Duitsland waarheen? VERTROUWEN NODIG EEN VOLK VECHT MET Z'N VERLEDEN Vrees is gerechtvaardigd MAAR WOORD IS AAN JEUGD VRAGEN Waakzaamheid dure plicht; wantrouwen sluipend gif ZATERDAG 6 NOVEMBER 1965 EEN onzer ruimte-redacteuren voerde in West-Duitsland gesprekken met Duitsers tussen de twintig en dertig jaar. Hij projecteerde deze gesprekken tegen de achtergrond van de ook door de verloving van prinses Beatrix met Claus von Amsberg actueel geworden vraag naar de houding van de Duitse jeugd tot het jongste verleden, en zijn houding als jonge Nederlander tegenover Duitsland. Enkele jonge Duitse studenten verklaarden zich bereid aan de hand van een aantal vragen (zie elders op deze pagina) een artikel te schrijven. Het alles beheersende thema is: Duitsland, waarheen? Op deze ruimte-pagina de reacties van Rolf-Ulrich Kaiser en Ekkehard Schwerk, en de impres sie van onze redacteur Huib Goudriaan. Rumoer van extremisten „eendagsvlieg": f door Rolf-Ulrich Kaiser TTET is begrijpelijk dat niemand degene die hem eens ten diepste heeft gewond, vriendelijk I is gezind. Het is ook consequent, elk symptoom dat er op zou kunnen wijzen dat de vroe gere tegenstander opnieuw gevaarlijk wordt, bezorgd te signaleren. Toch pleit ik als jonge Duitser voor een realisme dat zich vrij weet te maken van elk ressentiment. Het gaat er in mijn reactie dus niet om het gebeurde te verontschuldigen, maar mijn persoonlijke visie te geven op de huidige stand van zaken. door Huib Goudriaan ZOMER 1944. „Mama, waarom willen de Duitsers papa toch zo graag meenemen?" Antwoord: „Om hem in Duitsland te laten werken, jongen." „Maar, waarom dan?" Een vraag die ik stelde toen ik zes jaar was. DAAR IS EERST de droevige vraag naar ons nationalisme. Laat ik dit vooropstellen: ledereen die tot een bepaald volk behoort zou normaal gesproken trots op zijn volk moeten zijn, het gevoel moeten hebben tot dit volk te beho ren. Uiteindelijk spreekt hij de taal van dit volk. Nationalist te zijn zou men de Duitser dus net zomin kwa lijk kunnen nemen als de Fransman en de Nederlander. Is het juist te concluderen dat uit het Duitse nationale gevoel weer een chau vinistisch nationalisme groeit? Er wordt gewezen op de oude mentaliteit: daar komen de veteranen bijeen, hier verga dert de Waffen-SS: deze heeft een „bruin" verleden, die zingt ook de eerste beide coupletten van „Deutsch- land, Deutschland über alles." Naar mijn mening is het belachelijk uit zulke eendagsvliegen een nieuw revanchistisch nationalisme te analyse ren. In plaats daarvan is iets anders, iets belangwekkendere te zien: Na jaren van verschrompeling van het nationaal ge voel beginnen politieke leiders het Duitse volk weer het gevoel te geven dat de natie iets voorstelt. De recente verkiezingen voor de Bondsdag waren er op afgestemd te appeleren aan het onbewust hunkeren naar een nationaal bewustzijn. Rolf-Ulrich Kaiser dat in onze tijd voor een bekrompen nationaal gevoel geen plaats meer is. Voor mij telt Europa meer dan de Duitse Bondsrepubliek. De kans van de toekomst ligt in een Europees, niet in een nationaal bewustzijn. Sta ik met deze opvatting alleen? Ik weet het niet. Het lijkt mij dat een groot deel van de jonge generatie eer der afwachtend reageert, dan met een „Lang leve Duitsland!" De oude genera tie is met een nationaal gevoel opge groeid. "Wij jonge mensen, hebben daar maar weinig van gemerkt, zijn vrij van deze invloeden. De tegenwoordige jonge generatie te zien als een Europese generatie is heel goed mogelijk. Angst voor een revanchistisch nationalistisch of nationaal-socialistisch Duitsland be hoeft men op het ogenblik niet te hebben. Natuurlijk is de gemiddelde Duitser democraat, en natuurlijk is hij opportu nist. Hij is beide in dezelfde mate als de gemiddelde Nederlanders, als ieder mens. En dit vooral in zoverre hij zich aan het echte politieke bedrijf, de