Machtig Tibetaans
priester-zakenman
was
mijn
papa
WONDERLIJK TIBET
A
\r
ZATERDAG 19 MAART 1966
Nederlandse schilderes leefde in Himalaya
Om de Tibetanen wezenlijk
te leren kennen, leefde de Ne
derlandse schilderes mr. Lily
Eversdijk Smulders gelijk een Ti
betaanse vrouw gedurende drie
lange winters in het overweldi
gende Himalayagebied. Zij had
het zeldzame geluk, door de
Chinya Lama, priester-officiant
van Bodhnath het heilige
dorp bij de grens van Nepal en
Tibet als pleegkind in zijn
huis te worden opgenomen. Papa
„Rimpoche" (dat betekent Kost
baar juweel) was Roodkap-lama
en behoorde dus tot de „Rode
Kerk", de oudste lamaïstische
sekte van Tibet. Roodkap-lama's
mogen wijn drinken en vlees
eten en behoeven zich niet te
houden aan het celibaat. Van
deze „dispensaties" had Kost
baar Juweel rijkelijk gebruik ge
maakt: van vier vrouwen tegelijk
was hij echtgenoot. Tegenhan
gers van de „Rode Kerk" zijn de
meer ascetische Geelkap-lama's;
zij maken deel uit van Tibets
„Hervormde Kerk". Naar aanlei
ding van het verschijnen van
haar fascinerende boek „Won
derlijk Tibet" schreef mevrouw
Eversdijk Smulders exclusief voor
onze bladen een verhaal over
haar „Papa", die zich bij voor
keur en dan vaak op hoogst
merkwaardige wijze bezig
hield met wel zeer aardse zaken.
Door een samenloop van omstandigheden was ik als nog de zes en vijftigste be-
dochter aangenomen door een Tibetaanse Roodkap-lama, woonster van het „Huis-met-
- de- Leeuwen"!"
„Daar geloof ik niets van!
Waarom zou zij niet willen??
Je hebt geen zin om mij te
de priester-officiant in een zeer „heilig" dorp even buiten
Tibets grenzen. Mijn nieuwe „papa" was wijd en zijd een
machtig en gevreesd man, niet alleen vanwege zijn reli
gieuze positie, maar ook als handelsman. Het waren voor- helpen zuster, dat is het!"
al zakelijke aangelegenheden waarvan hij vervuld was. Gelukkig was papa juist wak-
Hoewel al zeer rijk, was deze hogepriester er altijd op uit J^tstfwëordên gehooïi „Jij
nog meer geld te verdienen en zo mm mogelijk uit te ge- en je oudere broeder zijn
ven. Ik woonde gedurende drie winters met hem en som- verschrikkelijk: vrouwen en al-
mige van zijn afstammelingen (vijf en vijftig) samen in
een huis van elf kamers. Hier wil ik vertellen hoe soms de
vroege morgenuren in dit vreemde gezin verliepen.
Toen de mist optrok, zag ik
eerst de silhouetten van de ka
le bomen vlak adhter ons huis
opdoemen, daarna de vederach
tige bamboebosjes op de akker
verderop hoe vreemd: tro-
pisdhe bamiboe in de Himalay
a's! vervolgens werden lang
zaam aan de eerste heuvelrijen
zichtbaar, vlak en plat als cou
lissen van een toneeldecor, en
het allerlaatst de besneeuwde
toppen van het hooggebergte,
die als een witte krans ons dal
omgaven.
De dienster Quisang had al
lang en breed de morgenthee
gekarnd met de zoutkristallen
en de yakboter daarin, maar
papa lag noig in zijn troonbed
met zijden hamgsels te slapen:
met zijn windjacket aan, zijn
ijsmuts op en een roodgeruite
shawl om, alles onder vele dik
ke dekens!
