Middelburg toont in vier eeuwen Zeelands gezicht Over contemporaine Duitse auteurs Gelegenheidsgedichten en herinneringspoëzie ZONDAGSBLAD ZATERDAG 26 JUNI 1965 Ook cultureel belangrijk mengstation Deze in een kleurrijk gobe lin verlieten hulde aan de Vader des Vaderlands iverd door de Vlaming Jan de Maecht in 1604 te Middelburg voltooid. Heraldici sullen met de op dit wandtapijt voorko mende wapenschilden geen moeite hebben. Andere be langstellende lexers mogen ue verwijzen naar ons artikel. DE vele duizenden toeristen die ook dit jaar Mid delburg tot doelwit kiezen, kunnen in Zeelands hoofdstad tot 22 augustus nog iets meer vinden dan de populaire donderdagse markt, pronkende en pittoreske gebouwen uit het verleden en eiland bewoners in oude dracht. In de pas gerestaureerde, voormalige Vleeshal en in de hooggewelfde, statige burgerzaal van het stadhuis, waar ondanks alle verwoestingen veel van vergleden glorie is terug gewonnen, toont Zeeland zijn „gezicht" in de beel dende kunst der Lage Landen van 1550 tot heden. Met een reeks Benelux-manifestaties wil Zeeland zijn functie In het drielandenverband accentueren. Deze functie is geen nieuwigheid, maar een herenscenering van een rol die het gewest van oudsher heeft gespeeld, economisch en cultureel. Reeds in de middeleeuwen het ..mengstation" tussen Zuid en Noord, kan het door zijn ligging die functie prolongeren in Beneluxverband. In zyn inleiding voor de tentoonstellingscatalogus noemt mr. C. A. van Swighem Zeeland zeer typerend ..een balkon aan de Vlaamse kunst, een verlengstuk van de cultuur van het Zuiden, waarmee het organisch een eenheid vormde". Dat het hier niet een abstract begrip doch werkelijkheid is, krijgt de bezoeker aanschouwelijk voor zich. nog vóór hij de expo sitie betreedt. Immers, dat Middelburgse stadhuis, het mees terwerk van de beroemde Mechelse Keldermansen, straalt ook in herrezen toestand nog iets uit van de glorie der Vlaamse Gothiek en de glans van Bourgondische beschaving. De natuurlijke zoon van Philips de Goede, Philips van Bourgondië, admiraal en later bisschop van Utrecht, dirigeerde niet slechts bouwmeesters naar het Zeeuwse gewest, maar ook schilders, onder wie Jan Gossaert, genaamd Mabuse. die voor de Middelburgse abdij een bijzonder omvangrijk altaarstuk vervaardigde en o.a. decoraties voor Philips' kasteel Souburg (waarvan een „Neptunus en Amphitrite" nog over is). Van deze in 1535 te Middelburg gestorven meester verhaalde Karei van Mander enige decennia later in zijn Schilderboek dat hij ten huize van de Middelburger Magnus aan de Lange Delft een uitmuntend geschilderde ..Afneming van het Kruis" had gezien (thans in het bezit van de Hermitage te Leningrad). Een dergelijk tafereel (eveneens uit Leningrad) bevindt zich thans in het Museum Boymans-van Beuningen, als onderdeel van de grootse Gossaert-tentoonstelling. Van de oude meesters die in Zeeland hebben gewerkt, was Jan Gossaert onbetwist de grootste. Het is daarom een manco, dat op de huidige Beneluxtentoonstelling van deze voornaamste grensfiguur tussen Zuid en Noord, tussen Gothiek en Renais sance, geen spoor te vinden is. Wij beseffen zeer wel, dat de inrichters ergens in de tijd moesten beginnen, zich beperkingen hadden op te leggen, en niet van alle kunstenaars van Zeeuwse afkomst of uit Zeeuw,-e tijd iets konden tonen. Wel echter had men de geïnteresseerde bezoeker een vollediger documentatie kunnen bieden omtren al diegenen die aan het beeld van een bepaald tijdiperk hebber bijgedragen. Sle registei Slechts na een kwartier vluchtig bladeren van schilders uit de zeventiende en begin achttiende hadden wy al een reeks figuren genoteerd van wie de tentoon stelling niet rept. Om er enkelen te noemen: Abraham Bisschop, de vogel- en decorschilder (1670—1731), zijn zoon Cornelis, Irid van het Middelburgse gilde, Barend Bispinck, die in 1657 te Hulst werkte. Jan de Groot, in 1650 te Vlissingen geboren, en Adriaen Verdoel, die in 1695 lid van het gilde werd. Karl Ude heeft beknop te zelfportretten van tijd genoten. drieëndertig schetsjes van schrijvers, die geboren zijn tussen 1891 en 1934, tot een aardig bundeltje verenigd.1) Za kelijke gegevens over hen staan achterin, belasten dus niet de tekst. We lezen iets van en over Heinrich Böll, Jeannie Ebner, Walter Jens, Erich Kastner, Hermann Kesten, Karl Krolow, Heina