De familie Mozart in ons land Kunst in Europa boeiend doorvorst Tweehonderd jaar geleden Anne Wadman: De ivereld van de schilderkunst ZONDAGSBLAD VRIJDAG I OKTOBER 196? IN Het Haagse Gemeentemuseum is tot 8 novem ber een piepkleine maar alleraardigste tentoon stelling te bezichtigen. Daarop is alle documen tatiemateriaal te vinden, dat bijeengebracht kon worden over het verblijf van de familie Mozart in ons land, precies tweehonderd jaar geleden: compo sities in eigen handschrift of in eerste druk, dag boekfragmenten, kranteberichten, portretten, mu ziekinstrumenten en zelfs een muziekkamer met kostuums en meubelen uit dezelfde tijd. Vader Leopold Mozart *vas met vrouw en twee kinderen, Wolf gang en het vijf jaar oudere zusje Maria Anna ,JIannerl"op kunstreis, die hen langs de toen belangrijke muziekcentra van Eu ropa voerde, München, Wenen, Schwetzingen, Parijs, Londen. Hem stond een tweeledig doel voor ogen. Hij wilde zijn kinderen, en vooral de jongen Wolfgang, daar presenteren als de grootste wonderkinderen die er ooit geleefd hadden, maar hij wilde ook, dat zijn inderdaad wonderbaarlijk begaafde zoon daar met de compo nisten kennis maakte en van hen ieerdtz. Beide doeleinden werden verwezenlijkt. Waar hy kwam. verbaasde men zich over de begaafde kinderen en Leopold ontzag zich niet Wolf gang allerlei kunstjes te laten uithalen: Wolfgang moest op een door een doek onzichtbaar gemaakt toetsenbord spelen, proeven afleggen van zijn onfeilbaar absoluut gehoor, improviseren enz., terwijl het pu bliek op bepaalde, in de krant geadverteerde uren in het hotel, waar de familie logeerde, de kinderen kon bekijken en beluisteren. Ook les Exploiteerde Leopold ene kant zijn kinderen, e kant bracht hij i rijke vooraanstaande figuren, zoals de Engelse ambassadeur Sir Jo seph York. de hofkapelmeester Christian Ernst Graaf, de muziek- 1 de uitgever Burchard Hummel, die n de enkele composities van de kleine r alle Wolfgang drukte. Kortom het bezienswaardigheden, gaf hij ze werd een allerplezierigst verblijf ook de gelegenheid om als kinderen als de kinderen maar niet ernstig te spelen, en Wolfgang leidde hij ziek geworden waren. Zo ziek. dat zorgvuldig in de compositieleer op prinses Caroline haar hofarts door hem les te geven en hem de Thomas Schwencke stuurde, die de modernste composities en de kinderen vrijwel van de dood nieuwste stijlen onder ogen te redde Daarom kon Leopold Mo- brengen zart niet zo veel concerten arran- To-n de familie Mozai-t in Lon- Het eersle had >>la8,s °P 30 kwam het verzoek om op september in de Oude Doelen - Leopold voelde er eerst niet veel voor: ons land was in muzikaal opzicht voor hem niet interessant Maar hij liet zich overhalen, om dat het verzoek kwam van prinses Carolina van Nassau Weilburg zus ter van Willem V en (en dit werd doorslaggevend! omdat zij in blij de verwachting was. „Einer schwangeren Frau soli man nichts abschlagen". schreef Leopold in zijn dagboek. (Van onze kunstredactie) IN de serie „Kunst van Europa", die een vervolg is op de reeks „Kunst der wereld" waarvan het slotdeel nog ontbreekt heeft de Uitgevers maatschappij „Elsevier". Amsterdam inmiddels drie delen het licht doen zien. t.w. „Kreta en Mycene", „Etru- rië en het vroege Rome" en „Het Ro meinse Rijk". Even voortreffelijk als de voorgangster wordt deze serie uit gevoerd met in elk deel een kleine zes tig ingeplakte, sublieme kleurenre- pro's,, vele