DIRK NIJLAND - artiest van bijzondere allure Een dag als een ander Kroniek der moderne Franse letteren Julien Weversberg: ZONDAGSBLAD ZATERDAG 25 SEPTEMBER 1965 Het is de grote verdienste van de jeugdige kunsthande laar Nieuwenhuizen Segaar Jr., dat in zijn etablissement „Nova Spectra" aan de Haagse Anna Paulownastraat 107 (schuin t.o. het Vredes paleis) van tijd tot tijd de aandacht gevraagd wordt voor kunstenaars die ten on rechte dreigen in het ver geetboek te raken. In feite doet hij hiermee niets anders dan de lijn, die zijn vader al jaren lang voert, op de voet volgen. Thans ia er, tot medio oktober plaats ingeruimd voor de in Dordrecht in 1881 geboren schilder Dirk Nijland, die in 2955 te Wassenaar overleed. Precies tien jaar tui zijn ver scheiden dus, werd deze retro spectieve op de been gebracht. Een daad van eenvoudige rechtvaardigheid ten opzichte van een uiterst merkwaardig kunstenaar, maar bovendien een opgave, ten doel hebbend om tot een herwaardering van Nij- land's werk te geraken. Dirk NijlandScheepje met tUaen boT' uit 1946 Vergeten Hoe hpt mogelijk is. dat kunste- een bepaald ogenblik, is een ver haal apart, maar komt zeer in het kort hierop neer; doordat men, de machtige en grote naamloze „men", al tijd geneigd is achter alles wat zich als „nieuw en nog nooit eerder vertoond" affi cheert, aan te hollen, met voorbijzien en constateren van het leit, dat wat zich „nieuw" noemt, lang niet altijd ook waar lijk nieuw is: Daarbij vergeet, men licht de veel grotere waarden van het verleden! Pop-art Zo viert thans de zogeheten Popart, in stand gehouden door allerlei middelmatig- heden en non-prestan- ten, hoogtij, maar wat niemand of al thans bijna niemand in de gaten heeft, is, dat die pop-art-ele- menten inmiddels al zo oud zijn als de weg naar Kralingen en zich in allerlei vroe gere ware meester werken reeds mani festeren: Dan echter als een lo gisch onderdeel van een sluitend geheel en niet als autonoom „kunstwerk" (of wat er dan voor door moet gaan), zo als tegen woordig. Zo ziet men hier van Nijland een werk aanwezig uit 1922, waar hij zich ontpopt als een pop-art-artiest avant la lettre, maar hier bepaald niet als doel op zichzelf toegepast, maar sim pelweg omdat hij het in zijn compositie zo kon gebruiken, derhalve uit een innerlijke noodzaak geboren. Het betref fende doek draagt als titel „Cir- cus"; in het voorplan ziet men een aantal toeschouwers, die re gelrecht uit een werk van, laten Met zulk soort trekjes is meteen al de grootheid het „moderne" als men wil van een Nijland aangetoond, want wat waarlijk goed is, handhaaft zich in en door alle iijden. De rotstekeningen in de grotten van Altamira die vele eeuwen geleden werden aange bracht, zijn even nieuw, even mo dern als de portretten van Frans Hals uit de 17de eeuw of de boomgaarden van Van Gogh van zo'n zeventig jaar geleden. Voorbeeld Over Van Gogh gesproken: Ntf- land's vader, Hidde, bezat toenter tijd de grootste collectie van dit genie, geen wonder dat de jonge Dirk al vroeg onder de indruk kwam van de immense grootheid en kracht van dit werk en het al gauw als lichtend voorbeeld koo6. Eerst later, toen hij de eminente H. P. Bremmer leerde kennen, wiens leven voor een zeer groot deel aan Van Gogh gewijd was (hij „ontdekte" hem voor de wereld!) werd zijn verering nog meer „uit gediept" en zijn vaders verzame ling werd mogelijk wel zijn groot ste inspiratiebron. Zo is de beïnvloeding van de vriendenkring, trouwens toch dui delijk afleesbaar uit het oeuvre van Nijland. De kunstcriticus Cornelis Veth b.v., behoorde tot zijn intimi, (een kostelijk portret van hem in ouderwetse coin de feu, getuigt van dit contact) maar ook was er een innige samenwerking met de onvolprezen auteur van de regio nale romans, Herman de Man, met wie Nijland, tezamen en in vereni ging, het boekje „Hollanders komt naar het