Mijn (Tibetaanse) broer
Ganèsh, (zo genoemd naar de
Hindu-god- met- de oli
fantsslurf), die zich anders al
tijd door zijn vrouwen met
thee-op- bed liet verwennen,
was daarentegen juist vroeg op
gestaan om met papa over za
ken te spreken. Hij durfde hem
echter niet te wekken en bab
belde dus wat met mij in de
aan papa's slaapvertrek gren
zende turkooisblauwe ontvang
kamer over het onderwerp
dat hem na geld het
meest interesseerde: het schone
geslacht!
„Zuster Lily, als je eens wist
hoeveel vrouwen ik heb be
mind! Daar hoog in de bergen
zijn de Sherpa-meisjes gewil
lig en zeer hartstochtelijk!
Natuurlijk heb ik ook mijn bei
de wettige echtgenoten Chring
en Kamale lief, maar ja, wat
houdt een man frisser dan af
wisseling? Mijn ideaal is een
Westerse geliefde erbij te heb
ben, kun jij mij er niet een
bezorgen?"
„Nee Ganèsh, onmogelijk,
zet zulke dingen uit je
hoofd"
„Nu goed, ik zal haar wel
trouwen zoek een blond
Aan zijn kledij is te zie
dat deze Tibetaan een sie
deling is.
meisje met blauwe ogen voor
mij uit in Holland. Ik ver
trouw op je smaak wanneer je
bemiddelaarster wilt zijn, en je
weet dat alle vrouwen mij
adoreren!! Dit huis is groot ge
noeg om onderdak te verlenen
aan nog één persoon erbij."
„Geen enkele Westerse
tijd vrouwen hebben jullie in
je hoofd. Punya-Jola is al ze
venmaal getrouwd en jij hebt
nu op je tweeëntwintigste jaar
zes kinderen! En als jullie je
nu maar hield bij wat je hebt,
maar al die liefdesgeschiede
nissen er tussendoor is toch te
bar!"
De Chinya Lama (dat was
de religieuze titel van mijn
Tibetaanse papa) rochelde eens
flink van verontwaardiging,
waarop Ganèsh onderdanig
vrouw wil de derde echtgenote toeschoot met de kwispedoor,
van een man zijn, en daarbij De priester spoog daarin
vervolgde: „Nee, dan was ik
heel, héél anders in mijn jonge
jaren! Goed, ik had vier vrou
wen, maar dat viertal ben ik
nooit ontrouw geweest!"
Ganèsh gaf mij een knipoogje.
Het leek mij beter het onder
werp van gesprek te verande
ren. Maar het hoefde al niet
meer want mijn Tibetaanse pa
pa had zich weer omgedraaid
en snurkte zachtjes, waarop
mijn broer het vertrek ver
liet.
De priester had pech, reeds
kwamen een paar van zijn
landgenoten op bezoek, van
wie hij zijn Tibetaanse
kunstvoorwerpen en souvenirs
placht te kopen. Hij ontving
hen terwijl hij in bed bleef
liggen.
Nu begon het gebruikelijke
loven en bieden, dat voor de
Oosterling het plezierigste deel
is van het afsluiten van een
koop. Gewoonlijk wordt men
het niet dadelijk eens over de
prijs en meestal komt het zo
ver dat de eigenaar zijn goede
ren „verontwaardigd" weer in
pakt en aanstalten maakt te
vertrekken. Dan doet de ande
re partij toch nog maar een
bod dat iets hoger is dan zijn
laatste. De eigenaar pakt aarze
lend alles weer uit en het lo
ven en bieden begint van voren
af aan. Zo duurt het zaken
doen gezellig lang!
Wanneer mijn Tibetaanse pa
pa het aangebodenen beslist
wilde kopen, alleen tegen een
lagere prijs dan de gevraagde
zoals ook deze morgen
sprong hij onhandig uit zijn
hoge troonbed en rende naar
de brandkast, die zich daar
naast bevond. Hij stopte de be
zitter wat banknoten in hand
„Geef hier", brulde hij, greep
het voorwerp beet en drukte
het tegen zich aan met de tri
omfantelijke uitroep: „Aha, de
koop is gesloten!"
