Voor Wil Hale wijn wilde
sjeik Methab wel poseren
Duitsland bouwt een
diagnosecentrum
ZONDAGSBLAD
Nieuwe Lei else Coiaramt
ZATERDAG 28 AUGUSTUS 1965
Nieuwe kunst zo duurzaam
als oude meesters
't Was vijftien jaar geleden. In de Djakartaanse Gang Pool, een onaanzienlijk zijstraatje vlak bij
het paleis van Soekarno. De tropenavond bracht geen verkoeling, want de natte moeson bleef
maar uit. Bij de Indische schilder Ernest Dezentjé had ik mijn eerste ontmoeting met hem: Wil
Halewijn, toen een jonge, nog onbekende kunstenaar. Nu zien we elkaar terug in de Haagse flat
van zijn vader. Onze gemeenschappelijke Indische ervaringen zijn er waarschijnlijk oorzaak van,
dat ik de inlichtingen niet uit hem hoéf te trekken. Van een traditioneel interview is geen sprake.
Het verhaal van zijn leven vol opwindende gebeurtenissen spoelt als een lawine over me heen.
In Jappenkamp ontwikkelde
hij zich tot portrettist
Voorlopig is de volgorde zoek; nu eens zit hij achterin,
dan weer voor in z'n story. Elke episode, die hem te binnen
schiet, herbeleeft Halewjjn opnieuw. Zjjn zonverbrand ge-
zicht kleurt roder; het lichte blauw van zijn ontropische
ogen steekt er feller by af. Hij spreekt snel en geladen in
een kakofonie van talen: Italiaans, Frans, Nederlands, door
spekt met Engelse, Arabische en Maleise woorden. De staart
van zijn zwerfgeschiedenis krijg ik na vier uren te horen,
bij de Chinees, als we met haaievinnensoep, loempia en
nassie-goreng op verhaal proberen te komen.
In dit haast Rembrandtieke
portret i on een negentigjarige In
donesische vrouw komen haar le
venswijsheid en berustende zacht
aardigheid treffend tot uitdruk
king. Aan haar hoofdtooi is te
zien, dat zij de bedevaart naar
Mekka heeft volbracht. Halewijn
noemde dit in 1953 te Bogor (Bui
tenzorg) geschilderde portret dan
ook„Ma Hadji".
William Halewijn werd op 3
september 1927 geboren in
Djokjakarta, waar zijn vader
als scheikundig ingenieur in de
cultures werkzaam was. De Ha-
lewijns zijn telgen uit een oud
adellijk geslacht, van oorsprong
Vlaams, later een Franse en een
Indische tak. Uit zijn kleutertijd
herinnert Wil zich, dat hij al op
vierjarige leeftijdtekende en
met zeven jaar reeds prijzen
daarmee won.
De oorlog overviel het gezin
Halewijn in Buitenzorg, aan de
Jan Pieterszoon Coenweg. Een
hoge Japanse officier pikte hun
prachtig gelegen huis in. Als
een soort tegenprestatie stond
hij Wil Halewijn toe, bij zijn
moeder en twee zusjes in het
vrouwenkamp te blijven, hoe
wel hij met zijn vijftien jaar
eigenlijk „rijp" was voor het
mannenkamp.
Doodsgevaar
Om clandestien wat meer voed
stel te kunnen kopen dan de
Jappen verstrekten, gmg de jonge
Halewijn de portretten van lotge
noten tekenen, 't Werden er meor
dan tweehonderd! Eerst voor een
rijksdaalder, later vanwege de
groeiende faam dat hij de gelijke
nis zo mooi wist te treifen werd
het „honorarium" tien gulden.
Halewijn had er kennelijk een
Voorgevoel van, dat de internering
een langdurige zaak kon worden,
want hij smokkelde een koffer vol
tekenpapier en potloden het kamp
in. Een gevaarlijk ka'wei, waar
voor hij vaak dood'.angsten heeft
uitgestaan als de onberekenba'e
Japanners de kampbewoners met
bagage voor controle lieten aantie-
Op een keer (hij was toch naar
een mannenkamp gedeporteerd)
zag hij geen kans meer, zich aan
de inspectie te onttiekken. Hij
moest met zijn spuilen naar hel
kampplein. In de kaffer zaten
situatieschetsen van het kamp en
tekeningen die de toestand van de
geïnterneerden schrijnend weerga
yen; genoeg voor de doodstraf. De
controlerende Nipponner had al tot
aan Halewijns buurman het rijtje
afgewerkttoen hij er plotseling
Groot talent
pen, ging er zelf op zitten en be
dekte hem met haar sarong. De
achttienjarige Halevijn kwam
heelhuids in Batavia. Uit andere
wagons werden tientallen kamp
kinderen vermoord.
