CULTUURPOLITIEK
VAN DE OVERHEID
HET GELUK
e begrenzingen
Knikkers op het
dek van de
Karei Doorman
VOOR NU EN
DE TOEKOMST
STRIJD OM
CULTUUR
Wat de overheid moet
doen en laten
ohan Daisne:
ZATERDAG 11 JUNI 1966
IN DEZE aflevering van de rubriek Politiek Perspec
tief, die in vier kranten van verschillende politieke
kleur verschijnt, houdt het Comité Jeugd en Politiek
zich bezig met DE CULTUURPOLITIEK van de over
heid. De leden van het comité Paul Beugels
(KVP), Henk Beereboom, die voor deze gelegenheid
Nico Booij vervangt (PvdA), Jac. Huijsen (CHU),
J. H. J. Rose (ARP) en H. D. Schouten (VVD) -
geven hier hun persoonlijke mening.
Zwolsman, die met hun goei-3 geld de het ministerie van minister Vrolijk is ding van de Kamers (en in heviger
cultuur denken te dienen. Zelfzoeke- toegemeten. De heer Vrolijk, als de mate van de Provinciale Staten en de
rij. Wat een overheid alleen maar meeste van zijn cdegae, zit met een Gemeenteraden). De minister kan
belachelijk staat. wormstekige erfenis van voorgangers niet rekenen op kundig en construc-
Waar het in de na-oorlogse cultuur- die zich maar zijdelings en bovendien tief tegenspel. Hoogstens wordt het
politiek aan heeft geschort, en nog benedenmaats met cultuur ophielden, hem lastig gemaakt door bevende
mankeert, is een omlijnd cultuurplan; Hij heeft dan ook nog niet meer laten fatsoenrakkers als Algra, Beerekamp
pver voor de oorlog hoeven we h<- - - - - - -
niet eens te hebben.
Ordenend
Een regering met een beetje via)
had op zijn minst ordenend cn bevor
derend kunnen werken. Een natio
naai schouwburgplan ha»l gelijk op
dan zichzelf, want hij is overal, en Van Dis. Het wordt tijd dat de
Grote dingen en grootse ideeën heeft cultuur een gewicht krijgt als bv. de
hij niet losgelaten, maar hij is er ook bezitsvorming, die beide in een gelijk
pas erg kort en de omroepwet moest geaard verschiet liggen,
er ook nodlj door. Als hij nog even Met neme de partijen, vooral de Kultuurpolitiek valt uiteen in minstens twee laken, de kunste-
onder Cals vleugels mag blijven, met-socialistische, moeten de cultuur F
liefst ook nog na de beslissende ver- brengen op het niveau waar ze hoort naar en de consument. Van beiden wil ik proberen in deze kolom
kiezingsveldslag van volgend jaar. en dan eens niet verstopt in leuzen iets te zeggen,
ik hem met heel wat goeds voor die we nu wel kennen. Zij behoren
kunnen lopen met een nationaal to- de dag komen. de voedingsbodem te zijn van een B(j „de kunstenaarga ik ervan
neetplan. Een krankzinnige sammklit- Vrolijk kan veel willen, en dat zal kabinet, bij voorkeur het huidige, dat uit, dat deze het fundamentele recht
ting van drte schouwburgen up cn hij zeker, maar de man is vrijwel een het als een sociale plicht en een heeft zijn werk als „beroep" uit te
i us ler, zoals Maas- eenzame op het Binnenhof. Cultuur? kunstzinnige noodzaak beschouwt om oefenen. In de hedendaagse opvat-
i Cultuur en politiek zijn twee door de overheid, de centrale tricht-Heerlen-Sittard, 6ad voorko- ^en Groot Goed, maar het mag niet de cultuur naar de mensen en de tingen betekent dat voor mij, dat
ootheden die niet erg bij el- vooral, maar het lijkt nog te YhLilrc te veel kosten- Zo ongeveer is de hou- mensen naar de cultuur te brengen, hij een redelijk bestaan en bestaans-
H. Beereboom
ar passen, zeker niet in een
id waar de cultuur groten- in plaats van uit de schatkist te ren te spreiden In het westen'"en "er
leels van de bedeling moet le- komen. Handenvol miljoenen ter plaatse met veel pijn een eigen
Van een elementaire cul- worden elk jaar uitgestrooid p^'scjiapje af kan, terwijl het laten-
TT n j a- j te publick meer bezig is met nootjes
lurpolitiek is nauwelijks spra- over het Hollands tuintje van de vler en wat daarna komtt terecht op
;e. Ach ja, er wordt veel gedaan Muzen, vergeleken met de mil- dit ogenblik, dan met het frequentc-
jarden van defensie zijn het knik- ren van hun vaak lege kunsthuizen.
