Een j aar „thuis"
bij de gorilla
in het oerwoud
JAN WILLEM
Boeiend boek over fascinerende mensapen
Door Gijs G. de Groot
ZONDAGSBLAD
zaterdag 16 oktober 1965
(Van een onzer
redacteuren)
jl7AN alle mensapen is de
gorilla in feite tot op de
jdag van vandaag het meest
geheimzinnige wezen geble-
'ven. En toch is het al meer
jdan honderd jaar geleden,
jdat hij werd ontdekt. De eer
van die ontdekking komt toe
aan twee missionarissen,
[Wilson en Savage. Toen Sa-
vage in 1846 een bezoek
Ibracht aan Wilson bij de
Gabon-rivier, zag hij in
diens huis ,,een schedel die
de inlanders toeschreven
aan een aapachtig dier, op
merkelijk om zijn grootte,
woeste aard en gewoonten".
Savage en Wilson verzamel'
den maanden achtereen schedels
en zonden deze op aan twee ana
tomen met daarbij een beschrij
ving van Savage over het leven
en de gewoonten van de gorilla,
een beschrijving die voor de ko
mende honderd jaar de toon zou
aangeven.
„Ze zijn bijzonder woest en al
tijd aanvalslustig gestemd en gaan
nooit voor een mens op de loop
zoals de chimpansee Men zegt
dat het mannetje als hij ontdekt
wordt een verschrikkelijk ge
schreeuw voortbrengt, dat wijd en
zijd in het oerwoud doorklinkt, on
geveer als kh-ah! maar dan lang
gerekt en schril... De vrouwtjes en
de jongen verdwijnen bij die eer
ste schreeuw snel; hij gaat dan in
grote woede op de vijand af waar
bij hij in snelle opeenvolging zijn
kreten laat horen. De jager wacht
zijn komst af met het geweer in
de aanslag; als hij niet zeker is
zijn doel te treffen laat hij het
dier toe zijn geweer te grijpen, en
als dat dan de loop in zijn bek
stopt, vuurt hij. Als het geweer
echter weigert wordt de loop tus
sen de tanden gekraakt en loopt
de ontmoeting snel fataal voor de
jager af'.
Mytholoqie
neemt, op het punt uit
te sterven, waardoor
het belangrijk werd
zoveel mogelijk infor
matie over het dier te
verzamelen voordat
het helemaal zou zijn
verdwenen.
Over zijn verblijf in
het rijk der gorilla's
heeft Schalier een
boeiend boek geschre
ven. dat tot titel heeft
Gorilla's. zoals zij
werkelijk leven in het
oerwoud (uitgave Het
Wereldvenster. Baarn.
ƒ17,50. blz. 223) en is
verlucht met zeldza
me foto's. Aan dit
boek is dit verhaal
ontleend.
tfadien zijn er meer verhalen en
rapporten over dè gorilla versche
nen. maar in de meeste gevallen
werd de wetenschap in de steek
gelaten voor de mythologie.
„Als negers door de schadu
wen van het tropische bos slui
pen worden zij zich plotseling
van de aanwezigheid van deze
formidabele mensapen bewust
door het plotseling verdwijnen
van een van hun metgezellen,
die omhoog wordt getrokken in
een boom en hoogstens nog even
een gesmoorde kreet kan uiten.
Een paar minuten later valt dan
zijn dode lichaam gewurgd op
de grond".
De Amerikaanse ontdekkingsrei
ziger Paul du Chaillu, die in 1856
in West-Afrika voet aan land zette
en de eerste blanke werd, die wer
kelijk een gorilla schoot, schreef
de gorilla een nog grotere woest
heid toe dan zijn voorgangers had
den gedaan. Komende bij het hoog
tepunt van een gorilla-jacht liet
hij zijn fantasie maar de vrije
„En nu deed hij mij werkelijk
aan niets anders meer denken dan
aan een of ander duivels droom-
schepsel een wezen dat hoort
tot die afschuwelijke monsters,
half mens. half dier, die oude schil
ders afbeelden als ze helle tafere
len willen voorstellen. Hij kwam
een paar passen dichterbij, hield
dan stil om dat vreselijke gebrul
weer te laten horen, kwam verder
en bleef eindelijk op een afstand
van een kleine zes meter van ons
staan. En daar, net toen hij op
nieuw begon te brullen en woe-
daodvrop - zijn- borst trdmmejde,
vuurden we en doodden we
Expeditie
De wetenschap begon zich meer
en meer voor dat „vreemde dier"
te interesseren. Vooral omdat er
ook rapporten verschenen, waarin
over de gorilla prettiger dingen
werden verteld. Hij zou, als hij
niet lastig werd gevallen, niet de
minste neiging tonen agressief te
genover mensen te zijn.
