Vergeethoek ontsloten in architectuurgeschiedenis Het lichamelijk onderscheid Strijd tussen klassiek en modern onbelangrijk CULTUREEL VENSTER LAURENT VEYDT: Choreograaf Kart Jooss 65 ZATERDAG 15 JANUARI BELANGRIJKE STUDIE OVER ABRAHAM VAN DER HART "\^ANAF 1777 tot aan zijn 1 dood in 1820 was Abra ham van der Hart stadsbouw meester van Amsterdam. Hoeveel Nederlanders zal deze naam iets zeggen? En hoeveel Amsterdammers kunnen vertellen welk ge bouw het ontwerp was van die solide „Directeur Stads werken"? Dr. C. A. van Swigchem van de Rijksdienst voor de i* Monumentenzorg, die enige weken geleden op dit onder werp promoveerde, lijkt dus wel met zijn omvangrijke studie van Van der Harts oeuvre monnikenwerk te hebben verricht. Het tegen deel is waar. „In het rusti ge werk van Van der Hart", zo schreef ir. R. Meischke ten geleide, „beleven we het afsterven van de zeventiende en achttiende eeuw en de ge boorte van de moderne tijd". Dr. van Swigchem is degene die deze overgangsfase klaar beeldend heeft ontsloten en dat is zeker geen geringe ver. dienste. Onze bewondering voor het veelzijdig resultaat van dit speurwerk groeit, als we lezen dat een familie-archief ont breekt, dat er geen persoonsbe schrijvingen zijn, geen brieven die zijn karakter belichten en dat gegevens omtrent Van der Harts particuliere omstandighe den uiterst summier bleken. De kerk van de Hersteld Evangelisch T.utherse Gemeente te Amster dam aan de Kloveniersburgwal, in de jaren 1792'93 gebouwd naar ontwerp van A. van der Hart. Tot 1930 werd het gebouw voor de eredienst gebruikt. Het orgel kreeg in onze eeuw een faam door de bespelingen van Jan Zwart. Zoals wellicht bekend, siert het instru ment thans de na de oorlog herboutcde Grote of Sint Eusebiuskerk te Arnhem. men van ideeën en ontwikkelin gen in vroegere perioden. Im mers, zonder de verworvenhe den van het verleden is een voortgaande ontwikkeling in de toekomst niet mogelijk. Het hel der zichtbaar maken van de lij nen waarlangs de bouwkunst zich ontwikkelde in de achttien de eeuw, is nu de prestatie van dr. Van Swigchem. Continuïteit In de historische inleiding schetst hij Van der Harts positie als stadsarchitect en wel met be lichting van de vaak jammerlij ke politieke en maatschappelijke situaties. Dat de auteur deze bouwmeester tot onderwerp van studie maakte, is in feite een vondst. Van der Hart was in de opeenvolging van staatkundige veranderingen een merkwaardi ge „continuïteit". Wat zich ook wijzigdeVan der Hart bleef op zijn post, niet omdat hij de huig naar de wind hing, maar op grond van eerlijkheid en be kwaamheid. Uit de zeer gedetailleerde 'be spreking van de veelsoortige op drachten die de bouwmeester van overheden en particulieren kreeg, ontstaan interessante beel den van een stuk architectuurge schiedenis. Het zal ook de vak man-lezer frapperen hoe veelzij dig Van der Harts inbreng in het sociale leven was, en hoe deze architect met de ideeënwe reld meegroeide. Ofschoon geen voorloper, verwierf hij internati onaal toch een dusdanige reputa tie, dat zijn ontwerp voor het Nieuwe Werkhuis (thans nog aan de Roetersstraat) werd opge vraagd door de keizer van Rus land en het hof te Wenen. rig gedocumenteerd te anallse- ren. Daarnaast bespreekt hij dan nog een tiental toeschrijvingen. Een beschrijving van Van der Harts boekenbezit, gegevens o- ver het bouwkundig onderwijs te Amsterdam en de publicaties die over bouwkunst in de acht- Amsterdam tussen 1777 en 1820 tiende en het begin van de ne gentiende eeuw verschenen, com pleteren de breedvoerige studie. Ruim 160 foto's van ontwerpen en objecten illustreren voortref felijk deze eerste beschrijving van een stuk architectuurgeschie denis. TON HYDRA Abraham van der Hart 17471820 architect - stadsbouw meester van Amsterdam, door dr. C. A. van Swigchem van de Rijks dienst voor de Monumentenzorg. Uitgave Scheltema Holkema NV, Amsterdam. (476 blz., 162 ill., en samenvatting in het Engels, 55.