DE
Japanse film
van westerse
stiefkind
bioscoop
MARGUERITE DURAS
blijft zichzelf gelijk
ZATERDAG 15 APRIL 1967
ONBEREDENEERD
VOOROORDEEL
OP het filmmenu van de Nederlandse bioscopen neemt de Japanse film nog een
bescheiden plaats in, al hebben we reeds een aantal voortreffelijke werken hier in
Nederland kunnen zien: „Het naakte eiland", „Als een korenbloem", „De poort van
de hel", „De valkuil", „De vrouw in het zand" en „Onibaba".
Verscheidene van deze produkten hebben we gezien dank zij de introductie van
het Nederlands Filmmuseum te Amsterdam. Het zijn er slechts enkele van de velen
die niet tot het Westen doordringen. En toch. zelfs de sterk Oosters gekleurde films
waarmee het Internationale Filmfestival te Arnhem ons twee jaar geleden confron
teerde waren een aansprekende kracht.
Goed beschouwd wijkt de Japanse film naar inhoud
en vorm weinig af van de westerse films. Het gaat
altijdwaar dan ook, om universeel-mensélijke zaken,
en het meeleven met de Japanse filmverhalen vraagt
nauwelijks kennis van de culturele en sociale achter
gronden waaruit ze geboren en gestileerd zijn.
Niettemin zijn er verschillen en er schuilt een
boeiend element in voor de werkelijke filmliefhebber
te ontdekken van waaruit de Japanner zijn verhaal
benadert en vorm geeft.
Maar om van de Japanse film te genieten is dit niet
noodzakelijk en het is vaak een onberedeneerd voor
oordeel dat ons in de weg staat om deze films te
waarderen.
H Walschap kon zich
I heerlijk laten
gaan als verteller
„Eenzaam levert de mens zijn strijd onder de sterren die pinken
en ge'n weet niet waarom. Als kind bij moeder kunnen we niet
alleen zijn, maar zo pauw als we verstand krijgen, al eender waar
dat we zijn, in de woestijnen van Azië, in het oerwoud van Afrika,
bij ons lief in de maneschijn, of aan de beerd bij vrouw en kind.
we zijn zonder gezelschap onherroepelijk alleen met iets dat we niet
kunnen uitspreken, een gemoed dat niet begrepen wordt, een ver
driet dat niemand kan genezen, een lupus in onze ziel.
Als we 't gedurig voor de geest hielden zouden we uitteren of
verschrompelen gelijk overwinterde appelen, we schuiven het van
ons af, lachen ertegen in, vergeten het vanselvens en leren er mee le
ven gelijk de invaliden met hun houten been, maar sommige minu
ten, uren, heeft het ons bij de nek en dan, wee!"
De Japanners hebben met de
esterse filmmakers de afnemen-
belangstelling voor de bi-
coop gemeen. De tv vooral
eft daar een sterke invloed op
had en de klap is hard aange
wen. Japan is altijd een van
grootste filmproducenten ge-
eest; thans moeten er per jaar
n vijfhonderd bioscopen geslo-
worden. Een gevolg is dat de
oducenten op de slechte smaak
n het grote publiek zijn gaan
in films maken met een
rermaat aan sex en sensatie,
n verschijnsel dat ons in het
esten ook niet vreemd is.
Wij echter verkeren in de ge-
kkige positie, dat de Japanse
Ims die er op festivals uitsprin-
gehonoreerd worden, door-
ingen tot de Nederlandse bi
copen; m.a.w. films uit de
urcollecties.
Regisseurs
Japan heeft vele bekwame re-
wier namen ook in Ne-
rland aanspreken. Een van de
odernste filmers is de 40-jarige
soshi Teshigahara. Hij maakte
1962 zijn eerste speelfilm, die
r te zien was onder de titel
valkuil". De stijl had inter-
ionale allure; het werd een
idukt dat internationaal
nsprak.
Krachtiger nog kwamen zijn
kwaamheden tot uitdrukking
zijn „De vrouw in het zand",
film die we kortgeleden in
blad bespraken als een boei-
id werk, waarin de Japanse
n het algemeen-mense-
|ke suggestief verweven zijn.
waardering die deze films
in ons land kregen, lo-
nstraffen de mening van de
mdistributeurs als zou het Ne-
rlandse publiek nog niet rijp
oor deze produkten.
