PUBLIEK IS EEN MONSTER
Unieke verzameling
in Singer Museum
De poëtische
wereld van
Paul Snoek
Glas in lood
Ook tekeningen
Belevenis
Voorkeuren
Fel oordeel in „Theater bij daglicht":
CULTUREEL
VENSTER
ZATERDAG 13 AUGUSTUS 1966
Schilderkunst hoofdschotel, maar ook keramiek en glaswerk
WIE deze na-vankantie-
tijd toevallig door
brengt in het Gooi of de
naaste omgeving ervan,
behoeft niet zó rouwig te
zijn als hij het weertype
treft, dat deze zomer zo
zeer opgeld doet: Hij kan
zijn regen- en stormdagen
slijten in het zo prachtig
gelegen Singer Museum in
Laren, waar tot en met
18 september de tentoon
stelling „De kunst van het
verzamelen" is te zien,
zelfs al mocht er per on
geluk eens een echt zo
merse dag tussen doorlo
pen, dan is die nog ruim
schoots goed te besteden
door te genieten van de
rijke oogst die twee ver
zamelaars in een lange
reeks van jaren „bijeen
lazen".
J^E LEIDING van het Singer
Museum, die er op uit is elke
zomer met een oorspronkelijke
tentoonstelling de aandacht te
pakken, mag ook deze reis met
trots neerzien op het bereikte
resultaat: Een resultaat in elk ge
val, dat meer toeloop, meer be
langstelling verdient dan het op
dit moment nog krijgt. En dan te
weten dat men van Den Haag
uit in nauwelijks vijf kwartier
met de auto dit dorado kan be
reiken.
Een moeite, die zichzelf rijke
lijk beloont, omdat men hier ken
nis kan nemen van twee collec
ties die maar hoogst zelden en
dan nog partieel in de open
baarheid getoond zijn. Collecties,
zo omvangrijk en van een derge
lijk groot gehalte, dat men de
voor alle moeite en vooral risi
co's die zij namen door hun kost
baar goed in de openbaarheid te
brengen.
WIE niets voelt voor ons rijke
schilderijenbezit uit de gouden
eeuw. om maar eens iets te noemen
(en heus die mensen zijn er!) kan
toch zijn hart ophalen aan het
fraaist denkbare glas in lood, zich
vermeien in het drnkservies van
onze voorouders, of zijn aandacht
besteden aan de stille grafplastie
ken uit de Han en T'angperiode.
De liefhebbers van keramiek
komen trouwens toch goed aan
hun trekken, want niet alleen de
Chinese keramiek is ruim voor
radig, maar ook Italië, Perzië en
ons eigen land droeg zijn schat-
ten aan.
Wat nu de schilderijen betreft,
die de hoofdschotel van het over
vloedige en somptueuze maal, uit
maken, zijn de verrassingen niet
van de lucht al zal men eerlijk
heidshalve moeten vaststellen, dat
in deze sector lang niet alles,
.museumkwaliteit" is. Zo zijn er
met name acht Van Goghs, die
hoewel op zichzelf interessant ge
noeg, bepaald niet representatief
zijn voor het totale oeuvre van
deze titaan onder de schilders.
ring van Christus" te vermelden,
afkomstig van de hand van de
16de eeuwse meester Gerard Da
vid. Als vreugdige tegenstelling
is er een magnifiek bloemstiile-
ven van Jacob de Gheijn Ze
ven anjers in een glazen vaas").
Van de meester van de Vlaamse
barok Rubens, is er een vlotte
schets .St. Sebastiaan en St. Joris'.
Een geheel andere sfeer ademt een
wildstilleven (no. 110) van Alejan
dro Loarte, terwijl er van Gothard
de Wedig een wat „nagedonkerd"
stilleven aanwezig is. Hans van
Wechelen toont zich een waar
meester in het vastleggen van de
beweging rondom het gebeuren
,van de Kruisdraging.