tekeningen, landkaarten, tijdtafels, woordverklaringen, litera tuurlijsten en indexen. Vlot vertellend belicht Friedrieh Matz in „Kreta en Mycene" de ontdekkingsgeschie denis van de bakermat van de Europese beschaving. De schrijver volstaat niet met het bespreken van de vondsten en bevin dingen van archeologen, doch streeft er naar. de samenhang van de dingen te ver klaren. Daarin verwerkt Matz steeds de met het vorderen van de wetenschap zich wijzigende interpretaties. Europa's schakels met het grijs verleden worden daardoor des te interessanter zichtbaar Gouden masker Etrusken waarvan het laatste deel, een fuga, als thema de melodie van het Wilhelmus heeft. Verlichting Rotterdam Zo ging de reis terug, eerst naar Li lie, toen naar Gent en Antwerpen, en op 10 september 1765 kwamen ze in Rotterdam aan. Leopold Mozart noteerde in zijn dagboek und ich will nur anmerken, dass ich die Sta tue des berühmten Erasmi Rot- terodami in Rotterdam auf dem Platze mit Vergniigen betrachtet habe". Een concert werd er niet gegeven, omdat de Mozart's de volgende dag per trekschuit naar Den Haag vertrokken. Daar kwamen ze terecht in de herberg ,£a Vi lie de Paris", „une trés mauvaise auberge", zoals Leopold aantekende, en spoedig daarna bij de horloge maker Wouter Eskes, op het Spui nr. 44. De ontvangst aan het hof was bijzonder hartelijk, een eigen hof- rijtuig werd ter beschikking ge steld en ze kwamen veel op het paleis. Ook ontmoetten zij er tal- Maar wat in het geheugen van Wolfgang gebleven is. was niet deze jeugdcompositie. maar „die erstaunliche Illumination". En men leest, dat de toren van de Grote Kerk verlicht war door drie rijen lantaarns, die langs de omgangen waren geplaatst, terwijl de Hofvij ver verlicht werd met 430 bran dende flambouwen en 150 pek kransen! Wat heeft Mozart nu tijdens zijn Nederlands verblijf, dat zeven maanden duurde, geschreven? In het geheel elf composities, waar onder „Six Sonates pour le clave cin avec l'accompagnement d'un violon", evenals verschillende aria's opgedragen aan prinses Ca rolina. Jeugdwerken dus, en in het verloop van de ontwikkeling van Mozart, vormen ze geen belangrijk moment Maar al zijn ze dan duidelijk gecomponeerd naar het «nodel van anderen, met name van Johann Christian Bach, die hij in Londen had leren kennen en van wie hij veel geleerd had, toch steekt de latere meester er al een net"), met zijn voor onze be grippen verbazingwekkende lief de voor de muziek. De jonge Mozart was voor deze gracieuze, bepruikte hoofden een object van bewondering èn nieuwsgie righeid. Voor de jonge meester zijn gouden tijd. Later, toen hij de gróte meester werd, was het afgelopen met de bewondering nieuwsgierigheid. Helaas! De titel van Mansuelli's boek, „Etrurië en het vroege Rome, geeft al aan dat de Etruskische kunst als een soort „koppelte ken" ligt tussen de Griekse en Helleense beschavingen en de Romeinse cultuur. Van de acht ste tot de derde eeuw v. Chr. domineerden de Etrusken in het hart van Italië. Zij vormden niet een rijkseenheid, doch leef den in onafhankelijke steden. Dat deze stadstaatjes geen Griekse kolonies waren, wordt o.a. bewezen door het feit dat de meeste Etruskische steden niet aan de kust, maar dieper in het binnenland ontstonden. Dit duidt er voorts op, dat ook de Etruskische kunst zelfstandig ontstond wat overigens niet inhoudt dat van het verwerken van invloeden geen sprake zou zijn geweest. Etrurië, sedert zijn