Mizoguchi
Een andere belangrijke figuur
Mizoguchi, die een enorme pro-
an tachtig grote en ruim
mderd kortere films achter de
I heeft. Zijn films hebben een
persoonlijk accent en mun-
uit door hun fijnzinnige
rmgeving.
Prachtige bewijzen zijn „Por-
Mmc Suki" en zijn „In-
ndant Sansho". waarin de lot-
ivallen van de vrouwen zich
Ispelen tegen de sociale evolu-
Zijn werk wordt in de
«terse wereld goed verstaan
gewaardeerd.
Gave film
Een uiterst begaafd cineast ais
Jneto Shindo mogen we niet
'genoemd laten. De filmliefheb-
zullen zich „Het naakte ei
nd" herinneren, een indrukwek-
n gave film, die met een-
nudige middelen is gemaakt. De
foogte van het eiland, dat drie-
il daags besproeid moet wor-
met water van een naburig
Hand wordt een obsessie voor
toeschouwers. Het bewonde-
inswaardige geduld, de bijna
fotestloze overgave aan dit slo-
BOVEN: Een scène uit de
film „Portret van me
vrouw Yuki", een film vol
fijne nuances, milieuteke
ningen van de Japanse re
gisseur Kenji Mizoguchi.
LINKS: Een fragment
van de film „Het verhaal
van Tokio", een film die
ook op de Nederlandse
schermen werd vertoond
en waardering vond. Het is
een werk van de bekende
Japanse regisseur Yashyu-
ro Ozu, wiens film „Odina-
ba" kortgeleden nog in Ne
derland circuleerde.
Meen niet dat in Gerard
Walschaps nieuwe roman De
Kaartridder (uitgave Meulen-
hoff, Amsterdam, 149 blz., 9,50)
overpeinzingen als deze schering
en inslag zijn. Deze berustende
levenswijsheid van de agnosticus
en gewezen rooms-katholiek
komt hier tegen het einde van
het boek (op blz. 137) om de
hoek kijken, zonder plechtige na
druk, zo maar onder het vertel
len door.
De boutade ontsnapt hem min
of meer. Het is hem te doen om
te vertellen, vertellen bij monde
van een van de figuren die hij
heeft bedacht: Soo Moereman,
uit De wereld van Soo Moere
man (1941), de wereld van het
bijgeloof in zijn geboortedorp.
„De meeste typen uit zijn boe
ken heeft hij ontmoet, toen hij
kind was, in de herberg-kruide-
nierswinkel van zijn vader, in
het Brabants dorp Londerzeel.
De natuur van bomen en luch
ten schijnt hem geen belang in
te boezemen, de natuur van de
mens des te meer, zodat zijn
personages een boeiend
landschap van de menselijke ge
dragingen vormen" schrijft Ka-
rel Jonckheere,
En zo kruipt de oude
Walschap nog eens in de huid
van Soo Moereman en laat hem
in ietwat veredeld dialect het
verhaal vertellen van de kaart
ridder. waarin nogal wat folklo
re uit de omgeving zal zijn ver-
Avonden
Het boek is niet in hoofdstuk
ken. maar, evenals het hierboven
genoemde werk, in avonden inge
deeld. Er zijn acht vertelavon
den. Op de eerste avond horen
we van graaf Wolfram de
kruisvaarder, getrouwd met de
goede, maar lelijke en veel oude
re gravin Herisplendis. Twee
jaar na zijn huwelijk trekt hij
op naar Jeruzalem. Als hij na
jaren onverwacht terugkomt,
blijkt dat zijn vrouw, op het
valse bericht van zijn dood, her
trouwd is en wel met Wolframs
rentmeester.
Deze valsaard heeft Herisplen
dis intussen alweer in de steek
gelaten en al haar bezittingen er
door gejaagd. Maar Wolfram is
zelf ook hertrouwd, met de
Bessarabiaanse sultansdochter
prinses Regenbloem. Dit prinses
ken van veertien jaar is tot het
christendom bekeerd en heet nu
Odilia. Ze neemt haar intrek in
het slot en de goede Herisplendis
krijgt haar lief als haar eigen
dochter.
Er wordt een zoon geboren en
dat is de latere kaartridder.
