de heer en mevrouw Bakker. Inge behield haar eigen naam. ,,'k Weet het nog best dat ze kwam, ik was acht jaar", zegt Jennie. Ze luistert aandachtig naar het verhaal van vader en moeder. Het is ook haar verhaal. Veroveren Moeder Bakker: „Het is iets verschrikkelijks als je zelf geen kinderen kunt krijgen. Dat moet je eerst verwerken. Ik leerde langzaam berusten. De stoelen bleven recht staan, de kleedjes keurig op de grond. De mooie tuin lag daar zo nutteloos. En als je dan in een kindertehuis kwam. (Mijn man en ik waren beide werkzaam in de kinder bescherming.) Toen kwam Jenny. Ze was drieëneenhalf jaar, leuke leeftijd. Een agressieve kleuter. Bij de buurkinderen was ze een vreem de eend in de bijt. Een pleegkind moet zelf een plaatsje verove ren. Ze vocht erop los en werd geaccepteerd. Ze vocht ook toen het andere grote zusje „opeens" kwam." „Bij Jennie ging dat zo", ver telt vader Bakker verder. „Ik zei tegen de familie: We krijgen een kindje. Vragende blik naar mijn vrouw. We krijgen al heel gauw een kindje. Onderzoekende blik naar het figuur van mijn vrouw! Jennie is volkomen geaccep teerd in beide families, Inge trou wens ook. Nee, we merken geen verschil." „Ik weet niet hoe het is om een eigen kind te hebben", ver duidelijkt moeder Bakker. „Deze meisjes zijn niet van uur tot uur pRAKTISCH elke plantenliefhebber keert van zijn vakan tie in de bergen terug met een of meer al penplantjes. voorzich tig in plastic zakjes overgebracht. Soms alleen maar als souve nir, soms ook als stu dieobject om de reac ties van deze berg bewoners te observe ren ten opzichte van ons klimaat en de grondsoort ter plaatse. Het is - nu eenmaal een feit dat menig al penplantje hier sneu velt door te veel vocht in de winter of een vroeg invallende vorst In het gebergte wor- B den de plantjes eerst door een dikke laag sneeuw gekoesterd vóór de vorst er overheen gaat, waardoor een natuurlijke bescherming ge schapen wordt. Bij ons sneeuwt het weinig en in sommige winters in het ge heel niet, zodat de vorst vrij spel heeft met de onbescherm de plantjes. Natuurlijk proberen we daar wat aan te doen en zo kunnen we er vóór de win ter. maar zeker niet voor eind november, wat sparre- takjes overheen leggen. Dek ken we te vroeg dan kan rotting het gevolg zijn. En daarom ook niet dekken bij langdurige regens maar bij droog weer. Beter nog als het een paar graden vriest dan 'het zacht herfstweer Een tweede hulpmiddel om schade door nattigheid en vorst te verminderen is een glasplaat, die we op 4 paal- tejes over de bewuste plant leggen. Er wordt ook wel met plastic geëxperimenteerd, maar geheel in plastic pak ken moeten we toch afraden, omdat het vocht onder plas tic bewaard blijft en dus de kans op rotting vrij groot is. Stenen Nog een belangrijk hulp middel, waar de meeste lief hebbers niet aan denken, zijn stenen. Gewoon stukken en brokken natuursteen, die we op de hei kunnen vinden of bij een kwekerij met af deling tuinaanleg kunnen krijgen. Dan kijken we met een uit naar wat platte keien of flagstones voor de voor- We beginnen dus met de vochtgevoelige plantjes niet op de begane grond te planten maar er een heuveltje voor te maken van minstens 30 cm hoogte. Een te veel aan water kan dan gemakkelijk afvloeien. De plantjes om ringen we door enkele na tuurstenen, die we gedeel telijk ingraven. Én waar het stenen paadje op de voorgrond voor dient? Voor de terugkaatsing van De