oorsprong al omgeven met geheimzinnig heid, komt boeiend tevoorschijn uit de heldere schets van zijn ontwikkelingsgang en de be spreking van de uiteenlopende kunstvormen. Voor liefhebbers van vergelijkende studie is het interessant, de oudtestamenti sche kronieken te plaatsen naast de historie van de Etrus- Romeinen Heinz Kohier behandelt in het derde deel de kunst van het Romeinse Rijk. Hij vergemakke lijkt de doorvorsing van de stof door de regeringsperioden van elkaar al dan niet na moord opvolgende keizers tot herken ningspunten te maken voor zijn analyse van gewijzigde situaties en het wezen van de kunst in die onderscheidene tijdvakken. Zo omspant Kahler in zijn boek op interessante wijze bijna vier eeuwen, te beginnen bij de dood van Julius Caesar in 44 voor Christus tot aan de inwij ding van Constantinopel in 331 n. Chr., waardoor Coïistantijn Rome afs hoofdstad van het imperium onttroonde en Byzan tium de glorie kon overnemen. oraziatische oorsprong is de kische kunst die dis een scluikel •i Griekse cn Romeinse besclia- in hel hart van Italië tot bloei t: Daarvan getuigt dit bronzen venfiguurtje van omstreeks 500 r .Chr. Met deze machtsverschuiving voltrok zich ook een diep in grijpende geestelijke verande ring in de geschiedenis van Europa. De op veelgodendom gebaseerde cultus die de Ro meinse keizers had vergodde lijkt, werd op bevel van Con stants n de Grote verdrongen door het Christusmonogram als symbool van de enige God bij Wiens gratie de keizer voortaan zou regeren, en de kunst uit andere bron inspiratie zou ont vangen. Voor een juist inzicht in de kunsthistorie van het Christelij ke Westen is kennis van de Romeinse keizertijd en de ont wikkeling van haar kunst on ontbeerlijk. Kahlers rijk gedocu menteerde studie is daartoe een boeiende leidraad. Kunst van Europa. Uitgave El sevier. Amsterdam - Brussel (per deel gem. 260 blz., ƒ34,50). Pruikentijd Mozart op hel toppunt van zijn roem zo kwamen er dan nog concerten in Amsterdam en als laatste in Utrecht. Feest Intussen maakten de Mozart's een prachtig feest mee, de in stallatie van de 18-jarige Prins van Oranje tot stadhouder Wil lem V, en natuurlijk zorgde Leopold er voor, dat Wolfgang hiervoor een speciale compositie schreef. Dat is dan geworden de „Galimathias Musicum", een reeks uan 17 korte stukjes Van dit verblijf geeft deze kleine Mozart-expositie een aardig beeld. Men proeft hier de „pruikentijd" met zijn eti quette, met zijn zucht naar cu riositeiten (,flet rariteitenkabi- Laat Europa kiezen, door Tij- men Knecht. Uitgave J. H. Kok N.V., Kampen. Tijmen Knecht heeft in deze bundel zijn opstellen bijeenge bracht, „die zich concentreren rondom enkele hoofdzaken van de Europese politiek". Hij behandelt achtereenvolgens de problemen Europa, Frankrijk, Italië, Spanje. Christelijke Europese politiek, leus of daad. de ontwikkelingshulp, voorwaarden en motieven. Zijn echtgenote mevr. Helen M. Knecht- Drenth schrijft tenslotte een kriti sche beschouwing over de Alliance for progress. Als men de bundel zo leest is het voor belangstellenden interessant, kennis te nemen van de overpeinzingen van de schrij ver. (305 blez, 3.25) Esoc, uit het leven van de snoek, door Jan Schelner. Ultg P. van Bclkmn Ar. Amsterdam. Nu eens geen verhaal over „hoe angt men snoek?", maar een ver naai over de snoek zelf. De auteur heeft getracht een biologisch ver antwoorde verhandeling samen te stellen over deze sportvis