Oöen vol welbehagen STERK TALENT BEVESTIGD B' !H JACQUES HAMELIN VOCALITEIT VAN RUKE KLEURSCHAKERINGEN met de aarde verbonden dichter CULTUREEL VENSIER ZATERDAG 8 JULI 1»6T Engzlbart Joosten Ju nior vervaardigde in 1789 dexe zilveren dwarsfluit met alt inscriptie o.a. de woorden: „Vivat Oranje" Zilveren koffie kan uit 1750 met het wapen van het gedacht van Ha- rinxma Koen de rs en het meesterteken IB. BN HAAG Het is een vast punt in de kunst historie dat „des Graven Hage" eeuwenlang een voornaam centrum van edelsmeedkunst was. Honderden bewijsstukken daarvan maken de glan zende trots uit van het Haags Gemeentemuseum. Geen wonder daarom, dat dr. Beatrice Jansen, conservatrice van de afdeling oude kunstnijverheid, met aanstekelijk enthousiasme alle kansen heeft uitgebuit om deze zilver- schat, nog uitgebreid met belangrijke bruiklenen, op het schoonst te pronk te stellen. Niets te veel belooft het oude rijm dat zegt: „Het zilver, kunstig uitgedreven, kan 't oog een welbehagen geeven". Terecht vormen deze regels het motto voor de catalogus, die een comple te documentatie is van „Haags zilver uit vijf eeuwen". Kerk als bron Aan het begin van de zilver route door het Gemeentemuseum geeft een miniatuurexpositie al direct enig inzicht in de cul tuur-historische aspecten van de Haagse edelsmeedkunst. In te genstelling met hetgeen de Refor matie voor andere expressievor men, o.a. de schilderkunst, tot ge volg. had, bleef voor de ,zil-< versmid de kerkelijke opdracht zijn belangrijkste bestaansbron. Naast de rituele voorwerpen voor de roomse eredienst zien we dan ook op de tentoonstelling veel markante stukken uit pro testantse kerken. Historievorsers kunnen zich in de museumzalen uitleven, wan neer zij de in de catalogus opge nomen gegevens uit oude archie ven tot uitgangspunt nemen voor verder onderzoek. De notities be ginnen bij 1436, het jaar waarin melding werd gemaakt van de Haagse goudsmid Jan Thyrion. die voor rekening van de grafe lijkheid werkte aan de relieken in de hofkapel. Schat in graf Het bezit aan zilver uit de vijf tiende eeuw beperkt zich tot de Spaanse troepen enkele voorwerpen die in 1729 werden gevonden bij het delven overheid van een graf in de Haagse Grote Kerk. Daar is een interessante gotische kroon bij van omstreeks 1480. De vorstelijke hoofdtooi draagt reeds als oorsprongmerk de ooievaar uit het stedelijk bla- IVA de in 1964 verschenen verzenbundel van Jacques Hamelink (geb. 1939), De eeuwige dag is er nu een nieuwe bundel op de markt ge komen: Een koude onrust, eveneens uitgegeven bij Polak Van Gennep te Amsterdam (38 bldz., 4,90). Met een variatie op de laatste regel van het gedicht „De bomen teerden sinds eeuwen welke regel luidt: „De aarde klinkt steeds verder in', kan men zeggen dat Hamelinks poëzie na de bundel van nog geen drie jaar geleden verder is ingeklonken. De structuur zowel als de toon van de verzen is vaster geworden. Hamelink bouwt zjjn ver- ligt voor hem het wezenlijke, dat zich ln het zintuigelijke mani festeert of liever, dat zich daarin halverwege voelbaar en merk- gen, betrekking hebbende op baar maakt. Hoe de dichter zich- het tellurische leven, d.w.z. zelf ziet, bleek al in^de vorige het leven dat uit de aarde aards is. De dichter is opge groeid in het gezin van een landarbeider in Zeeuws- Vlaanderen kind. maar vooral als knaap de' aarde verbonden. De criticus het landschap, de jaargetij- Jessurun d'Oliveira heeft gespro- men zo hevig op Hamelink af, dat hij de sterkste woorden en de sterkste termen nodig heeft om zich teweer te stellen. Hier is voer voor godsdienstfenomeno- logen. En voor psychologen uit de school van Jung met zijn theo rie over het collectief onbewuste. Oorspronkelijk Zeker is dat we bij Hamelingk met een oorspronkelijk en eigen zinnig dichter te doen hebben, een man die zich niet behoeft op te trekken aan modieuze theorie tjes of richtinkjes van het ogen blik. In Hamelink heeft de scheiding tussen humanistisch idealisme en christendom zich allang voltrok ken, en het daardoor ontstane va cuüm vult zidh met oud herinne ringsmateriaal uit het collectief