kers op het vliegdek van de Ka- s]echts één voorbeeld van
rel Doorman. hoe het niet moet. Men had beter
eens zijn licht kunnen opsteken bij
Zo op het oog is het voldoende: er een André Malraux, die Frankrijk
is een goed functionerend toneel be- met culturele centra en zoveel heeft
stel, sociaal dan. maar geen mens gezegend. Nu hoeven wij culturele
geeft een vriendelijk woord voor dat liliputters ons niet te spiegelen aan
bedorven begrip spreidingmet de culturele gullivers als de Fransen.
orkesten is het ook niet steeds even Maar een regering, en op lager plan
Paul Beugels
zekerheid mag eisen. De overheid
dient dan op te treden als „werk
gever", als financier eigenlijk. Er
zijn dan uiteraard mensen die moei
lijkheden voorzien bij de vrije me
ningsuiting van de kunstenaar. De
overheid zou als werkgever beper
kingen mogen opleggen aan de kun
stenaar. Ik acht het te dwaas
om over te praten, me welbewust van
de mogelijke consequenties. Natuur
lijk mag de werkgever eisen stel-
harmonieusde twee balletten schij- ook de provincie en gemeenten, die Pfln v£e kanten w?rdt gejend op
De cultuur in al haar uitingen staat ouderde stellingname ongefundeerde kunstenaarschap verdraagt een der-
in het middelpunt van de belangstel- kritiek laten horen, waardoor alleen Rf'Uke belenvmenng niet, principieel
ling. Dit is voornamelijk gekomen maar duidelijk wordt dat zij de cul- niet-
door de vaak zeer felle kritiek die tuur van nu niet begrijpen.
nen het goed te maken, beter dan vooruitkijkt, want dat is tenslotte re-
ooifc, gelukkig; de opera is een peper- geren, had de cultuur op zijn minst
dure liefhebberij van enkele door- moeten inbouwen in haar totale be-
bijters; de individuele kunstenaars, ieid dat, simpel gezegd, gericht zal
schrijvers, schilders, beeldhouwers, zjjn 0p het aardse geluk van de on-
componisten, filmers worden zoet of derdanen die nu zwemmen in een zee
in leven gehouden middels prijzen, van geid en tijd en geen kust meer
opdrachten, stipendia en met zo'n schijnen te kennen.
nare uitvinding als wat heet „con
tra-prestatie". Het is niet niks, en Dit is geen verwijt aan liet kabi-
toch broodmager. net-Cals, dat nu ineens zondebok
voor alles is. Integendeel. Dit kabinet
Het heeft vaak nog te veel weg van is het eerste in onze parlementaire
het burgerlijk maecenaat van de ne- geschiedenis dat de cultuur serieus
gentiende eeuw, en van lieden als neemt, gezien de volwassen zetel die
Cultuur en kunst zijn no? steeds ring of tenslotte totaal geen democra- geen zwart-wit antwoord, maar het
dure" woorden in de oren van velen. tie. gaat nu om vage begrenzingen die
fen feodale gedachte u:t een 'tijd. Het is een andere vraag of de over- alleen in een gezamenlijk gesprek ge-
fen „dure lieden" ongehinderd heitl bij haar subsidiebeleid ook nor- vonden kunnen worden. Zo'n gesprek
Kersten over vele eenvoudige zielen, trien moet stellen en zo ja, welke, had lii de Kamer kunnen ontstaan,
pi waren kunstzinnig en cultureel, Eenvoudig is dit voor hen die elke tussen minister Vrolijk cn de heren
tormenteerden zich althans zo. ethische norm als maatstaf voor een Algra en Beerekamp. Er was ook bc-
Uit deze tijd stamt ook d.ï idee van kunstwerk verwerpen. Eenvoudig is hoeftc aan.
