HET GASTMAAL' A/s satiricus ben je negatief ingesteld Bouwmeester is het belangrijkst RINUS FERDINANDUSSE een ideaal om voor te leven ZATERDAG 1 APRIL 1967 IN het wereldje van het Nederlandse cabaret is Rinus Ferdinan- dusse (35) niet een van de drie groten: KanHermans, Sonneveld. Qua bekendheid kan hij zich echter met hen meten. Het televisie (K)wartaal en Zo is hetstuwden hem omhoog op de toppen van publiciteit. De bekendheid heeft kennelijk wel enige in vloed op zijn toeschiete lijkheid zich aan het in terview te onderwerpen. ..Wat wordt het eigenlijk? Lang of kort? Als het zo maar een klein stukje wordt, heb je na afloop het gevoel een paar uur voor niks gepraat te heb ben". Ik kan hem geruststel len; het wordt lang! Toch wil het nog niet zo vlot ten. Hij is moeilijk te be naderen, geeft de indruk het allemaal heel goed te weten. Vragen met tegen vragen beantwoorden. Zo gaat dat als je Ferdinan- dusse interviewt, die in het dagelijkse leven een ..amice" (adj. hoofdredac teur van Vrij Nederland is. .,M'n hart aan cabaret ver pand? Ach, het is net als met een schaatsenrijder. Die kan zich uitleven op z'n hobby als er ijs is; zo ligt het voor mij met caba ret. Al in 1950 beginnen, op school; de eerste christelijke hbs in Den Haag. El Hazmerreir heette het. Vraag me niet wat dat betekent, want dat weet ik niet. Padvindersavondw» en lief dadigheidsvoorstellingen. De oor logsslachtoffers, daar traden we ook voor op. Elk mens zonder één uitzondering (is) diep binnenin een klein schuchter kind dat zich minderwaardig voelt om zijn af komst, zijn herkomst, zijn geheim gedrag, zijn gezondheid, zijn uit zicht, zijn kleding en vreest van zijn voetstuk tc worden gestoten, ontmaskerd, op zijn plaats gezet. Zou het dan toch waar zijn dat wij zo hard, wreed en hoogmoedig voor elkaar zijn uit angst, en waarom durven we dat dan niet bekennen en goed zijn?" Dit ls een van de opmerkingen, gemaakt aan het gastmaal dat Gera.d Walschap beschrijft in zijn gelijknamig boek (uitgave Meulenhoff, Amsterdam. 136 blx., ƒ8,90). Het citaat is te vin den op blz. 63. Laat ik nog één andere uitspraak ter Inleiding aanhalen. Op blz. 90 leest men dat de mensheid door al haar geestelijke leiders door gaans te goeder trouw bij de neus werd genomen en haar voortbestaan uitsluitend dankt aan boer en bakker die zwegen en voortwerkten." tijd, en wel voor een le vensbeschouwing. En Karei Jonckheere heeft dit gepre ciseerd in de uitspraak: „Alle spilproblemen van mens en maatschappij zijn hem lief." Wel nu, aan het gastmaal dat Walschap in dit boek meer sug gereert dan beschrijft komen centrale en minder centrale le vensvraagstukken aan de orde. Walschap heeft ln zijn jeugd filosofie gestudeerd. op ruim veertigjarige leeftijd de rooms-katholieke kerk vaarwel gezegd en zich in zijn lange schrijversloopbaan doen kennen als een waarheidszoeker met zin voor dramatiek, als een man die meer door het raadsel mens Walschap heeft eens geschre- wordt geboeid dan door de na ven: „De letterkunde getuigt al- tuur en die daarbij een bijzonde re belangstelling toont voor erfe- lijk belaste figuren. Begaafd In 1956 werd het Haags Stu dentencabaret. Ja, daar heb ik m'n vrouw ook leren kennen (Else Hoog). Studentencabaret, dat was in de mode. Het waren allemaal begaafde jongens die naar de universiteit gingen. Ik ben ermee opgehouden, met m'n studie. (Politieke en sociale wetenschappen aan de Gemeen telijke Universiteit van Amster dam.) Had er geen zin meer in. (K)wartaal was in een dag of tien klaar. Ik schreef eerst de teksten voor de anderen, daarna had ik nog twee dagen voor me zelf. Wim lbo zei eens tegen me: ..Hoe kun je dat nou doen. Tien dagen". Maar het is tenslotte een actueel cabaret. De conférence schreef ik niet helemaal uit. Dat klink belachelijk. De grappen puntgewijs. Ik heb het ook als Wim Kan gedaan. Met plakka ten en zo voor zich op