r
ISRAËL
hand
over
Het ezeltje
bynw anw
LITERAIR DARWINISME
NOVELLE VAN PAULA GOMES
CULTUREEL
VENSTER
ZATERDAG 26 NOVEMBER 1966
Meent niet, dat ik gekomen ben om de wet of de profeten
te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden,
maar om te vervullen. Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de
hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of één
tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied. Wie
dan één van de kleinste dezer geboden ontbindt en de
mensen zo leert, zal zeker klein heten in het Koninkrijk
der hemelen; doch wie ze doet en leert, die zal groot
heten in het Koninkrijk der hemelen (Matth. 5 17-19)
DAULA GOMES won in 1965 de Herman van Kuilenburg-novellenprys met de
novelle Het ezeltje. Dit werkje is onlangs in druk verschenen bij de N.V. De
Arbeiderspers te Amsterdam; het telt 72 bladzijden en het kost ƒ4,90. De be
kroning van dit boekje is te meer verheugend, omdat in de jury o.a. zitting had
den Louis Paul Boon en Cees Nooteboom, mannen van de harde" literatuur,
terwijl deze novelle duidelijk van het zachte type is.
Hetgeen ieder, die met meer dan oppervlakkige
interesse kennis neemt van het Joodse volk, de Joodse
godsdienst en de staat Israël, misschien niet dadelijk
zal opvallen maar dan toch wel hoe langer hoe meer
krijgt opgedrongen naarmate hij zich met dit boeiende
hoofdstuk van de mensheid bezig houdt, is de intense
verbondenheid tussen Jodendom en Christendom.
Christus Jezus is de Joodse Messias en als zodanig
heeft Hij het koningschap over de wereld aanvaard,
Zijn verlossende zending volbracht. Joodse profeten
hebben Zijn komst aangekondigd. De wet, waarop
Christus in de Bergrede doelt, is de Joodse loet, de Tien
Geboden, die een der grondslagen zijn van ons christe
lijk denken, zijn de geboden der Joden.
Het „Sjema Jisraël" „Hoort
sraëluit Deuteronomium
de Joodse geloofsbelijdenis en
Ie grondslag van het gehele
loodse geloof en Joodse leven,
;eldt evenzeer voor ons als voor
Ie Jood. Zoals hem in Deutero-
im 6 9 is voorgeschreven
tewaart de Jood deze tekst in de
Vlezoezah, het kokertje aan zijn
deurpost, om ieder in zijn wo-
ïing te herinneren, dat dit huis
Joods huis is en dat de bewo
ners ervan onder de wet dienen
te staan. De moderne Jood in
Israël draagt de Merzohzah met
dit „Sjema Jisraël" vaak bij zich
aan zijn sleutelring of voor de
Vrouw aan een halsketting.
Hand reiken
Het is begrijpelijk dat voor
I Jood zowel als Christen de ar
cheologie en historie van Israël
en ook van het Arabische gedeel
te van Palestina zo belangrijk
zijn. Misschien kunnen via we
tenschap en Bijbel samen de bei
de godsdiensten, die op het
Concilie van Nicea in het
jaar 325 m-t het zwaard en
zeker niet met het zwaard der
gerechtigheid! zijn uiteengesla
gen, elkander een hand toesteken
over een kloof van achttienhon
derd jaar, welke kloof een aan
klacht is tegen onze christelijke
liefde.
De Jood had ons Christenen
niet afgewezen, het waren de
Christenen die via de uitspraken
van het Concilie van Nicea de
Jood in naam van Christus ver
vloekten en het hem zodoende
tot nu toe onmogelijk maakten
Jezus te aanvaarden, een zaak,
die zelfs nu nog niet algemeen
bekend en aanvaard is.
Boeiend
Het eenvoudig, zakelijk en op
een heel boeiende manier inlei
den van de belangstellende lezer
in die historie en archeologie is
de verdienste van twee Joodse
geleerden: Moseh Pearlman en
het hoofd van het departement
voor natuurmonumentenzorg van
Israël, Yaakov Yannai.