edelweiss, belaagd door het toerisme, heeft zich te ruggetrokken op de rotsen tussen 1800 en 3400 meter en is beschermd. De vasteplun- tenkweker kan ze echter leveren, en op een zonnig kalkhoudend plekje in onze rotspartij doen ze het goed. warmte. Stenen houden de warmte veel langer vast dan aarde, zodat de plantjes tus sen en boven de stenen hier van profiteren. Groeiden de planten die u uitstak boven dien tegen een verticale berg wand, plant ze dan ook ver ticaal in uw rotspartijtje. Stonden ze in de volle zon, zet ze dan ook in uw eigen tuin zo gunstig mogelijk. Kalkpuin Er zijn plantjes die op kalkrotsen en oergesteente groeien, maar er zijn ook bos- en moerasplanten bij en het is begrijpelijk dat de kalkminnende soorten het in ons lage land het moeilijkste hebben. Het is de moeite waard om er wat kalkpuin voor aan te schaffen en dit plaatselijk door de grond te mengen. Dat wordt bijzonder gewaardeerd door de gele Papaver aurantiacum en de witte Papaver alpinum, de alpenpapaver. Ook door de rose kussenvormende steen- breek Saxifraga oppo- sitifolia, de alpenaster Aster alpinus. het gemze- of geite bloempje Hutchinsia en de verschillende Draba soorten, de zogenaamde hongerbloem- pjes. Ook Androsace alpina. Cre- j pis aurea, Achillea atrata, Campanula thyrsoidea. Ara bis alpina, Scabiosa lucida, Anthyllis alpestris en Phy- teuma orbiculare zijn kalk- minnend als u ze ooit tegen mocht komen. Hebt u ze al geplant, geen nood, het is nu nog tijd om er een prettiger leefklimaat voor te schepen. A. C. MULLER-IDZERDA bij me gegroeid. De bloedband is er niet, ze dragen geen ei genschappen van mijn man. Als zodanig is een pleegkind altijd weer een verrassing. Je vindt er niet de familietrek in terug die je bij eigen kinderen wél kunt verwachten. Zo'n kind ze kijkt liefdevol naar beide dochters, de blonde en de donke re krijg je met een deuk!" Vader Bakker: „We werkten beiden als gezinsvoogd en -voog des en wisten min of meer waar we aan begonnen. Hoewel te huiskinderen onder kinder bescherming staan, missen ze de ouderlijke bescherming. De va derfiguur ontbreekt er veelal. Dit hiaat kan in een pleeggezin wor den opgevangen. Het kind", zegt hij mild. „mag nooit een medicijn voor de ou ders zijn. Adoptie is een lang proces. Tussen het moment van kennismaking en opname in het gezin zit een vrij grote aanpas singsperiode. Het kind wordt zo veel mogelijk in eigen le vensbeschouwelijk milieu ge plaatst. Na adoptie (sinds 1956 in ons land mogelijk) is het kind voor de wet eigen kind. Daarom komt ook de arrondis sementsrechtbank eraan te pas. die na rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming en de Centrale Adoptie Raad Neder land beslist in een zitting, waar bij familie van het kind en de pleegouders aanwezig zijn. Een lange weg. Een kostbare weg. De proceskosten dragen de ouders die adopteren. De eisen aan pleegouders gesteld, zijn hoog! Logisch. Er is iets met deze kinderen aan de hand. Ergens is iets fout. Nu moet je met d i t kind zo min mogelijk experimenteren.! Er is doorgaans al zoveel mee gesold. Het nieuwe „nest" moet goed worden voorbereid. Het moet een veilige haven zijn. Dit vraagt of fers. Je vraagt erom als je aan adoptie begint. Je krijgt zorgen. Verantwoording. Verantwoording aan anderen, bijvoorbeeld de voogdij verenigi ng. Ook dreiging Ook dreiging. Bij Jennie wisten we dat ze geroofd kon worden zomaar uit de speel plaats. Heb je alleen