medeverantwoordelijkheid onttrekt. He laas mist hij de ervaring. Hij moet „democratie" nog helemaal leren. Voor leren heeft men goede lera ren nodig. Heeft de Bondsrepubliek deze leraren? Ik meen van niet. Ze heeft in Konrad Adenauer na de oorlog een groot staatsman gehad gewiekst in de wereldpolitiek, maar helaas geen opvoeder. Wie iemand uit principe onder voogdij houdt, zal hem nooit tot een volwassen mens opvoeden. Volwassenheid en zelf standigheid is immers een van de eisen die aan een democraat kunnen worden gesteld. Afgezien van het feit dat steeds maar weinigen van ieder uolk mon dig zijn, lijkt mij dat het Duitse volk op het ogenblik nog aan het begin staat van de weg naar de democratie. Het heeft politici nodig die kunnen en willen opvoeden. Maar waar zijn zij te vinden? De oudere generatie zal de gebeurte nissen tot 1945 en de daarop volgende desillusie nooit vergeten. Ze is cr door gestempeld. Ze moet haar verleden „on der de knie krijgen", zoals dat bij ons in Duitsland wordt uitgedrukt. Over dit onderwerp verschijnen veel films, to neelstukken en roipans. Men is voortdu rend bezig met „onder de knie te krijgen". Alsof men een slecht geweten heeft. Ja, het verleden is nog niet verwerkt. De jonge generatie beleeft dit alles met een wonderlijke distantie. We gaan naar het Auschwitzproces als naar iets vreemds, niet als iets eigens. We zijn toeschouwers. De ouderen moeten hun verleden nog torsen, de jongeren nemen er nota van als van een historisch feit. Dit betekent niet dat zij er onverschillig aan voorbijgaan. Theresienstadt, Auschwitz dat zijn vlammende tekens, die ook hun handelen rich ting zullen geven. Maar het was niet hun tijd. Men zou kunnen veronderstellen dat de gevolgen een conflict tussen de generaties zouden zijn. Niets van dit alles. In plaats daarvan in het privéle- ven: zwijgen. Men heeft elkaar niets te zeggen. Men laat elkaar met rust. ók il\i>en'h'iici\Uk kökut ikt* fiea>kea erlege - wage - wöhle richt Die Kandidaten Herinneringen. Ik ben elf jaar en bekijk een plaat waarop een martiale Bismarck in de spiegel zaal te Versailles de Duitse een heid proclameert; en ik vind het een imposant schouwspel. Dertien jaar. Ik lees de levensgeschiede nis van de verzetsstrijder Johan nes Post. Weer vragen. De jaren daarna: krante-artikelen met koppen als „Herlevend anti semitisme in Duitsland". Vragen die beantwoord werden, vragen die nooit beantwoord zullen worden. OKTOBER 1965. Een Duitse leef tijdgenoot. Glazen wijn in het Gast hof Jagerhaus. „Zeg jij me dan, hoe verklaren jullie Hollanders het, dat dit in Duitsland kon gebeuren. Ik ben pas in Auschwitz geweest, ik begrijp het niet." Een poging tot analyse, waarna we het beiden opge- de massa wil horen. Als ooit een Goebbels deze krant in handen krijgt, arm Duitsland!" Ik loop in een winkelstraat van een provinciestadje. Vlak bij een etalage, waarin met grote kleurenfoto's en vlag gen propaganda wordt gemaakt voor het Westduitse leger, staat een monument in de vorm van een kleine kapel. In het steen is gebeiteld: „De offers van 1933 1945. Spreuken 14 34: „Gerechtigheid verthoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natiën." Later vraag ik op een bank in het park aan twee jonge vrouwen of ze iets over de kapel kunnen vertellen. Ze kennen de betekenis niet. Een heer op middelbare leeftijd ant woordt: „Gewijd aan de slachtoffers tijd dat ook buitenlandse diplomaten onze bisschoppen, ja de meesten van onze geestelijke leiders Hitier meer dan onze geestelijke leiders Hitier meer dan I If f vriendelijk tegemoettraden. Wat moest de gewone man? Later begrepen we pas: toen buren 's nachts door de geheime politie werden weggehaald om nooit weer thuis te komen." Gesprekken if. Ludwig Erhard Wfify Brandt - ais norwegischcr Major in Berti und Ihre Bücher sor Ludwlg Erhard schrieb: .tand für AH*" «hes Gemeinschettswerk* iche