Yannai beschrijft wat hijzelf
ontmoette: hij is verantwoorde
lijk voor de restauratie van veel
oude plaatsen in Israël. In hun
boek „Betoverend Israël" consta
teren Pearlman en Yannai geen
breuk tussen Jodendom en
Christendom, integendeel, beide
gaan duidelijk in elkander over,
er is duidelijk de verbondenheid
getoond. Merkwaardig is in ver
band met de titel van het boek.
dat in sommige Joodse familiere-
gisters van een familielid dat
Christen werd is vermeld: hij
stond onder de betovering!
Het boek van Yannai en Pearl
man is enerzijds een kostbaar
standaardwerk, want het is in ho
ge mate volledig. Anderzijds is
de inhoud voor iedere belangstel
lende toegankelijk, want die is
overzichtelijk en zeker niet moei
lijk te lezen. Taal en stijl zijn
aantrekkelijk en Y. van Oss, die
voor de Nederlandse bewerking
verantwoordelijk is, heeft zijn
werk verricht met de zorg die dit
werk toekomt.
Avontuur
En er is nog iets: de Israëlische
archeoloog prof. Yigael Yadin
constateert in een voorwoord,
dat „Betoverend Israël" iets laat
zien van het grote avontuur, dat
de archeologie is. Iedere bezoe
ker van Isracl komt met dat
avontuur in aanraking. In het be
leven van dat avontuur is „Beto
verend Israël" een zeer goede
gids.
Interessant is voorts, dat W.
Gaade in Den Haag het boek uit
gaf, maar dat het gedrukt is in
Israël. Deze technische verzor
ging doet de inhoud volledig
recht. Het boek is geïllustreerd
met prachtig en zeer duidelijk fo
tomateriaal, waarbij een aantal
heel mooie kleurenplaten.
Malta
Een tegenhanger is het bij de
zelfde uitgever verschenen „Mal
ta" waarvoor een aantal Mal-
theser deskundigen de verschil-
Is het hun en de andere leden
van de jury gegaan zoals mij,
dan zijn zij bezweken voor dc
menselijke hartelijkheid en dc
vrouwelijke zachtheid die vit dit
verhaal te voorschijn treedt. De
schrijfster heeft als jong meisje
in een Japans interneringskamp
gezeten en dus al vroeg kennis
gemaakt met menselijke ellende
Zoiets kan hard maken, maar
het kan ook ertoe leiden dat
men hartstochtelijk op zoek gaat
en blijft naar echte sympathie,
onderlinge genegenheid en werk
zame opofferingsgezindheid.
Die heeft Teresa, de hoofdfi
guur uit het verhaal, gevonden
bij een Griekse familie op een
van de vele kleine Griekse eilan
den. Ze is daar op vakantie, min
der om te genieten dan om
krachten op te doen voor zij
naar haar man terugkeert. Er
zijn thuis moeilijkheden van
diep ingrijpende aard, waarover
de lezer niet wordt ingelicht. Te
recht, want ze moeten het „Um-
fangende" blijven, de greep van
verdriet en zorg waarin zowel
mensenlevens gevangen zitten,
het leader waarbinnen de mens
moet proberen zo gelukkig moge
lijk te leven. Het is voldoende
dat verdriet op de achtergrond
ce suggereren. Nu en dan wordt
erop gezinspeeld, zoals bij het
kerkbezoek:
„Teresa stond naast Babbas.
Ze keek het alles aan. Ze zag
het 'icht dat door de hoge ramen
viel. Een lichtdat van boven
kwam. Plotseling begon een
koor te zingen. Onzichtbaar. Mis
schien vanachter de gordijnen
bij het altaar. Daar waar geen
vrouwen mochten komen. Maar
wie zongen daar dan? Van wie
waren die zuivere hoge vrou
wenstemmen, die een ieder stil
maakten? Waren het dan de en
gelen?
Teresa wilde het vragen. Ze
keerde zich naar Babbas. Haar Vrouwelijk
stem stokte. De tranen rolden
haar over de wangen.
„Teresa!" Babbas greep
zijn grote witte zakdoek. „Kom,
we moeten naar buiten. Het is
niet goed zo lang in een kerk te
blijven, waar zoveel mensen sa
mengedrongen zijn. Het is be
nauwd. Je raakt buiten jezelf.
En alles waarmee je al lang afge
rekend had, wat je weggestopt
had, diep in het binnenste van
je wezen, overmeestert je weer.