Halewijn vond eindelijk zijn
verwanten in het Tjidengkamp.
Moeder volslagen grijs, maar at'e
tekeningen 6ie zij van zijn eerste
probeersels af had verzameld, wa
ren nog in haar bezit. „Ze is
kortgeleden gestorven", zegt WJ
Halewijn. Z'n levensverhaal stoKt.
Dan, na een poos zwijgend zitten.
„Aan moeder heb ik het te danken
dat ik al mijn yroege werk nog
kan tonen".
Teleurstelling
In 1946 keerde de herenigde
familie terug in Nederland, waar
Wil Halewijn voor de oorlog al
enkele malen korte tijd had ver
toeft. Hij maakte zijn hbs-oplei-
ding af, nam zich '.oor, op de
Delftse T.H. bouwk"nóe te gaan
studeren (want hij bad een wis
kundeknobbel), maar liet het plan
varen omdat hij bang was, dat de
kunst er bij zou inschiCen.
van zijn Indonesische en Jordaanse
collectie, volgens de nu geheel
beheerste regels van de oude
meesters.
Zeven jaar lang leidde Halewijn
zijn Italiaanse kluizenaarsbestaan.
Toen voelde hij zich rijp om voor
het forum te treden en werd hij
opgemerkt. Hij kreeg zijn exposi
tie in Rome, voor honderddertig
schilderijen en tekeningen, en wel
in het Palazzo delle Esposizioni
aan de Via Nazionale, het beroem
de tentoonstellingsgebouw dat
voordien per traditie nimmer voor
het werk van één levende kunste
naar beschikbaar werd gesteld.
Op de dag van de opening zaten
de Romeinse kunstcritici in een
café in de buurt van het Palazzo.
Geketend aan de moderne kunst,
durfde de ene voor de andere
criticus niet zich op de expositie
vertonen. Intussen stroomde het
gebouw vol; een politiechef consta
teerde verbaasd dat tweeduizend
Romeinse kunstliefhebbers bij de
opening het over ongeveer drie
honderd meter wand verdeelde
werk van de nog onbekende Hol
landse schilder kwamen bekijken.
De volgende dag bracht ook ko
ningin-moeder Zein van Jordanië
bezoek aan de tentoonstelling.
zesduizend
herhaalde
in 1964. te
de Britse
die nadien nog
kijkers trok.
Een dergelijk succe
zich twee jaar later,
Londen in de galerij v
federatie van kunstenaars
Suffolkstreet. En nog altijd had
Halewijn in eigen land geen been
aan de grond. Hij trok naar
Frankrijk, werkte een jaar in Pa
rijs en een jaar daarbuiten en
verleden jaar vestigde hij zich in
Herenthals bij Antwerpen, terug
dus in het stamland van de mid
deleeuwse Heren van Halewijn.
Maar de schilder Halewijn denkt
niet aan het verleden van zijn
geslacht. Hem drijft de jeugd
droom voort, in Nederland zijn
talent te bewijzen. Hij is tegensla
gen te boven gekomen en tegen
werking heeft hem er niet toe
kunnen brengen, fich, net als de
rest van de modenavolgers, in het
abstracte -erf non-figuratieve te
storten. Hij heeft die stromingen
zien uitdrogen en nu beleeft hij
het, dat Franse academiedirecteu
ren hem zeggen, stellig te geloven,
dat steeds meer kunstenaars zullen
gaan werken zoals hij altijd al
heeft gedaan. „Eigenlijk ben jij je
tijd vooruit", heeft een van hen
gezegd.
Kasteelheer
De lessen op de Amsterdamse
Academie werden een teleurstel- ^"^ihSd
ling. Van zijn professoren, die, commandant m wie mj ecu vau uc cungcuuu; van uc luauguc-
kennelijk onder invloed van ae javaan herkende te vragen negoro van Solo, dat hij van haar
heersende modernistische mode,
ongeïnteresseerd stonden tegen
over figuratief werken, kreeg hij
onvoldoende stimulans. Halewijn
verliet de academie met de zelfbe-
Retour tropen
geboren." Verbaasd ten geschenke kreeg",
zei de rebellenleider: „In Djokja".