Maar dan gebeuren er vreemde
dingen, te ingewikkeld om na te
vertellen. Het komt hierop neer
dat er op de jonge zoon een
vloek komt te rusten. Een vreem
de pelgrim in een zwarte pij ver
andert de naam van het kind,
Diodemus, in Barbaro de Bessa-
raab. „Vreemd zal hij zijn aan 's
lands kostumen. hij zal met zijn
lichaam naar de kerk gaan en
niet met zijn hart en gelijk
Sint-Jan schrijft van het terve-
graan, zal hij in de aarde vallen
en sterven."
De naam Barbaro staat niet op
de kerkelijke kalender. Hij is
niet christelijk. Hij mag volgens
de geestelijke niet uitgesproken
worden, maar evenmin mogen
de boze machten geprikkeld wor
den door de naam Diodemus, of
Godfried of Godevaert. irfen
vindt een derde weg en noemt
hem Dieudonné, afgekort tot
Thieu.
Thieu wordt uitgehuwelijkt
aan het dochterken van Wol
frams kruisvaartkameraad Ger-
bert van Wintershoven. Dit ho
ren we op de tweede avond. De
zwarte heremiet verschijnt aan
Barbaro en diens moeder Odilia
en herinnert haar aan haar af
komst van sultanesen bloede.
Thieu probeert de vreemdeling
met een roeispaan te doden,
maar dat lukt natuurlijk niet,
want het is immers de boze zelf
of een van zijn dienaren.
Wel vindt men in een door de
bliksem in tweeën gespleten
boom (gewonnen uit een noot, in
Jeruzalem opgeraapt op het Hei
lige Graf) een miraculeus
postuurken van Ons-Lievrouw
dat binnen in die boom met de
boom is meegegroeid.
Dit wonderteken kan niet ver
hinderen dat Thieu of Barbaro
en zijn moeder in de omgeving
over de tong gaan. Jonge ridders
van zijn jaren beginnen hem te
mijden. Thieu zoekt zijn vertier
in de herberg De Twee Potten.
Wanneer graaf Wolfram zijn
zoon een ridderlijke opleiding
wil laten geven, lukt dat niet
vanwege het Bessarabierse
bloed.
Op de derde avond vernemen
we dat Wolfram en Odilia hun
zoon willen uithuwelijken aan
Jacobetteken van Wintershoven.
Haar vader weigert, er ontstaat
een gevecht met het gevolg dat
Wolfram zijn oude krijgsmakker
in zijn drift doorsteekt. Alles het
werk van de zwarte heremiet.
Ook een andere poging om een
bruid voor Thieu te vinden loopt
op niets uit Dan valt Wolfram
door het zwaard van Hubertus
van Wintershoven, die hiermee
zijn eed gestand doet om zijn
gedode vader te wreken. Thieu
weet van niets en zijn onbevan
genheid redt hem het leven, wan
neer hij op het kasteel Win
tershoven navraag naar zijn va
der gaat doen.
Jacobetteken heeft voor Thieu
liefde opgevat, ze gaat naar Ro
me om te boeten en van de Heili
ge Vader een zegen voor haar en
Thieu af te smeken.
Op de vierde avond wordt ons
duidelijk dat iedereen wel bang
is voor Thieu. maar dat hij in
wezen een uitgestotene is, door
niemand aanvaard dan door d«
bezoekers van De Twee Potten.
Daar verdoet Thieu zijn tijd en
zijn moeders erfenis met kaarten
en dobbelen, vandaar de naam
kaartridder. Gravin Odilia kwijnt
weg van verdriet.
Bijgeloof
Het bovenstaande is voldoende
om een voorlopige indruk te ge
ven van de sfeer van bijgeloof
en folklore waarin het verhaal
zich beweegt. De lezer heeft na
tuurlijk al begrepen dat de rid
der door de liefde van Jacobette
ken van de demonische machten
zal worden gered, een oud en
bekend motief.
Hoe dat toegaat kan men op
de vierde tot en met de achtste
avond te weten komen. Het is
met dit boek als met volks
sprookjes: men kent de afloop of
'kan die gemakkelijk raden. Die
afloop is er. omdat er nu een
maal aan alles een eind moet ko
men. De bekoring ligt in het on
derweg zijn. in de onderdompe
ling in een sfeer die tegelijk
wonderbaar en vertrouwd aan
doet, waarin men met het won
derbare vertrouwd is. En tege
lijk is er een band aan het heel
verre verleden, zijn er naklan
ken van de oeroude historie van
Brabant en de Limburgen.
