CULTUURPOLITIEK VAN DE OVERHEID HET GELUK e begrenzingen Knikkers op het dek van de Karei Doorman VOOR NU EN DE TOEKOMST STRIJD OM CULTUUR Wat de overheid moet doen en laten ohan Daisne: ZATERDAG 11 JUNI 1966 IN DEZE aflevering van de rubriek Politiek Perspec tief, die in vier kranten van verschillende politieke kleur verschijnt, houdt het Comité Jeugd en Politiek zich bezig met DE CULTUURPOLITIEK van de over heid. De leden van het comité Paul Beugels (KVP), Henk Beereboom, die voor deze gelegenheid Nico Booij vervangt (PvdA), Jac. Huijsen (CHU), J. H. J. Rose (ARP) en H. D. Schouten (VVD) - geven hier hun persoonlijke mening. Zwolsman, die met hun goei-3 geld de het ministerie van minister Vrolijk is ding van de Kamers (en in heviger cultuur denken te dienen. Zelfzoeke- toegemeten. De heer Vrolijk, als de mate van de Provinciale Staten en de rij. Wat een overheid alleen maar meeste van zijn cdegae, zit met een Gemeenteraden). De minister kan belachelijk staat. wormstekige erfenis van voorgangers niet rekenen op kundig en construc- Waar het in de na-oorlogse cultuur- die zich maar zijdelings en bovendien tief tegenspel. Hoogstens wordt het politiek aan heeft geschort, en nog benedenmaats met cultuur ophielden, hem lastig gemaakt door bevende mankeert, is een omlijnd cultuurplan; Hij heeft dan ook nog niet meer laten fatsoenrakkers als Algra, Beerekamp pver voor de oorlog hoeven we h<- - - - - - - niet eens te hebben. Ordenend Een regering met een beetje via) had op zijn minst ordenend cn bevor derend kunnen werken. Een natio naai schouwburgplan ha»l gelijk op dan zichzelf, want hij is overal, en Van Dis. Het wordt tijd dat de Grote dingen en grootse ideeën heeft cultuur een gewicht krijgt als bv. de hij niet losgelaten, maar hij is er ook bezitsvorming, die beide in een gelijk pas erg kort en de omroepwet moest geaard verschiet liggen, er ook nodlj door. Als hij nog even Met neme de partijen, vooral de Kultuurpolitiek valt uiteen in minstens twee laken, de kunste- onder Cals vleugels mag blijven, met-socialistische, moeten de cultuur F liefst ook nog na de beslissende ver- brengen op het niveau waar ze hoort naar en de consument. Van beiden wil ik proberen in deze kolom kiezingsveldslag van volgend jaar. en dan eens niet verstopt in leuzen iets te zeggen, ik hem met heel wat goeds voor die we nu wel kennen. Zij behoren kunnen lopen met een nationaal to- de dag komen. de voedingsbodem te zijn van een B(j „de kunstenaarga ik ervan neetplan. Een krankzinnige sammklit- Vrolijk kan veel willen, en dat zal kabinet, bij voorkeur het huidige, dat uit, dat deze het fundamentele recht ting van drte schouwburgen up cn hij zeker, maar de man is vrijwel een het als een sociale plicht en een heeft zijn werk als „beroep" uit te i us ler, zoals Maas- eenzame op het Binnenhof. Cultuur? kunstzinnige noodzaak beschouwt om oefenen. In de hedendaagse opvat- i Cultuur en politiek zijn twee door de overheid, de centrale tricht-Heerlen-Sittard, 6ad voorko- ^en Groot Goed, maar het mag niet de cultuur naar de mensen en de tingen betekent dat voor mij, dat ootheden die niet erg bij el- vooral, maar het lijkt nog te YhLilrc te veel kosten- Zo ongeveer is de hou- mensen naar de cultuur te brengen, hij een redelijk bestaan en bestaans- H. Beereboom ar passen, zeker niet in een id waar de cultuur groten- in plaats van uit de schatkist te ren te spreiden In het westen'"en "er leels van de bedeling moet le- komen. Handenvol miljoenen ter plaatse met veel pijn een eigen Van een