IONDAGS BUD TUNESIË: Hand die n Van wijnbouw naar toerisme ZATERDAG 2 JULI 1966 (Van onze speciale verslaggever Link van Bruggen) TUNIS Wijn, wijn en nog eens wijn. Bijna de hele kuststrook van Noord-Afrika van Tanger tot Lybië toe althans is groen van de ran ken, maar daarvoor zijn landen als Marokko, Alge rije en Tunesië ook Franse gebiedsdelen geweest. Een gevaarlijk, een conjunctureel gevaarlijk pro- dukt in feite voor de orthodoxe mohammedaan bovendien taboe. Er is een wereldoverschot aan wijn en elke Franse Beaujolais om nog maar niet van andere soorten te spreken wordt met het spranke lend «druivennat van de Riviera-achtige, Noordafri- kaanse kust versneden. In Tunesië daar hebben we het in dit artikel over is wijn de voornaamste deviezenbron. ,,Maar", zei de functionaris, die met ons sprak, ,,het is een zo wankel gegeven dat we er wel eens aan wanhopen. Zodra de politiek in het spel komt, of de voortdurend fluctuerende wereldprijs, de con currentie misschien en het daarbij behorende dum- pingbeleid, zijn we verloren. Omdat we de Franse plantages hebben genationaliseerd, en De Gaulle zó kwaad geworden is dat hij een wraakmiddel ver zon, zitten we thans met een nog steeds onverkoop bare opslag van 2,5 miljoen hectoliter." „Daarom", verklaarde een andere functionaris, „hebben we naast onze monocultuur een ander deviezen-opbrengend terrein nodig. En we hebben dat gevonden binnen het kader van het toerisme, het Westeuropese toerisme wel te verstaan. Het gaat goed, het gaat steeds beter. In 1957, het tweede jaar van onze onafhankelijkheid, trok Tunesië nog geen 40.000 vakantiegangers aan. Op 't ogenblik zijn het er al 200.000 en het volgend jaar hopen we het cijfer 300.000 te passeren". Vooraan in de vreemdelingenstroom staan de Fransen, van wie velen nog iets van de glorie van het verleden hopen te ontdekken. Dan volgen de Duitsers, die in de Tweede Wereldoorlog bij Tunis in de zee werden gejaagd, maar die „het spoor van Tobroek" nog vaag kunnen vinden. De Engelsen zijn er ook, veel Engelsen, die herinneringen aan de „woestijnratten" van Montgomery hebben. En de Nederlanders? Op dit moment zo'n 1200 per jaar. maar hun aantal is groeiende. Er worden reeds groepsreizen naar Tunesië georganiseerd. In Hammamet, in hotel Mira- mar, zagen we een affiche van Hotelplan hangen. Deze en gene zijde van de Middellandse Zee liggen eigen lijk bijzonder dicht bij elkaar. Wie van Malaga in het warme zuiden van Spanje naar Marokko vliegt of zich per boot over de Straat van Gibraltar laat zetten ervaart dat Noord-Afrika onmiddellijk aan Europa grenst, hoewel het om twee heel verschillende werelden gaat. Marokko is reeds gevangen in de horizonkoorts van de Westeuropese vakantieganger. Het buurland Algerije moet in toeristische zin nog worden ontdekt, terwijl Tunesië hard op weg is de „topper" van de zogenaamde Mahgreb te worden. We hebben Tunesië van Noord naar Zuid doorkruist, van zijn helwitte stranden jian de groene kust tot zijn steppen en woestijnen, die in de ongenaakbare Sahara overgaan. En we zijn tot de conclusie gekomen dat deze jonge staat een vakantieland zonder weerga is, nog meer dan dat zelfs: een paradijs voor de toerist, die nu eens iets heel anders wil en die beladen met nieuwe indruken naar zijn oude omgeving wenst terug te keren. De smaak van de Puniërs, die het eerste Carthago bouw den, en van de Romeinen, die de schoonste kunstwerken van Noord-Afrika achterlieten het Colosseum van El Djem bijvoorbeeld, of de onvergetelijke mozaïeken, die in het Bardo-museum van Tunis bijeengebracht zijn het is er allemaal. Men kan in de voetsporen van de Moren en de Turken treden, in die van de Fransen, zo men hier van houdt. En de zon schijnt er zoveel dagen per jaar dat men van het vroege voorjaar tot ver in het najaar van een zomerseizoen kan spreken. In Tunesië ontmoeten Oost en West elkaar. De regering onder de energieke leiding van president Habib Bourguiba is er met grote voortvarendheid op uit de kennismaking te bestendigen en te verstevigen, getuige de enorme kapitalen, die jaarlijks in de toeristenindustrie worden geïnvesteerd. Wat dit laatste betreft: aan de 1400 kilometer lange kust lijn, die zich van Bizerta tot beneden het palmeneiland Djerba uitstrekt, zijn hotels a !a