IONDAGS "W Jacob Pronk gaf stoot tot het Nederlandse badleven In zeewater baden versterkt het lichaam Van vrouwenspoelerij naar een serieuze zeebadinrichting POOTJE BADEN ZATERDAG 27 AUGUSTUS 1966 IN DE JAREN 1980/1990 zullen zo'n slordige l3/» miljoen Nederlanders nun vakantie aan de kust doorbrengen, hebben planologen berekend, en dat hadden onze brave voorouders uit het be gin van de negentiende eeuw nu eens moe ten weten. Zij zagen niet zoveel in strand en zee. Toen Jacob Pronk in 1806 het plan opperde in Scheveningen een echte zeebad inrichting te bouwen, werd hij hartelijk uit gelachen. Haha, die Pronk, wat een dwaas Maar Jacob Pronk was helemaal geen dwaas. Hij was in het Engelse Ramsgate tijdens het bad seizoen en dat opende zijn ogen voor mogelijk heden, die Scheveningen in zich borg. Dat hij geen medestanders vond, deerde hem weinig. Het bracht hem ook niet van zijn apropos dat hij werd uitgelachen. Hij bleef zijn idee net zolang propageren tot hij gehoor kreeg bij de autoritei ten. En daardoor is hij niet alleen de geschiedenis ingegaan als de vurige patriot die de Prins van Oranje bij de komst van Napoleons soldaten naar Engeland hielp ontvluchten en na Napoleons val een andere Prins van Oranje in Nederland hielp binnenhalen, maar ook als de animator van het Nederlandse badleven. Want een badleven kende Nederland toentertijd nog niet. Het wist van de zee en het wist van het strand, maar het maakte er niet het gebruik van zoals bet na geslacht dat zou doen. Er is het zestiende-eeuwse ver haal dat de maats in den Meitijd hun vrijsters aan het strand nooden, alwaar zy dan deze onnoozeltjes on verhoeds aangrijpen, opnemen en in zee dragen, en hierop dezelve weder naar de duinen torsen om ze daar om end'om te wentelen en, tot een spelsbesluit, met zand te zouten. Een eeuw later is dat spel allang in ongebruik. Daar valt vertelt Huygens niet meer te doen aan vrouwen- spoelerij, spijt nieuwe kous of schoen. De doopers so mij dunkt, verdienen zelf het doopen. Zoo dwazen waardig zijn hun dwaasheid te bekoopen. Neen, men gaat dan nog steeds volgens Huygens naar het strand om er een zootje vis te kopen, vers uit de pas aangekomen visserspink en dan een feestmaal aan te richten in een van de herbergen, wijn te drinken en, terwijl het maal bereid wordt, het vrijstertje met zoete woorden te bewerken of te laten kijken naar de zons ondergang, zolang men maar goed bedenkt, dat „eten gaat voor vrijen". Ennog later zijn er wat Scheveningse jongens die voor - stoel en een paar stenen i fooi aan Haagse heertjes beschikbaar stellen als ze in oe avondstond komen zwemmen en hun kleren veilig en netjes op het strand willen achterlaten. Er zijn ook inwoners van het Scheveningse Oudemannenhuis, voormalige vissers, te oud en te zwak om nog zee op te gaan, die hun dagen slijten in en om een van wrakhout getimmerde hut bij de toegang naar het strand. Daar hebben ze een poort opgericht en een looppad van planken gemaakt door het mulle zand. Wie er ge bruik van wil maken, kan zijn gang gaan. Als hij de centenbus maar niet voorbij loopt. Zo ongeveer was het Nederland se badleven voordat Jacob Pronk zijn plannen bekend maakte. Hij had in Ramsgate zijn ogen goed de kost gegeven. Een vijftig jaar tevoren hadden de Britten ontdekt dat het water dat hun eiland om spoelde beschikte over een grote geneeskracht. In Scarborough be gon men daarop het zeewater als bronwater van sterke werkings kracht te propageren en te gebrui- Maar de eerste badgasten wa ren geen mensen die de zee in gingen of in 'n badkuip stapten. Zij kregen het zeewater als kuur te drinken, met een of meer „pinten" per dag. Tegen het einde van de achttiende eeuw eerst verschenen in enkele Engelse badplaatsen de badin richtingen, de badkamers waar richting stond een soldaat op post om tegen ongeregeldheden te stelsel, terwijl de ziel zich in de wedergeboorte des lichaams scheen te verheugen..." „Iets" men in zeewater kon baden, en de badkoetsen met de bad vrou wen en de badmannen die ge heel gekleed in het water ston den om de meestal poedelnaakte badgasten uit de bescherming van de badkoets te halen en keer op keer achterover onder te dompelen, drie, vier keer voor beginners tot twintig keer voor vergevorderden. Er waren ook wachtkamertjes waar zeewa ter werd geschonken, en daarna thee en koffie om de brakke smaak weg te spoelen. En deze Engelse zeebadinrichtingen heb ben model gestaan voor de Ne derlandse. £!lllllilllllllllliiliiiHi:i! Het hoofd van de afdeling voorlichting van de gemeente Den Haag de heer J. M. Galjaard heeft ecii verrukkelijk, rijk geïllustreerd, boekje geschreven over „Pootje baden de vaderlandse geschiede- nis van het badleven" (uitgave A. Oosthoek, Utrecht, 114 blz., 12,50). In een voorwoord vertelt hij, dat hij al vroeg met zee en strand kennis maakte, omdat hij om gezondheidsredenen in zijn jeugd enige tijd bij een Katwijk» visner.