Kerk in het Oosten moet
meer inheems worden
EEN
LEEG
HUIS
Kuyper leidde vereniging
van kerkvoogdijen
EIGEN CULTUUR WERD VERWAARLOOSD
Nieuwe roman van
Marga Minco
VOORSPEL TOT DOLEANTIE?
GEESTELIJK
LEVEN
ZATERDAG 4 FEBRUARI 1967
„HADDEN jullie een grote familie?"
„We waren met zijn vieren."
„Nee, ik bedoel de hele familie."
„Met alle neven en nichten meegerekend kom ik tot ruim zestigIk
neb het na kunnen gaan aan de hand van de Rode-Kruisbrieven.
,Jk kwam tot negenendertig."
(Van onze kerkredactie)
„Al lang voor de oorlog werd er strijd gevoerd over
de vraag, waarom het kerkgezang op Java door een
orgel moest worden begeleid in plaats van door de
gamelan muziek." „Ik was toen nog geen christen,
maar ik heb erover gehoord", vertelt drs. Harun Ha-
diwijono.
Drs- Harun, die voor zijn promotie in de vergelij
kende godsdienstwetenschappen aan de Vrije Univer
siteit in ons land verblijft, is docent aan de Theologi
sche Hogeschool in Djokjakarta. Bijzondere belang
stelling heeft hij voor de vernieuwing van liturgie en
gezangen in de kerken van zijn land, vooral voor het
inheems maken.
De kerken in het Oosten zijn den gezongen herkennen de
te weinig kerken van de volken mensen: dit is van ons. Maar
daar is ook een man bezig, die er
zeil. Ze missen de eigen inbreng ajjes vanaf weet. Zo iemand is
van de landen daar, met hun ty- 0p Midden-Java nog niet gevon-
pische oosterse sfeer en cultuur, den.
Elftnlljk iUo het reproducties hebben de
van de kerken In het westen, zij oosterse kerken aangespoord zich
het, met hier en daar een kleurl- toe te leggen op het „eigen" ma
ter verfstreek of wat vernis eraf. ken* In 1965 Is er in Hong Kong
een conferentie geweest voor ver-
tegen woo rdigers van verschil- - 111013
lende theologische scholen in
zo kerker, wm.'SU. Ce>'"
zodat de mensen voelen, ja, het
MARGA MINCO
Daarom wordt steeds meer de te8mwoordlgers_
vraag gesteld: hoe kunnen we on-
is van ons, wij voelen er ons echt
thuis. Dat overbrugt ook meteen
de extra grote afstand tussen de
niet-kerkelijke oosterling en de
kerk iets meer.
Als drs. Harun een kerkdienst
meemaakt in Baarrt, waar hij op
het ogenblik woont, is er niets
vreemd voor hem. „Zelfs de volg
orde is gelijk", lacht hij. „Wij
op Midden-Java hebben alles
geërfd van de Gereformeerde
Kerken van Nederland."
Alles is westers, zoals de liede
ren, maar dan met Indonesische
woorden, en de liturgie en gebrui
ken. Opstaan in de kerk betekent
bijvoorbeeld voor ons eerbiedig
zijn, voor de Javaan niet
Japan over deze za- over liturgie en zang. Drs. Harun
was afgevaardigde voor de sectie
liturgie. Bindende beslissingen
De conferentie ging speciaal konden er niet worden genomen
Maar er waren vertegenwoordi
gers van theologische hogescho
len uitgenodigd, omdat die ero
ver kunnen spreken op de colle-
Vreemd
Zendelingen, die doorgaans
niet muzikaal waren, leerden de
bevolking Nederlandse melo
dieën, die bij de psalmen horen.
Voor de Indonesiër doen zij ech
ter vreemd aan, omdat hun toon
ladders heel anders zijn. Ons
do-re-mi verschilt met hun
grondvormen.
„Maar het christendom is geen
wettische godsdienst", zegt drs.
Harun, „het probeert wat er is te
veredelen." Maar hoe? Dat is nog
een heel probleem, want evenals
alle landen in het oosten wordt
Indonesië in de stroom van de
tijd meegesleurd.
Wat eerst mooi werd gevonden
doet de mensen, vooral de jeugd
niet zoveel meer. De gamelan mu
ziek bijvoorbeeld slaat niet meer
aan bij de jongeren en het orkest
ervoor is ook te kostbaar voor de
kerk. De jeugd houdt van moder
ne liederen, jazz en guitaarmu-
ziek.