Willem Claesz Heda is er met
een magistraal paneel in het genre
waarin hij excelleerde: het stille-
Ook de boertige Jan Steen is
geheel manifest in ..Vrolijk ge
zelschap in prieel". Hoezeer Jan
van Goijen profijtelijk met zijn
materiaal wist om te gaan, de
monstreerde hij in „Rivierland
schap", waar de nervatuur van het
paneel een voorname rol in het
schone geheel vervult
Dat Paulus Potter ook wel beter
kon dan hij in zijn befaamde
„Stier" vastlegde maakte hij waar
in een van de kostelijkste schilde
rijen hier aanwezig; „Twee var
kens in een stal".
Een nogal „verpoetst" paneeltje,
om het maar wat eufemistisch te
liënbergh. Van Adriaan van Osta-
de is er eveneens een topkwaliteit,
„Boeren bij het kegelspel" als titel
Jan Gossaert van Mabuse tenslot
te. schittert met een juweel van
een portret een jonge vrouw ge-
Dit „tenslotte", slechts met be
trekking tot de schilderijen,
maar dan vallen er nog 274 teke
ningen te bewonderen. Dat dan
allang het verzadigingspunt is
bereikt, ja zelfs verre overschre
den, maakt dat de bezoeker, nog
nauwelijks kan constateren, dal
alles wat hier hangt van grote
klasse is en dat hoe weinig
hij dan nog op kan nemen
ook hier het eenvoudige het ver
uit wint van de meer ingewikkel
de en uitvoerige bladen.
Deze schone verzamelin
gen behoren toe aan de heren
P. en N. de Boer en dr. H. A.
Wetzlar, die nadere bijzon
derheden in twee uitvoerige
catalogi lieten vastleggen, die
de bezoeker tot goede weg
wijzers kunnen zijn.
GIJS HORDING
ACHTERGROND KORT NIET UIT
DE VERF IN STUDIE VAN SOIEER
Bij Manteau, Brussel/Den Haag is een studie ver
schenen van de Vlaming Lieve Scheer over de
Vlaamse dichter (en textielfabrikant) Paul Snoek.
Het werkje (het resultaat van heel veel werk) heet
..De poëtische wereld van Paul S no e k'\
Op verzoek van de uitgeverij is aan deze titel een
ondertitel toegevoegd: Proeve van close-rea
ding. Het boek telt 101 bladzijden en kost 5.90.
De auteur begint met een <e brengen met andere woorden of ,zeer persoonlijke wijze beleefd
korte biografie, waaruit blijkt
dat Snoek in 1933 is geboren,
dat hij gedurende enkele ja
ren te Gent als student inge- sehouwd'
dingen die mij treffen".
De criticus moet zich dus afvra-
verwoord.
„Zeer origineel is in de huidige
ontstaan? Het gedicht dus. En hoe
moet dit gedicht worden be-
Scht
--- (bl- 31)- Hoofdstuk III
houdt zich bezig met het hartstoch
telijke. de sterke bewogenheid van
Snoeks poëzie. „Zeker is de
.Portret van een jonge man" van Joos
1540 te Antwerpen)
als soldaat in Duitsland heeft spel met beelden en klanken: het hartstochten
gedicht heeft noodzakelijkerwijs bronnen
gelegen en daarna terecht een inhoud, ook al denkt de dich- pend«
kwam in de textielfabriek tS"ï^"io'Dï3ïiS: Ï2&
van zijn familie te St.-Ni- Jeerd:
klaas. Hij heeft gedurende
vijf jaar voor de fabriek ge
reisd in België, Nederland,
Duitsland en Canada. In 1960
bezocht hij Amerika. Thans
staat hij aan het hoofd van
1^deze taalschep
pende poëzie groeit" (bl. 43). Het
vierde hoofdstuk heet: „Pan-dyna-
heid") de dichter blijkt met uitzon-
„ZU (de dichter,) lijn helemaal ,e
geen ontginnen of blootlegger,, evolueren van^?1*« (hl m ?.nH
8 d' tel V itprMk over sï<j?'.We
grond verstoppen".