elementaire cul- worden elk jaar uitgestrooid p^'scjiapje af kan, terwijl het laten- TT n j a- j te publick meer bezig is met nootjes lurpolitiek is nauwelijks spra- over het Hollands tuintje van de vler en wat daarna komtt terecht op ;e. Ach ja, er wordt veel gedaan Muzen, vergeleken met de mil- dit ogenblik, dan met het frequentc- jarden van defensie zijn het knik- ren van hun vaak lege kunsthuizen. kers op het vliegdek van de Ka- s]echts één voorbeeld van rel Doorman. hoe het niet moet. Men had beter eens zijn licht kunnen opsteken bij Zo op het oog is het voldoende: er een André Malraux, die Frankrijk is een goed functionerend toneel be- met culturele centra en zoveel heeft stel, sociaal dan. maar geen mens gezegend. Nu hoeven wij culturele geeft een vriendelijk woord voor dat liliputters ons niet te spiegelen aan bedorven begrip spreidingmet de culturele gullivers als de Fransen. orkesten is het ook niet steeds even Maar een regering, en op lager plan Paul Beugels zekerheid mag eisen. De overheid dient dan op te treden als „werk gever", als financier eigenlijk. Er zijn dan uiteraard mensen die moei lijkheden voorzien bij de vrije me ningsuiting van de kunstenaar. De overheid zou als werkgever beper kingen mogen opleggen aan de kun stenaar. Ik acht het te dwaas om over te praten, me welbewust van de mogelijke consequenties. Natuur lijk mag de werkgever eisen stel- harmonieusde twee balletten schij- ook de provincie en gemeenten, die Pfln v£e kanten w?rdt gejend op De cultuur in al haar uitingen staat ouderde stellingname ongefundeerde kunstenaarschap verdraagt een der- in het middelpunt van de belangstel- kritiek laten horen, waardoor alleen Rf'Uke belenvmenng niet, principieel ling. Dit is voornamelijk gekomen maar duidelijk wordt dat zij de cul- niet- door de vaak zeer felle kritiek die tuur van nu niet begrijpen. nen het goed te maken, beter dan vooruitkijkt, want dat is tenslotte re- ooifc, gelukkig; de opera is een peper- geren, had de cultuur op zijn minst dure liefhebberij van enkele door- moeten inbouwen in haar totale be- bijters; de individuele kunstenaars, ieid dat, simpel gezegd, gericht zal schrijvers, schilders, beeldhouwers, zjjn 0p het aardse geluk van de on- componisten, filmers worden zoet of derdanen die nu zwemmen in een zee in leven gehouden middels prijzen, van geid en tijd en geen kust meer opdrachten, stipendia en met zo'n schijnen te kennen. nare uitvinding als wat heet „con tra-prestatie". Het is niet niks, en Dit is geen verwijt aan liet kabi- toch broodmager. net-Cals, dat nu ineens zondebok voor alles is. Integendeel. Dit kabinet Het heeft vaak nog te veel weg van is het eerste in onze parlementaire het burgerlijk maecenaat van de ne- geschiedenis dat de cultuur serieus gentiende eeuw, en van lieden als neemt, gezien de volwassen zetel die Cultuur en kunst zijn no? steeds ring of tenslotte totaal geen democra- geen zwart-wit antwoord, maar het dure" woorden in de oren van velen. tie. gaat nu om vage begrenzingen die fen feodale gedachte u:t een 'tijd. Het is een andere vraag of de over- alleen in een gezamenlijk gesprek ge- fen „dure lieden" ongehinderd heitl bij haar subsidiebeleid ook nor- vonden kunnen worden. Zo'n gesprek Kersten over vele eenvoudige zielen, trien moet stellen en zo ja, welke, had lii de Kamer kunnen ontstaan, pi waren kunstzinnig en cultureel, Eenvoudig is dit voor hen die elke tussen minister Vrolijk cn de heren tormenteerden zich althans zo. ethische norm als maatstaf voor een Algra en Beerekamp. Er was ook bc- Uit deze tijd stamt ook d.