het maecenaat: de aristocraat, die de dit ook voor „de mannenbroeders" zo-
lunst genadiglijk steunt, a! naar ge- als senator Algra c.s., die slechts hun Onbegrip
de cultuur van vandaag. Deze kritiek net Nederlandse parlement is er de
hoort men zowel in het parlement als iaa*foJheMaidP onitfiVlip' uitingen naart a-hw- bl-> ,n z'Jn bestaan. Velen vallen. Ik zie maar één rechtstreekse
daarbuiten. Hoe komt ditkeerde zWi v^ m°eten ,eent nev®njob ""oefenen maatstaf: kwaliteit, gehalte.
De hedendaagse mens wordt gecon- de culturele voortbrengers en verlangde on\ aan de ta ko™en- In geen Met haastige spoed moet ik nu over-
fronteerd met vele culturele uitingen dat zij geen subsidies meer zouden ont- ander ambacht wordt zoiets nog goed- gaan naar de andere pool, de consu-
die hem volkomen vreemd zijn. Bo- vangen. Vooral diverse schrijvers
vendien blijkt maar al te vaak, dat filmmakers moesten het ontgelden.
velen niet kunnen of willen begrij-
Begrip
gepraat!
Kwaliteit
J. H. J. Rose
Gelukkig staat de regering zeer afwij
zend tegenover het doen van bepaalde
ingrepen. Want aan welke eisen moet er
worden voldaan om dit te doen?
Vaak kan ik veel begrip opbrengen
ang zijn luim of grain. De verbintc- verstarde principes als c'è algemeen
lis van aristocratie en kunst is strij- eeuwig geldende normen kunnen Helaas, we hoorden slechts monolo-
Ig met de democratische grondsla- beschouwen. gen vol onbegrip. De minister maakte
en van onze maatschappij. Was hier zich wel zeer gemakkelijk van de
iroeger de vorst of aristocraat de Acht men de handhaving van more- zaak af waarschijnlijk om zich
erkelijke machthebber, thans berust
gesteld en de traditie van „vaagheid"
dit
uiteindelijke verantwoordelijkheid begrip voor alle gevaren van el- kabinet te houden. Senator Algra ful- hoort
Ij het volk in zijn totaliteit. Daaróm jL, °Vfr^ 1 tgnjpe",.., g?we" mineerde horende doof en ziende
ent ook het gehele volk bij de wordt het moeilijk. Er is dan blind tegen moderne literatuur. Nege-
Bij het vraagstuk welke positie de
overheid inneemt op het terrein van
de cultuur, waaronder in dit verband
de2g het gebied van de geestelijke stromin
gen cn de uitingen van kunst moeten
worden verstaan, gaat de discussie
De oorzaak ligt in het doorbreken over wat de overheid moet en raag
van de zo vertrouwde normen en het doen en wat zij dient na te laten,
niet weten welke nieuwe normen daar-
ment Cultuurpolitiek voor hem
den we bijv. bij de cultuurspreiding,
schouwburgen, bibliotheken, exposi
tieruimten, muziekscholen. In de
Hoe een financiële regeling voor meeste gevallen worden deze zaken
kunstenaars precies zou moeten lui- zwaar gesubsidieerd. Het zou van
den, daar heb ik geen kijk op. Om groot belang zijn hieraan gerichte uit
een voorbeeld te noemen, zou bijv. breiding en intensivering te geven,
de eeuite kritiek Want vele riiftiT een re8«ling in d« vorm van stipen- Om twee - redenen in hoofdzaak: ten
rele uitingen zijn zo op de maker zelf dia kunnen worden uitgebreid over eerste is er nog een enorme ach-
gericht dat men zeil eerst in zo'n situa- andere groepen kunstenaars die dat terstand, ten tweede moeten we er
tie moet geraken wil men verstaan het- wensen. Natuurlijk komt de vraag voor 2000 bijv. vanuit gaan, dat de
geen ons verteld of getoond wordt. wie onder zo'n regeling wel en niet werkweek zal zijn ingekort tot drie a
vier dagen, dan zal dit niet slechts
een vermeerdering van de vrije tijd
inhouden, maar een geheel andere
existentie van de mens. Naast sport,
recreatie e.d. zal creativiteit, dan wel
bredere plaats innemen.