water!" samenstelde. Een ooeiende markante figuur dus, was Nijland zeker, één ook die zijn vrienden goed wist te kiezen. Zijn vader echter, toch wel geschoold in het zien van kunst, kon aanvankelijk maar weinig waardering voor zijn schilderende zoon opbrengen, wat later natuur lijk in het volstrekte tegendeel verkeerde en uitgroeide tot juist zeldzame verering van die man we zeiden het reeds was Dirk Nijland beslist. Voor zover bekend, heeft hij slechts een en kele leerling gehad, uit wiens mond we onlangs een paar ken merkende anecdotes mochten opte- Het was in de periode, dat de meester in Rhoon bij Rotterdam, woonde en werkte, zo aan het begin van de jaren twintig. Zijn zeer ieugdige leerling had in het zelfde plaatsje zijn atelier en zo geviel het. dat de meester had aangekondigd op een zaterdagmor gen het werk van zijn pupil te zullen komen bekijken. Het tijdstip van de afspraak was gesteld op 10 uur. Nadat de leerling vier uur lang tevergeefs op zijn hoge be zoeker had gewacht, meende hij zich wel de vrijheid te mogen aanmeten gevolg te geven aan een bezoekje dat hij in de middag zijn ouders-in Rotterdam verschuldigd was. De gevolgen van die „verme tele" handelwijze, resulteerde de reprimande kreeg, dat als de mees ter zijn bezoek geannonceerd had, hij ook kv/èm en de leerling dan maar geduldig op zijn komst had te wachten. En toen een andere maal de pupil zijn lust in zwemmen kenbaar had gemaakt, waar hij, toen al een aanzienlijke hoogte in had bereikt, kreeg hij te horen, dat als hij schilder wilde worden, hij het zwemmen er maar aan moest geven, maar aangezien de gehoorzame jonge man vlak vóór een gewichtige wedstrijd stond, mocht hij die toch nog meemaken, niet dan na dat hem de belofte afgedwongen was, dat zou hij de eerste prijs krijgen, hij met zwemmen met een moest ophouden. Hij kréég de eerste prijs ende meester hield zich stipt aan de afspraak. Die leerling heet Willem Hvssem en hij is steeds nog gaarne bereid te getuigen hoe veel hij aan. dit strenge, wat dictatoriale regime heeft gehad. Nijland leerde hem niet alleen schilderen, maar daarnaast vooral, van, de schijnbaar eenvoudige din gen de schoonheid zien; met welke geweldige resultaten overigens, weet eenieder die geen vreemde ling is in het Jeruzalem-van-de- Beeldende Kunst. .,Je moet er op sjouwen!" was een van zijn kernachtige uitspra ken, die hij de mensen die iets wilde bereiken, steevast voorhield, maar waarnaar hij zelf ook leefde en werkte. Als jonge jongen, zwierf hij al met zijn eigen roeibootje over de Maas en deed er de liefde-voor-het- leven bij op voor alles wat zich op en om onze grote rivieren afspeelt. Sterker nog, hij werd er een van de grootste vertolkers van. Zo kon hij op zijn 21ste al met een eigen tentoonstelling in Brussel voor den dag komen, terwijl hij 70 jaar oud, pas de lange reeks af sloot met een expositie in Haar lem's Frans Hals museum. Tussen deze twee data speelt zich een schildersleven af, waar van de rijke oogst thans de wan den van „Nova Spectra" siert. Nijland was eerder tonalist dan colorist, dit wist hijzelf ook en hij wilde niet anders. Het ging hem allereerst om de sfeer, waardoor zijn figuren, huizen en gronden, maar vooral het door de getijden van de Noordzee bezochte gebied, omgeven waren. Met de mensen van de kleine en grote havens leefde hij mee: Brouwershaven, Hellevoetsluis, Bruinisse en zo maar door, bezocht hij aanvan kelijk met zijn eigen schuitje later aan boord van de loodsDoten. Daar was hij eerst recht in zijn element en hij werd niet moe in zijn schilderijen op uiterst boeien de wijze verslag te doen van het geen hem daar bezig had gehou- Nauwkeurig In de literatuur zijn alleen de mensen, wie het lezen en schrijven in het bloed zit, de volhouders. Onder de debu tanten, soms veelbelovend, zijn er die na een opmerke lijk begin het, laten we zeg gen, tussen 