Het gegeven bedrag bleek
niet het gevraagde te zijn.
„Neen, Rimpoche, neen
Kostbaar-Juweel" (de officiële
aanspreektitel van de Chinya
Lama), zei de ander ver
schrikt, „niet voor deze som,
het spijt mij, maar heats, dan
houd ik mijn eigendom liever
zélf!"
Papa liep rood aan van woe
de, smeet het geld op de grond
en schreeuwde kwaad: „Daar,
pak op, vlug, en ga heen, hoe
waag je zo tegen mij te spre
ken!" Het slachtoffer durfde
niet voet bij stuk te houden
tegenover de gevreesde machti
ge priester en verdween te
genstribbelend met veel te wei
nig geld...
Het ontbijt was niet voor al
le leden van ons gezin hetzelf
de. Papa kreeg gewoonlijk
twee eieren bij zijn gezouten
boterthee. Zijn beide vrouwen
en mijn broers die in het
Huis-met- de- Leeuwen woon
den, kregen er elk één. De an
deren mochten alleen maar een
paar lepels „tsampa" (ge
roosterd gerstemeel) in hun
thee doen. Waar de andere
maaltijden slechts bestonden
uit rijst met zo sterk gepeper
de bijgerechten, dat ik die niet
kon verdragen, was ik vaak
hongerig.
Nu ik al zo lang lid van de
familie was, sprak het vanzelf
dat mijn Tibetaanse papa lang
zamerhand vertrouwelijk met
mij was geworden, temeer om
dat hij met niemand anders
van het gezin geheel openhar
tig durfde spreken, want dat
zou de grootste ruzies hebben
veroorzaakt. In elk geval, ook
nu scheen het hem opluchting raam
te geven van allerlei ronduit
legen mij te zeggen.
Aan het ontbijt, dat wij ge
woonlijk met ons tweeën nut
tigden in de turkooisblauwe
ontvangkamer, verklaarde hij
onomwonden: „Weet je doch
ter, mijn kleinzoon Shèrrap,
een van Punya-Jola's zoons, is
eigenlijk niet anders dan een
wild zwijn; hij gapt hier in
het voedsel waar hij
De Tibetaanse „papa" van
mevroww mr. Lily Evers
dijk Smulders. Hij is een
Roodkap-lama, behorend
tot de speciale secte die in
het Lamaïsme de tegen
hanger vormt van de
Geelkap-lama's.
huis H|
kans toe ziet! Voor hèm sluiten
z ,deh nwr"? f N°s »chof.erM6rKómdo"Kh.'rr:^
nooit heb ik die kerel iets - -
Patan van de paters heeft ge
leerd"
„Jaja", zei papa en rochelde
eens flink, waarna hij uit het
zonder te kijken of
iemand liep, „mijn leven is
niet gemakkelijk in dit huis!
Als ik alleen maar denk aan
die vreselijke touristen aan
wie ik al die souvenirs en ande
re prullen moet slijten die ik
inkoop van de gevluchte Tibe
tanen! Heb je je wel eens gere
aliseerd dochter, dat al dege
nen die niets van mij kopen
omdat zij mijn prijzen te hoog
vinden, doodgewone vrekken
stijn, gierigaards, deugnieten.
zietf mag de rest van mijn spiegelei
In 1950 trok de rood-chinese
oorlogswals met verpletterende
kracht over „het land van de
sneeuw" vaak ook beschre
ven als „geheimzinnig Tibet".
Een zeer apart volk met een
unieke cultuur verloor zijn eeu
wenoude zelfstandigheid en
scheen gedoemd, weldra even
eens het eigen karakter te ver
liezen. Wie daartoe nog de kans
had, verliet het land. IMaart
1959 vluchtte ook de veertien
de Dalai Lama, Tibets geestelij
ke leider.
