Karei Jonckheere Honderd jaar schenkers van kunstwerken Ik ben de Weg JÜIINST Alma Tadema in 1887:. CULTUREEL VENSTER Voor zesduizend gulden kan ik amper een vrouw op een naakte stoep schilderen zestig jaar Ik las: door Hans van Haeften 1 ZATERDAG 9 APRIL 1966 MEN schrijft 1866. Plaats van handeling: 's-Gravenhage, residentie, bestuurlijk hart, stad bij uitstek voor deftige men sen. In statige woningen koestert menig lid van de Haagse chique een kunst collectie. De deftigheid is merkwaardig progres sief. Het schoonheidsge voel richt zich niet uit sluitend nn He klassieke meesters nnk het werk van kunstenaars, van wie zij werk als museumdirecteur het in 1915 SlUirena op ae Klassieke meesters, OOK net wens van kochten verwierven later inter- waagde, een voorgestelde aan- levende kunstenaars heeft de belangstelling. In zijn nationale faam; Weissenbruch koop te ontraden, kreeg hij de kring brengt collectioneur baron Van Zuylen van was er een van. Nijevelt een wel zeer vooruitstrevend idee ter tafel: |s|iet gewenst de instituering van een „Vereeniging tot het oprich- Naast bewondering voor het ten van een Museum van Moderne Kunst". vele goede dat de adelijke en het bestuur~e"rkendV,"dat dé notabele museumvrienden van antwoordelijkheid voor het Het voorstel vindt tueer- over de aankopen van nu en de ^htln? rysMochTok SSeTmtar d"?™lrMndlrde de klank en het doel wordt als smaak die wij daarmee hebben dering over het feit, dat de aan- heren niet, een op die dag van volgt omschreven: een ver- geëtaleerd. Hoeveel stukken zul- kooppolitiek en dus het bepalen erkenning 'door dr. Van Gelder zameling kunstwerken van lc" toekomstige museummensen van het Sezicht van het voorgedragen schilderij van hedendaagscheNederlandsche mot de mantel der liefde bedek- d'aiovei"E3?SlanTfstuTt'voj! meesters tot stand te brengen, Ken omaat bij vertoning in discussiërende groep particulie- doende achtten. Jongkinds koch- die zou zijn het eigendom der het openbaar hartkloppingen ren. Toen dr. H. E. van Gelder ten en schonken de Museum gemeente 's-Gravenhage". wind van voren met de notule ring, „dat men van een dergelijk ongevraagd advies geen regel wenste te zien gemaakt". Het duurde tot 1936 vooraleer van schaamte veroorzaken? 234 leden. Het begin van een blaam. Vaak hebben bestuurders booms schilderij „De Pieterskerk I verzameling is er ook al, te raa^ gekozen. Verscheidene te Leiden I weten twee schilderijen: „Een "vondaan het strand" van f. J. Bource en „October in het Zuid" van A. J. Haanen. De collectie krijgt meteen tot naam: „Museum van Moderne Kunst". 1962! Het Haags Gemeente museum kan voor het eerst na 27 jaar een nieuwe catalogus aanbieden. K. E. Schuurman schrijft daarin: „Het feit van de ze aankoop (het stuk van Bour ce) is belangrijker dan het werk zelf, getuige het feit dat dit schil derij niet in de keuze kon wor den opgenomen van de schilde rijen die in deze catalogus wor den beschreven". I ronie Nu, april 1966, hangt die zo meravond aan zee uit 1863 dan toch in het Gemeentemuseum als ouverture van de tentoonstel-' ling ter ere van „Honderd jaar Museumvrienden". Je bekijkt het schilderij met ironische blik en je denkt: „Hoe hebben ze het kunnen kopen". Maar dan rea liseer je je, dat over nog eens honderd jaar misschien wel iets scherpers zal worden gezegd. Illllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllliillllllllltllllllllllllilllllllll vrienden pas in de jaren 1946, '49 en '53. En de notulist schreef na de verwerving van „Maan nacht Dordrecht": „De Jongkind wordt gezien als sluitstuk van de collectie. Men betaalt 7.500". Zo ging dat Hoeveel geld