Dit bracht een groep Ameri
kaanse onderzoekers op het idee te
proberen de dieren op een vreedza
me manier te benaderen om hen
in hun doen en laten te observe
ren. Het Harold Coolidge van de
National Academy of Sciences or
ganiseerde een expeditie, die tot
opdracht kreeg een studie van de
gorilla te maken. Een van de le
den was George B. Schalier, een
jonge zoöloog. Met zijn vrouw ver
toefde hij een jaar bij de gorilla's
„thuis", in het gebied van de Vi-
runga-vulkanen in Afrika. Op 1
februari 1959 verliet hij New-York
en op 14 februari kwam hij in
Roemangabo, het hoofdkwartier
van het Nationale Park Kivoe,
aan. Al aan het begin van de stu
die was besloten de berggorilla tot
object van de studie te nemen en
niet de laaglandgorilla. Hij be
woont bergland met een gematigd
klimaat en staat, naar men aan-
Zin
Men kan zich afvra
gen wat de zin was
V van de studie van go
rilla's. waarom er dui
zenden dollars en een
aantal jaren aan werden be
steed om een aap In het wild te
observeren. Apen zijn al lang be
studeerd. maar steeds in gevangen
schap. Men heeft onderzocht in
hoeverre ze allerlei zaken van el
kaar kunnen onderscheiden en hoe
snel ze bepaalde opdrachten kun
nen leren uitvoeren. Psychologen
hebben de onderlinge verhoudin
gen van apen in kooien geobser
veerd, en ze hebben de ontwikke
ling van de jongen nagegaan van
hun geboorte tot aan de volwassen
heid. Maar geen van deze onder
zoekers wist iets van het natuurlij
ke leven van de dieren, die ze
bestudeerden. Ze hadden geen Idee
in hoeverre de gevangen dieren in
hun gedrag en ontwikkeling ty
pisch voor hun soort waren. Om
intelligente en betrouwbare inter
pretaties te kunnen geven van wat
men bij gevangen dieren heeft ge
zien, moet men eerst weten hoe ze
in de natuur leven.
De oerggorilla werd in 1902
ontdekt. Maar van dat jaar af zijn
hele groepen neergeschoten om
een jong te bemachtigen. Voor elk
van de 85 gorilla's, die op het ogen
blik in de Verenigde Staten leven
hebben op zijn minst vijf andere
het leven moeten laten, tijdens de
vangst ">f het transport, „een
blaam die niet alleen de dierenvan-
gers treft, maar ook de dierentui
nen, die zich er vaak weinig van
aantrekken hoe ze hun dieren krij
gen". (Hierbij mag worden opge
merkt, dat enkele jaren geleden de
van de tien wijfjes in de groep
ging op een meter of vijf van me
vandaan op een boomstronk zitten,
haar kin op haar voorpoten. Lang
zaam aan. alsof ze elkaar uitdaag
den dichterbij te komen, kwam de
hele groep naar mijn boom toe. Ze
gingen bij elkaar zitten achter een
paar struiken en drie vrouwtjes,
die zuigelingen bij zich droegen
klommen met twee jongen in een
boom en probeerden een beter ge
zicht op me te krijgen tussen de
lianen en ooomtakken door.
In de volgende tien minuten
speelden we kiekeboe. Zo gauw ik
mijn hals strekte om de gorilla's
beter te kunnen zien, trokken zij
hun koppen terug, om meteen
weer te voorschijn te komen als ik
een andere kant opkeek. Een jong.
misschien vier jaar oud. klom in
een klein boompje naast het mijne
en daar zaten we toen mete'
van elkaar, allebei wat nerveu-
naar de ander te kijken, allebe
nieuwsgierig, maar geen van bei
den direkt naar elkaar starend om
alle schijn van bedreiging te ver
mijden... Het enige zwartrugman-
netje in de groep kwam achter de
struiken vandaan en liep tot op
drie meter van de voet van mijn
boom, terwijl hij onderweg een
tak van een bessenstruik afplukte,
waarvan hij een mals blaadje op
at. Hij bleef op vier poten, zijn
bek een oeetje geopend, naar me
staan kijken Eindelijk gingen
de gorilla's weg en kon ik omlaag
komen, stijf en koud na zes uur op
de tak te hebben gezeten."