het to neel. Het bleef bij die ene keer. want het is vervelend. Grappen Welke stijl? Op het toneel ben Ik mezelf. En zo blijf ik. Dezelf de grappen vertel ik thuis ook. En dan hoor ik aan mijn vrouw wel of het leuke grappen zijn. Net een journalist die zijn stuk jes thuis aan zijn vrouw laat le zen. Het is niet de enige waarde vaste meter, maar het is er in leder geval éém. Ze keurt echt wel eens een enkele af, maar dat wil niet zeggen dat ik hem niet In het programma opneem. Ik TAEZE WEEK Rinus Ferdi- nandusse op de voor grond. Zijn cabaretwerk. jour nalistieke arbeid en publika- ties in boekvorm brengen hem regelmatig in het nieuws. Waar moeten we mensen plaatsen, die op cultuurgebied een zekere bekendheid krij gen? Dit artikel doet een po ging de figuur Ferdinandusse wat meer achtergrond te ge ven; zijn mening over bepaal de problemen in alle open heid weer te geven. In zo'n geval is de krant communicatiemiddel bij uitstek: de tussenpersoon tus sen geïnterviewde en lezer. Wat de laatste niet van de verplichting ontslaat, zelf ook kritisch te zijn. De (herhaalde) schokwer- king van bepaalde uitspraken kan soms zuiverend werken en de vraag oproepen: „Hoe komt het toch. dat van ons (kerk. school. samenleving, krant enz.) in zekere kringen zo'n ongenuanceerd beeld bestaat?" Maar ja, het is afgelopen, voor lopig. Nee, er staat ook niets op stapel. De tv heeft er geen zin meer in. Je weet hoe ze daar redeneren. Geen aanstoot geven, leden houden. Weg met Zo is het! Die zuilen Toch ben ik een groot voorstander van het zuilensys teem. Nu heb je kans, dat een van de zuilen nog eens wat durft. Bij een nationale omroep is er altijd wel een zuil dié een veto uitspreekt. Als er nou in Den Haag eens een paar ambtenaren de bevoegd heid kregen om te decreteren dat eens in de veertien dagen een satirisch programma op het scherm kwam en ook een afschu welijk slecht programma. Kijk. de mensen kankeren graag. Maar het gaat nu zo glad en net jes. Uit de reacties op Zo is het blijkt, dat er iets mis is. Als onze maatschappij werkelijk zo prachtig was, zou Zo is het slechts een rimpeling hebben ver oorzaakt. Nu suddert die samenleving, vol met spanningen, maar rustig door. Prof. Van Strien heeft ge zegd: „Dat er Ingezonden stuk ken-rubrieken zijn. scheelt het land een paar inrichtingen". Je kropt de rotzooi op, maar je wilt het kwijt. Het zou een kwestie van goede cultuurpoli tiek zijn om de mensen te wen nen aan het feit, dat er ook nog andere dingen in het leven zijn. Warme zomer Neem een man als Beernink. Nh een paar minuten in de Kamer gepraat te hebben, heeft h\j het woord werkkampen al genoemd. Het is toch te gek, dat zo'n man minister van bin nenlandse zaken wordt met deze zomer in Amsterdam voor de Toen ik van de christelijke school kwam, ging er een wereld voor me open. Mijn vader is nog hervormd, ouderling of zo iets. Maar mij zegt de kerk als in stituut niet meer. Je loopt tien jaar achter. Een schrijver als Marnix Gijsen was op school ta- Dansen? Voor mij hoeft het niet, ik kan het niet eens. Maar op school verboden; voetballen, noem maar op. Laat het achter- aankomen nu wat minder ge worden zijn, maar het is toch waanzin, dat de kerk nog steeds achter feiten en meningen aan- De kerk van binnenuit hervor men? Dat zeggen ze zo vaak. Neem die jongens van Tien over rood. Voor een groot deel confes sionelen. Ze zitten in de kerk. ze stappen er even naast en hun agressiviteit wordt dermate ont wikkeld, dat het duidelijk is dat hun voorstellingsvermogen, mee gekregen van thuis, christelijke school of kerk. niet strookt met de maatschappij die zij nieuw ontdekken. Vind je mij negatief? Dat is het kenmerk van de satiricus. Fons Jansen is een pionier op zijn eigen terrein. Biesheuvel zei eens, toen ik hem ontmoette en wij wat ovér Zo is het praatten: „Wacht maar af. er komt wel een christelijk cabaret". Maar