ï idee van kunstwerk verwerpen. Eenvoudig is hoeftc aan. het maecenaat: de aristocraat, die de dit ook voor „de mannenbroeders" zo- lunst genadiglijk steunt, a! naar ge- als senator Algra c.s., die slechts hun Onbegrip de cultuur van vandaag. Deze kritiek net Nederlandse parlement is er de hoort men zowel in het parlement als iaa*foJheMaidP onitfiVlip' uitingen naart a-hw- bl-> ,n z'Jn bestaan. Velen vallen. Ik zie maar één rechtstreekse daarbuiten. Hoe komt ditkeerde zWi v^ m°eten ,eent nev®njob ""oefenen maatstaf: kwaliteit, gehalte. De hedendaagse mens wordt gecon- de culturele voortbrengers en verlangde on\ aan de ta ko™en- In geen Met haastige spoed moet ik nu over- fronteerd met vele culturele uitingen dat zij geen subsidies meer zouden ont- ander ambacht wordt zoiets nog goed- gaan naar de andere pool, de consu- die hem volkomen vreemd zijn. Bo- vangen. Vooral diverse schrijvers vendien blijkt maar al te vaak, dat filmmakers moesten het ontgelden. velen niet kunnen of willen begrij- Begrip gepraat! Kwaliteit J. H. J. Rose Gelukkig staat de regering zeer afwij zend tegenover het doen van bepaalde ingrepen. Want aan welke eisen moet er worden voldaan om dit te doen? Vaak kan ik veel begrip opbrengen ang zijn luim of grain. De verbintc- verstarde principes als c'è algemeen lis van aristocratie en kunst is strij- eeuwig geldende normen kunnen Helaas, we hoorden slechts monolo- Ig met de democratische grondsla- beschouwen. gen vol onbegrip. De minister maakte en van onze maatschappij. Was hier zich wel zeer gemakkelijk van de iroeger de vorst of aristocraat de Acht men de handhaving van more- zaak af waarschijnlijk om zich erkelijke machthebber, thans berust gesteld en de traditie van „vaagheid" dit uiteindelijke verantwoordelijkheid begrip voor alle gevaren van el- kabinet te houden. Senator Algra ful- hoort Ij het volk in zijn totaliteit. Daaróm jL, °Vfr^ 1 tgnjpe",.., g?we" mineerde horende doof en ziende ent ook het gehele volk bij de wordt het moeilijk. Er is dan blind tegen moderne literatuur. Nege- Bij het vraagstuk welke positie de overheid inneemt op het terrein van de cultuur, waaronder in dit verband de2g het gebied van de geestelijke stromin gen cn de uitingen van kunst moeten worden verstaan, gaat de discussie De oorzaak ligt in het doorbreken over wat de overheid moet en raag van de zo vertrouwde normen en het doen en wat zij dient na te laten, niet weten welke nieuwe normen daar- ment Cultuurpolitiek voor hem den we bijv. bij de cultuurspreiding, schouwburgen, bibliotheken, exposi tieruimten, muziekscholen. In de Hoe een financiële regeling voor meeste gevallen worden deze zaken kunstenaars precies zou moeten lui- zwaar gesubsidieerd. Het zou van den, daar heb ik geen kijk op. Om groot belang zijn hieraan gerichte uit een voorbeeld te noemen, zou bijv. breiding en intensivering te geven, de eeuite kritiek Want vele riiftiT een re8«ling in d« vorm van stipen- Om twee - redenen in hoofdzaak: ten rele uitingen zijn zo op de maker zelf dia kunnen worden uitgebreid over eerste is er nog een enorme ach- gericht dat men zeil eerst in zo'n situa- andere groepen kunstenaars die dat terstand, ten tweede moeten we er tie moet geraken wil men verstaan het- wensen. Natuurlijk komt de vraag voor 2000 bijv. vanuit gaan, dat de geen ons verteld of getoond wordt. wie onder zo'n regeling wel en niet werkweek zal zijn ingekort tot drie a vier dagen, dan zal dit niet slechts een vermeerdering van de vrije