Allure
Ik zei hier boven al: „gerichte uit
breiding en intensivering". Daarmee
bedoel ik het laatste wat ik hier
nog zeggen kan dat wc een toe
komstplan voor de cultuurpolitiek no
dig hebben. Het zal een plan van
allure moeten worden. De eisen zul
len terecht bar hoog worden.
Uitgangspunt voor die politiek moet
zijn naast wat ik reeds noemde
dat niemand ook maar in enigerlei
zin belemmerd wordt in deelname
aan de cultuur.
Drs. H. J. Schouten
De kunst op een hoger aristocra-
ich plan brengen is vanuit de demo-
tegennatuurlijk. Democratie
lat immers verder dan politieke me
izeggenschap. Het is een mentaliteit
e kenmerkend dient te zijn voor
k cultureel handelen. Hoewel een
'■el van de bevolking zich aan dit
les niet zoveel gelegen zal laten lig-
m, is het toch een volkszaak, dus
ede een overheidstaak. Vroeger was
)k niet iedere ridder, vorst of patri-
er een bewust cultuur-drager.
De CHU als christelijke partij, die
mens „beelddrager Gods" noemt,
:et, dat ze zich moet inzetten voor
itimale ontplooiingskansen, tot
larachtige menselijkheid. Daarom
ent men als christen èn als demo-
aat de democratisering van ons cul-
urbezit te bevorderen. M.i. zal er
rake zijn van culturele democratise-
Jac. Huysen
de plaats zijn gekomen. Zelfs
vaak de vraag: Bestaan er
nog wel normen?
Naar mijn mening is het een gelukkig
verschijnsel dat vele taboes zijn en wor
den opgeruimd. Hierdoor is de
Een actieve cultuurpolitiek betekent,
dat allerlei cultuurmanifestaties dank
zij de overheid kunnen plaatsvinden,
veelal door middel van subsidies. Het
beleid moet er op gericht zijn alle cul
tuur tot zijn reent te laten komen,
formatorische serieschriivers die boe- vriier in het leven komen te staan- Hij wel fanfarekorpsen als bijv. opera, jazz
IUrmdlUIlSCneserieM.IU IJ veis, uie uue Han ooit tpvnrpn PPrliilr PO Pn honnsMo vnrmon ,ran r,oÜ7ip rïooh
ken i
afleverden tot eer van veel
nog van God.
Te betreuren was het dat de iets Anders
meer genuanceerde dr. Beerekamp zo
zeer vereenzelvigd werd met de heer
ping volbrengen. bekoren verdienen zij steun èn gelde
lijke ondersteuning indien dit nodig is.
De neiging om de omvang van het aan-
tal liefhebbers van een bepaalde vorm
Dat de normen die in het verleden van kunst als kriterium voor het al of
„ARP en CHU tegen literatuur van wjng
Gelukkig ligt de zaak
dig niet. Velen zullen met betrekking
tot „Nader tot U" van G. K. v.h. Reve
niet graag het woord godslastering in
de mond nemen. Tenminste, als ze
het boek in zijn gehèèl lazen!
Het „Lam Gods" zal zich misschien
de maatschappij in al haar het massacultuurpatroon te verstevigen,
vuiurea 1945 stelt natuurlijk andere
normen aan haar culturele uitingen. Het \/a, ,_0
is helaas maar al te duidelijk dat de IN,euze
mens die in 1966 leeft niet weet aan Thorbeeke heeft er al op gewezen dat
de staat bij de kunst geen waarde-oor-
deel toekomt. Het is dan ook ondenk
baar dat de minister-president in navol
ging gjmnjW
Wie meent dat bepaalde vormen
van letterkunde of passages uit boe
ken, met zijn diepste gevoelens geen
rekening houden of deze kwetsen,
kan het Wetboek van Strafrecht te
hulp roepen. Wanneer echter de rech
ter mocht bepalen dat bepaalde passa
ges krenkend zijn, dan hoeft de mi
nister van cultuur het hele oeuvre
van deze auteur niet met de ban
bliksem van de integrale subsidiewei
gering te bedreigen.
wordt niet
i hij zich nu wel te hou-
De kerken, de maatschappelijke t
westen van ons land overal
schouwburgen komen, in harrr
het door tonelisten gewenste i
Hij blijft subsidiabel
sub-si-diable.