't dertigste en het vijfendertigste jaar, laten af weten. Ze zijn dan getrouwd, hebben een paar kinderen en een plaats in de maatschappij die hen meer en meer in be slag neemt. Alleen de ge boren literator houdt vol. Het ergst is wel als men eenmaal van het schrijven een broodwinning heeft ge maakt en het innerlijke hei lige moeten zich niet meer doet gelden. Dan voegt men zich bij het gilde der routeniers, officiële letter kundigen, werkelijke of vermeende representatieve figuren, vergaderaars, bloem lezers, gelegenheidsrede- naars. Het openbare letter kundige leven wordt dan het werkterrein, de li+eratuur een instelling en de eigen figuur een letterkundige beambte. Tegen deze gearriveerdheid gaat altijd het protest van de jongeren. Ze hebben een scherp oog voor de wezenlijke waarde en betekenis van de men sen uit de vorige generatie die de gestoelten der ere bezetten. Wat is een samenleving zonder kinderen, maar ook: wat is een maatschappij zonder het revolu tionair elan van de jeugd, die alleen wil respecteren wat we zenlijk waarde heeft. Ze fun geert als lentestormen in de natuur. Tot die jeugd behoort ook de jonge Vlaming Julien Weverbergh. Nog niet zo lang geleden besprak ik -.ijn Bok-boek, waaruit men de geboren letterkundige proeft, al is de machteloze aanval op Hermans ook een volkomen ontsporing, een ministeriële bok. En nu kan men, als tweede deeltje in de reeks Galge ooekjes, een soort roman van hem Jezen, getiteld Een dag als een ander (Uitgave De Galge, Brugge, resp. Polak en Van Gen nep Uitgeversmaatschappij N.V. te Amsterdam, 215 kleine bladzijden, prijs ƒ4,90). De auteur noemt het een pamflet, want het is eigenlijk een tendensroman, gericht tegen wat de auteur ziet als de muürvast georganiseerde middelmatigheid en. geestloosheid, serviliteit en het conformisme van de gemiddelde Vlaamse sehoolleraar. Die strek king zelf wordt in een „nawoord" (naar woord) van Herman J. Claeys nog eens duidelijk uit de doexjes gedaan. Weverbergh laat in rijn' boek achtereenvolgens ne gen mensen aan het woord: een lerares, gezien door de ogen van haar man vijf leraars, een manne lijke leerling, de secretaris en de prefect van het atheneum in kwes tie. Hij vertelt erbij dat een athe neum een soort lyceum Is en dat een prefekt in Nederland rector heet. antwoord. Er is maar één hoofd stuk (je) dat mij heeft overtuigd en dat mij misschien zal bijblijven: het verhaal van Marchand, de tekenleraar, over de erotische spanningen in zijn (gemengde) klas en in zijn eigen pedagogisch en artistiek, toch zo menselijk, gemoed. De rest is middelmatig, zoals hoofdstuk 1, waar de con formistische leraar Willems aan het woord is, of slecht en verve lend. zoals de eindeloos doorzani- kende, verliefde en romantisch dromende Erik in het achtste hoofdstuk. Een volkomen misgreep lijkt mij ook het slothoofdstuk, waarin de prefekt het manuscript van acht capita aan de auteur terugstuurt met wat bedoeld is als een relativerende, ontwapenende contra-kritiek op de kritische visie van de schrijver. Weverbergh heeft gewoon boven zijn macht gegrepen. Als men een conformis tische leraar een aantal conformis tische uitspraken in de mond legt, ontstaat er nog geen figuur. In wezen is deze persiflage veel te mak, men proeft geen hartebloed, geen Hassliebe zelfs. En het ergst is: men is nergens verrast, want verrassing is de zenuw van alle kunst. Multatuli laat Droogstoppel zeggen over Busselink Water man, zijn concurrenten: „maar hun adres behoeft ge niet te weten". Dat zijn de verrassende trekjes die het 'm doen. Ze kunnen nooit bedac.it worden: het zijn vondsten, die zich onder het schrijven aan dienen. Zo komen er passages voor in muziek van Mozart en Beetho ven, precies in de partituur aan te wijzen, waar men, zelfs al kent men het werk, zich telkens weer afvraagt: waar komt d i t nu ineens vandaan? Weverbergh