Verteller
Walschap heeft zich in dit
boek heerlijk als verteller kun
nen laten gaan. Hier geen moder
ne problematiek, maar een ver
wijlen in het verleden dat steeds
meer uit de herinnering van de
nieuwe generaties verdwijnt.
Het streekmatige gaat verloren
en daarmee alle bekoringen en
eigenaardigheden van het provin
ciale. De oude Walschap heeft er
voor gezorgd dat niet alles kan
worden vergeten.
DR. C. RIJNSDORP.
pende werk groeit tot een be
klemming. De diep menselijke re
actie van de vrouw op de dood
van haar kind in een plotselinge
niet meer te beheersen verbitte
ring en opstandigheid zijn ook
in deze film weer elementen die
tot over de grenzen spreken.
Dit geldt evenzeer voor zijn
film „Onibaba". waarin hij zon
der positie te kiezen een indrin
gend protest richt tegen de
wreedheid en zinloosheid van de
oorlog. Eigenlijk behoort deze
film tot een drieluik, waarvan
„Het naakte eiland" het eerste
was, gevolgd door „De mens".
„Odinaba" stelt de reacties van
de mens in het licht op een hon
gersnood als gevolg van de oor
log. zijn figuren krijgen bij hem
een uiterst scherpe tekening. Ze
zijn levend en niet gespeeld.
Shindo haat. zoals hij zegt, de
georganiseerde handeling. Deze
krijgt pas een levende kracht in
dien zij gedragen wordt door de
innerlijke beleving.
Het is in dit verband niet mo
gelijk dieper in te gaan op het
werk van al deze cineasten,
want er zijn er nog veel meer
die om hun bijzondere prestaties
een grotere aandacht waard zijn,
zoals Akiro Kurosawa, die reeds
in 1951 met zijn werk doordrong
tot Europa en Amerika en
beschouwd wordt als de meest
westers georiënteerde Japanse
cineast. Dan zijn daar nog na
men als Keishuke Kinoshita en
Kinugasa Teinusuke.
Deze filmmakers hebben bijna
allen gemeen hun groot vermo
gen tot het scheppen van drama
tische film. een vermogen per
traditie zouden we haast zeggen,
want dit wortelt in hun culture
le vorming van jongsaf aan.
Een uitspraak van genoemde
Kurosawa verduidelijkt dit: „In
wezen ben ik zeer Japans. Ik
hou van Japanse keramiek, van
Japanse schilderkunst, maar het
meest hou ik van Noh". Want
Noh is volgens Kurosawa het wa
re hart. de kern van alle Ja
panse dramatische kunst.
Magisch
Len kleine toelichting is wel
gewenst. Het Noh vormt met Ka-
buki de twee nog levende vor
men van klassiek, Japans toneel.
Henk Bos geeft er in zijn stu
die een beknopte omschrijving
van.
„Noh blijft in heel zijn ver
fijnde, magische schoonheid een
voor de gemiddelde westerse
beschouwer volstrekt onbegrijpe
lijk theater-ritueel; en zelfs de
innerlijke relatie van het Ja
panse publiek met de pro
bleemstelling der grote, klassieke
repertoire-drama's is aanzienlijk
afgezwakt. Motiveringen, verhou
dingen en inhoud zijn vaak niet
meer te volgen, ook al omdat de
taal voor velen zo goed als on
verstaanbaar is geworden,
Desondanks blijven Noh cn Ka-
buki en het unieke Bunraku-pop-
pentheater de spiegels van een
geweldig tijdperk in de Japanse
cultuur; en juist naar deze bron
nen van hun cultuur wensen ve
le Japanse intellectuelen terug te
keren, met name kunstenaars,
schrijvers, dichters, schilders, fil
mers etc.
Volgens de Japanse criticus Fu-
kuda is er in de Japanse litera
tuur een teruggrijpen naar de
oude letteren. Deze poging terug
te grijpen naar de wortels van
de cultuur is karakteristiek voor
alle Japanse schrijvers.
Eenheid
„Deze kleine uitweiding over
de literatuur was onvermijdelijk
omdat, ten eerste, haar relatie
met de film, vooral in Japan, al
tijd zeer nauw is geweest en ten
tweede, de geschetste ontwikke
ling ook opgaat voor de Japanse
Kurati en Kurosawa zijn bei
den dramaturgen die een duide
lijk Noh-ideaal nastreven; her
kenbaar onder meer in de vooral
bij Kurosawa doorgaans geslaag
de poging een absolute eenheid
te bereiken tussen stijl en ver
haal". Tot zover Henk Bos.