de Haagse museumvrienden in honderd jaar aan hun kunstmin hebben besteed, is waarschijnlijk n:et meer nauwkeurig vast te stellen. Niet alles werd genoteerd en van 1928 tot 1930 was zelfs het notulenboek domweg zoek. Ter gelegenheid van de expositie die niet alle aankopen toont is een aardige catalogus versche nen, waarin wel de complete lijsten van schenkingen zijn op genomen, naast vaak grappige bijzonderheden over de activitei ten. In 1887 bijvoorbeeld, reisde een bestuurslid naar Londen om een schilderij van Alma Tadema te bemachtigen. Hij mocht tot 6.000 bieden, maar Tadema zei, dat hij voor zo'n gering be drag slechts „een vrouw op een naakte marmeren stoep" zou kunnen schilderen. Een jaar later ging de vergade ring accoord met de koop van het „Naaistertje" van Jozef Israels voor 2.700. Tegen stem den de bestuursleden Siccama („die niet van het werk houdt omdat 't zo zwart is) en schilder Bles (omdat hij de prijs te hoog vindt). Enige jaren tevoren had Bles zijn medebestuurders laten we ten, „uit welwillendheid eventu eel wel bereid te zijn één van zijn schilderijen voor de helft van de gevraagde prijs (f 8.000) Deze van omstreeks 1815 date rende Geraffe-piano uit Zuid- Duitsland werd in 1941 het eigendom van de Haagse mu seumvrienden. die hun schen kingen tot 30 mei exposeren. te verkopen". En inderdaad be taalde men Bles f 4.000 voor zijn .Lichte en zware rouw", na dat hij op verzoek enige wijzi gingen had aangebracht. Dunne laag Tot 1907 hielden de Museum- vrienden zich uitsluitend bezig met het aankopen van schilderij en (totaal nu: 173). De groep beeldhouwkunst omvat tot dus ver slechts drie stukken. Merk waardig is, dat de belangstelling zo weinig gericht was op de prentkunst. Zelfs de grote voor vechter jhr. mr. Victor de Stu- ers, die in het laatste kwart van de vorige eeuw voor eigen verza meling kostbare bladen tegen luttele guldens in bezit kreeg, slaagde er als voorzitter niet in, zijn medebestuurders tot kopen te bewegen. De gehele collectie tekeningen en prenten omvat nog altijd maar achttien num- Oude kunstnijverheid kreeg voor het eerst in 1936 de be langstelling van Museumvrien den. Tot dusver werden de acht entwintig schenkingen gedaan. De muziekafdeling wordt sinds 1939 en de afdeling glas en cera miek^ sedert 1963 regelmatig be- Met in totaal 276 schenkingen heeft de jubilerende vereniging een zeer belangrijke bijdrage ge leverd aan het totaalbezit van het Haags Gemeentemuseum. Echter, voor de stad waar al generaties lang de financieel hoogst geklasseerden zich bij voorkeur vestigden, de stad met de meeste autoriteiten en ook de stad waarheen een aanzienlijk deel van de miljarden uit het voormalig Nederlands-Indië vloeide, is een krinj* van nau welijks 2400 museumvrienden op een bevolking van 600.000 een uitermate dunne cultuurlaag. Of zouden wel meer Hage naars (voor een minimum-contri butie van 7,50 's jaars) museumvriend willen worden, indien kunstwerken zouden wor den gekocht die zij zelf mooier vinden dan de aankopen welke als representatief voor het he dendaagse van waarde worden geacht? Misschien ligt hier stof voor een interessante enquêtte. TT EL A AS. ik werd te laat geboren, 'k verreis mijn leven in een tram, nog nooit heb ik m'n weg verloren, ik draag een bril en loop geschoren, mijn wapens: uurwerk, pen en kam. Zo dichtte eens de man, die zijn toen reeds beste wapen ver gat te noemen: zijn tong. Want Karei Jonckheere, die juist van daag zestig jaar geworden is, heeft in Nederland voor een breed luisteraars- en kijkerspu bliek vooral bekendheid gekre gen door zijn gevatheid, geestig heid en vermogen tot improvisa