Vader wees op mij met een „Mijn
zoon ook". Even weifelde de offi-
r, toen gaf hij mij een hand en
Naar Jordanië
Twee belangrijke projecten voe
ren Halewijn de laatste tijd regel
matig naar het moederland. Het
ziet er naar uit, dat Halewijn, over
enkele maanden reeds wellicht,
kan bogen op iets dat nog geen
enkele levende kunstenaar in de
Benelux heeft bereikt: met steun
van de stichting tot behoud van
cultuurmonumenten zal hij van het
kasteel Gen Hoes in Valkenburg
zijn persoonlijk museum mogen
Zijn gehele ontwikkelingsgang
zal er, compleet met het allerpril
ste werk, zijn te zien. aangevuld
met een collectie kunst-
bruiksvoorwerpen die hij op zijn
zwerftocht door vele landen heeft
verzameld. Zo wordt na eeuwen
een Halewijn weer kasteelheer
bijgestaan door de kunsthistoricus
J. J. Mostard als directeur-conser
vator en het gemeentebestuur
krijgt er een zinvolle toeristische
attractie bij.
Bolivar in gala
Het andere project waarvoor Ha
lewijn forens is tussen Herenthals
en Den Haag, is het schilderen van
een levensgroot statieportret van
Simon Bolivar (1783—1830), de re-
bellengeneraal, die in verscheidene
Zuidamerikaanse landen als vrij
heidsheld wordt vereerd.
De regering van Venezuela heeft
voor het verkrijgen van het mar
kantste Bolivarportret een wereld
prijsvraag uitgeschreven. Op aan
raden van de bejaarde landschap
schilder Goedvriend heeft Hale
wijn ervoor ingeschreven.
Na een uitermate grondige studie
omtrent de geschiedenis en vooral
de persoon van Bolivar, voorzien
van authentieke afbeeldingen, die
de Venezolaanse ambassade hem
gaf, en met hulp van luit.-kolonel
Van Woerkom, dank zij wie'
Halewijn zijn „Bolivar" nauwkeu
rig in historisch gala-uniform kan
steken, werkt de schilder nu, al
weer volgens zeer oude technie
ken, aan het grote stuk. Het wor
dingsproces van dit schilderij legt
Halewijn van dag tot dag vast op
kleurendia's, waardoor het in vele
tientallen lagen over elkaar schil
deren van de zelfgemaakte verven
verrassend zal zijn te volgen.
De Venezolaanse vertegenwoor
diger in ons land heeft voor deze
interessante documentatie reeds
belangstelling getoond. Voor een
door hert te organiseren Bolivar-
avond heeft hij Halewijn uitgeno
digd. zijn dia's van een zo tijdro
vend en door vrijwel niemand
meer toegepast schilderprocédé te
vertonen. Daarmee kan Halewijn
er, ook als hij de hoofdprijs niet
wint, zeker van zijn, dat zijn
Bolivarportret wel ergens in Zuid-
Wil Halewijn bij hei levensgrote
portret van de Zuidamerikaanse
rijheidsheld Simon Bolivar, dat
hij volgens dc technieken van
tude meesters met zelf gemaakte
erven schildert. Door het over
elkaar aanbrengen van tientallen
verflagen zal het voltooide werk
een bijzondere kleur- en licht-
kracht hebben en bovendien uiter-
Amerika zal belan-
In 1955 te Amman in Jordanië
schilderde Halewijn deze kleine
en verweesde Palestijnse vluchte
ling. Het joch zeulde dagelijks
zware manden met groenten en
vruchten over steile rotstrappen
naar de hoger gelegen huizen van
wel gestelden.
expositie in Wenen,
hü
be
gin 1966 is ge
vraagd, leeft de nu
haast achtendertig
jarige Wil Halewijn
in spanning. Hoe
lang zal het nog
duren voordat er in
Nederland iets van
herkennen en er-
keruiep v*n .ta
lend groeit? „Dat
zal gebeuren", zegt
hij gedreven.
Wij menen stellig
dat hij het gelijk
aan zijn kant krijgt.
Stromingen zoeken
andere bedding,
mensen verande
ren, zij zullen de
dingen anders le
de kunst, ook het
werk van Halewijn.
die oprecht en hard
werkt, trouw aan
het meesterschap
dat voor alle tijden
onaantastbaar is.
TON HYDRA
Hij moest en zou het schilderen
onder de knie krijgen en dat deed
hij in het inmiddels onafhankelijk
geworden Indonesië. In Makassar,
waar zijn vader een leidinggeven-
industrieplannen
Indonesië, in Djakarta,
schilder Ernest Dezentjé terug
vond, van wie hij veel leerde.
Augustus '54 leek het beter, Indo
nesië te verlaten, zijn vader ach
terna, die voor de Verenigde Na
ties een functie had in Jordanië.