werkt hier met schabionen, uitgewerkte ge meenplaatsen. Het gebruik maken van mderscheidene procédés: in nerlijke monoloog, telefoongesprek, brief enz., doet aan als een oefe ning en mist als zodanig alle overtuigingskracht. ten tweede de overheersing van de middelmatigheid in het algemeen, die nogal voor de hand ligt. Mid delmatige mensen, als ze een goede ondergrond hebben, hard werken en sober leven, brengen het "t verst, ook bij het onderwijs. Je weet wat je aan ze hebt en Je kunt op ze aan. Ze leveren goed werk af, rijn bruikbaar en vallen tijdens een vacuum soms naar boven, vanwaar ze zelfs wel eens op ministerzetels terechtkomen. Ja de oude Van Lennep wist het in zijn tijd al: „de Alceën en Plndaren zijn gans onbruikbre we zens". Van de inperking der indi viduele vrijheid van de leraars heb ik in de mij bekende provin cie nooit iets kunnen merken. Wel zijn er ongetwijfeld, en dat zal ook in België wel zo wezen, twee soorten leraars: de echte school man, zeer bruikbare kracht voor zijn vak, maar die precies in zijn hokje past en er niet buiten steekt, en de meer levende mens, die boven zijn vak staat en wiens geestelijk formaat groter is dan het schoollokaal, al kan hij soms minder goed orde houden en zijn de cijfers niet briljant. Van deze laatstgenoemde soort leraars blij ven anecdoten leven, ze worden als mens opgeborgen in het herin neringsarchief van hun leerlin gen. Het is waar: de sfeer van de middelmatigheid kan dodelijk zijn. Houd maar eens ergens een lezing en antwoord dan op tamme vra- hebben is wellicht wel „Zandop- spuiter"; hoe nauwkeurig is een dergelijk bedrijf geobserveerd en vastgelegd. waardelijk wilde binden aan het water en de waterkant. Zo had ook het stilleven naar f;oed vaderlandse traditie zijn iefde en .toewijding. Met hoeveel aandacht voor het detail b.v. is dat waarom een vlag vaak met „dun doek" wordt aangeduid: magnifiek en waarlijk magistraal is op zulke momenten de beheersing van de stofuitdrukking; men ziet duidelijk de stiksels waarmee de plompebla ren op het doek genaaid zijn. Al deze eigenschappen, de eigenaar digheden van de dingen zó te representeren, zijn al in zijn vroegste werken waarneembaar („Daken Brussel" b.v.). Met welk een groot gevoel voor milde humor hij mede toegerust veuve", een wat vereenzaamde fi guur die hij in een stationswacht kamer zo aantrof. „Vertellend", wat anecdotisch soms, is hij niet alleen in zijn mensbeeldingen, maar die trekken vindt men zelfs ook terug in zijn stillevens: ..Clue, the second murder" een „detecti ve" in kleurig bandje, van Strange, was hem aanleiding hier een bril jant schilderij van te maken. En ga ook eens na hoeveel fijnheden er zijn waar te nemen in „Glazen bol" of in iets geheel anders „Provinciale weg-Zaan- Gezegend Enfin, wie zo de tentoonstelling „ondergaat", zal zelf wel gewaar worden, met wat voor merkwaar dig inlevingsvermogen de kunste naar gezegend was en van hoe bijzondere allure diens werk is; een tentoonstelling overigens, sa mengesteld deels uit het eigen bezit van de kunsthandel, maar hoofdzakelijk toch afkomstig van bruikleengevers, die, nu zij hun bezit weer eens in een andere omgeving terug zien, vaak de schellen van de ogen vallen en erkennen van welk een uitzonder lijke rijkdom zij in dc kunst van Nijland, dagelijks kunnen profite- Voor degenen die niet tot die gelukkigen behoren, staat in elk geval een bezoek aan de expositie open, die op werkdagen van 105 uur te bezichtigen valt GIJS KORDING Vrag en De criticus ziet zich dus voor de volgende vragen geplaatst: 1. Is deze pamfletroman literair geslaagd? 2. Is de aanklacht billijk en het requisitoir over tuigend? 