-). Kenmerkend voor Van der Harts streven naar doelmatigheid en eenvoud is het zg. „Maagdenhuis" aan het Spui, voltooid in 1787 en sedert 1953 in gebruik bij de Nationale Handelsbank. De imponerende gevel weerspiegelt duidelijk hoe de architect de hang naar strenger klassicisme volgde. Economische neergang teas er oorzaak van dat het fronton een minder kostbare versiering kreeg dan het Nieuwe Kerkhuis. In i«v beide gevallen ivas stadsbeeldhouwer A. Ziesenis de maker van de tympaanvullingen. Uit andersoortige documenten distilleerde dr. Van Swigchem c I A desondanks een interessant over- door gestage zelfstudie weten- spanning dwingend richt op ste- Stuk Amster<j3m zicht van de werken en de i- schappelijk geschoolde man, een debouw en op het realiseren van deeën van de stadsarchitect en architect met theoretische onder- industriegebieden, is het zeker Dr. Van Swigchems ontslui- van zijn staan in de tijd. Een grond en internationale oriënta- tijd die de politieke en maat- tie. Een bouwmeester ook, die, schappelijke beroeringen te bele- klassicistisch ingesteld, doelma nen gaf van stadhouderlijk be- tigheid en schone eenvoud stelde wind en regentenbestuur naar boven snorkende opsmuk van de omwenteling van 1795 met het exterieur en die daarmede, haar armoede en wanbeheer, de ofschoon behoudend van nature, zorgwekkende periode van het een typische overgangsfiguur Koninkrijk Holland onder Lode- werd naar de meer sociaal ge- wijk Napoleon, de inlijving bij richte bouwkunst. Bonaparte's keizerrijk en einde lijk het souvereine Nederland ^rhakpl van koning Willem I. jv.nar.ci De tijd die Van der Hart en Vondsten zijn generatiegenoten omspan den, ligt bij de meeste Nederlan- Dr. Van Swigchem doorvorste ders onder de etiketten „duf" en alle maandrapporten die Van ..onbeduidend" in de vergeet- hoek. Dr. Van Swigchems bouw- der Hart zijn superieuren voor- kunstige verkenningen bewijzen legde, hij vergaarde vele teke- weer eens, hoe onjuist het is, ningen, vond in het gemeente-ar- deze periode buiten de interesse chief een kladlijst van Van der ï°uden:.A* 'j dit een tijd van middelmatigheden, ze is toch Harts boekerij en kwam daar- we, degelijk ee„ schakel die de door tot de ontdekking dat de samenhang der dingen kan ver- meeste van de op de lijst voorko- klaren. De schrijver heeft daar- mende boeken zich thans bevin- vele bewijzen weten aan te j - s TTnïirarai voeren en is er bovendien in ge- den in de Amsterdamse Umversi- slaagd| het totaalbeeld op zijn teitsbibliotheek. terrein van onderzoek aanzien- Daze en andere vondsten Wk ^tobij te brengen, vormden voor de schrijver het Vooral nu bevolkingsgroei en beeld van Van der Hart als de economische expansie veler in- belangwekkend, kennis te ne- Behalve stadsbouwmeester tras Van der Hart particulier architect van verschei dene patriciërshuizen. Uitstekend aange schreven stond hij vooral in Haarlem. De beste stalen van zijn kwaliteiten zijn daar nog te vinden in liet Hodshonhnis (1795) en het Rarnaarthuis 11806), ivaarvan hij de gehele bouw en de binnenhuisarchi tectuur verzorgde. Onze foto toont het rjjke interieur van de bibliotheek in het llodshonhuis aan het Spaarne. sinds 1841 de zetel