Kom. Het is niet goed."
Idylle
Teresa heeft het gezocht bij
de eenvoudige zielen, de armen
van geest Dat deze mensen iet
wat worden geïdealiseerd en
dat. mede door het landschap en
de zee, door de blauwe hemel,
de zonsondergangen en de ster
ren, niet te vergeten de maan
ook, het verhaal in de richting
van de idylle wordt getrokken,
neemt men graag voor lief. Het
vormt een klein tegenwicht te
gen de vaak opzettelijke hardheid
en grofheid in zoveel andere boe
ken de laatste jaren. Men aan
vaardt de mensen zoals Paula
Gomes ze tekent: mamma Maria,
Takis de hotelier, zijn vrouw Ka-
tina, de student Taxiarchis. het
meisje Marikoula en nog
verscheidene andere figuren;
men ziet wel de halo van getem
perd idealisme om deze Griekse
volksmensen heen, ontstaan
door de hartelijke warmte waar
mee de schrijfster hen tegemoet-
treedt (een sympathie die weder
kerig is), maar het stoort niet
blijvend. Evenmin als de
gesprekken storen, die telkens
overglijden in een idealistisch,
poëtisch en pathetisch jargon.
Men aanvaardt dit alles, omdat
het volgt uit de opzet van het
verhaal, uit de grondconceptie;
omdat het een manier van schrij
ven is die logisch volgt uit een
manier van zien.
novelle Uruquanah bestaat niet
meer van Akke Hella Twijnstra,
in 1958 uitgekomen bij dezelfde
uitgeverij en voorts aan de ro
man Lava van F. L. Bastet,
merkwaardigerwijs ook al uit
het fonds van De Arbeiderspers.
Het vrouwelijk sentiment van
Paula Gomes doet denken aan
een overeenkomstig sentiment
bij Akke Hella Twijnstra, en de
beschrijving van de eenvoudige
hartelijke Griekse volksmensen
brengt de gedachten op de poli
tieman Luigi en de vrouw uit de
koffiebar op Capri uit het boek
van Bastet.
Het is dit soort werk, dat op
de achtergrond raakt door wat
ik zou willen noemen het heden
daagse tentoonstellingswezen in
de literatuur, de schreeuwerige
actualiteit rondom zekere figu
ren die voortdurend in het
nieuws zijn en alle aandacht tot
zich trekken, ten koste van zo
veel stiller werk op de achter
grond.
Dr. C. RIJNSDORP
Elf uit
Vlaanderen
Gedeeltelijk gerestaureerde s
goge te Kapernaiim aan de n
delijke oever van het Meer
Galilea
Sjema Jisraël Hoort lrraël de eerste woorden
van Deuteronomium 6 vers 4. De tekst Deuteronomium
6 4-9 is de Joodse geloofsbelijdenis. Ten teken, dat zijn
huis een Joods huis is en om zijn huisgenoten er aan te
herinneren, dat zij onder deze geloofsbelijdenis staan,
heeft de Jood deze tekst op perkament in een kokertje
aan zijn deurpost: De mezoezah. De moderne Jood in
Israël heeft de mezoezah vaak bij zich aan zijn sleutel
ring. Een vrouw draagt hem vaak aan een halsketting.
Het kokertje is meestal van bewerkt zilver.
lende hoofdstukken schreef. De
Zwitser Walter Kümmerly, die
verantwoordelijk is voor de vele
kleurenfoto's, heeft de redactie
op zich genomen. Zijn landgeno
te Beatrix Liver zorgde voor de
knoooe pentekeningen.
Malta is als toeristeneiland
niet erg bekend. Het heeft, zoals
alle landen rond de oud Middel
landse Zee. een boeiende historie,
die ons ten nauwste raakt door
de reizen van de apostel Paulus.
Paulus immers is op zijn reis
naar Rome op Malta gestrand.
Op deze reis en ook op Malta
genoot hij een aanzien, dat hele
maal niet in overeenstemming
was met zijn status als gevange
ne op transport. Ons is van deze
reis zoveel bekend door Lucas,
de arts en evangelist, die diezelf
de reis en ook de schipbreuk op
Malta heeft meegemaakt en die
nauwkeurig allerlei bijzonderhe
den heeft opgetekend.