WirtscheftspoUbk" Willy Brandt schrieb als Norw u.a. folgende Bücher: .Verbrecher und andere Deul und .Guerille Krieg" Deze verkiezingspamfletten gebruikte de CSU. De tekst begint met: „Aan hun vruchten zult ge hen kennenen aan hun boeken." De foto's tonen de tegenstanders professor Erhard en Willy Brandt. Het onderschrift van de foto van burgemeester Brandt luidt: Willy Brandt als majoor van het Noorse leger in Berlijn in 1946. (Foto ontleend aan een publicatie in Die Zeit). Flarden van gesprekken. „Democratie is thans hèt gevleugelde woord in Duitsland. We gebruiken het te pas en te onpas, omdat het „in" is. Het week blad Der Spiegel is ook in de mode. Waarom? Omdat de uitgever het in het beroemde proces won van de regering. We overdrijven weer, zoals altijd." „Wij Duitsers sluiten ons nu eenmaal graag bij de winnende meerderheid aan. Daarom: autoriteitsgeloof, angst voor de sterkere, verachting voor de zwakkere. Daaruit ontstaan de taboes. Er zijn dingen waarover niet gepraat mag wor den, zoals het gebruik van de woorden DDR of Sowjetzone. Als je een studie beurs wilt aanvragen, moet je hier reke ning mee houden; let op dan in een gesprek welke benaming je gebruikt." „Kritiek in onze samenleving? Twee Duitsers durven kritiek uit te oefenen, willen graag tere punten aansnijden, maar zodra er drie of meer bijeen zijn is het afgelopen. Een vrije pers? Schoolkranten krijgen soms niet eens de vrijheid bepaalde echt niet zulke schokkende opinies te verkondigen. Wat moet er dan terecht komen van échte kranten? Hier is de Bildzeitung; oplage vier miljoen. Ze schrijven wat Even later zegt hij: „Maar Beieren (waar hij is geboren i heeft nooit een aanvalsoorlog gevoerd; we hopen ook als de vrijstaat Beieren, en niet als Duitsland in een verenigd Europa te worden opgenomen." Nog steeds voelen vele Duitsers zich in de eerste plaats Beieren, Saksen of Zwaben, of hoe de inwoners van de andere staten van de Bondsrepubliek mogen heten. Is het dan toch waar dat de Duitser van na 1871 (Duitse eenheid) niet rijp was de verantwoordelijkheid van staatsburger te dragen, omdat zijn staat te laat werd geboren? Werden eerder de historische kansen gemist? Zoals in onze tijd de twee Duitslanden kansen verzuimen om tot een wer kelijk gesprek te komen? Ze groei en steeds verder uit elkaar de „zoge naamde DDR", zoals de Westduitsere zeggen, en de „revanchistische" Bondsre publiek zoals de Oostduitsers hun buren noemen. Niet de toekomst, maar het verleden dicteert het beleid „Drei geteilt? Nie!" (een driedeling? Nooit) is op borden in bijna elke Duitse stad te lezen; en in de treinen hangen kaarten van Duitsland van vóór 1937, met deze tekst bij „Sow jetzone" aangebracht: „Zur Zeit unter fremder Verwaltung" (tijdelijk onder vreemd bewind). I nieuw nationalistisch Duitsland. Is deze vrees gerechtvaardigd vooral na een eventuele herenl- I ging van de twee Duitslanden Hebt u begrip voor het feit dat Imen in het buitenland Duitsland niet altijd zo open tegemoet kan treden, als andere landen? 2. Is de tegenwoordige Duitser democratisch, of heeft hij zich I slechts aangepast? Behoort het autoriteitsgeloof tot het verleden? Heeft de jonge Duiser zelfkritiek? I 3. Heeft de Duitse samenleving de breuk in haar geschiedenis i 1 (1945) overwonnen, of bestaat er ng steeds een trauma, een soort Iwond, duidelijk merkbaar In de wijze waarop de oudere generatie omgaat met de jongere? I 4. De Duitse politiek heeft als belangrijk doel de hereniging van Ide belde Duitslanden. De intelll- I gentsia van de Duitse jeugd ge- I looft dat het noodzakelijk is het Iland te herenigen, niet door ge- weid maar door vreedzame toe- nadering van de belde Duitse I staten. Speelt In het verlangen i naar hereniging niet een nieuw I nationalistisch denken mee? Er zijn jonge nationalistische Duitsers. Er zijn christelijke en atheïstische jon gerenorganisaties, socialistische