Nooi wordt deugd
profeet die zich bewa* wordt
in verband daarmee op elementen
die in toespraken en redevoerin
gen thuishoren, een ..combinatie
menig ge-
uit. maar geelt ze op. Niemand M, Qok ,Iorlimen wiJ„
beseft beter dan de dichter, dat de richting. „Dichter zijn is c.
Men zal het wel met een ta®l ontoereikend is om een be- h«id zoeken en verkondigen" (bl
paald complex van gevoelens en 58
gedachten volledig over te dragen. De dichter zegt ergens: „Op het
De dichter leeft bij de gratie van balkon van de wereld heb ik de
klaart: „Ik heb meer plezier de ontoereikendheid van de taal: mensen van allé kleuren toegespro-
aan een goede zaak dan aan zijn bez,«h*id van d« nood ken". Die boodschap wordt even-
delsmaatschappij
korreltje zout moeten ne
men, wanneer de dichter ver
een goed gedicht."
Werk in eerste plaats
wel nergens concreet, het blijft al
les in de poëtische sfeer; het gaat
dus meer over een profetisch spre
ken in dichterlijke beelden en
„Ik heb me in deze studie (inder
daad) vooral op sleutelwoorden en
beeldassociaties met motiefwaarde voorstellingen dan over het bren-
Lieve Scheer wil met deze korte ffb;gen van een duidel«jke boodschap
levensbeschrijving een bewijs uit oorden, we°ke «n dichteï het eerste hoofdstuk van mijn
^SSS^tSH^S^'S waarom' ook niet een pro- - -
persoon ven de auteur maa? voor- XLïZSS? üfïïSS! Kok, Kampen mg
boekje In de greep van het
■persoon van ae auieur, maar voor- 7oriat in li"
al met het werk moet berighou- Hoofdstuk VI spreekt van ..Heim-
wee naar voltooiing", waarbij het
zo - krnchttg' gestelde profetlsme
zijn dicht- zicbzelf weer oplost: „Het hoogste
moet deze Pr°fehsme gebeurt „sprakeloos"
(bl. 79).
■den. Dat werk moet n.uwTetVend
dnductief worden ontleed. Deze gfrutejwoor&fl k«-
lologische opvatting van de letter
kundige kritiek sprak voor lieve
Scheer en zijn medestudenten van-
zelf. lang voordat het (onlangs op. sleutelwoorden" opsporen
„LÏtlÏT f,™ hoe ze in de rontext v^rkS-
nier onaer -ae modeterm „close rea- men Lans, deze wee kan He nriti
g«Se 'nênWfotepaste!"verte?tr°Pdc verkrUgfj, de
■schrijver. Poëzie is voor alles een
ardige persoonlijkheid van de
taalschepping; stelt' hij' uast. Zeker
■geldt dit 3
Estheticisme
Merkwaardig is in Hoofdstuk
VII te lezen over Snoek als
„schepper van schoonheid". Het
I,,., J..,. kh-uvmi, uic iieutriwowaen
r, - intuïtief dichter voornaamste» zelf opgesomd; „x.
als Snoek. Deze heeft verklaard: luiden: water, schaduw, licht, 'lijkt er veel op, dat hier
duister, goud. weelde, verte, ruim- estheticisme als van Karei van
„Mijn vertrekpunt Is een woord te .aarde drinken, dragen, worven. de Woestijnc hel hoofd op
r;
„Vissers bij een rivier" van
Arent Aren+z.
de zeldzame ontsierende elemen
ten die men er aan zal treffen.
Maar gelukkig is er dan ook weer
een II Tintoretto („Portret van een
jonge man) om dit klein verdriet
weer gauw te doen vergeten.