tijd inhouden, maar een geheel andere existentie van de mens. Naast sport, recreatie e.d. zal creativiteit, dan wel bredere plaats innemen. Allure Ik zei hier boven al: „gerichte uit breiding en intensivering". Daarmee bedoel ik het laatste wat ik hier nog zeggen kan dat wc een toe komstplan voor de cultuurpolitiek no dig hebben. Het zal een plan van allure moeten worden. De eisen zul len terecht bar hoog worden. Uitgangspunt voor die politiek moet zijn naast wat ik reeds noemde dat niemand ook maar in enigerlei zin belemmerd wordt in deelname aan de cultuur. Drs. H. J. Schouten De kunst op een hoger aristocra- ich plan brengen is vanuit de demo- tegennatuurlijk. Democratie lat immers verder dan politieke me izeggenschap. Het is een mentaliteit e kenmerkend dient te zijn voor k cultureel handelen. Hoewel een '■el van de bevolking zich aan dit les niet zoveel gelegen zal laten lig- m, is het toch een volkszaak, dus ede een overheidstaak. Vroeger was )k niet iedere ridder, vorst of patri- er een bewust cultuur-drager. De CHU als christelijke partij, die mens „beelddrager Gods" noemt, :et, dat ze zich moet inzetten voor itimale ontplooiingskansen, tot larachtige menselijkheid. Daarom ent men als christen èn als demo- aat de democratisering van ons cul- urbezit te bevorderen. M.i. zal er rake zijn van culturele democratise- Jac. Huysen de plaats zijn gekomen. Zelfs vaak de vraag: Bestaan er nog wel normen? Naar mijn mening is het een gelukkig verschijnsel dat vele taboes zijn en wor den opgeruimd. Hierdoor is de Een actieve cultuurpolitiek betekent, dat allerlei cultuurmanifestaties dank zij de overheid kunnen plaatsvinden, veelal door middel van subsidies. Het beleid moet er op gericht zijn alle cul tuur tot zijn reent te laten komen, formatorische serieschriivers die boe- vriier in het leven komen te staan- Hij wel fanfarekorpsen als bijv. opera, jazz IUrmdlUIlSCneserieM.IU IJ veis, uie uue Han ooit tpvnrpn PPrliilr PO Pn honnsMo vnrmon ,ran r,oÜ7ip rïooh ken i afleverden tot eer van veel nog van God. Te betreuren was het dat de iets Anders meer genuanceerde dr. Beerekamp zo zeer vereenzelvigd werd met de heer ping volbrengen. bekoren verdienen zij steun èn gelde lijke ondersteuning indien dit nodig is. De neiging om de omvang van het aan- tal liefhebbers van een bepaalde vorm Dat de normen die in het verleden van kunst als kriterium voor het al of „ARP en CHU tegen literatuur van wjng Gelukkig ligt de zaak dig niet. Velen zullen met betrekking tot „Nader tot U" van G. K. v.h. Reve niet graag het woord godslastering in de mond nemen. Tenminste, als ze het boek in zijn gehèèl lazen! Het „Lam Gods" zal zich misschien de maatschappij in al haar het massacultuurpatroon te verstevigen, vuiurea 1945 stelt natuurlijk andere normen aan haar culturele uitingen. Het \/a, ,_0 is helaas maar al te duidelijk dat de IN,euze mens die in 1966 leeft niet weet aan Thorbeeke heeft er al op gewezen dat de staat bij de kunst geen waarde-oor- deel toekomt. Het is dan ook ondenk baar dat de minister-president in navol ging gjmnjW Wie meent dat bepaalde vormen van letterkunde of passages uit boe ken, met zijn diepste gevoelens geen rekening houden of deze kwetsen, kan het Wetboek van Strafrecht te hulp roepen. Wanneer echter de rech ter mocht bepalen dat bepaalde passa ges krenkend zijn, dan hoeft de mi nister van cultuur het hele oeuvre van deze auteur niet met de ban bliksem van de integrale subsidiewei gering te bedreigen. wordt niet i hij zich nu wel te hou- De kerken, de