wanneer? Over 40 jaar? Het moet nu komen. Er moeten mensen zijn, die zeggen: hier zit ten de fouten. Biesheuvel vond Zo- is het trouwens wel aardig, soms een beetje te scherp. Het moet mogelijk zijn om te schokken. Heb je de Paso- linifilm naar het evangelie van IMattheiis voor de tv gezien? Ik heb hem twee keer in de bioscoop gezien. Ge weldig, wat een ervaring ais je daar met een stel mensen zit voor wie de uitspraken van Christus geen gesneden koek zijn. maar volslagen onzin. Zo moet dat in Palestina ook geklon ken hebben. De mensen snapten er niets van en wreven hun ogen uit: „Wat staat die nou te bazelen over liefde en barmhar tigheid?" Christus was eigenlijk ook een provocateur; hij schokte de mensen. Provocatie De provo's worden uitgestoten. Dat is het kenmerk van onze maatschappij: de vreemde ele menten uitstoten, de negers, de joden. Provo's zijn kritisch. De jeugd moet kritisch zijn, je moet iets wagen in je jeugd. Het bezwaar is, dat ze tegen een willoze massa opboksen. De massa die het wel gelooft. Stu denten die zeggen: „Als ik maar een goeie baan krijg, een auto en een lekker wijf." Het mag van mij, maar ik heb andere idealen om voor te leven. Ik ben een moralist met een sterk sociale inslag. Dat zit eigen lijk wel in iedere socialist. Maar je moet niet denken dat ik op socialisten geen kritiek heb. Als ik in de kring van socialisten kom uiteraard kom ik uit hoofde van mijn werk nog al eens met hen in aanraking bij Het Vrije Volk en de Vara dan denk ik als ik dat stelletje zie: „Zijn dat nu de mensen, bezield van idealen"? Nee, het is overal hetzelfde. Ik vraag Ferdinandusse of er na Naakt over de schutting nog een pennevrucht van hem op sta pel staat en of de titel een ver koopargument was. Ik ben het niet met hem eens. dat seks een dermate integrerend bestanddeel van onze samenleving is zoals dat in de literatuur van vandaag met een hoop publiciteit voor geschreven wordt. „Ja, dat was een verkoopargu ment en het gaat goed ook. Seks is overal. Iedereen denkt toch wel vier of vijf keer per dag als hij z'n ogen de kost geeft: wat een mooie vrouw is dat! Als je dat niet denkt, dan is het onge- Ik ben weer met een boek be zig. De titel weet ik nog niet. Het wordt een historische roman over 1966. Ik heb in archieven van kranten gesnuffeld. Merk waardig, maar van al die span ning van het vorige jaar is in de drie archieven waar ik stof gezocht heb, niets terug te vin den. Er zaten meer muizen in de yoghurt dan Beatrix en Claus in de krant. Gek hè? Op één dag drie mui zen. Maar weinig terug te vin den van de spannende dagen voor het huwelijk". Een meneer, tweede van links aan de leestafel, biedt ons iets Een jonge meneer met een ver moeid gezicht. Populair „Dat gebeurt wel meer", zegt Rinus. „Vaak word ik op straat door mensen aangehouden. Ik schrijf mijn kroegpraatjes in de kroeg. Ook mensen, die het jam mer vinden dat Zo is het weg (Kijkt op zijn horloge en steekt nog een van zijn on afscheidelijke kleine sigaartjes op): „Gelukkig heb ik straks een afspraak. Hoef ik tenminste niet meer met hem te praten". Zo is dat., als je bekend bent. Wel verre van idyllische ver haaltjes te verzinnen over Vlaamse dorpen en provinciestad jes, beschreef hij mensen leven de op de rand van waanzin en rede; en dit niet uit sensatie zucht, maar uit echte belangstel ling voor de grenzen van het menselijke. Hij heeft eraan mee geholpen de Vlaamse literatuur uit de ban van het folklorisme te bevrijden en tevens de vertel trant te versoberen tot in het laconieke toe. Afwisseling Natuurlijk herinnert de titel van Het Gastmaal aan Plato's Symposion. Het met elkaar uit voerig en langdurig tafelen door een nïéf te groot aantal mensen die wat in hun mars hebben, leidt vanzelf tot gesprekken, in Walschaps boek over allerlei on derwerpen in grillige afwisse ling. Dat is precies wat Walschap wilde. De ik-figuur uit