Verhaal
Bij nacht en ontij trok Schalier
er op uit om gegevens over de
gorilla's te verzamelen.
„De hele Kerstdag regende het.
Tegen de middag voelde ik ineens
neiging de gorilla's te gaan opzoe
ken, en .k vertrok naar Bishitsi.
Hoewel ik een klein plastic regen
zeiltje over mijn schouders had,
was ik al gauw doornat. Na een
uur spoorzoeken kwam ik een
groep tegen, die heel langzaam in
de regen voortging, en weinig aan
dacht aan me schonk tot ik in een
boom klom en op een dikke hori
zontale tak ging liggen. Mist slier
de tussen de bomen door, en de
motregen veranderde in een stort
bui. Langzaam kwamen de goril
la's in mijn richting en zochten
beschutting tegen de stam van een
dikke boom naast de boom waarin
ik lag. Het lange haar van de apen
was kletsnat, cn ze roken een beet
je als nat beddegoed. Ze zaten be
wegingloos onder de boom, dicht
'egen elkaar gedrukt voor de
warmte. Uren gingen voorbij. De
egen viel voortdurend. De goril
la's blevan me zonder geluid van
uit hun ochuilplaats aankijken. Er
is een verhaal, drt vertelt dat in
Kerstnacht mensen en hun dieren
hun verschillen vergeten en mei
elkaar op voet van gelijkheid kun
nen spreken. De gorilla's spraken
van tijd tot tijd met mij met be
hulp van hun expressieve ogen en
ik had het gevoel, dat we elkaar
begrepen, ook al kwam er geen
geluid ove onze lippen
Maar ar bleven nog tal van raad-
„Ik verwonderde me over de re
acties van gorilla's op regen. Heel
vaak bleven ze in de regen zitten
terwijl ze heel goed droog hadden
kunnen blijven als ze maar een
paar meter verder onder een over
hangende boom zouden kruipen.
Af en toe zocht een hele groep
bescherming onder een boom, ter
wijl ieder dier met veel duwen en
zat slechts op enkele meters t
chuiven het beste plaatsje pro-
■eerde te vindenEen groep, die
le ene dag bescherming zoekt kan
jchter de volgende dag best in dt
regen blijven zittenTwee keer
zag ik een gorilla meer dan ze.
me'.c. in rechtopgaande houdin;
en beide keren regende het. He:
dier scheen zijn handen en zijn
borst liever niet nat te willen ma
ken aan de planten op de
Voorzichtiq
Tweemaal bracht George B.
Schalier een bezoek aan het rijk
van de gorilla's. Maar het tweede
bezoek, drie jaar na het eerste gaf
een tikkeltje teleurstelling. „Alle
vier groepen gorilla's vluchtten an
derhalve kilometer of meer, zo
gauw ze ons zagen en steeds trok
ken ze zich terug op de bijna on-
.oegankclijke hellingen van de Mi-
ceno. Hoewel ze nog vriendelijk
.varen, nieuwsgierig en stoïcijns,
•chenen ze zich beslist in te span
nen zo ver mogelijk weg te komen
van een gebied waarin ze waren
gestoord. Dat betekende een drasti
sche verandering in het gedrag,
want geen enkele groep reageerde
op deze manier tijdens mijn voor
gaande studie. Ik denk, dat veel
vuldig en misschien minder prettig
kontakt uiet stropers ze zo voor
zichtig had gemaakt."
fewerkt als de gorilla. Ze heb-
en de mens altijd sterk gefasci
neerd. Hoe leeft, hoe doet, wat is
een gorilla? Het boek van Schal
ier geeft op vele vragen ant
woord. Door zijn toewijding en
geduld, bovenal door zijn vak
manschap de gedragingen van
het dier op de juiste wijze te
kunnen interpreteren, heeft hij
een belangrijke bijdrage gele
verd aan de kennis van een dier
soort, dat met uitsterven wordt
bedreigd.
Want het aantal gorilla's dat
in vrijheid leeft is niet groot.