Want bij de jeugd wil men
met de vernieuwing beginnen.
Eerst moeten er liederen worden
gemaakt, die hen worden aange
boden. Vinden ze ze mooi of
niet? De kerkzang moet dan met
hen meegroeien. Daarom zal het
een lange tijd duren voor er spra
ke is van echte inheemse muziek
Omgewerkt
Wat nu bekend en populair ls.
daar moet op worden voortge
bouwd. Daarom worden de Indo
nesische melodieën van nu ge
bruikt Want de kerk moet niet
een museum zijn van afgedankte
cultuurwaarden
Wat de kerk van Ceylon heeft
gedaan vindt veel waardering bij
drs. Harun. De volksliederen rijn
gedeeltelijk overgenomen, maar
ze zijn omgewerkt tot nieuwe
geestelijke liederen. Als ze wor-
Bij de jeugd wordt geprobeerd
of de nieuice liederen aanslaan
of niet. De vernieuwing moet
hen meegroeien. De kerk moet
niet een museum worden van af
gedankte cultuurwaarden.
rvIT is een brokstukje van een gesprek, gevoerd
tussen de Joodse meisjes Sepha en Yona. Sepha
is de ik-figuur uit de roman Een leeg huis van Marga
Minco (uitgave Bert Bakker/Daamen N.V., Den Haag,
151 blz.; ƒ8,50) en Yona de in belangrijkheid tweede
figuur. De meisjes hebben elkaar aan het begin van
het boek leren kennen, toen ze uit Friesland terug-
liftten naar Amsterdam. Yona is geestelijk gespro- "|"06ClrQCht
ken de zwakste van de twee.
nieuw stijlmiddel. Er behoefden
in het geheel geen stijlmiddelen
te worden gebruikt, want de fei
ten waren welsprekend genoeg.
Cultuur
Door de verschrikkelijke erva- accepteerd en zich kan handha
ringen die zij beiden als Jodin- ven>
nen hebben meegemaakt en die Aan Yona mislukt elke poging
nooit Wajang spelen hebben ge- in het hierboven geciteerde tot werkelijk contact De eerste
zien. Zij hadden een religieuze gesprekje veel sterker gestalte de J?cste «v"™1 Amsterdam
i emotionele kreten
raakt ze al te water; oppervlak
kig gezien bij ongeluk, dieper
De tragiek van de Nederlandse
Joden wordt in de figuur van Yo
na het duidelijkst openbaar. De
doden zijn niet meer, maar de
overlevenden moeten met de do
den blijven leven. Geen klacht of
aanklacht, geen kreten van ont
zetting of wanhoop zijn bij mach-
Het embleem tan de Theologische Hogeschool in Djokjakarta. Het
stelt voor de Bijbel als grondslag. De school is oecumenisch ingesteld
en apostolair. De takjes links en rechts zijn symbolen fan cultuur
en natuur op Java. De vijfhoek is het symbool van de Pantjasila (de
v\jf suilen van de Indonesische samenleving), maar ook het beginen
eindleken van de Wajangspelen. Het onderschrift luidt: Ambassa
deurs van het Woord.
krijgen dan
De Theologische Hogeschool in het geval zou zijn, zijn ze uiter- beschouwd uit onbewust opzet.
Djokjakarta, waar drs. Harun Toch moet een predikant er- aard beiden stuurloos terechtge- Hieraan was een soortgelijke kin-
vergelijkende godsdienst doceert, over mee kunnen praten, want in komen in de na-oorlogse situetle. derfv!^,n? "'t
de dorpen doen de mensen niet derde feit in de reeks zal een val
behalve de islam, want dat doet anders xedereen heeft het er- De familiebanden bij de Joden Uit de trein haar aan het eind
dr. D. Bakker, is de enige, die is over. extra sterk zijn verbroken. De van het boek het leven kosten,
begonnen met het geven van cul- hulzen sta»n leeg ol liggen ach-
tuur op de colleges. van hel kerkelijk leren op jlva. Hat -T-
De school, die uitgaat van de maar eigenlijk overal in hel verdwenen..Er is geen menselijk I TOgieK
kerken op Java, telt op het ogen- oosten, die inheems moeten wor- 8«stel'ik houvast meer. Bo-
blik 85 leerlingen. De cursus den gemaakt, cultuur, die moet vendien geWt het hier op üch"1!