dit boek beschrijft het gastmaal en de aan tafel gevoerde gesprek ken van zijn herinnering uit. Want hij had zich ten slotte on der de tafel gedronken, deed daar van alles wat verboden is en eindigde met in een soort amokstemming de tafelbladen van de schragen te lichten. In een inrichting opgenomen, stelt Oude factoren bepalen architectuur niet meer TN feite is het niet zo ingewikkeld. Architectuur is niet anders dan het afpalen van ruimte, het omsluiten van een stukje grond-en-lucht waarin een mens woont; van een ander stukje waarin hij werkt en van weer een ander stukje waarin hij een deel van zijn vrije tijd doorbrengt. De stedebouw- kundige houdt zich bezig met de vraag: hoe moe ten al die stukjes ruimte harmonisch worden ge groepeerd en hoe moeten zij op doelmatige ma nier worden gebruikt. Met deze simpele stellingen zit men echter in een hopeloze dwaaltuin. Wat bepaalt de ma nier, waarop die ruimten wor den omsloten? Niet zo heel lang geleden was dat betrekkelijk eenvoudig. Er is een klimaat, dat in negen van de tien gevallen de mens vijandig is en dus buiten die ruimten moet worden gehouden. De mens wenst daarbinnen een zo aange naam mogelijk klimaat. In sommige streken is de omge ving te koud of te ruw, in artde- re streken te heet, vaak te nat en soms, zoals in woestijnen, Ie stoffig. Slechts in enkele tropische ge bieden is het klimaat zo dat de mens er zonder bescherming dag en nacht in kan verblijven. Maar ook dan is een afdak tegen de regen, al is die daar niet koud, wel prettig. Eeuwenlang werd de architec tuur in de eerste plaats bepaald door klimaat, lerreingesteldheid. de mogelijkheden en bouwmate rialen die ten dienste stonden en Men kan de onbekende bontvel van deze Zweedse houthakkers blokhut moeilijk architect noemen. Toch is er architectuur De zware sneeuwval des vinten bepaalde vorm en sterkte van he* dak, het in grote hoeveelhedei. handen en gemakkelijk te be rrd het ook uit de traditie, die van al deze factoren het gevolg was. Zo is een bouwwerk van rotsblokken ondenkbaar in een land waar geen rotsen voorko men. Een houtén bouwsel in een streek zonder voldoende bomen is even onaannemelijk (uitzonde ringen daargelaten, waar de na tuur helemóal geen bouwmateri aal geeft en dus alles moet wor den aangevoerd). Waarbij komt dat hout gemakkelijker is te be werken dan steen. In ons eigen land leidde dat tot toepassing van baksteen en dak pannen: de Westeuropese mens moest zijn eigen bouwmaterialen maken. De architectuur was een logische en harmonische compo nent van het landschap en zij bleef dat. ook waar de mens zich in een stad groepeerde. In iedere oude stad kan men zien. waar die stad zich bevind*. De laatste tijd echter, vooral na de laatste oorlog, is die har monie doorbroken. De mens leer de nieuwe technieken om het kli maat te lijf te gaan. Niet meer de omgeving, maar de mens zelf bepaalde hoe de ruimten waarin hij woonde, werkte en zich ontspande, eruit zouden zien. Er kwamen nieuwe bouwmate rialen, zoals gewapend beton, die men iedere gewenste sterkte, vorm. isolatie-eigenschappen en wat niet al kon geven. De binding met landschap en traditie geraakte los. Men kreeg vormen die evengoed in Alaska. Zweden. India of Marokko kon den worden gebouwd en die daar in feite ook wérden ge bouwd. Of een bouwwerk goed of niet goed is, wordt thans bepaald door degene die het bouwt. In plaats van de verscheidenheid naar landschap, traditie en volk kwam die naar de persoon van de bouwmeester. Enerzijds leidde dit tot eenvor migheid, anderzijds hebben vele bouwwerken thans een uitgespro ken persoonlijk karakter. Die omwenteling is te zien in twee kleine, overzichtelijke poc kets, die tezamen „Elseviers En cyclopedie van de Moderne Ar chitectuur" vormen. Voor de vakman is het geschre vene uiteraard „oude koek". Voor de belangstellende leek zijn deze beide encyclopedie-deel tje» een