Een moeilijk tc beantwoorden vraag
is, of de centrale filmkeuringscommissie
wel in overeenstemming is met de ont-
i harmonie met houdingsplicht van de overheid. Naar
nhrn«itc«f ei» Z0-„5nste niveau te mijn mening is dit instituut acceptabel
oprechter gezocht weten door de be- culturele instellingen, de' po'litieke bezakt' en hem onwelgevallige schilde- rengen taak niet bedtuiluit hiet be
wogenheid „van de> schrijver over het partijen, ztj, die toch duidelijk moe- rijen laat verwijderen Even belangrijk is de zogenaamde pas- nen? maar zij tïïÜt Sms aan Lïmen
het rijk. de pro- sieve cultuurpolitiek, wanneer de vraag van openbare orde Er moet echter voor
de orde komt, wat moet worden worden gewaakt, dat de keuringsnor-
o, .^gelaten. Het zijn voornamelijk J~--
de moderne schrijvers „tandknar- nauwelijks over te spreken. Wat een «ff,,5 °p InJ. at te deze t°neelvoor- confessionele partijen, die er altijd
send en tongbijtend" naar de hel zul- nood, waar geen antwoord op komt. 5lj de regering op aandringen voor
fc- S""- Vandaar, datvaltn uit hun u£k uer- ?reKdi„™0rdv«n0r.lde .„"tt Si^n ,'.v
GELUK van Johan
i Daisne (pseud, van
lerman Thiery, geboren te
2 sept. 1912) is een keu-
g uitgegeven, dun boekje
96 bladzijden, een Mar-
van de Uitgeverij
Brussel/Den
bag. Het bevat ,,een lees-
luisterspel in de twee
•drijven van ons bestaan:
ft van de gedachte, en dat
n daad en droom", en
Irvolgens „een kort essay
fer letterkunde en magie",
•titeld Wat is magisch-
alisme. Het aantrekkelijke
prkje kost maar 2,90,
weggegooid geld voor
de Vlaamse literatuur
bijhouden, ook wanneer
figuren betreft die wat
voor de op-
jongere generatie.
Daisne staat ie boek als
hter, romancier, novellist, to
en filmkenner. Hij
"ijft veel. vaardig en nog-
veranderlijk. Hiertegenover
staat een duidelijk rest van neo
romantiek, die voor mij een
Frans smaakje heeft. Het is gek,
maar ik moest bij het lezen van
dit boekje telkens denken aan
muziek van Gounod, Duparc
Ik kon me niet weerhouden
ergens onder aan een bladzijde
het woord „salonkunst" te schrij
ven. Ik geloof dat men het zo
moet zien, dat wat ons als
Frans-romantisch aandoet, het
minder geslaagde resultaat is
van wat Daisne bedoelt met zijn
magisch-realisme. Het komt me
trouwens voor, dat deze kunst
vorm (kan men het een richting
noemen?) Daisne wel duidelijk
is als theorie, maar dat zijn
scheppend vermogen er niet blij
vend in kan slagen literair werk
te creëren dat die theorie vol
doende belichaamt.
Men kan het niet helpen, als
men door veel lezen en kritise
ren een beetje veeleisend is ge
worden. Ik zit in deze weken
dagenlang aan exam.entajeltjes,
waaraan stukjes Nederlands pro
za en Nederlandse gedichten
worden besproken. Die pro
zastukjes zijn vaak fragmenten
uit essays, geschreven door gere
nommeerde mensen zoals Antho-
nie Donker, Garmt Stuiveling,
Menno ter Braak en E. du Per
ron. Wanneer men zo'n lang ci
taat op de keper bekijkt, vallen
meer dan eens denkfouten en
stijlfouten op, en vooral schrikt
men een beetje van het niveau,
dat duidelijk minder hoog is dan
men had gedacht en verwacht.