en rege ringsgezinde. Er zijn alle richtingen en schakeringen. En toch is het maar een klein deel van de jeugd dat zich heeft vastgelegd. Over het geheel genomen schijnt ze terughoudend en enigszins onverschillig. Kenmerkend is dat ze zich nauwelijks aan iets wil „binden". Politiek is om over te converseren. En daarmee houdt het op. Zo'n houding heeft haar gevaarlijke schaduwzijden. Ze leidt tot opportunis me en prijsgeven van de eigen mening. Ze maakt de onverschilligheid tot prin cipe en de politiek tot de prlvè-activi- teit van enkelingen. Maar Is dit een jeugd, opgegroeid in een tijd zonder bindingen en oriënteringspunten, ln een tijd van geestelijke verwarring, kwalijk le nemen? Ook hier komen we weer bij het punt waar een opvoeder zou moeten beginnen, deze jonge mensen een doel te geven. Of de vereniging van de twee Duits landen een doel van de Duitse politiek is, is nog de vraag. Het is het doel van de grote redevoeringen, de verkiezings propaganda, van de stemmingmakerij. Het is vooral een emotionele aangele genheid. En ten onrechte? Nog steeds is er een gescheiden volk. Op het ogenblik dat ik dit schrijf, ben ik in Berlijn. Voor ik hier kon komen, werd door een Duitser uit een ander land de koffer van mijn wagen gecon troleerd op een dubbele bodem, werd ik ten slotte zelfs gevraagd waar ik mijn „wapens" had verborgen. Om familiele den en kennissen in dit andere Duitse gebied te zien, moeten we een omweg van driehonderd kilometer voor één reis maken. Het Duitse verlangen naar vereniging door Ekkehard Schwerk DE angst voor een nationalis tisch Duitsland is helaas ge rechtvaardigd. Steeds opnieuw, juist de laatste tijd, moet men vaststellen dat nationalisten hard nekkig de trom roeren. Ik denk hierbij aan de schaamteloze be schuldigingen geuit aan het adres van burgemeester Willy Brandt, omdat hij zijn geboorteland ver liet toen het hier mode was gan- sters te huldigen. Ik denk verder aan de dreigemen ten (met moord) gericht tegen twee vooraanstaande cabaretiers man en vrouw en hun kinderen in Düsseldorf, het in het openbaar ver branden van boeken in dezelfde stad (dit werd door de verantwoordelijke mag daarom niet als het streven naar een nieuw Groot-Duitsland worden op gevat. Niet macht is het doel, maar de mens „aan de andere kant van de muur". Dit neemt niet weg dat ik er vóór ben. van de vereniging af te zien indien in de plaats daarvan betere levensomstandigheden zoals vrije verkiezingen voor de Oostduitse bevol king, zouden kunnen worden verkregen. Maar dat is een andere zaak. Ten slotte zou ik het volgende willen zeggen: Ik heb in mijn ant woorden duidelijk de gevaren voor de nieuwe Duitse (deel)staat aange duid. Toch lijkt mij dat men de jonge generatie kan vertrouwen. In dien hier een nieuw begin mogelijk ls, zullen de jonge en oude generaties in Nederland dit ter harte moeten nemen. Dit kan men niet eisen, slechts vragen. iologle en publiceert ln autoriteiten toegestaan, en als niet belangrijk beschouwd), en de brand stichting bij het huis van de schrij ver Günter Grass in Berlijn. Dit zijn methoden waarmee de nazi's hun entree maakten. Het zijn „manieren", die men niet scherp ge noeg aan de kaak kan stellen. Ik heb mijn hoop gevestigd op mijn genera tie, die in het bewustzijn leeft van open grenzen, die beseft dat geen volk het zich meer kan veroorloven in een zelfgenoegzaam, reeds lang achterhaald isolement te leven. Ho pelijk wint deze jeugd het in Duits- Respect verdienen Ik heb voor het feit, dat men in het buitenland de Duitsers niet altijd even vriendelijk gezind is, begrip. We moeten ons. iedereen kan dat op zijn eigen plaats, als democratische partners waar maken in de wereld. Respect is niet te koop, ook niet in de „ontwikkelingslan- De Bondsrepubliek heeft een demo cratische grondwet. De „tegenwoordige" Duitser is verplicht zich aan deze wet te