van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem. ting van een vergeethoek is niet slechts van waarde voor historici, ont werpers en bouwers, maar ook voor de genen wier belang stelling gericht is op sociaal-maatschappe- pelijke ontwikkelin gen en zeker niet in de laatste plaats, voor de Amsterdam mer en ieder ander die voor deze stad een zwak heeft. De laatste groep is waarschijnlijk het meest benieuwd, welke bouwwerken Van der Hart heeft nagelaten. Dat zijn dan, om er enkele te noemen: het Maag denhuis aan het Spui, de Oudeman- huispoort, Franse Schouwburg (nu De Kleine Komedie), de Lutherse Kerk aan de Kloveniersburg- burgwal, de Oranje- Nassaukazerne, de interieurvernieuwing van de Trippenhui zen en het Van Brienhofje aan de Prinsengracht. Het succes en de waarde van dr. Van Swigchems onder zoekingen blijken het duidelijkst uit het feit dat de schrij ver er in slaagde, meer dan vijftig ob jecten als werk van Van der Hart uitvoe- ER zijn balletlieflhebbers, die op de „Groene Tafel" van Kurt Jooss heel wat heb ben aan te merken. Men hoort er over spreken in ter men als „niet meer in de mo derne danskunst thuis beho rend", „politiek", zelfs „pa thetisch". Maar een feit is, dat de Nederlandse balletwe reld het als een gebeurtenis beschouwde, toen Het Natio. toire mocht nemen en toen nale Ballet het op het reper- Kurt Jooss het zelf met deze troupe kwam instuderen. „De Groene Tafel" boeit nog immer, overleefde glansrijk de afgelopen oorlog en de moderne balletontwikkeling, terwijl er se dert 1932 het jaar dat Kurt Jooss met „De Groene Tafel" in het Theatre des Champs-Èlysêes te Parijs een eerste choreogra fie-prijs en een gouden medaille verwierf heel wat balletten zijn geweest, die met gejuich zijn ontvangen en daarna snel verdwenen in volstrekte verge telheid. En dat toont heel iets anders aan over „De Groene Tafel". Zeker, dit ballet is „politiek", het werkt vooral bij ouderen herin neringen aan Bertha von Suttners „nie wieder Kriegü" en aan het vooroorlogse idealisme dat als een ijle klacht verstierf bij het ingaan van de tweede wereldoorlog. Het is ook nog iets heel anders. Het is een der belangrijkste danswerken, ontstaan in een tijd, toen er een begin werd gemaakt met de dans- vernieuwing. Toen velen de ballet kunst in een soort slop zagen vast lopen en meenden dat de academi sche danstechniek dat slop was. Het is zeer zeker niet pathetisch. Absolute, koude realiteit is er in. met allegorie vermengd, zodanig zelfs, dat de balletschrijfster Hans Verwer constateerde dat de alle gorische figuur van De Dood soms de meest reële figuur schijnt te zijn. Schrap gezet Dat Jooss zich zó politiek be wust is, dat die politiek dit werk en ook veel ander werk domi neert, is niet te verwonderen, als men bedenkt, dat hij zich van het begin af schrap zette tegen een ontwikkeling in Duitsland, die hij niet kon aanvaarden en die hem twee jaar nadat ..De Groene Tafel" voor het voetlicht kwam dwong, Duitsland voor vijftien jaar te ver laten. Jooss is een choreograaf van wereldbetekenis. In het uiten van zijn politieke overtuiging gebruik te hij de taal, waarin hij zich het scherpst en duidelijkst kon de dans- uitdrukken: die kunst. De betekenis van „De Groene Tafel" gaat ver uit boven die van de politieke overtuiging van Kurt Jooss is geboren op 12 janu ari in Wasseralfingen in Württem- berg. Hij is dus deze week 65 jaar oud geworden. Hij is terug in zijn vaderland, op de plaats waar hij en op de sexualiteit geconcen treerde realisme. Dat hij over het lichamelijk onderscheid tus- bood. Er moest verteld worden en al vertellende leerde hij