VAN belang ook „Paard" (te
gen de lucht uit gezien) van
Roelant Saverij, maar zeker ook
„Roerdomp"' van Corn. Le-
Maar juist het tegen over elkaar
afwegen van de kwaliteiten maakt
een rondgang langs het geëxposeer
de tot een uitermate boeiende bele
venis. Zo zijn B. Avercamp, Salo
mon en Jacob van Ruisdael. W.
van der Velde. Albert Cuyp en
Jan Lievens rijk vertegenwoor
digd.
De 15de en 16de eeuw vindt hier
zijn voornaamste buitenlandse re
presentanten in Hans Maler. Lucas
Cranach de Oude en vele anderen.
Als bijzondere attractie is er
ten nieuw ontdekt schilderij van
Geertgen tot St. Jans, (een 15de
feuwse meester) met als voorstel
ling de H. Hieronijmus in een
landschap.
Niet in de catalogus vermeld
werd, een opmerkelijk stilleven
uit de Spaanse school: men schen-
ke vooral eens aandacht aan de
grote vormen zoals de meester ze
aanhield.
JMOGEN uw u verder dan
nog deelgenoot maken van
onze persoonlijke voorkeuren,
He we vastlegden in enkele gra
tuite notities in de marge van
oit unieke ensemble? Er is
eerstens een ontroerende „Bewe-
voort. Ik schrijf dus alleen maar heel
omdat ik af en toe eens een woord is de kunst
vind dat mij bijzonder boeit en zulke- sleutelwoorden
treft
tc ontdekken.
het dichtwerk belei
verstaan.
lijker is het, en dit
de criticus, tussen
al gelezen over „de over-
wmo, ,UOOEU vloed van adjectieven en bij
erhand te woorden, die de poëzie van P.
dat ik tracht tn verband |eKen en een zekere fundamente- Snoek iets overdadigs geeft" Het
je geestesstructuur bij de dichter laatste kapittel heet „dich
terschap en werkelijkheid", de
rjAS PUBLIKUM 1ST EIN UNGEHEUER, zo
U begint Heinz Beckmann zijn artikel over Het
publiek in de voortreffelijke bundel opstellen over
het toneel, die onder de titel „Theater bei Tages-
licht" door Verlag Jakob Hegner in Köln werd uit
gegeven.
Een ieder, die met het toneel iets te maken heeft
moet meneer Beckmann gelijk geven, want het pu
bliek kan zich vaak als een monster gedragen. Men
zit te kuchen en te hoesten: knettert met zakjes
snoep en zit vaak te onpas te giechelen. Vooral dat
giechelen op momenten, dat er niets te lachen valt.
is buitengewoon hinderlijk. Vaak komt dat voort uit
een verkeerde instelling van het publiek tegenover
het toneel.
Menigeen denkt, dat men naar de schouwburg
gaat om te lachen; men wil een „avondje uit" zijn
en hoe het zij, dan hoort lachen erbij.
Toen „Virginia WooIP' voor
het eerst naar Den Haag
kwam. had men in de Amster
damse kranten na de lande
lijke première al kunnen le
zen. dat Edward AIbce de
man was, die zoveel vieze
woorden in zijn stukken deed.
Dat trekt natuurlijk een be
paald publiek. Bij het vierde
woord was het al raak, toen
klonk de omschrijving van
een mannelijk geslachtsken
merk over het toneel en dit
was het sein voor een dikke
dame in pontificaal om onbe
daarlijk te gaan gillen; het
geen sommige van haar buurt
genoten niet beviel.
Zij werd door iemand be
leefd tot de orde geroepen,
maar zoals het gaat in zulke
zaken: het cnc woord haalt
het andere uit en na vijf mi
nuten was er een complete
woordentwist op gang, waar-
bovenuit men de dame de ac
teurs hoorde overstemmen
met de felle verzekering, dat
zij mocht lachen,
wilde.
In zijn algemeenheid is deze
zo redelijk klinkende eis even
wel onjuist.
Men mag lacien. als het stuk
daartoe aanleiding geeft, maar
wanneer dat is. kan niet nauw
keurig worden aangegeven. Dat
moet als het ware spontaan uit
de wisselwerking van acteurs
en publiek naar voren komen
M.a.w., en dat wil Beckman.i
'.eggen het publick moet
meespelen.