maatschappelijke t westen van ons land overal schouwburgen komen, in harrr het door tonelisten gewenste i Hij blijft subsidiabel sub-si-diable. Een moeilijk tc beantwoorden vraag is, of de centrale filmkeuringscommissie wel in overeenstemming is met de ont- i harmonie met houdingsplicht van de overheid. Naar nhrn«itc«f ei» Z0-„5nste niveau te mijn mening is dit instituut acceptabel oprechter gezocht weten door de be- culturele instellingen, de' po'litieke bezakt' en hem onwelgevallige schilde- rengen taak niet bedtuiluit hiet be wogenheid „van de> schrijver over het partijen, ztj, die toch duidelijk moe- rijen laat verwijderen Even belangrijk is de zogenaamde pas- nen? maar zij tïïÜt Sms aan Lïmen het rijk. de pro- sieve cultuurpolitiek, wanneer de vraag van openbare orde Er moet echter voor de orde komt, wat moet worden worden gewaakt, dat de keuringsnor- o, .^gelaten. Het zijn voornamelijk J~-- de moderne schrijvers „tandknar- nauwelijks over te spreken. Wat een «ff,,5 °p InJ. at te deze t°neelvoor- confessionele partijen, die er altijd send en tongbijtend" naar de hel zul- nood, waar geen antwoord op komt. 5lj de regering op aandringen voor fc- S""- Vandaar, datvaltn uit hun u£k uer- ?reKdi„™0rdv«n0r.lde .„"tt Si^n ,'.v GELUK van Johan i Daisne (pseud, van lerman Thiery, geboren te 2 sept. 1912) is een keu- g uitgegeven, dun boekje 96 bladzijden, een Mar- van de Uitgeverij Brussel/Den bag. Het bevat ,,een lees- luisterspel in de twee •drijven van ons bestaan: ft van de gedachte, en dat n daad en droom", en Irvolgens „een kort essay fer letterkunde en magie", •titeld Wat is magisch- alisme. Het aantrekkelijke prkje kost maar 2,90, weggegooid geld voor de Vlaamse literatuur bijhouden, ook wanneer figuren betreft die wat voor de op- jongere generatie. Daisne staat ie boek als hter, romancier, novellist, to en filmkenner. Hij "ijft veel. vaardig en nog- veranderlijk. Hiertegenover staat een duidelijk rest van neo romantiek, die voor mij een Frans smaakje heeft. Het is gek, maar ik moest bij het lezen van dit boekje telkens denken aan muziek van Gounod, Duparc Ik kon me niet weerhouden ergens onder aan een bladzijde het woord „salonkunst" te schrij ven. Ik geloof dat men het zo moet zien, dat wat ons als Frans-romantisch aandoet, het minder geslaagde resultaat is van wat Daisne bedoelt met zijn magisch-realisme. Het komt me trouwens voor, dat deze kunst vorm (kan men het een richting noemen?) Daisne wel duidelijk is als theorie, maar dat zijn scheppend vermogen er niet blij vend in kan slagen literair werk te creëren dat die theorie vol doende belichaamt. Men kan het niet helpen, als men door veel lezen en kritise ren een beetje veeleisend is ge worden. Ik zit in deze weken dagenlang aan exam.entajeltjes, waaraan stukjes Nederlands pro za en Nederlandse gedichten worden besproken. Die pro zastukjes zijn vaak fragmenten uit essays, geschreven door gere nommeerde mensen zoals Antho- nie Donker, Garmt Stuiveling, Menno ter Braak en E. du Per ron. Wanneer men zo'n lang ci taat op de keper bekijkt, vallen meer dan eens denkfouten en stijlfouten op, en vooral schrikt men een beetje van het niveau, dat duidelijk minder hoog is dan men had gedacht en verwacht. Men ontmoet knapheid, bele zenheid, vaardigheid, een enkele maal tot aan de grens van het briljante, maar men blijft iets missen. In de literatuur komt de Nederlander van huis uit zelden verder dan een goede tweede plaats in het Europees concert, behalve misschien in de lyrische poëzie. Deze situatie