Dat Lucas in zijn verering
'oor de apostel Paulus zichzelf
een heel bescheiden, misschien
wat al te bescheiden, rol toebe
deelde is begrijpelijk als wij Lu
cas zien als een der Christenen
van het eerste uur, een man, die
het met zijn overtuiging zeer
nauw neemt.
Uit ,de beschrijving van het
verblijf van Paulus op Malta
komt vooral naar voren, hoe hij
optrad als genezer van vele zie
ken. Zou het een boude veron
derstelling zijn geweest, aan te
nemen dat Lucas zelf als arts
daarin een groot aandeel had?
Medische wetenschap en gebed
samen zijn een machtig front te
gen ziekte!
Mengelmoes
„Malta" gunt de lezer een goe
de kijk op de historie van dit
eiland met zijn zo merkwaardige
taal en niet uit te spreken geogra
fische namen. Die taal is
ontstaan uit allerlei wortels: se-
mietische. Romaanse, fenicische.
zelfs door de Noormannen, ger-
maanse. een wonderlijk mengel
moes, dat bewijst hoezeer Malta
deel uitmaakte van de Mid
dellandse Zee als kruispost op
handelswegen. En ook, hoezeer
het altijd heeft deelgenomen aan
de vele oorlogen in en om de
oude wereldzee.
„Malta" is in Zwitserland ge
drukt. De Nederlandse bewer
king is van A. de Haan en, pre
cies als „Betoverend Israël"
brengt het op een overzichtelijke
en hoogst aantrekkelijke manier
de lezer in aanraking met de be
volking zelf. met het hoe en
waarom van de gemeenschap op
dat eiland en met de betekenis,
die het voor ons als Europeanen
heeft
Evenals „Betoverend Israël" is
.Malta" een standaardwerk, dat
in hoge mate volledig is. Maar
het is bedoeld voor de belangstel
lende leek. Die zal, als hij het
boek heeft gelezen, het eiland op
een heel andere manier tegemoet
treden als degeen. voor wie histo
rie ervan onbekend is.
HANS W. LEDEBOER
Betoverend Israël. door
Moshc Pearlman en Yaakov
Yannai, Malta, onder redactie
van Walter Kümmerly. Uitgave
W. Gaade. Den Haag. 239 en
115 blz., 39,50 en 29,50.
Groten leven vaak onopgemerk
TN zijn beroemd geworden boek over de „Na-
turel Selection on the preservation of Fa
voured Races in the Struggle for Life" ver
dedigt Darwin de stelling van „the survival of
the fittest", het blijven leven van het sterkste
en vitaalste. Is het ook zo in de literatuur? Zijn
de figuren, die nu in literatuurgeschiedenissen
hele kolommen vullen, werkelijk creatieve gees
ten geweest, die alle opmerkzaamheid verdie
nen en is de grote groep van hun tijdgenoten (die
toen véél meer naam hadden dan de thans ver
heerlijkten) terecht in vergetelheid gekomen?
Uit de achttiende eeuw
noem ik Gessner en
Klopstock. En hoe verklaren
we dan, dat een tijdens zijn
leven nauwelijks opgemerkt
dichter als Hölderlin pas hon
derd jaar later in het cen
trum van de belangstelling
'comt te staan? Over deze vra
gen mijmert de literatuurhis
toricus Max Wehrli in zijn
klein geschrift: Wert und
lJnwert in der Dichtung. 't Is
interessant om zijn uiteenzet
tingen te volgen: een oplos
sing kan hij natuurlijk niet
Ook geleerde
Heinz Otto Burger heeft
reeds 25 jaar geleden met zijn
uitnemende interpretatiebun
del Gedicht und Gedanke be
wezen. dat hij eigen wegen in
de literatuurwetenschap be
wandelt en ook aan de geleer
de, dus niet alleen de kunste
naar. een scheppende functie
toebedeelt Hetzelfde blijkt
uit een verzameling van
twaalf essays over verschil
lende perioden der Duitse let
terkunde. vanaf Maximilians
Weiskunig tot Schillers laatste
woorden. Als speels begin
geeft hij een „Glasper-
len-Etüde über ein
schwabisches Thema", als fijn-
gevoelde hulde aan de Zwaab
Hermann Hesse en diens
Glasperlenspiel. Deze literaire
vingeroefening omspeelt drie
grote lyrici uit Zwaben, nl
FYiedrich Hölderlin. Ludwig
Uhland en Eduard Mörike.
lie resp. in 1770, 1787 en 1804
geboren en in 1843. 1862 en
1875 gestorven zijn. Deze ge
boorte- en sterfjaren vormen
het thema voor zijn etude.