bij uit stek. Een verhandeling die de lezer een inzicht geeft in het leven van de snoek, zijn gedrag, zijn jachtwijze en zijn reacties. Het geheel is verlucht met twaalf pen- 1 M. Noord-Holland I, Plassenweel- de. door A. van Onck en P. J. Steegers. Uitgave Ad. M. C. Stok, Forum Boekerij - Den Haag. Noord-Holland is een merkwaar dige streek. De laatste decennia hebben zich daar nogal wat veran deringen voorgedaan. Om er vis te vangen dient men op de hoogte te zijn van de mogelijkheden die de plassen ter plaatse bieden. Dit boekje wijst de sportvisser echter de weg op een manier die een mislukte visdag tot de uitzonderin gen doet behoren. (77 blz. ƒ4,50) Df wereld van de schilderkunst door Gerhard Ulrleh. Uitgave „Elsevier", Amsterdam. Prof. Ulrich biedt in zijn boek niet het zoveelste overzicht van stijlperioden en schilderscholen, doch stelt zich op de plaats van een kunstminnaar die kenner zou willen worden een hand leiding dus voor gedegen me ningvorming. Met honderden fo to's. tekeningen en kleurenre producties illustreert de schrij ver zijn „cursus", die in drie de len is gesplitst. In het eerste deel traint prof. Ulrich het leren zien en analyse ren van een kunstwerk, het zin vol benutten van musea en ten toonstellingen en bespreekt hij de waarde van kunstkritieken, lezingen en rondleidingen. Het kunstwerk zelf staat cen traal in het tweede deel, dat de lezer op boeiende wijze ver trouwd maakt met het ontstaan van een schilderij, de beeldende elementen o.a. lijn, kleur, ruimte, modellering, licht ge volgd door een interessante uit leg van schilder- en tekentech nieken. Persoonlijkheid, ontwikkeling en milieu van kunstenaars in de loop der eeuwen, alsook de ve lerlei genres die werden en wor den beoefend, besluiten deze in teressante inwijding in de wereld van de schilderkunst (302 blz., ruim 200 ilL, 24,50). IN DE Leeuwarder Courant schrijft Anne Wadman al een behoorlijk aantal ja' ren zijn literaire kronieken. Deze uitvoerige boekbespre kingen hebben uiteraard ook geregeld publicaties van Vestdijk tot thema gehad. In de serie Witte Beertjes van A. W. Bruna Zoon te Utrecht heeft Wadman nu 15 artikelen over of naar aan leiding van de auteur Vest dijk als boekje uitgegeven; het werkje telt 153 bladzij den en kost 2.90. De stuk ken zijn geschreven tussen 1957 en 1964. zij pretenderen niet meer te zijn dan dag bladartikelen en maken peen aanspraak op het geven van een geïntegreerd beeld van het fenomeen Vestdijk. Als ik goed heb geteld, behan delt Wadman 17 romans, 2 boe ken over muziek. 1 over colle ga's, een essay over poëzie en een boek over Vestdijk van zijn schildknaap Nol Gregoor. Er zit dus heel wat lees- en denkwerk in, meer nog dan schrijfwerk, want de ongeveer vijftigduizend woorden (ongeveer kan tien pro cent meer of minder voorstellen) die deze kritieken tezamen tel len, vallen in het niet tegenover het totaal aantal bladzijden van de besproken boeken. Wadman krijgt in zijn krant be nijdenswaardig veel ruimte en dit is op zichzelf een voordeel, omdat men dan het verhaal uitvoerig kat. navertellen, of althans wat langer kan stilstaan bij de onderscheidene figuren van het besproken boek Als een in de goede zin des woords schools criticus houdt hij zich aan zijn onderwerp en verliest hij zich nooit in algemene beschouwingen, al zijn die rudimentair wel aan wezig. Nooit bedient hij zich van het esoterische toontje van som mige oudere, priesterlijk ge wicht- doende critici. Zijn stijl vertoont een mengsel van de meer officiële schrijfwijze (b.v. gaarne in plaats van graag) en de omgangstaal (b.v. 