tie. Wie hem in jury's en ad viescommissies heeft meege maakt, hem ontmoet heeft bij literaire bijeenkomsten, kent hem als de geestige en milde spreker die aan een samentref fen van literatuurmensen de spi ritualiteit weet te geven die daaraan anders wel eens wil ont breken. Schrijvend over zijn voorge- geslacht hard werkende Vlaam se kleine luyden, vertelt Jonck- „Het levensritme van ster ven en hertrouwen heeft mij een stel grootvaders en groot moeders bezorgd, die steeds jonger werden, d.w.z. dichter kwamen te staan bij mijn ge boortedatum. Spijtig genoeg is de laatste „grootvader". Kar ei tje Sanders, spelbreker gei; weest. Hij is niet hertrouwd. Zoniet kon het moment aange broken zijn, dat ik ouder werd dan mijn grootouders... Wat ik zeggen zal klinkt natuurlijk oneerbiedig: mijn voorouders kochten kinderen, stierven en werden dan regelmatig vervan gen door tweede, derde en ver dere vaders en moeders; al hun namen uitgestippeld zien de op een groot blad papier, raak ik de indruk niet kwijt dat ze door de schepper bijeen gebracht werden om als konij nen of biervliegen de wet van Mendel te illustreren, in de richting van mijn onontwar baar geval." TON HYDRA En nu jubileert dit onontwar bare geval, geboren 1906 te Oostende. Jonckheere studeerde Germaanse talen, was leraar en onderwijsinspecteur, secretaris van de Belgische minister van binnenlandse zaken in 1945, inspecteur der Openbare Biblio theken voor West-Vlaanderen en adviseur Kunst en Letteren bij het ministerie van openbaar onderwijs. Hij maakte verschei dene grote reizen, o.a. naar Mexi co, Kongo en de Verenigde Sta ten. Hij is of was redacteur van Het Nieuw Vlaams Tijdschrift. De Nieuwe Stem, het Critisch Bulletin en Standpunt. In 1945 kreeg Jonckheere de Lode Bae- kelmansprijs van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taai en Letterkunde toegewezen voor het verhaal Largo (1940) en in 1947 de Driejaarlijkse Staatsprijs voor Poëzie voor zijn bundel Spiegel der Zee (1947). die zijn mooiste werk heet te bevatten. Zelf zegt Jonckheere dat hij in zijn gedichten de constanten van het bestaan ver werkt, t.w. voorouders, levenska der (voornamelijk de zee, het polder- en Leielandschap, de lan den die hij bereisde), de ouders, het kind. Hij kent zichzelf toe een beschouwende en drama tisch gespannen natuur, steeds open staat voor de tovers zowel als voor de problemen op Over hem sprekende constate ren anderen dat Jonckheere de dichter is van elegische belijde nispoëzie over het dagelijks bestaan, weemoedig, ironisch en met een tragisch accent. Hij schreef ook novellen en pittige reisverhalen. Stuiveling noemt hem een overgangsfiguur naar een jongere generatie en stelt vervolgens dat Jonckheere ge rijpt is door zijn innerlijke om mekeer in ondogmatische zin. Het is moeilijk om over de jubilaris bespiegelingen te hou den; over hem spreken is hem citeren. Laat dit dan gebeuren, met van deze plaats een harte lijke gelukwens. Eerst een stukje proza over de dichter. „Kijk toe, daar zit een dich ter. Hij bezit een gezicht maar geen leeftijd, een lichaam maar geen gewicht, een tong maar geen spraak: hij schreef zo pas een gedicht. Terwijl hij bezig was, is hij aan alles ontstegen. Nu daalt hij lang zaam terug naar zijn voeten. Hij maakt het moment door tussen zakken en landen. Zijn gedicht bestaat maar hij heeft het ngo niet herlezen. Uitge- geboren, tijdschriften nog niet gesticht. Op zijn tafel ligt een map, tussen tabakskruimels en een lege lucifersdoos. De map houdt hij half open, ook half dicht, hij betuurt zijn schat, een half dozijn gewassen maar nog niet gekamde gedichten. Het