In meer dan dertig zelfgemaakte
zinkkisten ging Halewijns gehele
bezit aan schilderijen en tekenin
gen mee. Mede door toedoen van
een hofdame de Nederlandse
Al maakte Halewijn met het Frieda Muller kreeg de kunste
naar belangrijke introducties, die
hem op zijn twaalf maanden du
rende zwerftocht door het Heilige
de poli- Land wel van pas zijn gekomen.
grondgevechten en bombardemen
ten in het Makassar vijfduizend
mensen om het leven kwamen."
Australië
hij^e roepiah) de troebelen
tiële acties brachten de familie er
Australië te emigreren.
In Makassar kroop hij nog een Voor de zoveelste keer regelde Wil
In Halewijns artistreke ontwik
keling heeft de schilder Theo
Goedvriend een beslissende rol ge
speeld. 't Was in het Baroskamp
dat zij elkaar ontmoeten. Goed
vriend, uit Zuid-Afrika gekomea
en in het voormalige Nederland-:
Indië door de inval van de Japan
ners gestrand, vertelde zijn leer
gierige pupil over de schildertech
nieken van de oude meesters en
gaf hem de raad, als hij ooit de
bevrijding zou halen het stan
daardwerk van Max Dörner te be
machtigen. Wil heeft het gedaan
en jaren er aan besteed om met de
technieken en de gedegenheid van
de oude meesters expressie te
kunnen geven in eigen stijl.
Wat zegt Goedvriend nu zes
entachtig jaar en nog dagelijks in
de omgeving van Ar-ihem schilde
rend van zijn oud-kampleerling'
„Een fijne kerel, een groot talent;
dwars tegen de mod-.rne stromin
gen in zal hij eens met zijn kunsi
ook in eigen land trkenning en
succes vinden".
naar het andeie kamp in
Bandoeng en Tjimxhi werd ge
stuurd. Voornaamste zorg was: hue
kom ik er levend uit. Eenmaal
bevrijd, ging hij direct,
eentje, op zoek
zijn zusjes. De
keer door het oog van de naald.
Op een avond verschenen wel
veertig guerrilla's in de voorgalerij
De dame op dit portret is een
familielid van de bekende Indi
sche schilder Ernest Dezentjé, een
van de eerste leermeesters van
Sjeik poseert-
de verhuizing van het gezin. Zijn
vader hield het echter in het
harde, onculturele Australië geen
drie maanden uit; de jonge Hale
wijn bleef er acht maanden
sche kinderen", geëxposeerd.
De Islam verbiedt het afbeelden
van mens en dier, maar voor Wil
Halewijn maakte de roemruchte
zelfs zijn dierbaarste sjeik Methab van Petra, „general-
Christus met drie Indonesi- commander of the Arab Legion's
-irioT-or. «aavnncoorH Desert Police" een uitzondering.
Hij gaf de kunstenaar toestemming
alle medewerking
n. Op
mijn studio; hij
i dag de befaamde woenstijnpolitieman-
moeder
de trein. Wat hij nooit had
wacht, gebeurde toen een hem uo
bekende Javaanse vrouw dwong
hem onder de coupébank te kru-
met rode, van binnen met
schapenwol gevoerde, mantel op
een kameel te schilderen. De sjeik
ging zelfs nog verder door zich te
laten portretteren in zijn tent en
naar Halewijns studio in Amman
te komen om model te zitten voor
het schilderij „Het gebed in de
In dat jaar moet Halewijn als
een bezetene hebben gewerkt.
Waar hij met zijn felle streven
naar monumentaliteit en vol
maaktheid veelal zes tot zelfs wel
veertien maanden aan één stuk
werkt, is het verwonderlijk, dat
hij in Jordanië de opzet maakte
voor maar liefst zeventien schil
derijen, waaronder elf panelen van
drie bij twee meter.
Romeins succes
Niet alleen voor rijke mensen
Naar het voorbeeld van de
Mayo-kliniek in Amerika
September '55 kreeg de drang
naar verandering hem weer te
pakken. Via Nederland streek Ha
lewijn neer in Rome. niet om zich
door de kunst van het verleden te
laten beïnvloeden, maar om geïso
leerd levend in Monte Porzio Ca-
tone, de hoogst mogelijke graad
van schilderkunstige bekwaamheid
te bereiken. Voor karig levenson
derhoud schilderde hij nu en dan
portret, doch de meeste tijd,
Een laatste blik op het Heilige
Land slaat deze Jordaanse vrouw,
die met haar kind werd ontheemd.
Halewijn begon aan dit paneel in
1955 te Bethlehem op de weg die
ook Maria en Jozef met Jezus
gingen op hun vlucht naar Egyp
te. De kunstenaar zet zijn schil
derijen veelal zeer breed op met
paletmes; de afwerking, zoals ook
hier bijv. in de versiersels van de
vrouw, wordt dikwijls minutieus
en ragfijn gedetailleerd.