goede gids, die zijn le zer voorstelt aan de moderne bouwmeester, het karakter dat zij aan hun werk gaven en ge ven, de manier waarop velen hunner ..school maakten" en het gezicht dat zij nu geven aan ons na-oorlogse landschap en de na-oorlogse steden. Als bg deze woningen zou zijn vermeld, dat ze ergens in Hille- gersberg staan, zou dat voor ieder geloofwaardig zfjn. Zij zijn echter gebouwd in Griekenland. Het is niet zonder oorzaak, dat er van vroeger tijden heel wat minder bouwmeesters dan bouw werken bekend zijn, maar dat die situatie thans geheel an dersom ligt. Ten slotte: beide Elsevier-ency- clopedie-deeltjes vertellen ook de vakman nog heel wat aantrek kelijks. HANS W. LEDEBOER. Elseviers Encyclopedie van de moderne architectuur, deel I en IL door dertig au teur» uit zestien landen. Uit gave: NV Uitgeversmaat schappij Elsevier, Amster dam-Brussel. belde delen te zamen 384 blz. 438 afbeeldin gen, 8,90 per deel. hij zijn relaas te boek. Maar heel deze geschiedenis is weinig meer dan een voorwendsel. Het mag dan waar zijn dat Walschaps stijl trekken van de „nieuwe zakelijkheid" vertoont, hij is tegelijkertijd een man met een enorme praatbehoefte, een verbalist. die in staat is een half uur uit te weiden over niets en in dat halve uur heel wat le venservaring, belezenheid, anec- doten, jeugdherinneringen, sa menlevingsproblemen en nonsens te spuien. Hierom was het begonnen en daarom is dit boek geen roman of uitvoerige novelle, ook geen filosofische verhandeling in de vorm van gesprekken, maar een naar hartelust vrij en onbekom merd praten over alles en nog wat door een auteur, die een fic tieve gek ten tonele voert om zelf als een gek te kunnen zeg gen wat hij voor de waarheid Waarheid En die waarheid is Walschaps waarheid over de mens. Ook uit dit werk treedt Walschap ons te gemoet als een overgevoelige, een man met zin voor het drama tische en absurde, iemand die in de mens tegelijk de „verheven aandoeningen" en de lichame lijke driften erkent. De wereld en het leven bieden hem een ver bijsterende veelheid van indruk ken aan, die zich evenwel niet willen sluiten tot een min of meer belijnd en duidelijk beeld. Want Walschap is geen dogma ticus en geen fanaticus; hij klampt zich niet vast aan een of ander stelsel of -isme. Natuurlijk komt hij in de praktijk uit in een soort humanisme, maar het raadsel van het menselijk leven blijft bij hem open. Men zou Walschap een achterneef van Dickens kunnen noemen, maar dan met een duidelijk beschou welijke Inslag. Geen doel Met instemming haalt de au teur op blz. 116 een uitspraak van Robbe-Grillet aan: „Litera tuur is een spel van de geest dat geen doel heeft, niets reëels kan weergeven, niets bewijzen en niets veranderen." Zijn levensfi losofie is dan ook vrijblijvend en verplicht de lezer tot niets. Zo lijkt het tenminste, maar wie die zo'n uitspraak volledig ernstig neemt zou nog een pen op papier zetten? Het tegendeel is immers waar: ieder woord doet iets, bewerkt iets, verandert iets. De realiteit bestaat strikt ge nomen in woorden die over die realiteit handelen. En niemand laat zich iets bewijzen die het bewezene niet wil aanvaarden. Toch is literatuur een machtig middel tot opinievorming. Walschap weet dat drommels goed, maar in dit boek is voor hem de behoefte primair om van alles over alles te beweren en te laten beweren. Het resultaat, gewild of niet, is een soort epicureïsch agnosti cisme. Walschap: een overgevoe lig, oud geworden man, die meer aan het leven hangt dan dat het leven aan hem hangt en die hier zijn fundamentele onrust van zich afschrijft in een rijk geva rieerde boutade, welke tot geen enkele slotsom komt dan dat de mens nu eenmaal de mens blijft die hij is. En dat is precies de kring waarbinnen het natuurlijk denken gevangen blijft. Dr. C. RIJNSDORP

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1967 | | pagina 17