onbewuste. Of, om het met eigen woorden te zeggen (ontleend aan het reeds genoemde gedicht „Ver- huurlingen de Prins zo bar gesteld, dat voorname burgerij Opbloei Eerst het eind van de Dat zestiende-eeuws Den Haag zestiende eeuw zet de opbloei in, I1 I Vijf eeuwen edel gesmeed I weinig van waarde heeft nagela ten, laat zich verstaan. In 1528 brandschatte roofridder Maarten van Rossum het grafelijke dorp en voerde onder de aanzienlijke gijzelaars ook twee goudsmeden mee, die tot de rijkste burgers behoorden. En in 1562 was het met de plunderingen door die zich in een verbazingwek kend hoog tempo uitstrekt over een breed front. In deze cultuur uitbarsting speelt natuurlijk het stadhouderlijk hof een belang rijke rol. Vooral Frederik Hen drik en zijn gemalin Amalia van Solms voeren een rijke staat. In overeenstemming met de beteke nis en het aanzien van de Neder landse gewesten in het Europa van de zeventiende eeuw. Den Haag oefent dan aantrek kingskracht uit op kunstenaars in buitenlandse centra, zoals Neu renberg en Augsburg, want naast de bestuurders van gewest en stad strooien ook vele hoogmogen- den particulier met opdrachten om de eigen status te verhogen of elkander de ogen uit te steken door relaties met nog duurder geschenken te vereren. de Haagse zilversmeden een Britse invloed, vooral ten tijde van de regeringsperiode van stad houder-koning Willem III. Met het vorderen van de achttiende eeuw neemt echter de Franse in vloed' toe. Opnieuw weten de Ha genaars artistieke import in va derlandse vormentaal om te zet ten, maar dank zij de beïnvloe ding onderscheidt het Haagse zil ver zich toch in verfijning van de meer stoere produkten uit an dere Hollandse steden. Zilversmid De tot 27 augustus durende ten toonstelling zal in 't bijzonder de bezoekers met een speciale anten ne voor zilver ogen boordevol „welbehagen" schenken. Ingewij den zullen zich de catalogus met vrijwel complete reproduc- Zilveren doopbekken met kan, voorzien van kunstig gedreven versieringen, uit 1669 van de Haagse zilversmid Jonas Gutsche. r, die zijn lot en zijn om geving vooral langs magische weg tracht te beïnvloeden, eerder dan op rationale manier." Hij constateert ook een zekere verwantschap met Achterberg Achterberg „wil" in zijn ge- tieschat en met registers van zil versmeden en meestertekens niet laten ontgaan. Wie het zonder deze naslag van vijftien gulden wil stellen en toch wel wat meer wenst te we ten over de technieken van de zilversmeedkunst (waaromtrent de catalogus spijtig genoeg geen inlichtingen verstrekt) zal er verstandig aan doen, op de ten toonstelling in gesprek te raken met zilversmid K. Krol. Elke woensdagavond en zaterdagmid dag geeft hij als een van de laat- sten der Mohikanen-in-zilver uit leg en demonstratie. En daarvan is heel wat op te steken. ter), het leven van plant en dier, maar ook het harde be staan van de akker-bewer kende mens hebben onder gaan. Breuk met geloof Hij behoort tot diegenen uit de dichten altijd iets, terwijl Hame- jongè mensen die met het ouder- link veel meer verslag doet van lijk geloof gebroken hebben (in ondergane invloeden, dan dat hij dit geval de calvinistische religie iets bedoelt te bereiken. Hame van de vrijgemaakten), die daar- link verkeert in zijn tellurische mee nooit enige affiniteit hebben sfeer passief. Op dit punt ben ik vertoond. „Het is bepaald onjuist het dus niet met d'Oliveira eens. te spreken van „geloofsverlies". Wel natuurlijk wat dat irratio- Ik heb nooit geloof als bedoeld nele betreft. Dit laatste bepaalt bezeten. Wel heb ik nee gezegd ook de structuur van de verzen, tegen het geloof waarin ik ben En hiermee kom ik terug op de opmerking waarmee ik begon, milieu. Later, zoals dat gaat, ke woorden en uitdrukkingen, kwam ik erachter waarom ik nee Uit het eerste gedeelte van de 14 interviews met gewezen gere- galgenveld, skelet, ekskrementen, formeerden, (uitg. Bert Bakker Daamen N.V., Den Haag, 1965) Van rancune blijkt dan ook schrikdraad, wolvenjong, kraai en; uitdrukkingen als vliegende tering, op stelten zetten, rillen gen iets. Het christendom is voor als een espeblad, werkwoorden