de voogdij, dan kan het kind altijd weer weggehaald worden uit je gezin. Slechts adoptie is onherroepelijk. Voor die tijd houd je je steeds voor ogen: je kunt ze kwijt ra ken. Als die instelling er niet is. moet je niet aan pleegkinde- De kinderen moeten opgroeien geboortekaartje Het is beter dat een pleegkind leeft met die wetenschap, die trouwens niet oneervol is, inte gendeel. Want vader en moeder wilden me echt. zoals ik was." „Ik had het heel gezellig, het kan niet beter", oordeelt Inge nu. „Ik was dertien jaar toen ik moe der Bakker leerde kennen. Ik weet nog van mijn eigen moeder af. Twee jaar ben ik tehuiskind geweest. Tuürlijk, ze zijn agres sief, tehuiskinderen. Ze moeten immers met hun ellebogen wer ken? Ik weet immers wat het Inge ging ook in de kinder bescherming. Ze is nu een jonge, wijze vrouw die een lege plaats achterlaat in het pleeggezin. „Toen ze pas getrouwd was, was het zo stil in huis... Ik ging maar gauw aan de schoonmaak maar er kwam niet veel uit mijn han den", bekent moeder Bakker. In ge lacht om die malle moeder zoals iedere dochter die het nest uitvliegt, om een eigen gezin te stichten. „Weet je nog", zegt va der. „Je omzeilde de woorden pappa en mamma zoveel moge lijk. Tot ik opeens aan tafel zei: je moet voortaan met twee woorden spreken. Of je oom en tante zegt. interesseert me niet. Je hebt maar één moeder; een „mamma" kan er nog net bij. Moeder zeggen dat gaat toch zomaar niet", zegt moeder Bak ker. „Ja, Inge weet het nog alle maal precies. Zij paste zich ge weldig aan in het nieuwe gezin. De gym. de school, de vrienden kring bleef voor haar hetzelfde. Ze kon in dat eigen milieu blij- ,,Ze was drie en een half een agressief klein ding, toen ze ons gezin kwam verrijken. Later werd geadopteerd. Een lange kostbare weg voor de adoptie-ouders". een kaartje sturen. Wij gaven ook kennis van de adoptie van Jennie. Van vrienden kreeg ze een taart. En bloemen. „Nu ben je echt Jennie Bakker!" Denk niet dat het bij ons een ideaal staat is. Ons gezin is gewoon, met hebbelijke en onhebbelijke dingen. Een fout bij „gewone" ouders is soms. dat ze hun kind willen hebben zoals ze zelf zijn. Daarin zullen wij niet vervallen. Je ziet er niets van jezelf in terug. Het kind heeft zijn eigen persoonlijk heid. Die kun je niet dwingen. Dat is een pré in ons gezin. Je zelf wegcijferen, meer geven dan nemen, dat is het belangrijkste. Zo is immers het hele leven?" „Zij die twijfelen-of-we- het-wel-aandurven zijn mis schien de beste pleegouders", verzekert vader Bakker. „Een bepaalde schroomvalligheid is nodig. Maar kinderloze echt paren behoeven niet met lege handen door het leven te gaan." ZATERDAG 2 SEPTEMBER 1967 Het gezin Geub, uit Re- I magen aan de Rijn, krijgt zijn kinderen per vliegtuig. Evenals bij de familie I Bakker komt er geen I vroedvrouw aan te pas. Ook in Duitsland is het I moeilijk adoptie-kinderen te krijgen, en overtreft de vraag het aanbod. Een voormalige onderwijze res in de Eiffel heeft zelfs tien kinderen geadopteerd: moeder Geub heeft vier meisjes uit India en één Chi neesje. Ze hoorden dat er in India een tehuis was waar achtduizend vondelingetjes vertoefden. Toen stond hun besluit vast, in oktober '61 kwam de kleine Valerie, in '62 Barbara uit Hong Kong, in '63 Maria uit Bombay. Ze spreken allen met Keulse tongval, maar weten er anders uitzien als hun Duitse vriendinnetjes. Moeder Geub vertelt hun, I wanneer ze oud