houden. Sterke man... Het autoriteitsgeloof behoort beslist nog niet tot het verleden. Overal is de almachtige chef te vinden, in ziekenhui zen. instituten en bedrijven. (Mocht u ooit bij ons op visite komen, vergeet dan niet u te laten informeren over de titels en eretekens van hen die u bezoekt: de Britse vorstin heeft dat gedaan en vele onderscheidingen mee gebracht. waarmee men hier zeer in zijn nopjes was.) Er is ook al een tijd geweest dat er sprake was van „Kanz- lerdemokratie". Men begint daar weer naar te verlangen, men wil een sterke man boven zich hebben. Of de Duitser voldoende zelfkritiek heeft? Welnu, dat is te wensen, want hij heeft het nog niet voldoende. Wat betreft het verwerken van de ineenstorting van 1945 kan lk op- T merken dat de denkende Duitsers Duitse staten nodig, hun uiterste best doen de consequen ties uit het jongste verleden te trek ken. Stel mij niet de vraag, hoeveel Duitsers denken! Ik geloof dat er voldoende zijn. Het verlangen naar vereniging van de beide delen van Duitsland leeft in alle bevolkingsgroepen. Er zijn ook Duitsers die tegen een vereniging zijn, of die er onverschillig tegenover staan. In de vragen wordt zonder „als en maar" gesproken van de noodzaak van een vreedzame toenaderingspoging tussen de beide Duitse staten. Dat verrast mij niet. Ik denk er ook zo over, evenals een aantal andere Duitsers. Maar zij behoren tot een minderheid. Ik ben onmiddellijk be- dat het de Duitse bondsregering, of wie anders praat over vereniging, is te doen om een op lossing zonder bloedvergieten. Maar uit het feit dat de sinds 1949 macht uitoefenen de bondsregering systematisch ont kent dat tussen Rijn en Oder- Neisse twee Duitse staten bestaan, moet u duidelijk worden, hoe „ver dacht" iedereen zich maakt die twee Duitse staten ziet, de Bondsrepubliek Duitsland en de Duitse Democratische Republiek. De bondsregering verbiedt alle staten, met wie zij diplomatieke betrekkingen on derhoudt, de DDR als staat te erkennen (Hallstein-doctrine). De Sowjetunie valt niet onder dit verbod. Een vreed zame toenadering tussen de beide Duit se staten met als doel vereniging, is hierdoor onmogelijk gemaakt. Dit is voor de bondsregering geen onderwerp van discussie. Eenwording van Duitsland 19 in de eerste plaats een internationaal pro bleem. Met de oplossing hiervan zou een bron van spanningen tussen de beide grote blokken uit de weg zijn geruimd. Met ernst moet een vredesver drag met de overwinnaars van de twee de wereldoorlog worden nagestreefd. Hiervoor ls echter zeer zeker een zake lijke overeenkomst tussen de belde van het nationaal-socialisme." Een gesprek volgt, waarin de schuld van het Duitse voolk aan de misdaden van het Hitlerregiem ter sprake komt. Hij verduidelijkt zijn mening met een verhaal. „Ik zag pas een film waarin een jongeman zijn vader verwijt niets tegen de jodenvervol ging te hebben gedaan. Later in de fabriek kijkt deze jongeman zwij gend toe als zijn collega's gezamen lijk een Italiaan neerslaan. Zijn meisje beschuldigt hem 's avonds ervan dat hij werkeloos heeft toege zien." De verteller die me toevertrouwt in de oorlog in Amsterdam te zijn geweest haalt zijn schouders op. Mismoedig verzucht hij dat het altijd zo is geweest, en nodigt me uit met hem mee te gaan. „Ik zal u het mooiste plekje van de stad laten zien." Symptomen De geest van het verleden. Jonge ren, die van literatuur geen begrip hadden, verbrandden in oktober in Diisseldorf boeken van Albert Ca mus. Günter Grass, Frangoise Sagan, Erich Kastner en Vladimir Nabokov. „Deze radicale jonge christenen, die de boeken hebben verbrand, weten niet eens wat ze deden; ze zijn te jong om de grote boekverbrandingen van het Derde Rijk te hébben kun nen meemaken", wordt in Duitsland niet geheel ten onrechte aangevoerd. Het Westduitse opinieblad Die Zeit van 15 oktober wijst echter op een an der facet: „Als vooraanstaande