3. Geeft de auteur een blauwdruk van het betere? Twee redenen Is de aanklacht van de auteur billijk en het requisitoir overtui gend? Ik ken het Vlaamse open bare onderwijs niet en wat ik van het openbaar middelbaar onder wijs in Nederland, althans Noord- Holland, heb gezien, lijkt mij doortrokken van een heel andere geest. Als voorstander van christe lijk onderwijs vond ik het altijd fijn om in een afscheidsspeech je volop gemeende, prijzende dingen te kunnen zeggen, wanneer daartoe aanleiding bestond. geesten begeven je. Omgekeerd kunnen scherpe, agressieve vragen je dwingen te pareren. De dood zieke Chopin schreef in een brief: „Ik kan niet tegen middelmatig heid, dat weet je nu eenmaal." Maar geen aanval kan erin slagen de macht van de middelmaat te breken evenmin als de macht van de domheid). Een aanval lanceren betekent eigenlijk altijd: generali seren. Men moet öf een briljante boutade schrijven (zoals Multatuli in de Max Ha velaar deed), óf georganiseerd en concreet streven naar in casu verruiming van de persoonlijke vrijheid van de leraar bij zijn onderwijs. Weverbergh doet hier noch het een, noch het ander. In het nawoord is Claeys veel concreter: hij vult de leemte die het verhaal openlaat. Maar hoe naïef van Claeys om te verwijzen naar het communisme, alsof onder dat regime de individuele vrijheid de leraar gewaarborgd zou zelfstandig, en alléén, alléén, Ka- rel, naar de eeuwige ontgoochelin gen strompelen" <bl. 145). De tweede aanhaling is uit het na woord van Claeys. „Wèl verplicht in zwijm vallen van bewondering voor Goethe en Gezelle. voor Mer cator en Pater Damiaan, maar geen spoor van verontwaardiging over de kruisvaarders en hun fa natisme. over Columbus en zijn imperialisme, over Leopold II en zijn kolonialisme, over Ruusbroek en zijn mystische waanzin, over Pius XII en zijn klerikalisme, over Napoleon en zijn militarisme, Ver woerd en zijn racisme, u»ei Spaak en zijn kapitalisme: vanwe ge de o zo heilige neutraliteit, Ik meen twee redenen te zien: ten eerste de nadelige invloed in België van de rooms-katholleke suprematie, die een verkeerde af- weerhouding heeft geschapen, en zijn eigen lot in handen We wensen onze Vlaamse broeders sterkte, wat meer es prit en tevens wat meer werke- lijkheidszin toe: die beide si- zijn! men kunnen leiden tot het bril jante, dat men in deze aanval Citaten mist en waardoor hij in hogere zin ook zelf zijn doel mist. Want Twee citaten ten besluite: een op vraag 3 heb ik geen duide lijk antwoord gevonden. C. RIJNSDORP Pierre-Henri Simon zet zijn reeks Figures a Cor- douan voort met een twee de roman getiteld His- toire d'un bonheur. Hij is geen vervolg op de eer ste, al wordt een enkele figuur uit deze eerste even genoemd. De bedoe ling van de schrijver is klaarblijkelijk een los ka der te scheppen in dit geval een havenstad aan de Atlantische kust, ver moedelijk als men op sommige aanwijzingen mag afgaan, La Rochel- Ie waarin uiteenlopen de milieus een eigen plaats vinden. Het ware doel van Simon, die even zeer, zelfs meer, essayist als romanschrijver is, is een boodschap te brengen, geïllustreerd door een verhaal. In de twee ro mans der serie is dat een les omtrent het huwelijk. Le Somnambule werd gede monstreerd dat gelijkgericht heid van de geest geen hechte basis vormt voor blijvend hu welijksgeluk; de boekhandelaar Seudre laat op de middaghoog te des levens vrouw en boeken in de steek en volgt als gehyp notiseerd een jonge toneel speelster. In dit twede deel wordt een huwelijk getekend waarin geest, hart en zinnen gelijkelijk deel hebben en dat oestand blijkt tegen een ver zoeking, die wel even lokt, maar daarna beslist wordt afgewezen. Alleen oorlogs. en bezettings weeën, uitlopend op deportatie en dood, konden na acht jaren van geluk, de sterke banden tussen man en vrouw uiteen- scheuren. Eer De hoofdpersoon is Noël Dus sert advocaat te Cordouan en reeds na enkele iaren verblijf tot ourgemeester der stad geko zen. De lezer weet dat in vrankrijk het burgemeester schap geen ambtenarenbaan ls, maar een ereambt, dat de be trokkene meer