Hamelink altijd een corpus alie- num, een Fremdkörper. een we zensvreemde zaak geweest. kermen, jongen werpen, bra ken, overwinteren, blauwbekken, wraken, rakelen, bloedvergieten. Toch is hij allesbehalve een ma- bijten, teisteren. TON HYDRA terialist. Achter het zintuigelijke De geheimen van de natuur ko- IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII NIEUWE GRAMMOFOONPLATEN Historie Op de tentoonstelling zijn ech ter ook tal van kunstig gedreven voorwerpen die hun ontstaan niet danken aan bijbedoelingen van de opdrachtgever, maar aan historische feiten, waaraan zij nog altijd herinneren. Wij noemen de prachtige beker die de Raden van Holland en West-Friesland voor admiraal De Ruyter door Nicolaes Lockeman lieten vervaardigen als een in goud en veelkleurig email kost baar gestold memo aan de tocht naar Chatham. Na Duitse inbreng bij D* gouden beker waarmede de Raden van Holland en Weit- Friesland admiraal De Ruyter ver eerden na de roemrijke tocht naar Chatham. Nicolaes Lockeman 'ook wel: Loockemant) vervaar digde in 1667 dit 30 cm hoge pronkstuk. Op de cuppa is in veelkleurig email de voorstelling aangebracht ven het verbranden van de Britse vloot door de Hol landers. Lockeman heeft drie identieke bekers gemaakt. Die voor admiraal Van Gendt is var- loren gegaan; de aan Cornell's de Witt geschonken beker bevindt zich In het Musde de Cluny te Parijs. fcORT na elkaar zijn bij Bovenra in Heemstede (His Masters Voice en Columbia) enkele platen op vo caal gebied verschenen van opmerkelijk goede kwali teit. Voor de liefhebbers van opera een cgsette van „I'Elisir d'Amore" van Donizetti, een kostelijke uit gave. De mezzo-sopraan Christa Ludwig presenteert weinig gehoorde liederen van Saint-SaënsBrahms Rachmaninoff en Ravel naast de prachtige compositie van Schubert: Der Hirt auf dem Felsen. Deze vocaliste kan men tevens beluisteren in een ma gistrale opname van Das Lied von der Erde ran Mah ler, een uitvoering onder leiding van Otto Klemperer. Niet minder dan 16 vocalisten komen voor op de plaat die is opgedragen aan de pianist Gerald Moore, de be geleider met een internationale faam. Voor de fijn proevers tenslotte een opname van Nederlandse musici o.l.v. Kees Otten met composities uit de periode 1350-1475. op. 4 van Rachmaninoff. Al met al een aanbevelenswaardi ge plaat 22.50). Mahler Opera De ook in ons land bekende Italiaanse sopraan Mirella Fre- ni ls één van de voortreffe lijke vocalisten in Donizetti's „I'Elisir d'Amore". Francesco Molinari Pradelli leidt deze kleurrijke en door en door Ita liaanse uitvoering van een ly risch stuk bel canto van meeslepende aard. Een probleemloos werk vol verrukkelijke melodieën, waar mede men zich enkele uren op zorgenloze wijze kan verma ken. Nicolai Gedda, Mario Se- reni en Renato Capecchi, het koor en orkest van de Opera in Rome maken deze opname tot een kostelijk bezit. De 2 platen zijn verkrijgbaar in mo no en stereo (San 180-181 ste reo en An 180-181 mono) in cassette met een tweetalig tekstboek. De aanschafprijs van 50 weegt zeker op tegen het genot die deze opname ie dere operaliefhebber kan verschaffen. Een geheel ander vocaal ter rein bestrijkt de mezzo-so praan Christa Ludwig. Haar veelzijdige en spanningsvolle vocaliteit kan men bewonde ren in een stralend gezongen vertolking van Schuberts Der Hirt auf dem Felsen en de met innigheid voorgedragen liederen Gestillte Sehnsucht en Geistliches Wiegenlied (met altviool) van Brahms. Bij zonder en zeldzaam is de weer gave van 3 Chansons Madécasses van Ravel met be geleiding van piano, fluit en In de concertzaal zelden uit gevoerd biedt deze opname de gelegenheid kennis te maken uAOOCG met deze ongemeen boeiende en interessant liederen, die Ravel in 1925 schreef op tekst van Evariste de Parny, een Creools dichter uit de 18de eeuw. De plaat (Sax 5274) wordt gecompleteerd met „U- ne flute invisible" van Saint-Saëns en in het Russisch gezongen liederen Na de enkele weken geleden op deze plaats in lovende be woordingen besproken opna me van Das Lied von der Er- de van Mahler met Leonard Bernstein, is nu een opname van