-gezin werd ondergebracht. Zee en strand moeten hem toen al hebben gefascineerd, en de in drukken die hij in die weken opdeed, moeten hem wel nooit hebben verlaten. Zo alleen immers is het te verklaren dat h« zich de moeite heeft getroost een geweldige hoeveelheid stof door te werken, nodig om dit uitstekend gedocumenteerd boekje te kunnen schrijven. Galjaard vertelt boeiend over het ontstaan van Nederlands eerste badplaats, over haar groei, over de eerste bad-„gebruiken" en over die merkwaardige figuren, die als badarts er veel toe hebben bijge dragen, dat hun tijdgenoten in stromen naar de zee kwamen. Daar naast heeft hg ook zijn blik over de grenzen gericht Nevenstaand verhaal is aan zijn boekje ontleend. Bij dezelfde uitgever verschenen in deze nieuwe reeks ook: De wereld in een kinderhand spel en speelgoed uit vroeger eeuwen, door Frans Uhl (125 blz„ 14,50), en Het oudste beroep geschie denis van de prostitutie in Nederlend, door H. W. J. Voemuller (80 blz, 12,50). Zin Jacob Pronk wilde dus zijn land genoten laten profiteren van de geneeskrachtige werking die het zeewater zou bezitten. Het duurde tot 1814 voordat een commissie werd opgedragen een onderzoek in te stellen naar de waarde van een zeebadinrichting. Het rapport dat zij uitbracht was positief. „Ter regter tijd en niet te dik wijls in zeewater baden versterkt het lichaam, bevordert de werkin gen daarvan, werkt daardoor op de uitwaseming en eetlust en ver hoogt de kragten van lichaam en geest... Een onberekenbaar nut le veren de zeebaden inmiddels op in veele zenuwziekten, zenuwtrek kingen, kramptrekkingen, zwellin gen en voornamelijk in allerley langdurige en hardnekkige huid ziekten". De commissie oordeelde het tenslotte belangrijk dat Schevenin gen behoorlijk aangelegde zeeba den zou bezitten, maar dan wel onder geneeskundig toezicht. Pronk mocht dus beginnen. Hij begon in 1818, toen hij toestem ming kreeg ten noorden van Sche veningen een stuk strand te pach ten en daarop een badhuis op te trekken. Het werd een heel eenvoudig hou ten huis met een badkamertje en een wachtkamertje. Volgens eigen tekening liet Pronk ook twee bad koetsen bouwen, een grote en een Het succes was groot. Het eerst< jaar werden er 1400 baden geno men, het tweede seizoen 1900. zo dat Pronk terecht tot uitbreidini kon overgaan. In 1820 was er a een hele nederzetting ontstaan Pronkenburg genaamd. Pronk beschikte toen over een stener badhuis met vijf vertrekjes en een wachtkamer, en een stookhuis oir het water te verwarmen. De bad kuipen hadden kranen voor koud en warm water. Er was een kamer tje voor dames, die voor of na het In de tijd van het Scheveningse dameshad uxis er nog nautvelijks sprake van badmode, maar al gauw begint het: in 1865 maakten de flanellen badhemden plaats voor overigens even zware pyjama-achtige gewaden met veel tressen en borduursels. bad koffie of thee wilden gebrui ken. Er reed een waterkar (88 em- mens inhoud) tussen zee en bad huis heen en weer (voor elk bad waren 35 emmers water nodig). Er was een vleugel aan het badhuis gebouwd waarin de keuken van moeder Pronk en een vertrekje met uitzicht op zee en een bedstee, waar heel zwakke patiënten, die na het bad moesten rusten, wer den ingestopt. Even landinwaarts stond nog een wasserij en een dro gerij voor het linnengoed en de wollen doeken. Over de kwaliteit van zijn gasten mocht Jacob Pronk niet on tevreden zijn. Tot de eersten, die zijn badinrichting bezochten om van een kwaal te genezen behoor de niemand minder dan Gijsbert Karei van Hogendorp, een lid van het beroemde driemanschap, en ook dokter A. Moll, een huisarts uit Arnhem, die