genoeg zijn, I dat ze niet in Duitsland zijn geboren. Zij spaart voor al haar kinderen, laat 's avonds de naaimachine snorren. I Dure zaak I Ook daar is adoptie een du re zaak: duizenden DM voor I vervoer en administratieve formaliteiten. Het duurt maan- I den eer de overheid bevestigt 1 dat het kind „bestaat", want I vondelingetjes hebben geen ge- I boortebewijs. De Geubs heb- ben dan ook verjaardagen I „verzonnen", die vrolijk ge vierd worden. Ook bij de oosterburen laten de autoritei ten niet graag kinderen uit I het Verre Oosten toe: „Het zou voor de kinderen beter I zijn wanneer ze in hun geboor- teland bleven". Insnijding „Een plaatsing in een pleegge zin is een insnijding. Je gaat zo min mogelijk snijden. Spijt?" zeg gen vader en moeder Bakker. „Nooit! Er zijn pleegouders die /JOK voor de baby-verzorging komen steeds nieuwtjes op de markt. Een firma in Amsterdam gaat een nieuw broekje en luier brengen. Door een poeder, dat zich bevindt tussen de papieren luier, wordt de urine omgezet in een vaste massa. Bij ons is de noviteit te zien op de vakbeurs „Het Kind" van 25 tot 28 september in Utrecht, die dus alleen toegankelijk is voor de handel. Margarethe Geub zegt: „Met sturen van geld is het niet gedaan. Kinderen hebben de nestwarmte van een gezin nodig. Willen de meisjes later terug naar India of Hong Kong dan zullen wij ze niet tegenhouden wij geven hun zelf het reisgeld!" We kregen een overstel pend aantal brieven over dit onderwerp; hulde voor al aan de bejaarden die ons vaak lange (en keurig ge schreven) brieven stuur den. „Die goeie ouwe tijd, was het wel zo"? vraagt mevr. A. J. te L. „De bij bel zegt niet voor niets: „Uit wijsheid zoudt gij niet zeggen dat de vroe gere tijden beter waren." Iedere tijd heeft zijn eigen problemen. Vroeger stonden onze ker ken niet zo open voor de no den van de tijd. Men stond verder van elkaar af dan nu. Veel mensen stonden alleen in hun armoede: daarvan zijn on ze kerken nooit vrij te plei ten.... Met al die sociale voor zieningen is het nu een goeie tijd. Mijn moeder zei: „Ik heb het veel beter gehad dan mijn moeder". Ik zelf zeg: „Ik heb het véél beter dan mijn moe der ooit had. Nu vraag ik: hoe moet mijn dochter het nog be ter krijgen? Later kan men van déze tijd werkelijk zeg gen: die goeie ouwe tijd!" „Mijn ouders hebben der tien kinderen gehad en mijn oudere zusters „dienden" bij de rijkelui. Dan waren zij dankbaar voor een afgedankt stuk kleer, daar kon wat voor de kinderen uit gemaakt wor den. Als je nu wat kleren overhebt dan weet je niet aan wie je het zou ..durven" ge ven. Nu maken we er zuster Haajer maar blij mee. want die kan nog wel wat gebrui ken! zegt mevrouw B. te L. „Thuis waren wij met tien kinderen. We sliepen met z'n drieën in een bedstee" zegt mevrouw O. te R. „Dat was een bed op los stro, elk jaar als de boeren gedorst hadden werd het stro vernieuwd. Dan lag je zo heerlijk hoog! Een echte keuken hadden wij vroeger ook niet. Slechts één kamer waarin werd gesla pen. gekookt en gegeten. Wat rook het lekker als moeder 's morgens het fornuis aanmaak te, ik hoor de houtjes nog knappen." Klompjes Een zesentachtigjarige lezer de heer v. V. te R. liep naar school (tweeëneenhalve kilo meter) op klompjes die twin tig cent kostten. „Toen ik een entwintig jaar was ben ik in de bouwvakken gegaan. Dat was van maandag tot zater dag in een houten keet verblij ven met ongeveer vijftien man, het loon