Voor de filmliefhebber genoeg
om de Japanse film te benade
ren en te waarderen. Zij heeft
het recht om evenals de produk
ten uit andere landen op onze
schermen vertoond te worden, al
was het alleen om de zuiverheid
en de menselijke aspecten die ze
op boeiende wijze toont.
HERM. STEGGERDA
Als Le Vice-consul, het nieuwe boek van Margue
rite Duras. onder een pseudoniem was verschenen,
zou ieder die met haar schrijfwijze vertrouwd is, het
toch als haar werk hebben herkend en de schrijfster
van Moderato Cantabile en L'Apres-midi de Monsieur
Andesmas erin hebben teruggevonden.
Er is geen sprake van een
plot en de afwikkeling van een
intrige. Het gehele boek is ge
drenkt in half-tinten. De figu
ren worden gepresenteerd in
vervaagde lijnen of verschij
nen maar even om de hoek.
Verscheidene der personae dra
gen een geheim in zich dat on-
onthuld blijft. Zeer zeker lig
gen. elementen van de nouveau
roman in haar werk, maar het
is niet mathematisch-objectief
en daardoor kil, zoals in die
hoek van de literatuur zo vaak
het geval is. Integendeel, er
ligt een verborgen warmte in,
vooral in een boek als dit,
waarin ze schrijft over een
land en over levens die ze van
nabij heeft gekend.
Geheimen
Drie figuren zijn dragers van
-•en geheim. De eerste, die het
ooek opent, is een Cambod-
jaans meisje van zeventien jaar.
verstoten door haar ouders om
dat ze een*kind verwacht. Ze
iwaalt langs de Mékong.
meestal verjaagd, een enkele
naai vriendelijk ontvangen; zo
•ervalt ze in lichamelijke en
geestelijke ellende en bijna tot
dierlijke staat Toch behoudt
ce een zekere sluwheid en
weet een blanke er toe te be
wegen haar haast dode kind
over te nemen. Haar zwerftoch
ten voeren haar naar Calcutta,
waar aan de achterkant van de
woningen der rijken voedsel-
resten worden uitgedeeld. Door
het gehele boek duikt ze tel
kens op. Ze vangt vissen in de
Ganges, trekt zingend langs de
rivieroevers en stoot kreten uit
in de nacht. Is ze waanzinnig
of spot ze in haar ontreddering
met de blanken? De lezer
wordt niet ingeleid in haar in
nerlijk bestaan, maar gevoelt
wel dat ze een vertegenwoor
digster is der vele honderddui
zenden die in Oost-Azië aan de
rand van het normale leven
staan en passief hun lot dra
gen.
De tweede geheim-drager is
de Franse vice-consul van La
hore, die. omdat hij schandaal
verwekt heeft, naar Calcutta is
teruggeroepen door de ambassa
deur en wacht op een andere
bestemming. Van hem verne
men we althans iets omtrent
zijn jeugd: verwijdering van
scholen wegens wangedrag,
maar ook successen bij de stu
die.
Hij is vrijgezel en heeft zich
niet door liefdes-avonturen in
opspraak gebracht. Wat heeft
hij te Lahore gedaan? Naar het
schijnt in de nacht in het wil
de weg revolverschoten afge
lost. Waarom? Was hij dron
ken? Handelde hij in een vlaag
van verstandsverbijstering?
Niemand, behalve misschien de
ambassadeur, weet er het rech
te van. Hij schijnt nu tot rust
gekomen. Helaas, een fatale
liefde voor de vrouw van de
ambassadeur sluipt zijn hart
binnen. Om haar zal hij een
post te Bombay weigeren en
op een receptie op de ambassa
de dwaalt hij eenzaam rond, in
nerlijk verward en geprikkeld.