in 1824 zijn ..Ge meenzame brieven over het Sche- veninger-Zeebad t£ ders. half-lijders Concurrentie Toen het bekend werd, dat het die Jacob Pronk met zijn bedoe ning aan het strand van Scheve ningen zo goed ging, gebeurden er twee dingen. In de eerste plaats liet de overheid een bege rig oog op de zeebadinrichting vallen, in de tweede plaats kwam er de concurrentie. Men zag van de zijde van het Haar lemse gemeentebestuur wel wat in Zandvoort en dat deed de Haagse burgemeester Copes van Cattenburgh, die Scheveningen groot wilde maken, een vergaan de beslissing nemen. Ilij kocht Jacob Pronk „uit" en maakte van diens badinrichting een ge meentelijk bedrijf. Daarnaast liet hij een plan ontwerpen, dat voor de toen lieve som van 230.000 de bouw inhield van een badhuis met een restaurant en een logeergelegenheid. De concurrentie was uiteraard niet tegen te houden. In de volgen de decennia werden langs de gehe le Nederlandse kust badinrichtin gen gebouwd. Aanvankelijk kon den alleen de rijken ervan gebruik maken omdat een badkuur tame lijk aan de dure kant was. In die begintijd was er ook van gemengd baden geen sprake. Er was een strenge scheiding tussen het da mes- en herenbad. Aan beide zij den van de Scheveningse badin.- Het nemen van een bad was in die dagen een belevenis. Dr. Moll, een van de badartsen, heeft daar over eens geschreven. (In het bui tenland was de badarts al een geac cepteerde figuur. Een van de gro ten was dokter Russell, die zich in Southampton vestigde. Voor de ku ren, die hij voorschreef, had hij aan zeewater lang niet genoeg. Hij manipuleerde ook met krabben- ogen, gebrande zeespons, visgraten, slakken, teer en tinctuur van hout wormen. Hij maakte daar pillen van, die men 's avonds moest inne men, waarna men 's morgens een pint zeewater dronk. De zaak werd afgerond met een flinke ader lating. Daarna werd men dan, als het lichaam wat was uitgerust en de geest gekalmeerd, in een koud bad gestopt binnen of buiten maar niet voordat de ingewanden tot rust waren gekomen... en tenslotte volgde weer een flink glas zeewater.) Dokter Moll dan schreef: „Met de noodige doeken ter afdroging gewapend (die u evenwel moe der Pronk levert), stapt ge den trap der badkoets op, en de ach terdeur binnen, die ge vervol gens sluit, terwijl de trap wordt opgehaald. Daar zit ge nu, Vriend-lief, aan de dienaren des Zeegods overgegeven, als in ee- ne gevangenis, waarin ik in weerwil van derzelver helder voorkomen en aangename luch tigheid, twijfel, of ge u voor de eerste maal wel regt op uwe aise bevinden zult". Hij vervolgt: „Nauwelijks toch hebt ge de beide glasraampjes eens even uitgekeken en de gor- dyntjes toegeschoven, de weinige meubels uwer houten kast, te we ten, den spiegel, den laarzenknecht en de trekkers, een stuk kurk, waarop ge uwe voetjes zetten moet om ze (zo heet het) droog te houden, met een bang gelaat aan gestaard. en u op ene der zykan- ten neergezet, om u allengs te onU kleeden, of de voerman (een der Pronkeïden), geeft door een tik (dien ge zeker niet zoudt verstaan, zo ik u dien niet had leeren ken nen) het teken, dat het er op losgaat... het gewigtige tijdstip is daar: van alle uwer uiterlijke eere- teekenen ontdaan, staat ge daar als een zondig Adamskind, dat naauwelijks de moed heeft de deur van het paradijs van het waterparadijs der Nereïden te ontsluiten". Over het resultaat van een bad heeft dr. Moll het nageslacht ook niet onkundig gelaten. „Is het moeijelijk, die gewaarwordingen en vooral den eersten geduchten schok te beschrijven, door de eerste onderdompeling op mijn ge- heele wezen voortgebracht, niet minder zwaar valt het mij, u een denkbeeld te geven van dat ver kwikkelijke, heerlijke, onuitdruk kelijke weldadige gevoel, dat mijn gansche aanzijn doorstroomde cn doortintelde, toen ik nu weder tot mijzelve kwam. Eene levendige kleur had de fletsche bleekheid vervangen, en een jeugdig vuur doorgloeide het geheele vaat- Moet aan de zee nu zoveel kracht worden toegekend als onze voorouders deden? Het vorderen der wetenschap heeft vele zekerhe den van vroeger tot onzekerheden gemaakt. In de Scheveningse Koe rier echter schreef dr. S. W. Tromp, hoofd van 't Biometeorolo- gisch Research Centrum te Leiden in 1964 onder meer: „Toch doet de zee „iets"; het