onmogelijke is nog moge lijk, de dichter speelt mee met ons: glimlach of grijns. Meestal beide." En ten slotte het gedicht „Van vele reizen thuis", uit de bundel De Hondenwacht van 1951. Hoe nog altijd die wind mij wakend houdt als tijdens de eerste nachten weer aan wal. Illlllllllllllllllllllllllll "LIET blijft toch maar waar: we weten niet waar ons geluk ligt. In de loop van de laatste honderd jaar zijn tienduizenden en j tienduizenden mensen de wereld rondgetrok- i ken, van Oost naar West en van Noord naar Zuid, in de hoop en soms ook in de zekerheid elders het geluk te vinden dat zij koortsach- j tig najaagden, maar wat zij vonden waren zorgen, moeiten en verdriet, het geluk bleef uit. En ik vraag me af of ik het op Majorca had gevonden. Ik had het hotel al besproken en de vliegreis al geboekt, toen door onvoor ziene omstandigheden de reis geen doorgang kon vinden. Ik was de wanhoop nabij, het scheen me toe alsof me een laatste kans werd ontnomen te vinden wat ik zocht. En toch hoe is het alles anders uitgepakt dan ik dacht. Maar laat ik met het begin beginnen. Ik ben dertig jaar oud of jong. zoals u dat wilt noemen, en naar mijn vrienden beweren ben ik in het leven geslaagd. Dank zij een oom kreeg ik na mijn studie een plaats in de directie van een groot bankconcern. Daar nau- j welijks drie jaar werkzaam werd ik benoemd tot directeur en de weg naar het president-di recteurschap ligt voor mij open. Mijn vrienden hebben dus, materieel ge zien, groot gelijk. Ik ben een geslaagd man. Er is bijna niets wat ik mij niet kan veroorlo- ven. Een paar duizend mensen zien mij naar de ogen. Op alle kantoren in ons land en in I het buitenland word ik met égards behan deld. Bij moeilijkheden op financieel gebied wordt mijn oordeel gevraagd, en men zegt, dat mijn stem gezag heeft. TK ben wat uitvoerig om u te bewijzen. dat ik niet de minste reden tot klagen I heb. En dat deed ik ook niet tot die morgen, waarop een buitenlandse relatie met wie ik. na een zakelijke bespreking, dineerde plotse ling zei: U bent toch wel een gelukkig mens. I Op dat ogenblik beaamde ik dit. maar 's i avonds laat toen zijn woorden mij te binnen schoten, vroeg ik me af: Ben je nu echt wel gelukkig? Ik ging daarover nadenken. Was ik geluk kig? Natuurlijk, het leven had mij veel geschonken waarover ik me kon verheugen. I Maar wat stond daar tegenover? De vraag liet mij niet meer los. Als ik een ogenblik rustig zat, drong ze zich op en steeds heviger. Ze nam tenslotte helemaal bezit van mijn denken. Altijd weer dat ene: Ben je geluk- I kig? Soms. midden in een zakengesprek, als ik met mijn gedachten bij moeilijke proble men was. kon het gebeuren, dat ze mij door het hoofd speelde. En het duurde niet lang of ik wist het antwoord precies, nee, ik was niet gelukkig. Toen ik dat eenmaal wist, rees als vanzelf de vraag naar het waarom. Wat mankeerde er dan aan. was ik ontevreden, was ik een over het paard getilde jongen? Ik besloot mijn probleem voor te leggen tan een vriend, een arts. Om hem ineens ermee te confronteren viel ik met de deur in „Ik heb je hulp nodig, ik ben ongeluk kig". Een ogenblik zag hij me verbaasd aan. Toen begon hij te bulderen van het lachen. „Jij ongelukkig?", vroeg hij tussen een paar lachbuien door. Man houd op. Jij hebt alles wat je hart begeert, de beste baan, de mooiste auto". Hij werd een tikkeltje boos. „Je moest je schamen, dat je dat durft zeg gen". Ik haalde mijn schouders op. „Misschien wel", antwoordde ik. „Maar de zaak ligt nu eenmaal zo. De laatste weken heb ik me afgevraagd of ik wel gelukkig was en voor mij is het antwoord negatief. En daarom ben