duurt 'zes jaar, maar in januari worden verwerkt Je kunt het aansew"tn vrouwen-
ging men pas het vijfde jaar van niet overhaasten en vaste plan
zijn bestaan in. nen zijn er ook nog niet, dus veel q t
Twee jaar krijgen de studen- moet worden overgelaten aan de OterKSte
ten Javaanse cultuur en alles geschiedenis.
wat daarmee samenhangt. He1 MpdPwM-ino van de men Sepha gaat' relaties aan: met
proefschrift van drs. Harun zal de student-journalist Mark, en jielcj Jn haar vojie omvang op te
dan ook aansluiten bij deze cul- sen zelf 15 er °°k niet «"'J* h* huwelHk roepen, "fc gees'Van dl«
tuuroverdracht Het is getiteld: Het nieuwe Indonesische ge- met Mark niet; ze komt ertoe, bleven Maa^dh"^^iiïPbhv
de leer over de mens in de Ja- zangenboek werd bijvoor- raakt erin verzeild. Dit gewet- door de reeds vaker geciteerde
vaanse mystiek, en zal in het En- beeld tot nu toe nog nie, aan. «Sde of e liefdeieven Is eigen-
gels verschijnen. J
genomen. „Ze zingen liever Maar Sepha blijkt toch de
Een gevolg van de cultuurver- nog de oude onverstaanbare sterkste van de twee, inzover ze ^schuldigen van d'ie moord
waarlozing is bijvoorbeeld. da( in Zuid-Frankrijk in een eenvou- y
veel christenen in Indonesië nog woorden lacht drs. Harun. dige dorps-samenleving wordt ge- en j,et ^an qq^ door een figuur
als Yona. Dit is wat literatuur
vermag, d.w.z. de kunst om woor-
niMiinin h i Hl.MiliumMM"mmden te en te groeperen,
met stilten daaromheen en ach
tergronden erachter; de kunst
om figuren te creëren, mensen
achter de woorden te plaatsen,
levens die tekens zijn, veel-bete-
kenende levens. Manieren van
sterven te beschrijven, die aan
de zin of anti-zin van een leven
een definitief reliëf verlenen. Dit
is dus kunst.
Deze hedendaagse literaire
kunst trof terminologieën aan,
die door leugenachtige retorica,
politieke propaganda en mense
lijke onmacht, gebleken in werke
lijke noodsituaties, hun eigen on
waarachtigheid en onmacht
uitschreeuwden. Het ging niet
eens om „understatement" als
regeltjes van Max Croiset:
al uiel er maar 1 Jood minder
lioe onmenselijk dan de Nazi's
DE plaats en de positie van de kerkvoogdijen in
de Nederlandse Hervormde Kerk heeft jaren
lang veel strijd gegeven.
De kerkorde van 1951 ziet de kerkvoogden als
ouderlingen met een bijzondere opdracht (namelijk
het beheer van gelden en goederen der gemeente).
Zij vormen dus enerzijds het college van kerkvoog
den, maar maken anderzijds deel uit van de kerke-
raad.
f)EZE regeling geldt echter alleen voor die gemeenten,
die haar vrijwillig aanvaard hebben. In de andere ge
meenten gelden de oude reglementen op het beheer, die aan
de kerkvoogdij een zekere onafhankelijkheid lieten, maar
haar ook geen medezeggenschap gaven in het geheel van
het kerkelijk leven.
Toch heeft de kerkorde van 1951 in de weg van minne
lijke schikking een eind weten te maken aan een zeer ver
warde. juridisch weinig doorzichtige toestand, die ander
halve eeuw geduurd heeft. Een merkwaardig hoofdstuk uit
deze strijd is thans pas onthuld door de nasporingen van ds.
S. J. Seinen te Zijderveld. aan wiens gegevens wij dit ver
haal ontlenen.
De kerkvoogden en notabelen
en hun plaatsvervangers zijn een
uitvinding van de mislukte p edi-
kant J. D. Jansen, de man. die
als ambtenaar van koning Wil
lem I de Nederlandse Hervormde
Kerk in 1816 haar beruchte regle
ment gaf.
Dat betekend?, dat het opper
toezicht over de kerkvoogdij in
handen van*de koning lag. Het
was heel gewoon, dat in elk pro
vinciaal college van toezicht de
commissaris van de koning en de
gedeputeerde sta'en zaten en
hun woordje deden over kerke
lijke zaken.
Pas in 1866 werd aan de Her
vormde Kerk dezelfde vrijheid
in beheerszaken voegekend 31*
de andere kerken hadden. Het
duurde toen nog drie jaar voor
de reorganisatie haar beslag hou.