is bezig te veranderen, doordat we vandaag veel meer mondiaal leven en denken dan een dertig jaar gele den. Daarom is het niet onmoge lijk dat de nu opkomende gene ratie, die het Nederlands geeste lijk provincialisme volkomen heeft uitgeschud, in het Neder lands werk gaat schrijven dat een ruime horizon heeft. Dat dit helaas geschiedt ten koste van de laatste resten christendom, is dacht ik onvermijdelijk. De geest van vandaag brengt mee, dat men heel duidelijk christelijk, of heel duidelijk on christelijk moet zijn. Ik heb het nu niet over het handelen, maar over het denken. Het is een van de verdiensten van Sartre, dat hij, het geloof aan God verwer pend, de hele aura om dat geloof heen, „besmet" als die is door het christelijk denken en gevoe len, tevens wil opruimen. Elk z.g. „hoger" idealisme is taboe. Dit onvermijdelijke streven is zelfs tot in de kerken doorge drongen. Mét God verdwijnt alle verticalisme; er wordt zelfs een theologie „nach dem Tode Got- tes" bedreven. Het merkwaardige is, dat deze liquidatie ook de gelovige chris ten niet onberoerd kan laten. Dit boudt dan in, dat zijn ge loof veel kortere schaduwen gaat werpen. Het godsdienstige, het metafysische als sfeer blijkt in zichzelf geen waarde te bezit ten en geen houvast te bieden. De geesten komen steeds meer openbaar. De christelijke aan- groeisels moeten eraf; wat we nodig hebben is het christelijk geloof sec en puur. Het is juist typisch voor Daisne, dat hij om zo te zeggen zijn domicilie kiest in een idea listische en naar het metafysi sche reikende sfeer, die past bij het stadium waarin de ontker stening in Europa zich bevond in zijn jonge jaren. Daisne is, wat zijn vorming betreft, een kind van het interbellum, de tijd tus sen 1918 en 1940. Zijn hele instel ling, zijn hele problematiek, doet verouderd aan. De bouwkundig ingenieur Va- lens Alkman bezoekt de zenuw arts Dr. Tormentil. Hij lijdt aan wat de ouden noemden „tedium vitae": „Welnu, dokter, ik leef niet in onvermengde levensblij heid" (wie doet dit overigens wel? C.R.). Dr. Tormentil, geen getourmenteerde figuur, veeleer alleen maar de magere personifi catie van begrip en mensenlief de, laat Alkman dan uitvoerig uitpraten over zijn ouder wor den, verminderde levensvreugde enzovoort. Het is een weinig boeiend en veel te wijdlopig ge klaag en geanalyseer, dat blad zijden na bladzijden wordt voort gezet, terwijl een echt heden daags schrijver het met een hal ve bladzijde zou hebben afge kund. Alkman gelooft niet in kerkse zin, maar ziet God als het inbegrip van het ware, goede en schone. Hij weet niet wat hem scheelt, maar de psychiater weet het tenslotte (1) wel: Alkman mist het geluk. Een magere uit komst van een uitvoerig onder zoek, eigenlijk een platitude. In het tweede bedrijf wordt Alkman bijna doodgereden: hij spreekt met de dood in de persoon van de heer Vanderdood en ontmoet een jong meisje dat heel lief te gen hem is, misschien ook omdat zij zin heeft in de zoon van Alk man. Alkman weet, dat op zijn leeftijd resignatie vereist is en hij brengt de groeten van het meisje, Wivine geheten, aan zijn zoon over. Maar hij herinnert zich de assistente van dr. Tor mentil, de wat oudere Marièze en neemt zich voor bij deze vrouw wat menselijke warmte en gezelligheid te gaan zoeken. Magie Dit beschaafd, literair en onbe nullig gebabbel moet dan ma gisch-realisme heten. Als dit „lees-,en luisterspel" de proble matiek van de vijftigjarige man moet uitbeelden, kan men beter de novelle Vijftig van Marcellus Emants onder het