kost dan het en aanzien Verzoeking PIERRE-HENRI SIMON voor de kloof tussen de twee concepties omtrent leven en 'iefde. Dan breekt de bekoring en Patricia neemt haar verlies. Het laatste derde gedeelte van het boek brengt de lezer in de ellenden en moeiten van de bezettingsjaren 19401944 Uit voerig tekent Simon de delicate positie van Dussert, die goed vaderlander is en tegelijk, om erger te voorkomen, zijn ambt niet loslaat. Eerst zijn de ver houdingen redelijk; de Duitse plaatselijke kommandant zoekt geen botsingen en begrijpt de geestesgesteldheid van de be volking Dat neemt niet weg dat, als uitkomt dat Dussert de ambtelijke bureaus heeft afge staan voor verzetswerk, nog af gezien van zijn persoonlijke ac tie, deportatie hem wacht. De schrijver laat hem de dood vinden tijdens de dagen- durende reis oostwaarts, een dood als held zonder wapens, als hij zijn gunstige plaats af staat aan een jongere die dreigt te stikken in de propvolle wa gon. Tot het laatste toe blijft de liefde tussen Lucie en hem de lichte plek in de donkere el lende. zoals zijn brieven daar van getuigenis afleggen. Bijfiguren rière. We zijn dan in de woeli ge jaren tussen 1930 en 1940, waarin de strijd der politieke partijen en tussen de maat schappelijke klassen steeds fel ler werd. Dussert wist met veel tact zijn weg te vinden tussen de groeperingen, en hoewel progressief van aanleg, de con servatieven te vriend te hou den. Trouwens, wie aan het hoofd staat van een bloeiend advocatenkantoor mag geen doorgewinterd partijman zijn sn hetzelfde geldt voor een burgemeester. Wat het volgen van deze gedragslijn vergemak kelijkte was dat Dussert bij een energiek temperament een ge oefend verstand en een sterk gevoel voor redelijkheid voeg de, die hem mensen spoedig deden doorzien en beheerst «n bezonnen handelen. Huwelijk Vluchtige liefde had deze man wel gekend, maar het huwelijksleven zou voor hem pas beginnen bij veertig. Door een puur toeval ont moet hij èen jonge vrouw die acht jaar geleden haar echt genoot, een officier, na een huwelijk van slechts enkele weken had verloren in de strijd tegen de Kabylen. Ze kon tenauwernood zeggen getrouwd te zijn geweest; in haar hart was plaats voor een nieuwe liefdeditmaal berustend op een weloverwo- gen keuze. Weldra groeit de wederzijdse sympathie tot liefde, die leidt tot een huwelijk waarin alle gewenste elementen zijn ver enigd. Alleen, Lucie is en blijft gelovig-katholiek. Dat schrikt evenwel de religieuze humanist, •lie Dussert is, niet af: eer het tegendeel. Trouwens, tolerantie gegrond op eerbied voor de menselijke persoonlijkheid, was een van zijn grondbeginselen. Twee kinderen komen de band tussen man en vrouw die vijftien jaar in leeftijd verschil len. versterken. Lucie kan haar echtgenoot niet tot steun zijn in zijn rechtskundige arbeid, maar door haar opleiding en ervaring als sociaal werkster wel in bepaalde facetten van zijn amb telijk werk. Ze is van wel verarmde, maar zeer oude brc- tonse adel en staat zodoende op ■iet niveau van het stedelijk patriciaat. Nu is van een harmonisch conflictloos huwelijk weinig opwindends te vermelden. Eni ge spanning in de verhouding tussen Lucie en Noël treedt in als Simon een Amerikaanse ten tonele voert een wonder van charme, geestigheid en gevat heid. het type van de kokette vrouw, die de moraal in prak tijk brengt van de voortduren de wisseling in het geluk. In haar leeft op het terrein der liefde nog de trekkersgeest van de Amerikaanse pioniers, tegengesteld aan de hang naar stabiliteit eigen aan het oude F"ropi; de rondzwervende vlinder tegenover de zwoegen de, aan de korf gebonden bij. Inderdaad Noël is geboeid door Je glanzende Patricia, waar ijucie wat grauw en dof tegen afsteekt Gevaarlijke situatie als na enige jaren huwelijk een zskere slijtage in de gevoelens kan optreden. Veel hangt in een dergelijke situatie