is noodzakelijk we tenschappelijk te onderzoeken wat dat „iets" voor zieken en gezonden betekent. Daarvoor is een research centrum nodig, dat systematisch onderzoekt wat empirisch wel zo'n beetje vaststaat.... Een zeebadkuur verhoogt het weerstandsvermogen in het gejaagde moderne leven, maar van alle onderdelen van zo'n kuur weten we zo weinig exact, dat het haast ondoenlijk is een net In de richting van Duitsland... Aan de andece kant wordt de badplaatsgeschicdenis niet alleen met spoorwegbi^Lzen geschreven. De ontwikkeling vindt eveneens haar oorzaak in ule emancipaties van grote volksmassa's, die door een verbeterde welvaart en de ont wikkeling van het stedelijk leven in staat werden gesteld voor hun plezier naar zee te gaan. En de veranderingen in het bad leven na de tweede wereldoorlog zijn in belangrijke mate mede be paald door het feit, dat betaalde vacanties voor brede lagen van de bevolking gemeengoed begonnen te worden, en ook door de popula risering van de auto. Waarheen? Planologen hebben «Jus berekend dat in 1980/1990 zo'n j^ordige 1 3/4 miljoen Nederlanders in hun va- De hadkoets met i individuele kuur verantwoord voor te schrijven! Biometeorologen verwachten echter, dat er na meer onderzoek heil is te verwachten van de zeckuur: voor de verbete ring van de warmteregulatie, voor ziekten van de ademhalingsorga nen, voor huidziekten, diabeten, hartziekten, maagkwalen en ziek ten van de schildklier." Omwikkeling De latere ontwikkeling van het badleven loopt parallel met de opkomst van de steden en het rallvervoer. De meeste bad plaatsen zijn niet geboren uit het ochtendgloren en een zucht van de ziedende zee, doch uit het zie den van de stoomketels in trein, tram en schip. Een badplaats moet niet alleen aan zee liggen, maar vooral aan spoor-, tram- of bootverbinding. Scheveningen was de eerste en bleef de grootste Nederlandse badplaats, omdat er de eerste goede wegver binding was, die een tamelijk royaal vervoer met omnibussen en koetsen mogelijk maakte, nog voor het rallvervoer op gang kwam. Daarna beschikte men er snel over tramvervoer tussen Den Haag en de badplaats en over aansluiting op het spoorweg- Hl Scheveningen: de Dorpsstraat omstreeks 1790 (links) en het strand met bomschuiten. kantie naar de zee zullen tnekken. Het zal er vol worden. Qp het ogenblik al heeft, op drukke da- gen, op sommige gedeelten van het strand de badgast de beschikking over slechts 3 vierkante meter. En men kan zich terecht afvuagen; Waar gaan we heen? Het zal nog drukker waaiden, daarvan kan men verzekerd \zijn. Jacob Pronk heeft daarvoorv de grondslag gelegd. Het strand en, de zee hebben al lang geen aanbeve ling meer nodig. In 1824 nog wel. Toen richtte dr. Moll nog de vol gende proclamatie tot de Nedergan. „Welaan dan, derwaarts uuien wandelstaf gezel, landgenoote-n, als u het bloed bedwelmend opstijgt naar het b rein, ddpr rusteloos denken afgemat en ver zwakt! Of, vliegt het u naar 'de borst, naar het hart, de zitplaats en weergalmende bodem van zoo vele pijnlijke gewaardwor- dingen der ziele, de strijdplaats der hartstogten, die het verstarid beroeren! Of gevoelt gij *u moed- en krachteloos; leedt gij welligt schipbreuk op den onstui- migen oceaan uwer verwachtinT gen, uwer wensen, uwer plan nen voor de toekomst; is de veer-» kracht van het werktuiglijke en verstandelijke leven vervlogem daer eene zenuwachtige hypo chondrie u ieder levensgenot ver galt of Forluna'8 verleidende blikken u niet meer toelonken, als weleer minzaam ontvangt u de zee in haren schoot. Welda dig omringt de digtere vloeistofi des ziltigen vogts uw verslapte huid en spoelt elke harer baren eene drukkende zorg van uw boezem weg in de onafzienbare ruimte! Derwaarts dan uwen voet gezet. Gij zenuwzieken en gevoelige zwakkelingen, gij miskleurige en hologige kandida ten voor den dood, aan welker levensbloesem eene vernieling- dragende ziektestof knaagt: der- waarts uwe schreden gerigt, gij allen, die zo vaak in strijd rijt met God's zuiveren aether, en u zo dikwerf benadeeld vindt door het teederste koeltje der Zefurs! Derwaarts naar der blonde Ne reïden verblijf, naar den tempel van grijzen Nereus, ten offer aan de bevallige Nimf."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1966 | | pagina 13