Het was de Nederlandse por
tretschilderes mr. Lily
Eversdijk Smulders, die toen
naar de barre Himalaja's
reisde. Zij wilde als Tibetaanse
leven te midden van de tallo
zen die in Nepalees grensge
bied nieuw bestaan zochten en
de waarden van hun la
maïstische religie en van hun
cultuur pogen te bewaren.
Haar voor een Westerling exo
tische en soms geheimzinnige
ervaringen heeft zij nu gepubli
ceerd. Met tweeëndertig door
haar psychologisch treffend ge
peilde protretten van Tibe
taanse vrienden is „Wonderlijk
Tibet" een boeiend document
van leven en denken (versche
nen bij N- Kluwer, Deventer.
364 blz., 29.50).
„Wonderlijk Tibetheeft
niets gemeen met de vele pseu-
do-mysterieuze verhalen over
dit land. Het boek is ook geen
reisbeschrijving en evenmin
een op grote afstand geschre
ven theologische verhandeling
van het Mahayana-boed-
dhisme. Mevrouw Eversdijk
Smulders heeft meer ge
presteerd: ter plekke onder
ging zij de werkelijkheid, zo
wel van het gewoon-alledaagse
bestaan als van het geestesle
ven. En zij kon dieper dan an
deren tot Tibets realiteit door
dringen omdat een Roodkap-la
ma haar als tijdelijk pleegkind
in zijn huis en familie had op
genomen.
Dit deelworden van een Tibe
taanse gemeenschap opende
voor haar bronnen, die voor an
deren gesloten blijven. Als
„dochter" van de priester-offi
ciant van het heilige dorp
Bodhnath mocht de Hollandse
schilderes zich zetten aan de
voeten van wijze lama's die
haar de geschiedenis van land
en volk verklaarden. En een
ascetische kloosterabt keurde
haar waardig, van hem de
ontsluiering te vernemen van
filosofische en mystieke gehei
men, die slechts, zoals de Tibe-
taan zegt, „van mond tot oor"
aan meer ingewijden mogen
worden doorgegeven.
Al wat zij observeerde, be
leefde en leerde heeft Lily
Eversdijk niet schielijk op
schrift gesteld als auteur van
vluchtig-toeristische verhalen
noch als reporter die onmiddel
lijk verslag moet uitbrengen.
Van het Oosten leerde zij na-
menlijk ook dat tijd een rol
speelt. Alles moest bezinken en
diende te worden getoetst aan
de wetenschappelijke kennis
omtrent wonderlijk Tibet.
Het verwonderlijke is nu
dat dit rijpingsproces van ja
ren heeft geleid tot een boek.
waarin het spontane van een
direct verslag behouden bleef.
Als een rechtstreekse televisie-
registratie van een „momen
teel" gebeuren, ontrolt zich het
panorama van Tibets wor
dingsgeschiedenis, van de
mensen zoals
zijn, zoals zij handelen, denken
en geloven.
Overal staan de „camera's"
opgesteld en door verrassend
overschakelen ontstaat een
boeiende caleidoscoop. De
„beelden" verspringen van bon
te en soms intieme huiselijke
hij door met dobbelen! Trou
wens zijn vrouw Tènsnag—Mu
is niet veel beter, knap om te
zien, toegegeven, maar verder
gewoon een apin! Gelukkig dat
die twee geen kinderen heb
ben! Natuurlijk is Punya-Jo
la's oudste zoon nog erger. Je
kent hem toch wel hè, die stok
dove dronkaard die hier wel
eens eten komt halen? Hij
heeft nooit gedeugd en daarom
S,ï..fWCiBerd..hem in dit regels van de faroili,
huis te laten wonen
„Ja papa, ik ken hem, laatst
verzocht hij mij nog hem mee
werkelijk te nemen naar Holland.