Burger accentueert het
zelfstandige leven van -edir
groot kunstwerk, zonder af
hankelijkheid van wie ook, te
poneren. En hij vraagt: Welke
werken blijven leven en waar
om?
Rilke
Tot de werken, die ondanks
hun relatieve onbegrijpelijk
heid reeds ruim veertig jaar
leven, behoren Rilkes Dui
neser Elegien. Jacob Steiner
heeft het vraagstuk aange
durfd, aan de vele verklarin
gen (Kreutz, vooral Romano
Guardini: Rilkes Deutung des
Daseins, cn gedeeltelijk ook
Bcda Allemann) een uitvoerig
boekwerk toe te voegen. 29(1
blz. interpretatie van de tier
elegiën, 90 blz. aantekenin
gen cn literatuuropgave.
Een van de grote moeilijkhe
den is, dat de mystieke in
houd nauwelijks in logische
taal gevat kan worden. Guar
dini heeft als overtuigd
Christen een vaststaand uit
gangspunt om Rilke te benade
ren (hij doet dit met grote eer
bied en schroom), Steiner pro
beert zonder enige vooropge
zette mening te interpreteren
Telkens blijkt echter, dat dit
onmogelijk is. Hij wil woord
voor woord verklaren be
perkt zich daarbij niet strikt
tot de tekst, maar vergelijk!
die ook met andere gedichten
uit Rilkes laatste jaren, o.a
met de Sonette an Orpheus
De kern van zijn betogen vor
men de verklaringen van Ril
kes symbolen en sleutelwoor
den. Zeer belangrijk is zijr
begripsbepaling van de engel
een figuur, die met de engelen
van de Bijbel slechts de naarr
gemeen heeft. Deze zeggen tol
de mensen: Vreest niet; de en
gel bij Rilke is zonder meer
vreselijk en schrikaanjagend
Het zou geen zin hebben
R. M. RILKE
hier detailkritiek op sommige
nterpretaties te uiten; laten
we volstaan met te zeggen
dat de auteur wetenschappe
lijk verantwoord werk heeft
geleverd, dat blijk geeft van
iarenlange studie van deze lie
deren over de vergankelijk-
leid van de mens en zijn
olaats en duur in de kosmos.
Expressionisme
In Rilkes scheppende perio
de ontstond het expressio
nisme, had vrij kort een ge
weldige invloed en verloor
toen zijn dwingende macht
Velen, zoals Franz Werfel en
Johannes Becher. sloegen nieu
we wegen in. In de laatste
iaren vernieuwt zich de be
'angstelling voor verschil-
'ende expressionistische au
teurs (Trakl, Else Lasker -
Schüler, Gottfried Berm e.a.).
Paul Raabe heeft een aantal
oude artikelen uit die tijd. gro
tendeels uit (nu sporadisch ge
worden) tijdschriften in een
bandje samen gebracht. Hij
begint met Stefan Zweig, die
reeds in 1907 Das neue Palhos
met een haast seismografisrhe
gevoeligheid voor alle geeste
lijke trillingen bespeurde, gaat
dan van Hiller, Kurt Pinthus.
Döblin enz. tot 1938. Een voor
vakmensen zéér instructief en
interessant boekje
Novelle
't Zelfde geldt voor de
Geschichte der deutschen No
velle van Himmel. Deze be
gint natuurlijk met de uiterst
moeilijke begripsbepaling van
de novelle -»- overigen? zon
der bevredigend resultaat
en onderzoekt dan de novel-
lenschat van de verschillende
literatuurperioden van 1800
tot heden. In zeer veel geval
len beperkt de auteur zich tol
een beknopte weergave van
de inhoud en de rubricering
tot een bepaald type; daar
voor kunnen we echter beter
terecht bij de Romanführer
Het gelukt hem niet, in enke
le typerende zinnen het wezen
lijke van een bepaalde novel
le te omschrijven. Aan om
vang werd veel gegeven
maar de diepte ontbreekt, en
verder elke aanwijzing, waar
om een novelle van honderd
iaar geleden nog tot bliivende
schat van de letterkunde be
hoort. Dit selectief vermogen
heeft de auteur niet. De uit
voerige bibliografie is voor
vakstudie echter zeer prak
tisch.