Men ontmoet knapheid, bele
zenheid, vaardigheid, een enkele
maal tot aan de grens van het
briljante, maar men blijft iets
missen. In de literatuur komt de
Nederlander van huis uit zelden
verder dan een goede tweede
plaats in het Europees concert,
behalve misschien in de lyrische
poëzie. Deze situatie is bezig te
veranderen, doordat we vandaag
veel meer mondiaal leven en
denken dan een dertig jaar gele
den. Daarom is het niet onmoge
lijk dat de nu opkomende gene
ratie, die het Nederlands geeste
lijk provincialisme volkomen
heeft uitgeschud, in het Neder
lands werk gaat schrijven dat
een ruime horizon heeft. Dat dit
helaas geschiedt ten koste van
de laatste resten christendom, is
dacht ik onvermijdelijk.
De geest van vandaag brengt
mee, dat men heel duidelijk
christelijk, of heel duidelijk on
christelijk moet zijn. Ik heb het
nu niet over het handelen, maar
over het denken. Het is een van
de verdiensten van Sartre, dat
hij, het geloof aan God verwer
pend, de hele aura om dat geloof
heen, „besmet" als die is door
het christelijk denken en gevoe
len, tevens wil opruimen. Elk
z.g. „hoger" idealisme is taboe.
Dit onvermijdelijke streven is
zelfs tot in de kerken doorge
drongen. Mét God verdwijnt alle
verticalisme; er wordt zelfs een
theologie „nach dem Tode Got-
tes" bedreven.
Het merkwaardige is, dat deze
liquidatie ook de gelovige chris
ten niet onberoerd kan laten.
Dit boudt dan in, dat zijn ge
loof veel kortere schaduwen
gaat werpen. Het godsdienstige,
het metafysische als sfeer blijkt
in zichzelf geen waarde te bezit
ten en geen houvast te bieden.
De geesten komen steeds meer
openbaar. De christelijke aan-
groeisels moeten eraf; wat we
nodig hebben is het christelijk
geloof sec en puur.
Het is juist typisch voor
Daisne, dat hij om zo te zeggen
zijn domicilie kiest in een idea
listische en naar het metafysi
sche reikende sfeer, die past bij
het stadium waarin de ontker
stening in Europa zich bevond in
zijn jonge jaren. Daisne is, wat
zijn vorming betreft, een kind
van het interbellum, de tijd tus
sen 1918 en 1940. Zijn hele instel
ling, zijn hele problematiek,
doet verouderd aan.
De bouwkundig ingenieur Va-
lens Alkman bezoekt de zenuw
arts Dr. Tormentil. Hij lijdt aan
wat de ouden noemden „tedium
vitae": „Welnu, dokter, ik leef
niet in onvermengde levensblij
heid" (wie doet dit overigens
wel? C.R.). Dr. Tormentil, geen
getourmenteerde figuur, veeleer
alleen maar de magere personifi
catie van begrip en mensenlief
de, laat Alkman dan uitvoerig
uitpraten over zijn ouder wor
den, verminderde levensvreugde
enzovoort. Het is een weinig
boeiend en veel te wijdlopig ge
klaag en geanalyseer, dat blad
zijden na bladzijden wordt voort
gezet, terwijl een echt heden
daags schrijver het met een hal
ve bladzijde zou hebben afge
kund. Alkman gelooft niet in
kerkse zin, maar ziet God als het
inbegrip van het ware, goede en
schone. Hij weet niet wat hem
scheelt, maar de psychiater weet
het tenslotte (1) wel: Alkman
mist het geluk. Een magere uit
komst van een uitvoerig onder
zoek, eigenlijk een platitude. In
het tweede bedrijf wordt Alkman
bijna doodgereden: hij spreekt
met de dood in de persoon van
de heer Vanderdood en ontmoet
een jong meisje dat heel lief te
gen hem is, misschien ook omdat
zij zin heeft in de zoon van Alk
man. Alkman weet, dat op zijn
leeftijd resignatie vereist is en
hij brengt de groeten van het
meisje, Wivine geheten, aan zijn
zoon over. Maar hij herinnert
zich de assistente van dr. Tor
mentil, de wat oudere Marièze
en neemt zich voor bij deze
vrouw wat menselijke warmte
en gezelligheid te gaan zoeken.
Magie
Dit beschaafd, literair en onbe
nullig gebabbel moet dan ma
gisch-realisme heten. Als dit
„lees-,en luisterspel" de proble
matiek van de vijftigjarige man
moet uitbeelden, kan men beter
de novelle Vijftig van Marcellus
Emants onder het stof vandaan
halen.