af van Je otct van de echtgenote. Lu cie ziet het gevaar, maar be heerst zich en blijft vertrouwen op de hechtheid van de band die man en vrouw bindt. Weldra onderkent Noël de ware aard van de verleidster en krijgt oog Simon heeft deze twee men sen omringd door vele bijfigu ren, die hij tekent in enkele trekken, die ze tot leven bren gen; een dokter die wordt ge dreven door onbaatzuchtige mensenliefde, een geestelijke, die Noël verder wil brengen dan een vaag godsbesef en tot het Kruis wil lelden, een jong kollega, die de vermaarde Dus sert vriendelijk tegemoet treedt, een dichter in wie scepticisme de uitbloei van zijn talent heeft verstikt, een edelman ln wie conservatisme en gaafheid van karakter samengaan, ook enkele sympathieke vrouwenfiguren. Veel ruimte ontvangen ook de levendige beschrijvingen van de strafprocessen waarin Dussert als pleiter optrad en soms in gewetensconflicten ge raakte. Zodoende Is deze roman minder geconcentreerd gewor den dan L-e Somnambule, maar ook afwisselender. Ze verraadt de geoefende schrijver ln het volle bezit van zijn talenten. Slmon behoort tot de oude school en daarin ls hij een van de eersten. De nerveuze schrijf wijze van vele jongeren, hun gevoel van de zinloosheid der Jingen, hun noodlotsbesef, dat alles is hem volkamen vreemd. Hij analyseert en construeert met groot indrlnglngsvermogen en geleid door de rede. Wat men hem zou kunnen verwijten is dat de essayist al te vaak de pen van de roman schrijver bestuurt. In al zijn romanfiguren leeft een brok Simon, zijn intelligentie en le vensinzicht, zodat de lezer er toe komt te verlangen naar de ontmoeting met een paar dom oren of tenminste sijnpele ge voelsmensen. Derde boek Albert Palle, journalist van professie en romanschrijver, als zijn beroep er hem de gelegenheid toe laat, heeft zijn derde boek doen ver schijnen, Les Chaudières et la Lune. Het is geheel anders dan het voorafgaande, dat speelde in volkskringen en •waarover de grauwheid lag van het Parijse arbeidersle ven. Deze roman brengt de lezer in de industriële mid denstand en zijdelings in aanraking met de Algerijnse kwestie. typeert het verhaal. La chau- dière, grote kookketel, is sym bool van de industrie, die streeft naar efficiency en nuch tere berekeningen eist. La lune, de maan, wordt hier genoemd in verband met twee uitdruk kingen die elementen zijn van het boek: Demander la lune, het onmogelijke, het onreali seerbare vragen, de vergissing der arbeiders in het bedrijf; etre dans la lune, leven in een fantasiewereld, de geestesge steldheid van een paar figuren in de roman. Tussen beide in staat de hoofdpersoon Gabriel Dabien. Na deze ietwat schoolse ult- ieg net verhaal. Gabriël heeft °nkele jaren geleden zijn vader verloren, een man van de oude stempel, rechtschapen, maar stijfhoofdig en niet opgewassen tegen de moeilijkheden van de ia-oorlogse jaren. Dat gemis aan soepelheid had hem een faillissement gebracht Gebouw en terreinen zijn overgenomen joor een bedrijf uit de metaal nijverheid. Een nieuwe direc teur heeft de leiding aanvaard en banken bereid gevonden hem op het paard te zetten. In het boek blijft hij een raadsel- acntige figuur, altijd beheerst en goedgehumeurd, maar gees telijk op verre afstand Gabriël was in het nieuwe bedrijf overgegaan met belofte van promotiekansen. Ondertussen, de zaak loopt vast. Reorganisatie is nodig, bezuinigingen zijn onvermijde lijk: ontslag van een flink getal arbeiders, de te zware toplei ding met drie, vier directeuren lichter maken, vervolgens nieu we credieten zien te krijgen en natuurlijk nieuwe orders aan- Geen eenvoudige dingen; de directeuren nemen genoegen met een forse salarisverminde ring of solliciteren elders, maar de werklui zijn beter be schermd. Er is de arbeidsin spectie en de bedrijfsraad van de fabriek; de Prefect komt ook in actie. Conferenties volgen, die