ik naar jou gekomen om daarover te praten. In de hoop. dat jij me kon raden". „Hum", bromde hij. „Zit de zaak zo." Ver tel eens heb je het de laatste maanden druk gehad? Ik bedoel dan drukker dan nor maal?". Ik kon het niet ontkennen. „Inderdaad", gaf ik toe. „Het was de laatste maanden bijna een en al conferentie, zowel hier als in het buitenland. Ik heb in één maand in Londen, Parijs en New York besprekingen gevoerd. En ik moet toegeven, dat ik er doodmoe van Hij" knikte. ..Natuurlijk", zei hij, „je had het antwoord zelf kunnen vinden. Je bent oververmoeid. Je moet er eens een paar weken tussenuit. Kun je met vakantie gaan?". „Dat zal wel lukken", antwoordde ik. „Dan neem jij vakantie en ga jij een paar weken naar Majorca. Het is daar nu nog rustig, het klimaat is voortreffelijk, en je zult zien je komt als een herboren mens terug". Het plan lokte me. Ja, dat was het. Er eens helemaal uit. Een paar weken geen zorgen over geldbeleggingen, inflatie en al die grap penmakerij meer. Gewoon niets doen, wat luieren. F)OCH zoals al gezegd, het ging niet door. Feitelijk op de trap van het vlieg tuig werd ik teruggeroepen. Commissarissen hadden me nodig voor een bespreking. En uit die bespreking vloeide een reis voort naar Yokohama. En daar zat ik. Mijn secretaresse had nog gauw een paar boeken in mijn koffer gestopt „Dan heeft u onderweg wat te lezen", zei ze lief. Een van de boeken boeide me in hevige mate. De hoofdpersoon was een directeur van een we- reldbedrijf, internationaal bekend, vader van een zeer gelukkig gezin. Op een dag was hij verdwenen zonder een brief na te laten, hij was zo maar weg. Eerst dacht men aan mislukte financiële manipulaties, maar de boeken waren alle in orde. Er was geen frau de gepleegd, niets van dien aard. De familie stond voor een raadsel. Drie jaar later werd de verdwijning opgelost. Men vond de direc teur bij een razzia door de politie slapend onder een brug over de Seine. Hij vertelde, dat hij ineens van alles genoeg had gekregen, van zijn baan, van zijn gezin, van de hele wereld, en daar om was hij clo chard geworden. Hij leefde met de armsten. deelde met hen het geld, dat hij bedelde en het brood, dat hij ophaalde, en hij zei zich de geluk kigste mens van dé wereld te wa nen. Ik dacht erover na. Zou dat de oplossing zijn? Weglopen? Verder als landloper door het leven gaan? Kan de mens. dacht ik. al leen maar gelukkig zijn als hij behoort tot de niets-bezittenden? Als hij van de ene dag op de andere leeft, zonder te weten wat de dag van morgen hem zal brengen? Maar ik verwierp de gedachte. Dat kon onmogelijk waar zijn. Ik vond het ook geen oplossing. Precieser gezegd, ik vind het ver raad tegenover de maatschappij, die mij in de gelegenheid had gesteld te studeren en daarvoor van mij iets terug verwachtte. En toch, als het eens waar was, dat het verlies van status bevrijding gaf en dat die bevrij ding het geluk bracht, dat ik zocht? ACH, het gaat soms in het leven heel anders dan de mens denkt. Teruggekeerd in Nederland kreeg ik een brief van kennis sen, met de uitnodiging de Paasdagen bij hen door te brengen. Niet bij hen thuis, maar in hun spiksplinternieuwe bungalow ergens in het Brabantse land. Omdat ik toch niets om handen had, had ik de uitnodiging aanvaard. Overigens zonder blij te zijn. Maar ik wilde mijn zinnen eens verzetten, eens in een heel ander milieu verkeren, eens wat anders zien dan de steenmassa van de stad. „Het is makkelijk te vinden", schreef de gastvrouw. „Je doet het beste met de trein te komen. Dan rijd je tot Deurne en wandel dan naar ons toe. Het is een prachtige wandeling. Twee uur heb je