was toen twaalf gulden. We moesten eens zesender tig kub. meter zand op een spoorwagon met de schop la den. Een spreekwoord was toen: blanke schop, smalle kaak. Maar daar tegenover: voor tien centen zes beste siga ren, een liter melk voor zes cent, groenten uit eigen tuin en de huishuur was één gul- den per week. Toen ik trouw de heb ik een nieuw huis voor ons gebouwd; kosten: 1200. Of die tijd goed was laat ik in het midden, we wisten niet beter en waren tevree." Eindelijk bikkelen! Me vrouw B. te L. vertelt hiero ver: „Als kinderen bikkelden we vaak op een hardblauwe stoep. We gooiden een kogel op. de bikkels moesten dan vlug worden omgekeerd. De vorm was ovaal met een holle en een bolle kant. Dan moest je de bikkels ook opgooien en daarbij het versje opzeggen: „Putter, rugger, staander, pitstaander". Het was een soort behendigheids spel, wie het meest en snelst de bikkels en kogel kon gooi en en keren zonder ze te laten Als vijftienjarige in het jaar 1912 ging mevrouw M. C. te S. zo gekleed: „Eerst een jaeger flanel, dan een linnen hemd met mouwtjes, daarover een eigengebreide borstrok. De broek was van wit keper en sloot onder de knie met een linnen band. De onderrok was van keper met een rond heupstuk, de bovenrok was van fijne katoen of sa tijnstreepje met geborduurde strook: alles stijf gesteven! Een wit onderlijfje, hals en mouwtjes met feston afgezet, voltooide de onderkleding. Halsboorden werden gemaakt van rond stijf gaas, overtrok ken met zijde, fluweel, kant en aan de binnenzijde voe- K anten boordjes Later kwamen er kanten boordjes met zigzag balein tjes, die rode vlekken in je hals nalieten. De rok van de japon was gevoerd met silktaf- fet, met een flinke zoom voor de groei.... Tegen de zoom was een paardenharen zoom afge zet met bezemband, om slijta ge tegen te gaan. De hoeden waren zwaar, ta melijk groot van stro en versierd met bloemen, 't Ge val bleef in evenwicht door twee ijzeren hoedenspelden met grote knoppen. Eén van die speldenknoppen doet nu dienst als hanger voor een van mijn kleindochters. En mevrouw v. V. tc d.H. herinnert zich nog goed die heer, die glunderend opmerk te: „Ik vind die voetvrije rok jes wel aardig.." Deze tachtig jarige lezeres gebruikt nog steeds het ontbijt wat zij van haar grootmoeder leerde: „Koffie met een geklutst ei." Persoonlijk vind ik het zonder melk lekkerder dan met. Ik herinner me een dominee die het altijd na de preek van zijn kosteres kreeg!" Jan in de zak schijnt ook een spel te zijn; mevrouw V. O. te R. zegt namelijk: ,,'s Zondagsmiddags begon de pret: een kilo pinda's (van acht cent de kilo) kwam op tafel en dan begonnen wij - met het spelletje Jan in de zak. Degene die de pot gewon nen had kreeg veel pinda's." MeJ. R. te H. schrijft ook over Jan in de zak: „Zestig jaar geleden was er natuurlijk nog geen gas. Wij maakten Jan i. d. zak zo: „In onze bak kerij was nog een ouderwetse oven die met turf gestookt werd. Was die turf uitgebrand dan gingen de overblijfselen in de doofpot. Als alles uitge doofd was maakten we er op nieuw een vuurtje van in de aspot, die op een plaat in de schoorsteen stond. Boven die pot hing een ketting in de schoorsteen en daaraan hing een hangijzer, daaraan de pan met water waar Jan inging." De rest is wel bekend! De vader van mevrouw G. te B. kocht ieder jaar een var kentje. dat als het een paar honderd pond woog geslacht werd. „Dan zei vader tegen ons: „Kinderen, eet zoveel als je lust want je kunt me wel arm snoepen maar niet arm eten." Halve eenl Zaterdagavond was voor mej. L. te DL altijd een groot feest, want dan kreeg zij haar halve cent. „Dan holden wij naar het snoepwinkeltje en stonden lange tijd te be raadslagen wat wij hiervoor zouden kopen. Een honingblokje kon je heel lang uithollen; duimpje lik een stukje op de duim geplakt daar kon je uren mee doen. Achteraf denk ik: wat moet zo'n vrouw van zo'n snoepjeswinkel (meestal een weduwe) voor veel halve cen ten verkocht hebben voor ze iets had verdiend. Gelukkig worden de weduwen nu beter DEZE weck krijg ik niets dan dankbare, vriendelijk® brieven. Naar mijn gevoel beslist hartelijker dan lk ver diend heb. Zo bedankt Ie mand mij voor de brief van voor de vakantie, die over jongelui en hun gedrag onderling, over open heid (schrijft zij), over lezen en Gerard van het Reve ging. Ik wist het bijna niet meer, maar nu ze er over begint moet ik even iets bekennen: ik was over die brief niet tevreden. Hij moest weg, ik wist niet hoelang hij on derweg zou zijn. anders had ik hem nog herschreven. Ik hield een nasmaak van huichelachtigheid, nu ja. dat is wat sterk, zeg maar van braafheid van mijn kant, ik houd daar niet van. Natuurlijk, het was waar. het was niet gelogen: een ander joch dan mijn zoontje was in zijn ge drag volgens ons niet acceptabel, en mijn zoontje zei: lig niet zo te klieren, of iets dergelijks, maar toen ik de brief gepost had dacht ik: je bent er niet uit, Chris, je hebt niet een heel antwoord gege ven, stel je eens voor dat jouw zoon dat kliertje was, wat dan. Daar kom je niet af met: dat kan niet. dat gebeurt niet bij ons. Je bent even kwetsbaar als een ander: als jouw kind op school toevallig naast een knaap zit die wat met zijn puberteit moet „sho wen". dan gaat hij alles om zich heen gegarandeerd anders zien en horen; trouwens, waarom zou hij zelf niet zo'n jongen zijn? Een snelle lichamelijke ontwik keling kan in een paar maanden een geweldig tumult veroorzaken, waar of niet. En als er dan ook al weer toevallig net een meisje in de buurt is. dan ligt (het „geklier" op school- en klasse-avondjes voor de hand. KN zo ben ik dan vandaag op nieuw gaan nadenken. De scha duwen vallen al anders in de tuin dan een week geleden, het wordt snel en geruisloos herflst en wat zitten er veel vlinders op de paar debloemen (natuurlijk nog geen moment gehad om te „wroeten"). Er komen enkele gedachten over het onderwerp bij: dragen jouw dochters nu bikini's, nee toch ze ker. zo dwaas zullen ze niet zijn. En er is een verhaal bij van iemand die me schreef: och Chris, heus niet alleen jongeren misdra gen zich op fuifjes, neem nu eens verjaarsvisites van ouderen, er is er hier eentje in mijn buurt, ik moet daar voor goed fatsoen heen en als ik binnenkom is (het „nou, krijg ik niet een dikkerd van je?" of van echtgenotes van heren- gasten „toe nou, Jan heeft de hele tijd op een zoen van jou gevlast" (briefschrijfster is weduwe), en la ter op de avond na de advocaat of wat men daar maar te genieten heeft is iedereen vlot met een Ja ja. Een tijd geleden woonda ik op een dorp waar prachtige bruiloften waren, gewone, zilveren en gouden en van alles. De her vormde dominee bleef met zijn vrouw tot twaalf uur; midder nacht, dat was de tijd, dan opkras- Hij ging dan met haar (zij wa ren nog jong) zogenaamd weg en kwam na een ommetje terug om door de schuurraampjes