'mooi meegenomen"), het voor een krant geschikte juiste midden. te praten. Ik kan hier tussen haakjes opmerken, dat muziek ook voor mij een niet-vreemde kunst is, dat ik met de over muziek schrijvende Vestdijk geen enkel contact kan krijgen, terwijl ik toch, als niet-vakman op dit gebied, de eventuele professio nele vooroordelen mis. Het is wel duidelijk dat Wadmans instelling congeniaal is met die van Vest dijk en dat levert hem ook het geduld op het fenomeen van Doom op diens literaire en psy chologische kruip- en sluippaden te volgen. verwant aan Brahms' bewegelijke vormenwereld. Zo bezien kan men een ondergrondse verwantschap be speuren met de late romantiek in de Duitse muziek, ook met Richard Strauss en Reger. De liefdesextase in de Alpenroman kan aan de Rosenkavalier doen denken Maar literatuur is tenslotte geen muziek en als de lectuur van deze romans zoveel associatiemateriaal veronderstelt, zijn ze daarmee eigenlijk geoordeeld Niettemin weet Wadman Vestdijk als verteller te kunnen waarderen. Hij oordeelt als een jongere broer, tegelijk met ontzag en met de kritische blik van een huisgenoot. Twijfel Distantie Aanhanger De titel Handdruk en Hand gemeen maakt duidelijk, dat Wadman een 'aanhanger' (blz. 57) van Vestdijk is, maar geen kritiekloze bewonderaar. Wie over Vestdijk schrijven wil, moet heel wat in zijn mars hebben, o.a. muziekkennis. en Wadman be hoeft er blijkbaar niet voor terug te schrikken om daarover mee Soms kan men eraan twijfelen, of de romancier Vestdijk wel een blijvertje zal zijn: de stem van het lezersvolk is hier geloof ik wel de stem van de Tijd. Aan elefantiasis lijdende muggen zijn merkwaardige verschijnselen, maar verschillen toch van werkelijke olifanten Overigens kan men Wadmans be wondering voor topprestaties zoals De filosoof en de sluipmoordenaar. De held van Temesa. De Alpen- roman en Het Genadeschot (ook door mij indertijd prijzend bespro ken). evenals zijn reserves, delen In het eerste, tweede en vierde van de genoemde boeken is de in telligentie een esthetische kwaliteit geworden, een bijna fysiek waar neembare smaak. Hier is het alle- kanten-uitkunnen van Vestdijks dia lectiek een bijna muzikaal spel, Wadman is ongetwijfeld een van onze beste critici, zeker voor zover het romans betreft. Hij is degelijk en serieus, maar nergens gewichtig en zwaar op de hand. Als ik er iets in mis. dan ben ik misschien onbillijk: het plaatsen van het besproken werk in een grotere ruimte, een zekere dis tantie tussen werk en criticus, iets wat men zou kunnen noe men de helicopter-visie. Alles blijft het naar mijn smaak te zeer binnen de grenzen van lite ratuur alleen. Hierin is Wadman te veel criticus en te weinig es sayist. Maar het zijn immers krantestukken! C. RIJNSDORP. Noord-Holland II, Wad en Pol der, door A. van Onck en P. J. Steegers. Uitgave Ad. M. C. Stok, Forum Boekerij - Den Een boekje waarin de lezer rondgeleid wordt of, zoals men wil, „rondgevaren" door een ge bied, dat nog iedere mogelijkheid biedt tot het vissen op elke soort die men wenst Tevens wordt ge wezen op de gevaren die het vissen op de Wadden met zich brengt en de manier om dit risico tot een minimum te beperken. Zoals gebruikelijk in deze serie is ook dit boekje voorzien van het nodige adressenmateriaal. (75 