Schalier schat het op een vijf
tienduizend hoogstens, een aan
tal „niet eens genoeg om een
groot voetbalstadion te vul-
Over agressie bij dier en mens,
door prof. dr. K. Lorenz. Verta
ling dr. D. Hillenius. Uitgave
Ploegsma, Amsterdam.
die zelf onder water duikend het
leven onder zee bestudeert, ook
studie maakt van vogels en zoog
dieren, o.a. ratten, die als een kun
stenaar weet te schilderen en tot
een verrassende conclusie komt
van de taak der agressie in de
on.wikkeling van de schepping. Ie
mand die daarin de bevestiging
ziet van Darwins vondsten en een
rechtvaardiging van zuiver oorza
kelijk redeneren, en toch een ver-
I rassend licht werpt op het wonder
der schepping. Hij ziet in de agres
sie een oorzaak van verdere ont
wikkeling. met de ene beperking
dat agressie binnen de soort de
soirt op een dood spoor van de
evolutie kan drijven. Juist in de
agressie ziet Lorenz een diepe ver
wantschap tussen mens en dier
waarbij hij opmerkt, dat veel van
het hogere in de mens op die diepe
I verwantschap wijst. Bij de mens
echter gaat de ontwikkeling zo
snel dat hij zijn diepste neigingen
I niet daaraan weet aan te passen. Is
'n de dierenwereld sprake van een
aanpassing en verandering der a-
gressic, waardoor deze de schadelij
ke werking voor de soort verliest,
bij de mens zal dit vermoedelijk te
laat komen (men denke aan de
atoomwapens en dergelijke vernie
tigende middelen), waardoor niet
alleen de mens maar de hele leven
de schepping gevaar loopt. AI met
al een boek dat stof geeft .tot na
denken. (284 blz., 13,90).
Levensgevaarlijke mannen,
door S. Greup-Roldanus. Uit
gave Querido, Amsterdam.
Met Levensgevaarlijke man
nen heeft de schrijfster een soort
historische roman met een heel
eigen stijl zijn intrede laten
doen in de wereld van de Neder
landse literatuur, dat zich heel
gemakkelijk laat lezen. De ge
schiedenis zou er een van deze
tijd kunnen zijn.
Een geschiedenis van mensen,
die in hun leven met allerlei
problemen en geneugten worden
geconfronteerd. S. Greup-Rolda
nus heeft kans gezien dit verhaal
rond een middeleeuws apotheca-
ris en zijn vriend, de notaris, zo
treffend uit te beelden, dat men
de taferelen voor zich ziet.
En achter ieder tafereel is een
waarschuwende vinger gehou
den. De schrijfster weet de lezer
zo mee te voeren, dat hij geneigd
is het pikante achter haar om
zwervingen te zoeken. Doch wee
degene die er kwaad van denkt,
want alles loopt heel anders af.
Zo anders dat men meer dan
eens dit boek zal herlezen om te
genieten van de heerlijke hu
mor. (191 blz., 9,90).
Observatie
George Schalier heeft in het
jaar, dat nij bij de gorilla's „thuis"
was de dieren ongestoord kunnen
observeren. „De beste tijd van ob
serveren is nadat ze een uur of
twee gegeten hebben, en zo tussen
negen en tien uur in de morgen
een dutje gaan doen. Tegen die
tijd zijn ze volgegeten en is er
niet veel kans, dat ze wegtrek
ken." En hij ontdekte, dat ze eer
der nieuwsgierig zijn dan boosaar
dig.
„Ik ontmoette de gorilla's ter
wijl ze zich rustig aan het voeden
waren op een steile helling onge
veer 100 meter boven me. Ik ging
tegen een boomstam zitten en
zocht met mjjn kijker de helling
af om te trachten uit te vinden
waar de zilverrugmannetjes zich
bevonden. Het zijn grote mannen,
die het meest attent, het meest
wispelturig en het snelst opgewon
den zijn, en daarom zijn ze de
meest gevaarlijke van een
groep Een mannetje verliet zijn
rustplek en ging naar boven. Daar
draaide hij heel, heel voorzichtig
in mijn -ichting, waarbij hij zich
achter een bosje verstopte. Maar
daar zijn gorilla's niet.erg goed in.
Hij liet ie takken onder zijn po
ten knappen en om zichzelf te o-
riënteren, ging hij steeds staan en
stak zijn kop boven de struiken
uit. Zo gauw ik in zijn richting
keek. dook hij weg en bleef heel
stil zitten voor hij verder ging. Hij
kwam toi op negen meter van me
af voordat hij een geweldig gebrul
liet horen en op zijn borst trom
melde. Onmiddellijk daarna, nog
voor de echo van het geluid was
verdwenen, gluurde hij uit de bos
bes om te zien hoe ik daarop had
gereageerd Het deed me onein
dig goed te zien, dat de andere
gorilla's in de groep net zo zicht
baar schrokken van het gebrul als
Drie
„Met dat mannetje met niet
meer dan negen meter van me
vandaan voelde ik me niet meer
zo op m'n gemak en het leek me
verstandiger een veiliger plaats op
te zoeken. Voorzichtig klom ik in
een boom tot op drie meter. Een
T AN WILLEM is een wat
aparte figuur in onze ge
meente. Bijna iedereen kent
hem. Want overal belt hij aan.