te kijken %vat er gebeurde. Het eerste spelle tje na zijn vertrek heette Zand- voort. Broekspijpen en lange rok ken werden enige decimeters opge trokken en allen renden gierend een denkbeeldige Noordzee in. Is dat niet geweldig? Je kunt zeggen; het is mijn stijl niet, óf: dat lust ik niet, goed. Maar het is echt. het is, hoe zal lk het zeggen, het is niet voos. Die opmerkingen tegen onze briefvrlen- dln vind ik voos, het is precies niet de goede toon. er is iets mis, er is iets mis in de eerbied voor de mens. en het gevoel voor ver houdingen. OP de bruiloft is het pret, ook al vindt men het niet iets voor een dominee, op de verjaarsvisite is het voor mijn gevoel het begin van bederf. Ik zeg erbij: voor mijn gevoel, ik vind het ene onopzette lijke vrolijkheid, het andere opzet: eens zien wat zij doet, eens kijken of het ons gauw uit de hand loopt, lekker de volgende dag kunnen zeggen: nou, jij was ook ver heen niet mooi. niet eerbiedig van mens tegenover mens. En daar, bij die eerbied, zou ik de lijn willen trekken, een lijn die niet recht loopt maar wie weet hevig zigzaggend van geval tot ge val. Als mensen van een oudere gene ratie dan die die ons in biki ni's en mini's ontmoet, hebben wij een soort innerlijk beeld van wat je zijn moet: prettige manieren, smaak, persoonlijkheid, als 't kan wat intelligentie. Heeft men dat alles en nog hier en daar wat meer dan is men mens. Nu zijn onze kinderen ik be doel met „onze" de kinderen van deze tijd, niet speciaal kinderen van ouders bezig mensen te worden. Daarom beantwoorden zij nooit aan ons beeld. Zo n kind ver dient voor het eerst of het krijgt voor bet eerst maandgeld, gaat mis schien wel op kamers wat zie je, daar komt ze thuis met een paar modieuze laar zen of hij met een rolkraaggeschie- denis. Hè; dat is je eerste zucht. En nu opgepast. Want nu ga je iets FOUT vinden, wie weet zelfs zondig. Terwijl -er nergens opzet, voosheid. groezelige gedachten zijn, alleen*- die tracht n TELKENS weer moet Je als buren, als ouders, als toeschou wers en meekijkers proberen je zelf te toetsen op: waarom ben je kriebelig, misschien omdat die en die precies niet jouw idee opvolgt? De jongere merkt de ontstem ming en, gevoelig als hij is voor waardering en vertrouwen, snapt dat hij weer nét niet heeft gedaan of gekocht wat de oudere van hem verwachtte. Gevolg: wat wij met een deftig woord noemen Gebrek aan Communicatie. Alle handelin gen vallen nu buiten onze „gena de," gaan soms zelfs met qpzet te gen onze verwachtingen, en nu ook wensen en eisen in. Wie nu echter steeds het hande* len van de jongere en eigen waar dering heeft getoetst op waarach tigheid, die zegt niet Hè. Die lacht, ja, die is zelfs enthousiast. Die ziet falen en blunderen, ook met biki ni's, ja. maar die is niet zo snel gekwetst in eigen gekoesterde trots: zo moeten de kinderen zijn. De winst is oneindig. De winst is geloof lk. dat je tegen jc zoontje wiens hard oranje badstof-sweater je niet alleen hebt toegestaan en ingrlokkig met hem gekocht maar zelfs bewonderd hebt („kijk eens hoe bruin mijn handen afsteken") rustig kunt zeggen: „dat doe je niet jóh, met een meisje, dat doe je gewoon niet als je een beetje om haar geeft." Zo nodig. Want ook in huls zag hij al mensen met elkaar omgaan. Eerbied voor elkaar, vreugde om elkaar, dat zien kinderen nooit ge noeg. CHRISTINE

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1967 | | pagina 15