Eindelijk kwam er een nieuw col
lege van toezicht, waarin geen
commissaris van de koning of sta
tenleden meer zaten maar geko
zen hervormden.
Bezwaren
Toen echter de stemgerech
tigde lidmaten in de plaatselijke
gemeenten zich moesten uitspre
ken of hun gemeente zich zou
stellen onder het toezicht van net
nieuwe college, sloten zich maar
947 van de 1518 gemeenten aan.
Namen 403 gemeenten een af
wachtende houding aan. 168 ge
meenten weigerden deze nieuwe
vorm van toezicht te aanvaarden.
Zij kozen voor het „vrije be
heer'; dat wil zeggen, dat de
kerkvoogden alleen verantwoor
ding schuldig waren aan de
stemgerechtigde leden van de
eigen gemeente.
Prof. mr. B. J. L. de Geer van
Jutfaas had juridische bezwaren
tegen de gevolgde procedure. Hij
zocht een andere weg. Ongeveer
280 gemeenten kregen een brief
van een comité, dat een vergade
ring wilde beleggen in Kunsten
en Wetenschappen te Utrecht.
Die vergadering werd gehouden
op 29 maart 1870.
De leiding berustte bij dr.
Abraham Kuyper, toen nog predi
kant te Utrecht, terwijl bij de
mannen van het eerste uur ook
de naam van dr. G. Groen van
Prinsterer opvalt Kuyper werd
in 1873 en 1876 steeds herkozen.
Ook bleef hij adviseur van de
commissie en rapporteur bij juri
dische aangelegenheden.
Stemming
Om kort te gaan. ongeveer 36
gemeenten sloten zich officieel
aan bij de „Vereniging voor het
vrije beheer van de kerkelijke
goederen der hervormde gemeen
ten". Zij kregen een conceptregle
ment. dat door jhr. De Geer van
Jutfaas was voorbereid. Aan de
hand daarvan maakte men eigen
plaatselijke reglementen.
Het opzienbarendst was de
7ELFS in de Vereniging van
Kerkvoogdijen in de Neder
landse Hervormde Kerken wist
niemand meer, dat er in de
vorige eeuw, van 1870 tot 1889, al
een vereniging van hervormde
kerkvoogdijen beslaan had. Het
is de hervormde predikant van
Zijderveld, ds. S. J. Seinen, die
langs een wonderlijke weg op het
spoor van het „Vrije Beheer"
r)S. SEINEN maakt een studie-
van de historie van Zijder
veld. Daarbij stootte hij op een
ruzie in 1876 overeen ge
huurde stoel van een weduwe, die
inmiddels was overleden. Van wie
was die stoel nu? Ds. Seinen
ontdekte dat de president-kerk
voogd en een notabele, om moei
lijkheden in de gemeente te
voorkomen, naar een zekere prof.
mr. jhr. B. J. L. de Geer van
Jutfaas te Utrecht stapten.
\7IA het familiearchief van deze
De Geer van Jul faas vond
ds. Seinen onder nummer 476
het reglement van het Vrije Be
heer. Het centraal register van
zaak in Utrecht, die van dit alles
de haard was. Op 3 februari 1869
stemden 1463 daar tegen het nieu
we toezicht en 30 ervoor. Toen
op 23 september 1869 de stembus
weer openging, kreeg het Vrije
Beheer 426 tegen 10 stemmen!
Men moet de term „Vrij Be
heer" niet misverstaan. Het bete
kende bepaald niet, dat men van
de familiearchieven, de archivaris
van de Nederlandse Hervormde
Kerk, prof. dr. S. van der Linde
en dr. W. Volger en aeer veel na
sporingen uit de burgerlijke stand
wezen naar allerlei sporen, die
doodliepen.
'TOTDAT dr. Volger ds. Seinen
A een tip gaf: In de Vrye Uni
versiteit moet bewaard zyn ge
bleven een „zak met gegevens
uit de Doleantie". En inderdaad,
in een oude kast in het provi-
sorium van de VU, trof ds.
Stoel
van een
weduwe
't begin
Seinen het bewuste archief, waar
van niemand meer wist, in zeer
JAE secretaris van het „Vrye Be-
heer", jhr. A. W. van Beeck
Calkoen. was later curator van
de Vrije Universiteit. Ds. Seinen
vermoedt, dat daardoor het com
plete archief van het „Vrije Be
heer" by dc VU terecht is ge-
geen enkel toezicht wilde weten.