Het heeft evenzeer een eigen
rol als de acteurs. Bij iedere
toneelvoorstelling moeten de ac
teurs het publiek tot dit mee
spelen inspireren; tot de ont
roering e.i tot het lachen, tot
de bezinning en tot het felle
medeleven. Er moet zo worden
gespeeld, dat het publiek ge
woonweg vergeet te noesten, te
kuchen, te wiebelen, te snoe
pen. te giechelen, te gapen of
toneel. boven film c„
dat het publiek heeft, maar dit
publiek mag niet uit „toeschou
wers" blijven bestaan, uit io.«se
individuen, die elk voor zie*
om een eigen reden naar de
schouwburg zijn gekomen.
de een omdat neef Pietje
meespeelt, de ander omdat zij
een nieuw bontje heeft, een der
de omdat het thuis zo stierlijk
vervelend is, een vierde omdat
anders het abonnement ver
loopt, en wat voor verschil
lende reden men ook kan aan
voeren om naar de schouwburg
tc gaan al deze individuen
moeien tijdens het spel een me
tamorfose ondergaan: zij moe
ten medespeiend en medele
vend publiek worden. Slec.ils
dan wanneer het de acteurs
lukt de bezoekers om te vor
men tot de ideale echo, tot de
ideale weerklank, tot het maxi
male begrip, mag een toneel
voorstelling als geslaagd wor
den beschouwd.
moeien er ook stukken zijn. die
net hedendaags publiek daartoe
kunnen inspireren. Hij heeft
heimwee naar de bloeitijd van
.iet Attische theater, toen „het
volk" in zijn geheel bij de gro
te tragedies tot het Ideale „pu
bliek" kon worden, of naar de
Middeleeuwen toen de myste
riespelen nog een hele stad on
der nun beslag konden krijgen.
Sindsdien is er veel 'veran
derd. Het toneel is het domein
van enkelen geworden, van het
hor van de rijken, van de intel
lectuelen (of zoals tegenwoor
dig nelaas maar al te vaak het
geval is van de zg. artistieke
Ja. hoe krijgen we die tij
den terug. Zeker niet door al
leen maar te spelen wat het
publiek graag ziet. Als men
alleen maar favoriete lek
kernijen krijgt voorgezet,
krijgt men ook daarvan gauw
genoeg. Tegen de snoeplust is
niets werkzamer dan banket
bakker te worden. Ook niet
door het toneel tc gebruiken
als cultureel ontwikkelings in
stituut, zoals tegenwoordig
ook maar al te vaak gebeurt.
Beckmann verwacht nog iets
nan Beckett. Ionesco en
consorten, maar ik voor mij
zie hierin een doodlopende
weg, want deze auteurs heb
ben alles op de kaart van het
absurde gezet. Nu is er veel
absurds in het menselijke le
ven. Niemand kan dat ontken
nen. Maar de mensheid kan
het absurde puur nooit au sé-
rieux nemen en wat niet au
sérieux genomen wordt, is ste
riel. Dat kan niemand be
geesteren.
NIET ROOSKLEURIG
niet. Er wordt geëxpe
rimenteerd, maar een experi
ment is niet meer dan proberen
en elk proberen is altijd een
..nog niet", het echte, het uitein
delijke doel heeft men dan nog
niet bereikt. Daarom is ieder
experiment in zichzelf machte
loos; is niet in staat „toeschou
wers" om te vormen tot mede
levend en medespelend publiek.