In de Westduitse kuur-
plaats Wiesbaden zal in na
volging van de Mayo-kliniek
in Amerika een modern diag
nosecentrum worden ge
bouwd. Hier zullen veertig
specialisten met de bevoegd
heden van chef-artsen pa
tiënten grondig onderzoeken,
de oorzaken van ziekten op
sporen en daardoor moge
lijkheden voor een juiste be
handeling uitwerken. Hier
door krijgt een zieke voor de
eerste keer op het Europese
continent de beschikking
over een voltallig college
van ervaren geneesheren,
die bij moeilijke gevallen
met de universele genees
kundige wetenschap kunnen
ingrijpen.
Het idee om een Duitse „Mayo-
kliniek" te bouwen is afkomstig
van de Frankfortse internist, dr.
Leo Krutoff, die ook bekend
heid heeft verkregen als auteur
van boeken over de genees
kunst. Hij schreef onder ande
re populair wetenschappelijke
boeken als „Nooit te oud om
jong te zijn" en „De hartaanval
pn het voorkomen hiervan". Het
Düsseldorfse „Econ-Verlag" gaf
de arts en auteur opdracht de
Amerikaanse Mayo-kliniek in
Rochester in de staat Minnesota
te bezoeken. Het ter plaatse
verzamelde materiaal moest hij
in een vakboek verwerken.
Belangstelling
De vrucht van dit bezoek aan
Rochester was echter niet alleen
een uitgebreide verzameling van
materiaal, maar ook het idee een
soortgelijke kliniek als de Mayo in
Duitsland te bouwen Inderdaad
vond dr. Krutoff onder hooglera
ren. artsen en fabrikanten al spoe
dig een grote belangstelling voor
zijn plan. De artsen hebben name
lijk van de Mayo-kliniek niet de
minste concurrentie te vrezen. De
veertig specialisten in Wiesbaden
zullen zich tot de diagnose beper
ken en hun patiënten voor de
eigenlijke behandeling naar de
plaatselijke artsen of de universi
teitsklinieken sturen. De Mayo-k.i
niek in Wiesbaden voorlopig is
er nog geen andere naam moet
een einde maken aan een toestand,
die momenteel niet ai'een in Duits
land bestaat, maar ook in een aan
tal andere Europese landen. Door
het voordurende voortschrijden
van de medische wetenschap, dat
gedurende de laatste vijftien jaar
alleen al vijftig procent bedroeg,
zijn de artsen volgens hun eigen
getuigenis overbelast. Wie speelt
het klaar alle medische boekwer
ken die er elk jaar 'p de markt
komen en daarnaast nog de tijd
schriften te lezen, nieuwe genees
wijzen in de eigen praktijk te
benutten en het aanbod aan tech
nische apparatuur bi) te houden.
Bovendien wisselen de artsen en
assistenten aan de ziekenhuizen
voortdurend. Alleen de geneesheer-
directeur blijft op zijn post en
hierdoor wordt de diagnose van
heel wat ziekten bemoeilijkt.
Diensten
Hier moet nu het diagnose-cen
trum in Wiesbaden met zijn spe
cialisten en moderne technische
apparaten zijn diensten verlenen.
De hier werkende artsen worden
,van alle bureaucratisch werk vrij
gesteld; zij kunnen zich geheel en
al aan hun taak wijden en zells
aan wetenschappelijk onderzoek
doen. Maar vooral: zij blijven als
een groep in de kliniek, en hande
len op eigen verantwoordelijkheid
zonder de bijzondere aanwijzingen
van een chef. De rfzonderlijke
diagnosen van de diverse artsen
worden tijdens een vergadering
besproken en dan tot een algemene
beoordeling samengevat
In tegenstelling tot de Mayo-
kliniek in Rochester, die alleen
het vorige jaar al door 191.000
patiënten uit alle delen van de
wereld bezocht werd, zal de
Duitse kliniek voorlopig met
veertig patiënten beginnen. Het
honorarium zal naar rato van
het inkomen van de zieke wor-
den_ berekend. Na een bepaalde
beginperiode wil men ook enige
bedden ter beschikking van
fondspatiënten stellen. AI is het
dan zo dat het diagnose-cen
trum in Wiesbaden met parti
culiere middelen gefinancierd
wordt, dan is het toch geenszins
de bedoeling hier een „kliniek
voor rijke mensen" te bouwen.
Op het programma staat name
lijk ook reeds de kosteloze be
handelingvan ongeveer twintig
procent van alle patiënten.