ervoor nodig, maar onder weg passeer je een paar dorpjes, waar je, als je moe wordt, een kop koffie kan drinken en een ogeblik rusten. En voor jou", voegde ze er aan toe, ,,is zo'n wandeling wel eens goed. Je zit te veel in je auto en in een vliegtuig, je krijgt veel te weinig frisse lucht". Die morgen dan nam ik de trein, stapte uit in Deurne en sloeg de weg in, waarlangs ik tenslotte bij de bungalow zou aankomen. Het weer was prachtig en ideaal om te wandelen. En eerlijk, ik begon er plezier in te krijgen. Slechts het fluiten van de vogels verstoorde de rust. Zover ik kon zien, geen mens te ontdekken. Ik haalde een paar maal diep adem en zette de pas erin. T7EN uur ongeveer had ik gelopen, toen ik het onbehaaglijke gevoel kreeg de weg kwijt te zijn. Op een viersprong van weggetjes pro beerde ik me te oriënteren. Moest ik nu links of moest ik nu rechts. Terwijl ik bezig was het ant woord te vinden, naderde een jon geman met aan zijn hand een meisje, dat meer danste dan liep. Hij zou me natuurlijk kunnen helpen. „Ik ben de weg kwijt", zei ik. „kunt u mij hem wijzen?". „Dat zal wel gaan", lachte hij, „waar moet u heen?" Ik noemde de naam van het gehucht. „O", zei hij, „dat is makkelijk gezegd, en u kunt onmogelijk verdwalen. Als u rechtuit loopt, komt u er vanzelf. U passeert zo dade lijk een dorpje, feitelijk is het niet meer dan een aantal huizen om een kerk. Voor die kerk staat een wegwijzer, kijkt u daar nog even op. Mocht u de tijd hebben, stap dan de kerk binnen, want het is een buitengewoon fraai gebouw, dat de moeite van het bezichti gen waard is. Het is een eeuwenoude kerk. maar prachtig gerestaureerd, dank zij de gift van een richard, die hier jaren achtereen zijn vakantie doorbracht. In zijn testament stond, dat de kerk hem de weg had gewezen, toen hij de weg kwijt was, en dat hij als dank de restauratie voor zijn rekening nam. De restauratie heeft bijna een miljoen ge kost". „Zo", zei ik, en het klonk een beetje schaap achtig. „De kerk is de weg", zei het meisje plotse ling. „Houd je mond" bestrafte de jongeman haar. „Je mag je niet in een gesprek van grote mensen mengen". „Nou het is toch zeker waar?", pruilde het TK stond voor de kerk. De jongeman had niet te veel gezegd. Het was een prachtig gebouw. Ik was niet van plan binnen te gaan, maar het was alsof ik naar binnen werd getrokken. Op mijn tenen liep ik rond, ik begreep, hier mocht geen geluid de stilte verstoren. Ik bekeek de fraaie gebrandschil derde ramen, met voorstellingen ontleend aan de bijbel. Ik bewonderde de prachtig gesneden kansel, juweel van oude volks kunst. Wat had de man, dacht ik, die deze kansel „bouwde" zijn werk met een diepe eerbied verricht. En toen ineens stond ik voor het kruis. Een kruis, dat imposant was door zijn grootte. Het reikte van de grond tot bijna aan de zoldering. Op de verticale balk las ik de woorden: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven, en ik schrok. Ik ben de weg wat had die richard ook al weer in zijn testament geschreven? „Dankbaar, dat de kerk hem de weg had gewezen...". En het kind had ge zegd: De kerk is de weg... Ik bleef kijken naar het kruisIk ben de Weg... Ik... de Weg... De jaren gleden terug. Ik zag me als kleine jongen, en ik hoorde een verhaal, flarden van een verhaal. Wat was het ook al weer? O ja, het kruis, Jezus, dood, opstanding, leven, Pasen. Pasen? Het leven. Leven? Wat had ik van mijn leven gemaakt! Was mijn leven wel leven? Goede baan. dure auto. geëerd door de mensen. Was het dat? Of was er een ander leven? Het kruis een wegwijzer? Was ik de weg kwijtgeraakt? Ik ben de Weg... Ik wist het weer: Wie