Niemand, die het geregeld
weerkerend bezoek van Jan
Willem vervelend vindt. En
er is ook niemand, die hem
de deur wijst. Steeds is een
vriendelijke groet en ook wel
eens een geldstuk zijn deel.
Maar veel krijgt hij nooit. Dat
moet ook niet. Het zou niet
goed zijn voor hem.
Volgens een vreemd schema
doorkruist hij onze uitge
strekte gemeente. Er zit een
vaste lijn in zijn wekelijkse
route. In sommige huizen zet
men de klok op Jan Willem
gelijk. Zo is hij een vast punt
in onze gemeenschap gewor
den; van het grote geheel een
klein deeltje, dat niet meer
weg is te denken en mis
schien ook een functie heeft.
T TIJ ziet er bij de eerste
kennismaking armoedig
uit in zijn oude jas, die zo uit
de lorren geraapt kan zijn, en
met zijn afgetrapte schoenen.
Maar wie scherper op hem
let, ontdekt, dat er méér over
hem is te vertellen. Zijn ma
nieren en gebaren verraden
een achtergrond en afkomst,
waarop velen van ons wellicht
jaloers zouden kunnen zijn.
Ik kan het niet precies uitleg
gen. Maar kijk eens, hoe hij
loopt. Zo waardig en gelijk
ook (ik weet, dat het vreemd
klinkt, maar onze taal kent
geen beter woord) gracieus.
Jan Willem heeft een opval
lende oogopslag. Zijn blik
lijkt afwezig te zijn. Toch
weet hij steeds heel goed, wat
er in zijn onmiddellijke om
geving gebeurt; Als hij door
onze gemeente gaat en de da
gelijkse dingen waarneemt,
die altijd eender zijn, geloof
ik dat hij meer ziet.
Is het dwaas te veronder-
stellen, dat Jan Willem in een
wereld kijkt, waarvan wij
niet het flauwste vermoeden
hebben. Het kan zijn ddt deze
wereld veel op de onze lijkt
Maar wij vangen er geen
glimp van op.
y IJN LEVEN, ik zei het al,
beweegt zich binnen een
scherp omlijnd patroon. Al
tijd op hetzelfde ogenblik van
dezelfde dag zien we hem
voor het raam langs schuiven.
Bij het hekje van de tuin
staat hij stil en zet hij een
zware koffer op de grond.
Daar wordt aan gemorreld.
Wat Jan Willem dan precies
doet, heb ik nooit kunnen ont
dekken. Soms zien we de frêle,
gebogen gestalte twee minu
ten lang. Eindelijk wordt het
hekje geopend en de koffer
verder gesjouwd. Op de stoep
van de voordeur zet hij de
koffer weer neer. Dan komt
de trekharmonica er uit te
voorschijn. En volgt een
vriendelijke lach, die hij ons
door het raam toewerpt. De
ene keer knikken we terug.
De reaktie is, dat Jan Willem
zijn muziekinstrument op
bergt en wegschrijdt, waarna
weer het lange oponthoud bij
het hekje volgt.
Het gebeurt ook, dat Jan
Willem na onze blijk van her
kenning gaat zingen. Het is
een onbestemde melodie.
Soms ook speelt hij. Een of
twee strofen. Het klinkt af
schuwelijk. Werkelijk.
Maar van een enkele keer
herinner ik me (het zal wel
aan m'n stemming hebben ge
legen), dat zijn muziek me
trof en me even ontroerde.
yO kent iedereen hem. Want
hij gaat zijn vaste weg
door de gemeente volgens een
onveranderlijk plan. Langs de
vaarten en over de smalle
polderwegen. En ook lopend
daar, waar het verkeer ge
vaarlijk druk is geworden.
Elke dag doet hij zijn wijk,
als een toegewijde geestelijke.