Het komt tot een haastig be
dwongen woede-uitbarsting,
maar later op de avond wordt
hij opdringerig en moet door
andere gasten weggeleid wor
den. Is het dronkenschap of
een zenuwcrisis of de reactie
op zijn al weken durende een
zaamheid? Zijn kreten in de
nacht ontmoeten die van de
Cambodjaanse. Ook de ambas
sadeursvrouw is een raadselach
tige figuur. Ze is vriendelijk
en zacht van gemoed. Haar tra
nen getuigen ervan. Maar an
derzijds, is het gerucht waar.
dat ze minnaars ontvangt op
het buitenverblijf aan de zee
en van de een tot de ander
gaat? Haar echtgenoot gunt
haar veel vrijheid en de beide
dochters leggen geen beslag op
haar leven. Is haar huwelijk
niet meer dan een werkge
meenschap en zoekt haar hart
naar een meestier? We zien
haar niet echt leven. Ze is wel
de meest vage van de drie
hoofdfiguren in het boek
Blijft de sfeertekening, die
in de korte brokkelzinnen en
de eenvoudige, maar suggestie
ve taal de lezer vasthoudt -n
een eigen aura schept.
chronologisch verband tegenko-
Bij het begin dan vinden we
Daniel opgeborgen in een psy
chiatrische inrichting nadat hij
zonder reden, vermoedelijk in
een vlaag van verstandsverbijs
tering, een blanke heeft
mishandeld. Hij slaagt er in te
ontvluchten, waarmee een tijd
vangt, alleen onderbroken door
kortstondige contacten, totdat
hij door een rasgenoot, wiens
vrouw indertijd zijn minnares
was geweest, wordt neergescho
ten als hij diens huis nadert.
Haat
Portret
De roman La Traversée van
Alain Albert kan men het best
karakteriseren als het portret
van een neger. Deze Daniel
Peebles, geboren in de staat
.Mississippi, heeft op 17-jarige
leeftijd zijn familie verlaten en
is getrokken naar de Noorde
lijke Staten. Hij is soldaat ge
weest In de Koreaanse oorlog
en daarna teruggekeerd naar
het Zuiden.
Van dat hele stuk leven
wordt ons mededeling gedaan
in een tiental samenvattende
regels voor de aanvang van
het eigenlijke verhaal, waarin
we slechts enkele flitsende her
inneringen aan die tijd zonder
Wat in de overpeinzingen
van Daniel domineert is de
haat jegens de blanken, ge
groeid in de vele jaren van on
derdrukking en angst. Deze
haat is latent aUijd aanwezig
en uit zich soms plotseling op
heftige wijze en op onverwach
te momenten. Of de blanke het
beste met hem voor heeft en
vriendelijk tot hem spreekt,
dat verandert deze gezindheid
niet. Als Peebles een rasgenoot
ontmoet die gelooft aan een ge
leidelijke verbetering der be
dekkingen en een verzwak
king der tegenstellingen,
bespot hij hem. Zo'n zwarte is
besmet, is een verrader. Zijn
ideaal is Doudou, aangesloten
bij de Moslimbeweging, een fie
re en rasbewuste neger, die de
strijd zoekt en de kloof tussen
de rassen liever verbreedt dan
versmalt.
T roosteloos
Een dergelijk boek kan al
leen triest zijn. Er 1: wat goed
kope liefde in en soms de lich
te roes van een marihuanasiga-
ret; er is een oude neger die
Daniel verstandige raad geeft:
er zijn enkele vriendelijke her
inneringen uit de kinderjaren
Maar overigens overal grauwe
nevel naar de bedoeling van de
schrijver, die heeft willen la
ten gevoelen hoe vertrapping
en minachting alle categorieën
van het menselijk bestaan aan
tasten en de persoonlijkheid
uithollen tot er alleen een
schimmenleven overblijft. Zou
Alain Albert, die van joodsen
bloede is, misschien onbewusl
tot de creatie van deze figuur
zijn gekomen, gedreven dooi
de gedachte aan het lijden vbd
zijn rasgenoten gedurende vele
Wonderlijk is dat de schrij
ver in de bespiegelingen van
de centrale figuur zo ongeveer
niets laat opduiken van zijn be
levenissen in New York. Euro
pa. Korea en Japan. Zo blijft
Daniel een vage gestalte, meer
type dan mens van vlees en
bloed.
Rest nog te zeggen dat het
boek. vooral in de monologen,
geschreven is in volkstaal en
dat de plotselinge verspringin
gen in tijd en personen, navol
ging van de nouveau roman,
de lezing niet vergemakkelij
ken.
V. D. PANNE
Alain Albert. La Traver-