in Mij gelooft zal leven al ware Hij ook gestor ven... En: De rijke jongeling. Was hij ook de weg niet kwijt? Was ik soms die rijke jonge ling? T'EGEN de avond bereikte ik de bunga low waar mijn kennissen hun intrek had den genomen. „Je bent laat", zei mijn gastvrouw een tik keltje verwijtend. „Zeker de weg kwijtgeraakt?" informeerde nijn vriend nieuwsgierig. „Ik ben inderdaad de weg kwijtgeraakt", intwoordde ik. „Wat een geluk, dat je hem toch nog hebt gevonden", zei mijn gastvrouw. „Een groot geluk", zei ik uit het diepst van mijn hart. Laf is een dak, dat zijn ge binten vouwt op valse rust, door 't hart niet meer betrouwd en die geen zeeman ooit ge nezen zal. Want wie gevaren heeft weet méér van land en God. Koel klopt hij all* wachten mee, het liefst als in de hut kom- paslicht brandt. het schip alleeen vaart «n geen oeverrand of ster de grens trekt tussen lucht en zee. Hier thuis hoort hij de trage oren slaan, hij grimlacht wikkend om het broos gewicht van boeken, die in kerk en wethuis staan, en droomt van boord, waar nietig en ontdaan de waarheid in een klein* windroos ligt. Dr. C. RIJNSDORP [jarigen! De 13e april wordt de Ierse, Frans schrijvende ro man-, toneel- en hoorspel schrijver Samuel Beckett 60 jaar. Hij kreeg bijzon dere bekendheid door zijn to neelwerk ,En attendant Go- dot" in 1953 en in 1959 door zijn hoorspel „All that fall", dat ook voor de Nederlandse radio werd opgevoerd. Eveneens 60 jaar wordt vandaag de bekende Hon gaarse, tot Amerikaan genatu raliseerde dirigent en compo nist Antal Dorati te Londen, dirigent van het BBC-sym- phonie orkest. In oktober zal hij deze functie vervullen bij het Stockholms Philharmo- nisch Orkest. De Rotterdamse beeld houwster, Joh. Sprenkels, be reikte op 7 april haar 65ste verjaardag. In haar familie is het beeldhouwen al meer dan een eeuw traditie. Joh. Spren kels bewaart in haar woning aan de Molenlaan te Hille- gersberg bewijsstukken van het meesterschap van haar va der Jacques en grootvader Jo- han Sprenkels. Naast talrijke religieuze werken vervaardig de Joh. Sprenkels o.m. een verzetsmonument op de be graafplaats „Oud Kralingen", jubilea,] De 15e april hoopt M. Reek- man, redacteur Elseviers Week blad te Naarden, zijn 40-jarig journalisten jubileum te vieren. Hij zal worden gehuldigd. toen De 10e april is het 25 jaar geleden, dat de Nederlandse classicus, dichter en roman schrijver dr. Aegidius W. Timmerman, eertijds leraar aan het Haags gymnasium, die be kendheid verwierf door zijn vertaling van Homerus' ,.Hias" cn ^.Odyssee" te Blaricum over- Op diezelfde datum is het een eeuw geleden dat de Franse schilder, tekenaar en li thograaf van militaire taferelen en paarden. Hippolyte Bellangé. wiens werken grote geschied kundige waarde bezitten, te Pa rijs overleed. April/mei is het 60 jaar gele den dat de bekende componist Edvard H. Grieg in zijn laatste levensjaar een bezoek bracht aan ons land en optrad als diri gent in het Concertgebouw en als pianist en ensemblespeler in de Stadsschouwburg te Amster dam. Hij schreef later, dat hij met heimwee aan dit bezoek terugdacht. straks De 16de april stelt de direc tie van Burgers' dierenpark te Arnhem (voorlopig alleen op zaterdag) een „kunst plein" open, waar kunste naars op allerlei gebied kun nen werken en hun produk- ten ten verkoop kunnen aan bieden. ,°v-..n .april hestaat het Rijswijkse Vrouwenkoordi- rigente Ria Borgmeier 20 jaar. Dit jubileum, tegelijk met het zilveren dirigentenju- hileum van Ria Borgmeier, zal de 10de juni in de Rotter damse Doelen worden ge vierd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1966 | | pagina 17