Het was een grote eer, wan
neer papa aan een van ons een
restant van zijn eten aanbood
en ik nam het maar al te graag
aan, omdat spiegeleieren er
voor ons vrouwen niet bij wa
ren en omdat ik immers altijd
wat hongerig was. Dus bedank
te ik hem keurig volgens de
„Ga bij Quisang maar een
lepel halen", voegde de Chinya
Lama er aan toe. De dienster
taferelen, via zonderlinge con- za' genieten, vind je ook
„Niet doen dochter, hij is was in de gang bezig. Op mijn
een schoft, neem dan liever je verzoek nam zij een gebruikte
nichtje Mithu mee, ofschoon
nee, ook niet, want zo iets olie
doms als dat kind heb ik nog
nooit meegemaakt! Ik zal haar
maar gauw uithuwelijken, zij
ziet ernaar uit dat zij van de
trasten tussen „belijden
leven" van het lamaïsme naar
de geestelijke regionen die ver
vuld zijn van diepe wijsgerig-
niet? Wat een verschil met
haar halfbroer Sü-shil, die
heeft een stel hersens waarvan
geen van ons kan tippen, maar
heid, van het geheimnisvolle een stugge jongen
mysterie
levei
gelo-
„Wonderlijk Tibet" werd
niet geschreven als exquis ge
recht voor literaire fijnproe
vers. „Wonderlijk Tibet" is de
vibratie. de trilling, die
overspringt als de „antennes"
van de ene en de andere mens
gelijk gericht staan. In dit ken
nis- en geestverrij kende boek
dan zijn het mensen uit totaal
verschillende leef- en denkwe
relden, die „vibreren" bij het
ontmoeten en leren kennen
van elkander.
TON HYDRA
Hij en Mani, ook een halfbroer
van Mithu, maar nog weer van
een andere vrouw van Puny
a-Jola, zijn bijna even oud:
een jaar of zestien. Het verwon
dert mij dat die twee nog niet
hier of daar een kind hebben.
lepel die daar toevallig op een
tafeltje lag, verwijderde de
etensresten ervan met haar
niet al te schone duim en veeg
de hem vervolgens af aan het
smoezelige gordijn. Zo ging de
„afwas" hier maar al te vaak,
maar daar ik al vele jaren in
het Oosten had rondgezworven
hadden ziektekiemen geen vat
meer op mij.
Ik at het restant van papa's
ei op en wachtte op wat hij
nog verder te zeggen had. „Je
hebt eigenlijk gelijk dochter,
dat je al die scherpe gepeperde
rommel nooit wilt eten", zei
hij zudhtend. „Ikzelf krijg er
ook altijd maagpijn van. Hoe
Je broer Ganèsh had er op hun vaak heb ik de vrouwen al ge-
leeftijd al twee en werpt hun
voor de voeten dat zij onman
nelijk zijn!"
„Van Mani houd ik verreweg
het meest papa, hij heeft inner
lijke beschaving en steeds °e baas
tracht hij iedereen diensten te nun^dan!'
bewijzen. Hij zegt dat hij dat
zegd dat zij niet zoveel pepers
(chili's) in het eten moeten ge
bruiken!"
„De baas. de baas, dat dénk
SU«ttgr*nz*n
i
Provinc*gr»n*»n
1 V
A,
U i£) L
3©
f 0 "Tc
N 4
r -A y
op de missieschool in het dorp ie dochter Xily, maar laat Uc
ie een geheim vertellendat
lijkt maar zo! De dienster
Quisang is hier de baas; zij
kookt voor mij. maar precies
zoals zij het lekker vindt. Het
is een best mens, daar niet
van, alléén: ik kan niet tegen
haar opDe machtige
en gevreesde Roodkap-lama
zuchtte hartroerend.
Hij deed mij denken aan
zoveel andere machtige zaken
lieden maar dan in Europa