en meest vooraanstaande vertegenwoordigers van de overheid het niet ongepast vinden intellectuelen en schrijvers in het open baar te bespotten, en zoals vanouds over „ontaarde" kunst spreken en grote Westduitse kranten hun lezers op ruien tegen intellectuelen en schrijvers, dan behoeven we ons er niet over te verwonderen, dat domkoppen denken dat het weer tijd wordt, boeken te ver branden". Dit is niet het enige symptoom van een oude mentaliteit. Gevaarlijker en ergerniswekkender is dat rechtse ele menten in de CDU/CSU zich in de laatste verkiezingscampagne niet hebben ontzien SPD-lijstaanvoerder Willy Brandt het als een schandvlek aan te wrijven dat hij voor Hitier uit week naar Noorwegen. Hier werd geap pelleerd op duistere instincten: op de niet openlijk uitgesproken mening Ekkehard Schwerk Flinke kerels „Freie Bahn dem Tüchtigen!" (Ruimte voor flinke kerels!). Met deze slogan werven de Duitse spoorwegen jonge- mensen. De Duitse schrijfster Gudrun Tempel die jaren buiten haar land verbleef vertelt in haar boek „Deutschland? Aber wo liegt es?" (Ned. vertaling „Duitsers blijven Duitsers") dat de Duitser helemaal niet wreder is dan alle anderen. „Maar hij is naar het model „Tüchtigkeit" (flinkheid, kranig heid) geboren en opgevoed. „Tüchtig keit" en gehoorzaamheid. De machinis ten op de lokomotief concentreren zich op de wissels en de signalen, en glimla chen nooit. Zolang er geen ongeluk gebeurt, komt het er niet op aan, wie op de knoppen drukt: Hitler, Adenauer of keizer Wilhelm, dat is allemaal ongeveer hetzelfde. Maar de zaak moet kloppen, keurig geolied zijn en proper gewit. Of die machinisten nu doden in hun treinen vervoeren of chocolade, is om het even. Het is veel belangrijker precies op de minuut aan te komen." Dit zegt Gudrun Tempel. Zij die de slogan maakten, „Freie Bahn dem Tüchtigen", waarmee de Duitse spoor wegen adverteren,' hebben haar boek waarschijnlijk niet gelezen. Zoals dc moeder van Gudrun Tempel, die in 1931 goedgelovig lid werd van de Nationaal Socialistische Partij, nooit Adolf Hitlers „Mein Kampf' had gelezen." „Zij vond alleen dat die Nazi's er behoorlijker uitzagen dan de anderen én dat zij werk beloofden aan dc werklozen. Hitier zou alles keurig in orde brengen." Gemiste kansen Optimistisch Maar er zijn ook hoopvolle tekens. De intelligentsia van de Duitse jeugd is uitermate kritisch en heeft een open oog voor het „bruine" verleden. Is dit alleen een dunne bovenlaag? We weten het niet. Een 59-jarige Duitser die de Wei- marrepubliek bewust heeft meegemaakt vertelt heel optimistisch te zijn over de toekomst van de Duitse democratie. „Dat de openbare mening het won, in het geval van het tijdschrift Der Spie gel contra de regering, is voor mij het belangrijkste motief voor optimisme. Maar we moeten geduld hebben". Ook Nederland zal geduld moeten hebben. We zijn verplicht symptomen van herlevend nazisme te signaleren. Waakzaamheid is geboden. Als het zo is dat het Duitse volk in sterkere mate dan andere volken „vatbaar" is voor overdreven nationalistische gevoelens, of zich gemakkelijker opstelt achter „een grote leider". Toch blijft het kortzichtig een heel volk en zeker de jonge generatie te belasten met de merendeels overleef de praktijken van extremistische groe pen. Deze kortzichtigheid wordt gevoed door wantrouwen, hetgeen iets anders is dan waakzaamheid. Wantrouwen ver giftigt verhoudingen tussen mensen, ook die tussen volken. Wantrouwen kan de (overigens Europese) ziekte van het overspannen nationalisme niet genezen. Integendeel. Nederland was te klein om gevaarlijk te worden. Het Nederlandse volk is echter groot genoeg om door een anti- Duitse gezindheid langzamerhand be horende tot de goede toon bi) te dra gen aan het geestelijk isolement van een volk dat worstelt met zijn verleden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1965 | | pagina 18