Deze vergelijking gaat
mank. Want niet zo lang ge
leden, heb ik nog een andere
kant van zijn merkwaardig
leven ontdekt. Ik zag hem op
de achterste bank van de laat
ste bus uit de stad. Het ge
zelschap passagiers was vro
lijk. Want in de stad is altijd
pret te halen. Jan Willem on
derscheidde zich niet van de
andere passagiers. Hij had
eveneens een deel van zijn
verdiensten uitgegeven. Hij
was meer dan ooit een van
Het is waar, vele dorpen
hebben een Jan Willem. Maar
ik meen een reden te hebben
speciaal over hem te vertel
len. Elders wordt hij met een
bepaald woord aangeduid. Dit
woord is echter niet van
toepassing op Jan Willem.
Geen sprake van. Er wordt
wel eens een enkele keer om
hem gelachen. Maar nog nooit
heb ik ontdekt, dat hij gesard
werd. Wanneer een kind, niet
beter wetend, een poging
daartoe doet, kan hij onmid
dellijk een afstraffing krij
gen.
Nee, tussen ons, kan Jan
Willem niet veel overkomen.
Niettemin is het gebeurd.
Deze herfst. Terwijl het
weer erg onrustig was. Die za
terdagmiddag had ik hem nog
langs de vaart zien lopen. De
wolken dwarrelden in snelle
vaart langs de lucht, die toch
blauw was. Nu regende het,
dan was er weer wat warmte
van de zon. Het leek, of de
natuur in opstand was.
Later hoorde ik het. Zijn
aandacht moet even zijn af
geleid. Hij moet even van zijn
uitgestippeld pad zijn afgewe
ken. Remmen piepten en glas
rinkelde. Jan Willem was op
het asfalt gesmakt. Zijn kof
fer lag in de berm.
's Maandags las ik in de
krant, dat de plaatselijke arts
de eerste hulp had verleend
en dat hij vrij ernstig gewond
in het ziekenhuis in de stad
was opgenomen.
Jan Willem was plotseling
naar een andere wereld ge
schoven. De smetteloze
wereld, waar men er alleen
op uit is om de ander te hei-
Kort na het ongeluk moest
ik meer dan eens aan hem
denken. Hoe vreemd zou deze
wereld voor hem zijn? Of zou
hij ook daar weer zijn patroon
hebben gevonden?
TIET BERICHT in de krant
was slechts 'n paar dagen
oud, toen ik op de zaak werd
opgebeld. Als ik in de stad
werk, is onze gemeente ver
weg. Dan ben ik het leven
daar kwijt. In de namiddag
rijd ik het dorp binnen en
ben ik er weer midden in.
Dan kan ik weer meeleven
met alles, wat zo belangrijk
schijnt.
„Heb je het gehoord", werd
me door de telefoon gevraagd,
„dat Jan Willem dood is? Hij
is in het ziekenhuis over-
Vergeef het me, maar m'n
antwoord was: „Jan Willem.
Wie is dat. Ik ken hem niet".
„Je kent Jan Willem toch
wel", klonk het verbaasd door
de telefoon. „Je weet wel, hij
is verongelukt. Met zijn har
monica".
Eindelijk vond ik de aan
sluiting weer. Het bericht
drong töt me door.
„Hoe weet je dat?"
„De melkboer vertelde het
me net".
De tijding schokte me zo,
dat ik geen ogenblik twijfelde
aan de juistheid van de mede
deling van de melkboer.
Later op de dag heb ik de
rijkspolitie in het dorp opge
beld. De opper schrok. Hij
had het nog niet gehoord. Hij
beloofde mij het ziekenhuis
te bellen.
Na vijf minuten had ik hem
weer aan de telefoon. „Alle
maal kletspraat", zei de opper.
„Jan Willem is springlevend".
Vindt het maar overdreven.
Maar dat onbestemde, schrij
nende en droevige gevoel
schoof weg.
„Gelukkig", zei ik nog te
gen de opper.
"^AN Churchill is, in bange
tijd, meer dan eens ge
zegd, dat hij dood was. En
van anderen, die dikwijls op
de eerste pagina van de krant
zijn. Onlangs nog zou een be
kend voetballer, die een lichte
blessure had opgelopen, zo
maar zijn overleden.
„Jan Willem is dood",
de telefoon. Ik geloofde het.
Zo goed gek kan onze ge
meenschap zijn.
Maar hij is springlevend.
Alleen is hij nog in die an
dere wereld.
Straks zal hij misschien
weer terug zijn.
Echt, we kijken naar hem
uit.
Want Jan Willem is niet al
leen apart.
Hij is ook belangrijk.