blz. ƒ4,50) Vroeg-middeleeuwsc kunst door John Beckwith. Uitgave W. Gaa- de. Den Haag. De imposante Karei de Grote tentoonstelling, die deze zomer vele duizenden naar Aken wist te trek ken, heeft ongetwijfeld een her nieuwde belangstelling voor de Ka rolingische tijd tot gevolg gekre gen. Daarbij zijn gretig parallel len gezocht tussen het Europa van de Middeleeuwen en de moeizame pogingen in onze tijd om tot een nieuwe Europese gemeenschap te geraken. Werken aan een conceptie voor de toekomst kan slechts dan kans van slagen hebben als het gebeurt met kennis van de ontwikkelingen in het verleden. Wie de draad kwijt is, kan niet voortborduren. De his toriedraad het tijdbeeld laat zich voor een belangrijk deel her vinden in het cultuurerfgoed. Beek- with's „Early medival art" is daarom meer dan een boek over vroeg-middeleeuwse kunst. Het is dé draad, gesponnen op het keer punt, dat wij Karolingisch noemen, en in het cultuurpatroon nadien verweven in de Ottoonse en in de Romaanse periode Beckwith's boek geeft een sublie me aansluiting op hetgeen de Aken- se expositie aan schoonheid en be tekenis heeft getoond. Bij architec tuur muurschilderingen, beeld houwkunst. verluchte handschriften emailles, smeed- en snijkunst (met 206 afbeeldingen, waarvan 53 in kleuren, voortreffelijk geïllus treerd) zien wij de geest van de tijd boetseren aan de Europese cul t uursynthese. die haar glorie vond in de Gothiek (271 blz 206 ill., 23,50). Dooltocht van een Griekse held, door Bertus Aafjes. Uitga ve J. M. Meulenhof. Amsterdam. Ging de rooms-katholieke Ame rikaan Morton in de voetsporen van Christus en Paulus, de Neder landse dichter Bertus Aafjes volg de Odysseus op de voet. Hij laat de plaatsen leven die volgens de overleveringen door Homerus' held zijn bezocht. Maar dit boek is meer dan een reisbeschrijving, het brengt het oude Griekse epos, waarmee gymnasiasten geworsteld hebben tot nieuw leven. Zo boei end weet Aafjes de streken die hij bezocht te schilderen dat niet-clas- sici zich haast geroepen voelen om de Odyssee te gaan lezen. (317 blz., ƒ9.50). De Medewerker, door Wil liam H. Why te jr. Floret- boeken. Uitgave NV De Arbeiderspers, Amsterdam. De opvatting, dat de Ameri kaanse samenleving haar voor aanstaande plaats te danken heeft aan noeste arbeid, sober heid en het streven naar per soonlijk heil, gaat voor deze tijd volstrekt niet op. De burger moet zich in het bedrijf aanpassen aan het schema van de bedrijfsorga nisatie. Voor individualisme is geen plaats meer. Het geloof in de wetenschap heeft de uit de negentiende eeuw stammende sociale ethiek verdrongen. Whyte komt tot deze conclusie na een analyse van de positie van de universitair gevormde medewerker in de onderneming. Whyte verklaart het veel voor komend verschijnsel van de managerziekte uit het feit dat de hoogste functionarissen (direc teuren e.d.) de enig overgebleven individualisten zijn. Het zyn in feite onaangepaste personen. De verheerlijking van wetenschap en goede bedrijfsorganisatie heeft, volgens de schrijver, geleid tot het psychologisch testen van sollicitanten. Hij betwijfelt de waarde van deze onderzoekingen. Bovendien meent hü, dat de sollicitant tegenover de psycho loog in het nadeel is. Hij geeft daarom aanwijzingen hoe men aan een goede uitslag van het psychologisch onderzoek kan bijdragen. (285 blz., 8,50.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1965 | | pagina 18