steeds beter hoe hij dit doen en daarover moest. Theoretiseren over de ver tel- en schrijfkunst was van se cundaire betekenis en in ieder geval had de lezer niets te ma alleen, schrijven wil; dat nij in het roomse België „iedere ver molmde traditie van zich 0-- afschreef", zoals De Wispelaere ken met de interne moeilijkhe- - - den en worstelingen van ae schrijver. De literaire keuken bleef dicht. Willen wij de zaak helemaal goed begrijpen, dan moeten ook even aan Van Deyssel he: neren. Veydt doet in zoverre aan Thijm denken, dat hij een zelfbespiegelaar is: een eigenaar- het uitdrukt, is dus volkomen duidelijk. Krachtens het radica lisme van de jeugd heeft Veydt elke vorm van rooms-christe- lijk-burgerlijk moralisme achter «,-— zich gelaten. Dat is punt éér En ook even aan Van Deyssel hen - Laurent Veydt is een jon- kan men ze ook met noemen, viomintr 7iin hnpkip Het „Neen, dit is opgeschreven, wat ge Vlaming. Zijn boekje tl mgn denkt wat ik denk v00r ik lichamelijk onderscheid een verhaai schrijf, een roman, vormt het vierde deeltje van een stuk proza'", vertelt de een eerste serie zg Galge- auteur op bl. 76. Op bladzijde 62 wordt hij tegengehouden door... boekjes van de Uitgeverij De «egt hij het wat uitvoeriger en literaire vormproblemen. Dit is Galge te Brugge, resp. Polak geleercler- Van Gennep Uitgevers „Misschien geef ik toe aan de maatschappij N.V., Amster- neiging een zuivere abstractie, dam (156 kleine bladzijden, een structuur en meer niet, te i o n(\\ wicno creeren. een formele logica van prijs f 3.90). Paul de Wispe- de 0„twikkeU„g de 0„,r„e. ma. laere, op de achterkant van j,et beeid ^at eraan be- de kaft, noemt dit werkje antwoordt) tot een verhaal, een I egend66l een romandebuut, maar het gedicht; de prolegomena op te Veydt is dus wel het tegen- is geen roman. Er zijn vier "ellen ran elU verhaal.- punt twee. De jonge auteur voelt zich, als hij wil gaan schrij ven. geremd. Men zal vragen: -- - dus toch nog ergens gebonden digheid die meestal samenhangt aan de officieel afgezworen fat- soensnormen? Nee. bijna zou ik zeggen: integendeel, want wel verre van nu te gaan grasduinen met intelligentie en egocentris me. Maar bij Van Deyssel ble ven vertellen en bespiegelen twee duidelijk onderscheiden za- het pas veroverde gebied der ken- heeft de oudere Van sexe en al haar mogelijkheden. in de eerste plaats een bewijs hiervan, dat de amoraliteit voor hem al lang vanzelfsprekend is. En voorts dat de manier van schrijven voor hem minstens even belangrijk is als het the- deel van een geboren verteller. stukken, achtereenvolgens jje titels van de afzonderlijke was nu eenmaal om zo te zeggen genoemd ue verleiding, net pr0Zastukken. die er niet om lie- in de greep van de enorme hoe zien, De paring en De wor- gen. geven de gedachten- en ge- veelheden vertelstof, die het ding. voelswereid van de jonge schrij- onuitputtelijke leven, zoals hij ver aan. namelijk die van het dat om zich heen in het Tsaristi- Novellen of korte verhalen hedendaagse, niets verzwijgende sche Rusland waarnam, hem Deyssel vrijwel niets meer dan bespiegelend proza geschreven. Veydt evenwel en daarin toont hij zich kind van zijn tech nisch geraffineerde tijd pro beert vertellen en bespiegelen te integreren. Waarom, zo schijnt hij te denken, zou men niet iets kunnen verhalen door een be spiegeling te schrijven hoe het wel of niet zou kunnen? Wie deelneemt aan een stafbespre king voor een te organiseren kamp heeft om zo te zeggen aan het kamp al deelgenomen voor Ik denk aan Tsjechov. Deze Rus de openingsdatum. Een chef-kok in een groot