Echter geen toezicht door een ho
ger orgaan, maar een toezicht,
dat men geheel in eigen hand
had en waaraan men zich naar
believen kon ontttrekken. Dat is
typerend voor de sfeer van „Vrij
Het is wel leuk te zien. hoe
verschillende gemeenten reageer
den op het vragenlijstje, dat de
vereniging rondstuurde. Daar
vroeg men allerlei. Bij voor
beeld* „Heeft er in uw gemeente
opzettelijke of vrijwillige stem
ming plaats gehad over de vraag,
of gij vrij beheer of onderwer
ping aan het algemeen college
van toezicht wenst?"
De gemeente die het trouwst
heeft meegewerkt, was Schoonre-
woerd, dat tot 1888 een keurige
rekening en begroting ter inzage
stuurde. Helaas was dit de
laatste. De jaarlijkse vergaderin
gen onder leiding van Kuyper
gingen verlopen. In 1886 was er
de Doleantie.
„Springen"
Bij de Doleantie heeft de
kwestie van het beheer van de
kerkelijke goederen een belang
rijke rol gespeeld. Het is duide
lijk. dat de Vereniging voor het
vrije beheer in het voorspel voor
de Doleantie een tot nu toe over
het hoofd geziene, maar belang
rijke plaats heeft ingenomen.
In het kerkvoogdij-archief té
Wijk vond ds. Seinen een propa-
gandaschrijven, dat Vrij Beheer
in 1870 rondzond. Er staat in.
waarom de initiatiefnemers voor
vrij beheer waren. In ronde
woorden kwam het erop neer,
dat men de kerk te zijner tijd
zou kunnen laten springen, en
toch als plaatselijke gemeente de
goederen in bezit zou kunnen
houden.
We spreken over „kunst" om
dat het leven kunstmatig is ge
worden. Niets is moeilijker ge
worden dan eenvoudig en goed
te zijn, en eenvoudig en goed te
schrijven. Zo bezien zet elk
kunstwerk iets recht. Het herin
nert aan de ware toedracht der
dingen. Zo is het realisme in dit
boek realisme zonder meer; het
vermeldt of suggereert feiten en
gebeurtenissen, even werkelijk
en heel wat menselijker dan con
centratiekampen en gaskamers.
Wie zich hieraan stoot, leest
verkeerd, want dc schrijfster
creëert niet exemplarisch, maar
representatief, d.w.z. ze zegt niet:
men moet leven zoals de figuren
uit mijn boek leven, maar ze
zegt: zo is er geleefd, tot zulk
leven is men gekomen; dit is een
stuk werkelijkheid die u en mij
aangaat.
De herinneringen aan vroeger,
die zich spontaan tussen de ge
beurtenissen inschuiven, worden
telkens als actuele gebeurtenis
sen verhaald, zonder opzettelijke
scheiding tussen „nu" en „vroe
ger". Die scheiding is er immers
voor de beide Joodse jonge vrou
wen niet. Zij slagen er niet in,
het vroegere als „vroeger" te
zien. Het blijft hen vergezellen,
kwellen door de niet te begrijpen
verschrikkelijkheid van wat de
Joden is aangedaan
Zo dienen de letterkundige
middelen, zo dient het vak
manschap, de werkelijkheid; zo
gaan wij iets begrijpen van wat
er in de overlevenden is omge
gaan en nog omgaat.
Niet ter zake
In mijn literaire jeugd was de
eerste vraag die de criticus stel- i
de: is dit kunst? En de tweede
vraag: heeft men hier te maken
met grote kunst of met kleine
kunst? De eerste vraag heb ik
voor mijzelf bevestigend beant
woord en ik heb ook gezegd op
welke gronden.
De tweede vraag vind lk niet
ter zake dienende Ze was type- I
rend voor de tijd van het estheti
cisme, die helemaal doortrokken
was van de elite-gedachte. In die
geest heeft destijds ook Egon
Friedell zijn driedelig werk Kul-
turgeschichte der Neuzeit
geschreven. Het ging om genie,
hoogheid en grootheid. Hier gaat
het om menselijkheid en waar-
achtigheid. Het interesseert mij j
niets of dit kleine of grote kunst
is. De schrijfster heeft gezegd
wat ze zeggen wou, zonder een
woord of gebaar te veel of te
weinig.
Dr. C. RIJNSDORP.