dit werk verschenen met Christa Ludwig en dirigent Ot to Klemperer. Mahler stelt zeer zware eisen aan de vertol kers. doch beide vocalisten we ten hieraan op sublieme wijze te voldoen. Klemperer is in deze inter pretatie groots, hij plaatst dit qua sfeer zo bijzondere werk in een adembenemend helder licht. Het New Philharmonic Orchestra verricht wonderen van orkestrale klank- en kleurmogelijkheden. Men is erin geslaagd het ge hele werk op één plaat op te nemen, zonder echter de opna me hierdoor tekort te doen. Een plaat die een verrijking van elke discotheek genoemd kan worden en ik aarzel dan ook niet aan deze HMV-opna- me de hoogste onderscheiding toe te kennen. Het tekstboek onderstreept de zorg en aan dacht aan deze plaat geschon- met een jarenlange carrière (reeds in 1922 maakte hij grammofoonopnamen) die een lange reeks van musici uit de gehele wereld op muzikale wij ze heeft bijgestaan. Hoe hij dat in zijn goede jaren gedaan heeft kan men ervaren in deze opname. Uit 1936 stamt de opname met Marta Fuchs, uit 1960 daarentegen met Christa Lud wig in een Mahler-lied. Een keuze uit de vocalisten: Elisa beth Schumann, Kathleen Fer- rier, Irmgard Seefried, Die trich Fischer-Dieskau en Eli sabeth Schwarzkopf. Wellicht kan men het spel van Gerald Moore niet altijd bewonderen, interessant en afwisselend is deze plaat zeker. 15e-( Een keur van vocalisten (niet minder dan 16!) worden op HQM 1072 begeleid door Gerald Moore. Niet de voca listen zijn op deze plaat pri mair, doch bij wijze van uit zondering de pianist. Doch het is dan ook een pianist van in ternationale vermaardheid eeuw Bijzondere aandacht vraagt de opname van het Neder lands ensemble Syntagma Musicum o.l.v. Kees Otten. De leden van dit ensemble heb ben zich toegelegd op muziek uit de middeleeuwen en in de loop der jaren hebben zij zich opgewerkt tot opmerkelijke specialisten. Met veel smaak brengen zij op Columbia SAXH 9 composi ties uit de periode 1350-1475 en zij doen dat met stijlgevoel en intense muzikaliteit. Men hoort oude instrumenten als kromhoorn, gemshoorn en ve del. waardoor de sfeer van de vocale en instrumentale wer ken sfeervol wordt getroffen. Zeker geen plaat voor de massa, doch de fijnproever zal de plaat ongetwijfeld op de draaitafel plaatsen en er bij het beluisteren veel genoegen ADR. HAGER JACQUES HAMELINK anderde" uit de bundel De eeuwi ge dag): Een duister proces voltrek ik onthullend landschappen blind die liggen geduldig duurzaam in ^barensnood op sneeuwen golven ebt en 'vloeit mij de grote koude binnen om één nieuw uit zichzelf gebo ren en brandend licht ga ik mij onophoudelijk te bui- in een onrustbarende aarden waaronder leegte klokt en slikt als een vagina(.) Hamelinks poëzie behoort tot de post - renaissance. Soms herin nert de toon van zijn verzen even aan Hölderlin, maar dan beseft men onmiddellijk dat Ha melinks poëzie niet door een hoog persoonlijkheidsbesef wordt gedragen. Hölderlin, Shelley en Keats voelden zich als jonge go denzonen, zij bleven helemaal binnen het kader van de renais sance - cultuur. Hamelink heeft dit achter de mg, al zou hij ook nooit die" gaande studie van de renaissance - cultuur hebben gemaakt. Hij poneert nergens een duidelijk en sterk „ik" tegenover/Ie hem om ringende wereld. Deze is geen niet ik en hijzelf is nooit niet wereld, maar al het aardse spoelt als het ware door hem heen, vreet hem aan, laat hem liggen, wentelt hem om. Zijn „ik" is bijna ding onder dingen. Op een bepaalde manier kan men hier ook van impressionisme spreken. Voor zijn sterke emoties kiest hij sterke woorden en ter men, en bouwt daarmee zijn ver zen op, niet zonder onderling ver band maar nooit op de manier van een rationele uiteenzetting. Behalve dat Hamelink in deze nieuwe bundel zijn sterk en eigen talent beves tigd heeft, is hij ook bezig de descriptieve mogelijkheden van onze taal te verrijken, te verfijnen, uit te breiden. Zonder dichters en denkers zou de taal snel verstarren. Zolang zij nog schrijven, heeft de taal een toekomst. DR. C. RIJNSDORP

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1967 | | pagina 13