Hilton neergezet met prij zen, die aan de lage kant van de middenklasse liggen. Nog steeds gaat die hotelbouw, die verruiming van toeristische faciliteiten, verder. Wie aan Tunesië en aan Noord-Afrika in zijn algemeen heid denkt, ziet de cheques al uit zijn broekzak fladderen. De reis, nietwaar, hoe lang en duur is deze niet? Maar als men zich hierover laat informeren, vallen de kosten van een reisbiljet nog wel mee. Een vliegtocht Amsterdam-Tunis v.v. komt op ongeveer 600 gulden te staan, en voor dat bedrag reist men niet heen en weer naar Athene. Bovendien vergt het, in een moderne luchtreus althans, nog geen vier vlieguren om het einddoel te bereiken. Er zijn andere mogelijkheden, met de auto bijvoorbeeld. In Marseille, Napels en Palermo kan men zich per boot laten overzetten. Cap Bon, de meest noordelijk gelegen plaats van Tunesië, ligt hemelsbreed slechts 170 kilometer van Sicilië vandaan. Een dag of een nacht varen dus over het smalste deel van de Middellandse Zee. De vakantieganger, die in Tunesië over een wagen beschikt, heeft grote voordelen boven de minder mobiele toerist. Hij behoeft niet elke dag op het strand te liggen bakken, maar kan gaan avonturen in het binnenland. De wegen zijn van een prima kwaliteit en veel verkeer is er nog niet. Benzine-stations vindt hij tot aan de woestijn toe, terwijl er in elke plaats van enige betekenis garages zijn. Omdat het land niet al te groot is 500 kilometer lang en 200 kilometer breed kan de automobilist in een paar dagen heel wat zien. De vrijdagse kameelmarkt van Nabeul bijvoorbeeld en de „heilige stad" Kairouan, die uit de zeven de eeuw dateert. De kunstzinnige moskeeën daar hebben met die van Cairo gemeen dat ze ook door niet-mohammeda- nen betreden mogen worden. Een onvergetelijke plaats voor dia's, die de sfeer van het Oosten ademen, hoewel de vrou wen in hun sefsari (sluierkleed) zich nog niet graag laten fotograferen. Van de staten van Noord-Afrika is Tunesië ongetwijfeld het meest geëmancipeerde en ook het schoonste (in de bete kenis van rein) land. Een terrasjes- en bomenrijke stad als Tunis zou in het zuiden van Frankrijk kunnen liggen. De hotels, de restaurants en zelfs de Moorse café's kunnen niet zindelijker zijn. Bedelaars ziet men er vrijwel niet en de mensen zijn allervriendelijkst. Afspraken moeten overigens wel met de bekende sub tro pische baal zout worden genomen. Men is er. als in de Provence, Spanje er. Italië, niet zo precies. Te laat met iets of ergens zijn, is normaal; totaal verstek laten gaan, behoeft slechts een charmant smoesje. Het woordje „misschien" bete kent in de meeste gevallen „nee". Gourmets kunnen zich in Tunesië aan uitnemende. Frans-georiënteerde maaltijden tegoed doen, waarbij de sublieme wijnen van het land (Clos Potin, Koudiat, Rossel, Thibar etc.) tegen redelijke prijzen worden geserveerd. Een apéritif gaat gewoonlijk met „all the trimmings" gepaard, die kemia worden genoemd. Een biertje of een bouka (een witte cognac, die uit vijgen wordt gedistilleerd) worden omkranst met schoteltjes, waarop gebakken vis jes, fijn gesneden wortelen, aardappels-in-de-schil, of zelfs slakken kunnen liggen. De nationale dis is couscous (een soort gries met schapen vlees, of met uien en specerijen gevulde vleeshallen), terwijl als klein (voor)gerecht briks wordt gebruikt: een dun soort kroepoek, waarin zich een rauw ei bevindt. Tip: Wie ooit in Tunesië komt, is nooit in Tunesië ge weest, als hij verzuimd heeft een oase te bezoeken. De grootste van de wereld 400.000 palmbomen, voornamelijk dadelproducenten ligt bij Gabes. Zij is als de Hof van Eden en onbeschrijfelijk pittoresk. j'iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini illinium hui mi mi iiiimniii: Bij de foto-s MIDDEN BOVEN LINKS: Folklore in de Bedoe- inendans. MIDDEN BOVEN RECHTS: Waterkannen voor een land waar wa- |j ter schaars is. MIDDEN ONDER LINKS: De idylle van een hotel- hoekje. MIDDEN ONDER RECHTS: Moorse kruis- E gewelven in een moskee. RECHTS ONDER: De koele en schaduwrijke p oase van Pazeur. LINKS ONDER: Ijverig buigen de meisjes zich over de moeilijke kruis- steek. »<lllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllUllllllllllllllllir>

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1966 | | pagina 15