restaurant, belast met de verzorging van een duur diner, heeft bij wijze van spre ken al gedineerd terwijl de jas ten nog achter hun aperitief je zitten. Men zal vragen: waarom wordt deze beginnende auteur zozeer door de vormproblemen geobsedeerd? Hij zegt het zelf op meer dan één bladzijde. „Geen enkel verhaal kan weerge ven wat er gebeurd is, omdat niemand het weet" (bl. 6). „omdat men nooit volledig spreekt of schrijft, kan spreken of schrijven. Dit is trouwens de bestaansreden van dit werk" (bl. 51). En naar aanleiding van De wording (het gaat daarin over de puberteit) zegt Veydt: „...en meer nog dan de puberteit wil ik wellicht mijn gedachten- gang over de puberteit schrij ven." (bl. 149). Veydt wil niet alleen op onbe schaamde lüijze waar zijn, maar ook in de weergave van het ge beuren volledig wezen. Hij heeft in het onderhavige boekje een voorlopige oplossing gevonden door over het verhaal dat hij zou willen schrijven, te praten, te betogen („mijn betoog" bl. 59; „dit betoog" bl. 61; het is mijn betoog" bl. 69) en deze keuken werkzaamheden mee te delen alsof zij het diner zelf waren. De gemiddelde lezer stelt in vormproblemen geen belang. Hij wil geboeid worden; een poos zijn identiteit verliezen en leven in een andere wereld, die van het boek. Wie dit wil kan b.v. bij Tsjechov volop terecht. Ook de erotomaan heeft niets aan dit boekje: het sexuele is weliswaar hoofdschotel, maar de schotel komt niet op tafel; er wordt over de schotel, de opmaak enz. uitvoerig een innerlijke stafbe spreking gehouden. Het zijn ook geen lessen in de schrijfkunst, want er wordt niets op het ge bied van het schrijven onderwe zen. De auteur doet niets dan zich afvragen hoe het zou kun nen worden verteld. Essays Strikt genomen zijn dit dan ook geen vertellingen, maar een soort essays; bespiegelingen over de vertelkunst aan de hand van enkele bepaalde verhaialthema's. Natuurlijk zit daar een filosofie achter, zoals achter alles. Een postchristelijke samenleving pro beert, van haar nieuwe levensge voel uit, eigen kunstvormen te scheppen, die aan dat gevoel uitdrukking geven en daaraan be antwoorden. In de oude vormen zit nog te veel oude (gekersten de) wereld. Weg met alles wat, volgens dit nieuwe levensbesef, „onnodig verfraait" (bl. 8). Dit streven loopt evenwijdig met wat ik onlangs schreef over het korte gedicht nieuwe stijl. Iets anders Onze lezers moeten begrijpen dat literaire kritiek iets anders is dan zeggen: mensen, dit boek moet je kopen; of: koop dit werk vooral niet. Het komt wel eens voor, dat ik ter wille van de rechtvaardigheid bepaalde po sitieve elementen aanwijs in boe ken, die zeker geen lectuur zijn voor de christelijke huiskamer. Dit wordt dan soms opgevat als een aanbeveling tot kopen, mis schien ook omdat volledigheids halve de prijs van het boek wordt genoemd. Ik geef nooit een advies om te kopen of niet te kopen. Dit ligt op de weg van een vertrouwde boekhandelaar. Mijn taak is de hedendaagse Ne derlandse literatuur kritisch te begeleiden en in en achter die literatuur de tendenzen te zien van de tweede helft der twintig ste eeuw: de ontwikkeling die het grotendeels ontkerstende Europa te zien geeft naar een steeds meer antichristelijke sa menleving. Literatuur is spiegel van het leven en de gelovige criticus dient scherp toe te zien hoe dat leven zich manifesteert. De kerkboderecensies hebben jaar en dag geschreven: harte lijk aanbevolen; of: niets voor ons. Dit was geen literaire kri tiek, maar op zijn best een po ging tot pastorale zorg. Wie de literaire kritiek in een soort pas torale zorg wil laten