een tusséntoestand van af wachten scheppen. De situatie verscherpt, als zen werkman, nota bene lid van de bedrijfsraad, wordt ont slagen door de te driftige tech nische directeur. Dan bezetten de werknemers de fabriek en honden de directeuren gevan gen de president-directeur is op cournée de gealarmeerde prefect zendt gendarmen; er volgt een ongelukkig dodelijk schot, dat een crisistoestand Op eigen gezag treedt Ga briël. die veel werklui kent. nu tussenbeide en weet ontspan ning te bereiken. Dat dient evenwel nergens meer toe: de president-directeur komt van zijn contactenreis terug met ne gatieve resultaten en een grote >rder wordt zelfs geannuleerd. Het oedrijf dat al geruime tijd op de rand van de afgrond leefde, stort er nu in: het faillissement zal aangevraagd Het gehele verloop der din gen is door Palle levendig en boeiend beschreven, steeds ge zien van Gabriël uit, die op treedt als bemiddelaar. Hoe het eerder zal gaan met het bedrijf wordt ons niet medegedeeld. Het boek is aan alle kanten open gebleven. Fantasieën Fantasie heerst in de verhou ding tussen Gabriël en zijn vrouw Genevlève. Is de liefde tussen beiden verdord? Soms 'reest de lezer van ja als de schrijver vertelt van de bespie gelingen en het spel der ge dachten van de jonge man en de verwijten van zijn vrouw, die hem van ontrouw verdenkt. Palle doet moeite Gabriël in Geneviève nog het meisje van zestien jaar, dat hij beminde, te doen terugvinden, maar vaak gelukt het niet. Deze twee mensen komen weer nader tot elkander, als Geneviève een tweede kind verwacht naast de zesjarige Bernardino. Geheel door fantasieën geleid is Sabine, de schoonzuster, die heftig partij kiest voor de Al gerijnen in hun vrijheidsstrijd, botsingen zoekt met de politie en ook in liefdeszaken stuurloos is. Een tweede schimmige figuur is Kertès die met Algerijnse leiders samenwerkt en de wei felende Gabriël, zijn vriend van jaren her, weet over te halen tot het verbergen van een door de politie gezochte topfiguur uit de beweging. Deze Algerijn wordt getekend als een rustig, ALBERT PALLE "elfverzekerd man, vurig pa triot, maar geen vijand van Frankrijk. Hij wordt niet geleid Joor fantasieën, maar ziet zijn weg duidelijk voor zich. Gabriël zelf staat in het ver haal als een middenfiguur. Hij dient bij de hoofddirecteur een rapport in, dat ten volle op de werkelijkheid berust en harde, maai- efficiënte maatregelen voorstelt; anderzijds kan hij zich gemakkelijk de gemoeds gesteldheid der werknemers in den «en en gevoelt evenveel sympathie voor hen als antipa thie jegens de moderne be drijfsvoering en de gestroom lijnde industrie van onze tijd, die de gemoedelijkheid van vroeger, „l'usine de papa", uit sluit Liever dan controlewerk te verrichten in de fabriek dwaalt hij in de grote tuin van het oude familiehuis en mij mert onder een schaduwrijke boom. Hij remt zijn schoonzuster Saome in haar dolle plannen en wijst haai- terug als ze intieme toenadering tot hem zoekt ?Jaar zelf verdwaalt hij in een ïachtclub, waar hij in minder waardig gezelschap geraakt. In alles s hij een wankele figuur, op zijn dertigjarige leeftijd geestelijk nog niet geheel vol wassen, helder van geest, maar zwak van wil. Religieus besef ontbreekt hem zoals alle perso nages in dit boek Zou hun onzekerheid omtrent de vraag •vat te doen, wat te laten, daar niet mee samenhangen? De conclusie waartoe de lezing van de voorgaande boeken van Pal le 'eidde, dringt bij alle ver schil van sociaal milieu, zich ook hier op en dat vormt, misschien ongewild, we) de ooodschap die deze schrijver brengt: leven zonder geestelijk kompas is een moeilijke zaak. y. d. PANNE Pierre-Henri Simon. His- toire d'un bonheur. Uitgave Anx Editions du Seuii, Pa rijs. Albert Palle. Les Chau dières et la Lune. Uitgave Julliard, Parijs.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1965 | | pagina 17