J. H. SCHOUTEN
1. Man Wehrli: Wert und Un-
wert in der Dichtung 48
blz. Uitgave Jakob Hcgner
Köln. 1965.
2. Heinz Otto Burger: „Dasetn
heisst eine Rolle splelen'
Studiën zur deutschen Lite-
raturgeschlchte 303 blz. Uit
gave Carl Hanser Verlag,
München. DM 15.80 (in der
Schriftenrelhe: Llteratur
als Kunst).
3. Jacob Steiner: Rilkes Dul-
neser Elcglen 375 blz. Uit
gave Francke Verlag. Bern
Zw. fr. 48.
4. Exprcssionlsmus. Der Kampt
urn eine literarische Bewe
gung hg. von Paul Raabe
320 blz. 1965 Deutscher
Taschenbuch Verlag. Mün
chen.
5. Hellmuth Ilimmel: Ge
schichte der deutschen No
velle Sammlung Dalp. Franc
ke Verlag. Bern. 547 blz.
DM 18,80.
Men moet zeggen dat de
Vlamingen hun literatuur aar
dig weten te presenteren. Ik
denk aan boekjes van Karei
Jonckheere zoals De lite
ratuur in België en
De Vlaamse lette
ren vandaag alweer 8
jaar oud), de monografieën
over Vlaamse letterkunde uit
gegeven door het Ministerie
•Jan Nationale Opvoeding en
Cultuur en verscheidene ande
re publicaties van informeren-
ae en propagandistische aard.
De Uitgeverij De Bezige Bij
te Amsterdam, in samenwer
king met Uitgeverij Contact
N.V te Antwerpen, brengt nu
voor een rijksdaalder een
uiterst eenvoudig, maar han
dig boekje van 168 bldz. op de
markt: Elf uit Vlaande
ren met gegevens over en
werkstaaltjes van Gaston
Brussens, Ivo Michiels, Gust
Gils Paul de Wispelaere, Hu-
go Claus, weverbergh (hard
nekkig met een kleine w
gespeld), H. C. Pernath, C. C.
Krijgelmans, A. M. Dhondt
en Marc Andries. Men heeft
hier te doen met duidelijk
links georiënteerde schrij
vers. levende in oppositie te
gen de gevestigde Belgische
kerkelijkheid en burgerij. Bij
verscheidenen van hen zit een
dieve rancune tegen hun
roomse opvoeding, of pre-
cieser tegen hun opvoeders,
maat toch ook tegen hel sys
teem, de dwang daarvan en
ie onoprechtheid daarmee ge
paard. Als reactie op het
roomse kuisheidsideaal wordt
het duidelijke spreken over
he geslachtelijkheid als een
bevrijding ervaren.
Maat meer dan een stalen-
boekje is dit werkje natuur
lijk niet. Het heeft dan ook
geen zin de inhoud te bes pre
ken zoals men dat bij een
bloemlezing zou doen. De be
doeling is dat de lezer geïnfor
meerd wordt over auteurs en
gestimuleerd wordt hun boe
ken te kopen. Men krijgt
tve? het algemeen de indruk
tan eerlijkheid. eigenlijk
meet dan van groot talent,
maar tevens de impressie van
'en nogal dogmatisch an-
'i-dogmatisme: de bewust
zijnsvernauwing waarmee
«en gehate overmacht van
■eer k en burgerdom deze
mensen huns ondanks heeft
tpgescheepl. Ook trekken
"an het modieuze absurdisme
'reden duidelijk aan de dag.
Maar dit wordt generaliseren.
Bespreking van afzonderlijke
iverken zal, bij voorkomende
gelegenheid, aan deze auteurs
recht moeten doen.
C. R.