opgaan heeft van het belang van zulk eert kritiek niets begrepen. Trou wens de pastorale zorg in haar diepste en ruimste zin geeft niet alleen maar duwtjes met de her dersstaf naar links of naar rechts, maar probeert inzicht te verschaffen, horizonten te ope nen, panorama's te tonen. Want hoeveel gaat een mens een schaap te boven. DR. C. RIJNSDORP zijn danskunstloopbaan begon, M' ..Folkwangtanztheater der Sb Essen" en de daaraan verbond Folkwangschule. Die school islH 1927 opgericht met Jooss als din teur van de vakafdeling dal kunst. De Groene Tafel Als men aan Kurt Joos- denkt, denkt men aan „De Gto' ne Tafel", maar Jooss heeft vafr zelfsprekend meer balletten ff maakt, al is zijn oeuvre tot - toe niet zo groot als bijvo( beeld dat van de Brit Ashton de Russische Amerikaan Bala chine. Van 1925 dateren zijn eerste V langrijke werken „Die Brautfahi en „Larven". In 1939 heeft Jooss' Dartington in Engeland „I Brautfahrt" opnieuw gezet. B ballet is toen uitgebracht onder i naam „Springtime". Kashemme dateert van 1926, evcËÜ! als Tragödie. In 1929 kwamen F vane. Suite en Zimmer Nr. 13 u In hetzelfde jaar als De Groe Tafel verschenen Grossstadt i Ball in Alt-Wien. Het jaar daarG kwam Jooss met Der Verlorei Sohn en Die Sieben Helden. Nad Jooss uitweek naar Engeland kw 1 men The Mirror, Johann Strau g to-night en Ballade, alle drie ii 1935. Chronica volgde in 1939, Ss lor's Fancy en Company at tl Manor in 1943. Pandora in 1944. 1 1948 kwam Dithyrambus uit a laatste ballet uit zijn balling schap. Terug in zijn vaderland kwal Jooss in 1952 met Weg in Nebel {- Der Nachtzug en in 1959 met D; Feenkönigin, een geheel opnieu» in scène gezette choreografische tx werking van de Fairy Queen va^ Purcell. Verder maakte hij et aantal choreografieën voor werkt" van anderen. -i geldt als Jooss' meesterwerk, tijd dat hij, nog vrijwel onbekeö was. „De Groene Tafel" is niet i de eerste plaats verantwoordelij voor de betekenis van Jooss ai -i balletkunstenaar. Veel belangrij ker is hij door zijn werk ali avant-gardist. Jooss zag de academische balie! danser als opgesloten in een kris tallen bokaal en hij had nauw con tact met Rudolf Laba nen Mar Wigman. Uit de dans-avant-gard< waarvan deze drie een goed expressie vormden, groeide late de moderne dansvorm, die wij ken nen als die van José Limon, Mar tha Graham en anderen. De ideeëi van Laban en Jooss hebben aan d< overzijde van de Oceaan hech wortel geschoten. Zij zijn daar ver nieuwd, verwerkt, gegroeid. Wa Martha Graham en José Limon ni doen, lijkt in niets meer op he werk van Laban en Jooss vsi voor de laatste oorlog, maar he heeft er alles mee te maken. Coton geeft in zijn boek pun voor punt aan, waar Jooss me zijn techniek die van de Folk wangschule dus buiten en bo ven het academische ballet trad. Jooss heeft de academische tech niek niet, zoals vele anderen over boord geworpen. Zelf heeft hij m de oorlog in Nederland hij onderhoudt met Nederland nauws banden gezegd, dat academisch en modern ballet geen „vijandelij ke" kampen zijn. Jooss zegt. noch in het ene, noch in het ander kamp te denken. Kampen, zo meent hij, zijn slechts verzamelplaatsen voor beginselma niakken. Maar de beweeglijke kunstenaar, die de tijd en de ontwikkeling van de danskunst heeft begrepen, moet vrij daartus sen staan. Die heeft, zo zegt Jooss, deel aan beide, aan de rijkdom men der traditie en aan de schat ten. die de modernen opdelven. Academisch ballet, modern bal let. zij zijn slechts technieken. De toegepaste techniek bepaalt niet I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1966 | | pagina 18