Rooskleurig ziet de nabije toe
komst van het moderne toneel
er niet uit, daaraan heipen geen
subsidies, daaraan helpt ook
niet het zijn toevlucht nemen
tot ojsceniteiten en andere za
ken. die door sommigen graag
gehoord en gezien worden en
wat voor middelen om de zaak
op de been te houden men nog
meer kan beden'---
Het enige dat hier redden
kan, is dat aet toneel weer een
kunst wordt en kunst kan men
niet dwingen. Op het ogenblik
is onze cultuur de kunst kwijt
geraakt. We hebben veel we
tenschap, vooral technische we
tenschap: we bezitten ook veel
vaardigheid (vooral in tcch-
nisc.i opzicht) d:e de kunst
voortreffelijk zou kunnen die
nen. maar we hebben geen
kunst... en dat is onze hele na
righeid.
Op het gebied van de kunst
zijn we zoekende. Zolang we
zoeken hebben we het nog niet.
Eerst moet nog het klassieke
„eureka" geklonken hebben.
deze wijzi w„,
te leren werkelijkheid namelijk van hei
tekort en van de eenzaamheid.
te lang worden
eerste verzenbundels, die
op desillusie, on luistering
keer van mensen. De relij,.^
niets op: „bidden is kakelen". Plan.
ten en dieren bezitten
reptheid die dc mens
Menselijk contact schijnt niet te
ring zou gaan houden. Ik sou al-
gie_lost leen dit willen zeggen: na lesing
Scheers studie zie ik dc dich-
'keot* ,er Snock duidelijk voor mij,
Profetische bezigheid
pdeb"nrj,""r.'*.
i ruimte. Die ruim-
pas door verge
king met andere eigentijdse
vroegere dichters (b.v. resp. Hugo
Claus en Karei van de Woestljne).
Die ruimte krijgt men ook pas
ifot wezens die hem begrijpen.
Het bezig zijn met de dichter
lijke fantasie beleeft hij als een
spel, als toveren, maar meer en
meer ook als een roeping, een
tweede hoofdstuk wijst op de be
ten zijn Vlaamse, resp. Belgische
achtergrond afgezet ziet. ik bedoel
o.a. de voor ons. Noord-Nederlan
ders. zo duidelijke Franse IrAlag
bij de ontwikkelde Belgen, krach-
■elke daar elementen in de
«efcntif die het leven en het li- k„„„ voorkomm, dl.
Jieid is weliswaar in de mode.
maar ze wordt bij Snoek op een
BEROEMDE NAMEN Tot Z0lan*
j r, «iju-tsen Dewijsi
dit: Hans Harder Biermann-Ra-
tien schrijft over Der Inten
dant; Gerhard F. Hering over
Der Regisseur: Günter Skopnik
over Der Dramaturg: Teo Otto
over Der Bühnenbildner; Hans
Schalla over Das Schauspiel;
Herbert Graf over Die Opcr-
Peter van Dyk over Das Bal-
lett; Peter Zadek over Operette
und Musical; Hilde Spiel over
Der Kritiker en Heinz Beck
mann (reeds vermeld) over
Das Publikum.
Allen beroemde namen in het
Duitse theaterwezen. Ecite
deskundigen van wie men ont
zettend veel kan leren. Met hen
allen en met de vele theater-
ers zien we uit naar de
tijd, dat de kunst in onze cul
tuur weer is teruggekeerd cn
de gouden tijder van weleer
toen heel het volk „Het Pu
bliek" kon worden in de toe
komst weer werkelijkheid gaan
worden.
Ev- GROLLE
Ondertussen kunnen we ons
wel bezig-iouden met het toneel
en dat wordt in deze bundel
van Jakob Hegner voortreffe-
Tbeater bei Tagesllebt. Uitga
ve: Jakob Hegner, Köln. 210
blz. DM 14.80.
of anders aan de orde zijn.
Dit hoeft niet te zijn „het illus
treren van persoonlijke opvattin
gen inzake poëtica of het etaleren
van literaire en folosofische eru
ditie". zoals de achterkant van de
Kaft Insinueert Een goed criticus,
„the complete angler in literature",
heeft ogen die gemakkelijk en
?oed kunnen accommoderen van
dichtbij naar dat wat verder af
en ln de verte ligt. en terug
Dr. C RIJNSDORP