Het tweede deel van het boek
je bevat dus het essay over let
terkunde en magie. Magie is
voor Daisne „bovenzinnelijkheid
bewerkt door menselijke tussen
komst". Dat is meer dan „droom
en werkelijkheid, de oude anti-
nomische tweeëenheid van Dich-
tung und Wahrheit" (blz. 67).
Want Daisne kent nog een derde
bestanddeel: wat hij noemt „de
trap". „Die trap dat is de boven
zinnelijkheid, richting en doel
der menselijke tussenkomst, en
dit is een werk van droom en
realiteit. De droom ligt aan de
kant van de mens, en aan de
andere zijde ligt de zinrijkheid
der hogere waarheid" (bl. 67/8).
Wat precies die hogere waarheid
is. op welke hoogte we haar kun
nen vinden, waarin haar zinrijk
heid bestaat, wat die zin nauw
keurig is, komt men niet te we
ten. Ook dit verbalisme is een
restant van een sinds lang over
wonnen periode in onze letteren.
Tegenwoordig zegt men met
Wittgenstein, dat als men niet
duidelijk zijn kan, men zijn
mond moet houden.
Definitie
Daisne onderscheidt een 10-
mantisch magisch-realisme, dat
van zijn jeugd en van De trap
van steen en wolken (1942). Via
de romans Dc man die zijn haar
kort liet knippen (1948) en Lago
Maggiore (1957) komt hij van lie
verlee tot wat hij noemt een
classiek magisch-realisme. Als
het u iets zegt, dan volgt hier
zijn definitie ervan:
„Het is geen verblindend vuur
werk, noch geeft het een oplos
sing aan onze vragen, zoals we
tenschap en godsdienst pogen
te doen. Het eerbiedigt volko
men onze conditie, dat is onder
meer onze onwetendheid... Het
classiek magisch-realisme is te
gelijk aarde en hemel voor de
sterveling: het verhevigt en ver
heft ons levensgevoel tot
iets...bovenzinnelijks" (bL 73).
In een tweede hoofdstuk geeft
de auteur dan enkele voorbeel
den uit de literatuur. Hij noemt,
na Massimo Bontempelli (1878 -
1960), die de term magisch-realis
me heeft uitgevonden, Luigi Pi
randello (1867 - 1936) met zijn
toneelstuk Enrico Quarto van
1922. Vervolgens noemt hij de
film Miraoolo a Milano van Vit-
torio de Si<;a (1950). Uit de En
gelse letterkunde haalt Daisne
als voorbeelden van magisch-
realisme aan The picture of
Dorian Gray van Oscar Wilde
(1891) en The strange case of
Dr. Jekyll and Mr. Hyde van
R. L. Stevenson (1836). De
legende van Tristan en Isolde
rekent Daisne eveneens tot het
genre in kwestie. De Duitse lite
ratuur doet als voorbeeld aan de
hand het verhaal Nusiknacker
und Mausekönig van E. T. A.
Hoffman 1816), waarnaar Tsai-
kofski in 1892 zijn ballet De No
tenkraker heeft gecomponeerd.
Ook het Nibelungenepos heeft
voor Daisne trekken van ma
gisch-realisme.
Het gevaar voor wie een term
heeft uitgevonden of q°ponee.-d
is altijd, dat die term steeds
meer gaat omvatten en tens'otte
zijn eigen grenzen voorbijstreeft.
Ook Daisne is aan dat gevaar
niet ontkomen. Voor hem wordt
zijn lijfgenre bijna het absolute
genre.
Middelmatig
Ik kom terug tot de Indruk
van goede en bekwame middel
matigheid, die ik dezer dagen
dagelijks opdoe aan de examen-
tafeltjes Nederlands. Men wordt
er een beetje moe van, van die
voortdurende afwisseling van
concentratie en teleurstelling.
Stendhal las geregeld in Franse
wetboeken om zijn stijl te verza
kelijken. Ons overkomt het om
gekeerde: voor wat we missen in
de dusgenaamde fraaie letteren
zoeken we heul bij de echte gro
te denkers, die bijzonder goed
schrijven omdat ze zo bijzonder
scherp hebben nagedacht. Met
welk isme men dan tc maken
heeft, is van weinig belang.
Dr. C. RIJNSDCRP