stof vandaan halen. Het tweede deel van het boek je bevat dus het essay over let terkunde en magie. Magie is voor Daisne „bovenzinnelijkheid bewerkt door menselijke tussen komst". Dat is meer dan „droom en werkelijkheid, de oude anti- nomische tweeëenheid van Dich- tung und Wahrheit" (blz. 67). Want Daisne kent nog een derde bestanddeel: wat hij noemt „de trap". „Die trap dat is de boven zinnelijkheid, richting en doel der menselijke tussenkomst, en dit is een werk van droom en realiteit. De droom ligt aan de kant van de mens, en aan de andere zijde ligt de zinrijkheid der hogere waarheid" (bl. 67/8). Wat precies die hogere waarheid is. op welke hoogte we haar kun nen vinden, waarin haar zinrijk heid bestaat, wat die zin nauw keurig is, komt men niet te we ten. Ook dit verbalisme is een restant van een sinds lang over wonnen periode in onze letteren. Tegenwoordig zegt men met Wittgenstein, dat als men niet duidelijk zijn kan, men zijn mond moet houden. Definitie Daisne onderscheidt een 10- mantisch magisch-realisme, dat van zijn jeugd en van De trap van steen en wolken (1942). Via de romans Dc man die zijn haar kort liet knippen (1948) en Lago Maggiore (1957) komt hij van lie verlee tot wat hij noemt een classiek magisch-realisme. Als het u iets zegt, dan volgt hier zijn definitie ervan: „Het is geen verblindend vuur werk, noch geeft het een oplos sing aan onze vragen, zoals we tenschap en godsdienst pogen te doen. Het eerbiedigt volko men onze conditie, dat is onder meer onze onwetendheid... Het classiek magisch-realisme is te gelijk aarde en hemel voor de sterveling: het verhevigt en ver heft ons levensgevoel tot iets...bovenzinnelijks" (bL 73). In een tweede hoofdstuk geeft de auteur dan enkele voorbeel den uit de literatuur. Hij noemt, na Massimo Bontempelli (1878 - 1960), die de term magisch-realis me heeft uitgevonden, Luigi Pi randello (1867 - 1936) met zijn toneelstuk Enrico Quarto van 1922. Vervolgens noemt hij de film Miraoolo a Milano van Vit- torio de Si<;a (1950). Uit de En gelse letterkunde haalt Daisne als voorbeelden van magisch- realisme aan The picture of Dorian Gray van Oscar Wilde (1891) en The strange case of Dr. Jekyll and Mr. Hyde van R. L. Stevenson (1836). De legende van Tristan en Isolde rekent Daisne eveneens tot het genre in kwestie. De Duitse lite ratuur doet als voorbeeld aan de hand het verhaal Nusiknacker und Mausekönig van E. T. A. Hoffman 1816), waarnaar Tsai- kofski in 1892 zijn ballet De No tenkraker heeft gecomponeerd. Ook het Nibelungenepos heeft voor Daisne trekken van ma gisch-realisme. Het gevaar voor wie een term heeft uitgevonden of q°ponee.-d is altijd, dat die term steeds meer gaat omvatten en tens'otte zijn eigen grenzen voorbijstreeft. Ook Daisne is aan dat gevaar niet ontkomen. Voor hem wordt zijn lijfgenre bijna het absolute genre. Middelmatig Ik kom terug tot de Indruk van goede en bekwame middel matigheid, die ik dezer dagen dagelijks opdoe aan de examen- tafeltjes Nederlands. Men wordt er een beetje moe van, van die voortdurende afwisseling van concentratie en teleurstelling. Stendhal las geregeld in Franse wetboeken om zijn stijl te verza kelijken. Ons overkomt het om gekeerde: voor wat we missen in de dusgenaamde fraaie letteren zoeken we heul bij de echte gro te denkers, die bijzonder goed schrijven omdat ze zo bijzonder scherp hebben nagedacht. Met welk isme men dan tc maken heeft, is van weinig belang. Dr. C. RIJNSDCRP

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1966 | | pagina 19