Prontek. Luise Rinser, Heinz Risse, Friedrich Sleburg die in 1964 gestorven is, om slechts de bekendste te noemen. De geboorte als auteur staat soms geheel los van de blo- logische leeftijd: zo behoort Hilde Domino, geb. 1912, dus nu 53, tot de jongste dichterge neraties. Voor de meesten van die drieëndertig geldt het woord, dat Napoleon in 1806 tot Goethe sprak: Die Politik ist das Schicksal. Hun leven was en is in belangrijke mate be paald door de politieke gebeur tenissen. Velen wonen dan ook niet in Duitsland, nóch in de Bundesrepublik. nóch in de D.D.R. Eén van die groep is Her mann Kesten. geb. 1900. die met verscheidene auteurs be vriend is. Meestal ontstond de vriendschap door de boeken, „Omdat ik altijd eerst van de boeken van deze auteurs hield, vóór ze mijn vrienden werden, heb ik mijn beste vrienden door lezen gekregen. Evenals Saul, die uittrok om de verlo-» ren ezelinnen te zoeken en een koninkrijk vond, heb ik boeken gezocht en vrienden gevon- Een soort literair album heeft hij ons gegeven in de bundel Melne Freunde, die Poe ten. Een nieuwe verzameling bestaat uit bijdragen niet over. maar van 53 Duitsschrijvende auteurs Bun- in men; ze leven niet i desrepublik. Waarom niet? Het minste, dat deze regering had kunnen doen, zegt Kurt Pinthus (nu in New York), was, de verdrevenen, gevluchten, beschimpten en mishandelden met eerlijke en duidelijke woorden uit te no te keren. Zij heeft het niet gedaan. Wél hebben de >?0cïi- woordige regeringsinstanties al- Onbelicht manco: onvoldoende Ts er aan gedacht, dat wil een dergelijke tentoonstelling bij leken cultuur- besef wekken bij de gerepre senteerde kunstenaars achter gronden en samenhangen dienen te worden getoond. Het gaat er im mers juist om, de niet ingewijde, „de man in de straat", en de belangstellende toerist, het Zeeuws cultuurpatroon te verklaren. Al leen kenners zijn in staat, de lijnen van het patroon te volgen aan de tijdindeling die in de opstelling van de werken is aan gegeven, maar voor hen kan de expositie niet zijn gemaakt. Met eenvoudige middelen als fotopanelen, tijdtabellen. docu mentatie van namen, cultuurhis torische kaarten e.d. zou de voor treffelijke inleiding van mr. Van Swighem visueel te maken zijn geweest en zou de tentoonstelling een modern-educatief evenement zijn geworden in plaats van een willekeurige reeks, naar jaartal gehangen of geplaatste werken. Deze kritische noot is overigens, zeer beslist niet bedoeld om de lezer van een bezoek te weerhou den. Al zal hem dan niet zo licht het totaalbeeld en de achtergron- samenhangen voor ogen Dat in de achttiende eeuw ook gekroonde lijst (zie foto) is een Zeeland genoot van plechtstatige, waar statussymbool, welvarende zwier, demonstreert de Negentienae-eeuwse gezapigheid familie Steengracht, in 1733 door vinden we gelikt bij een landelijk Philip van Dijk sierlijk en met tafereel van Cornelis Kimmel. hier en daar een symboliekje. Daarentegen staat Martinus Pou- geconterfeit. De met familiewapens welsen dichter bij de werkelijk heid met zijn bekwaam de tekeningen van ikstypen uitgevoer- landsgrenzen. Ook van zijn dochter Walcherse Charley Toorop is Zeeuws werk aanwezig, o.a. een portret Uit onze eeuw biedt de expositie markante Kees Minderhoud, Imposant Imposant in de luisterrijke bur gerzaal zijn de grote wandtapijten van Jan de Maecht uit Brussel, die van 1592 tot 1629 ln de kapel van het Cellebroedersklooster te Mid delburg daaraan werkte. Wij re produceren hier hert Prins Willem van Oranjotapijt, waarvoor Karei van Mander het ontwerp maakte. Dit eertijds met zijn kleuren schitterende gobelin behelst vele symbolen. Het portret van de Zwijger is geflankeerd door zijn blazoen (links) en zijn zinspreuk „Saevis tranquillus in undis". Er onder in het midden het provin- cirwapen van Zeeland en in de rand de wapenschilden van Mid delburg. Goes en Vlissingen (links) en rechts van boven naar beneden: Zierikzee, Tholen en Veere. Een belangrijk stuk is eveneens de meer dan tien meter lange kaart die, naar men aanneemt, An toon van den Wijngaerde maak te van Walcheren. Het is een vogelvlucht van Domburg tot Westkapelle van vóór de tachtig jarige oorlog. Ongeveer vijftig werken verte genwoordigen ae zeventiende eeuw. We noemen een fijn paneel tje van Ambrosius Boeschaert, de Vlaamse uitgeweken meester, die van Middelburg uit het bloem- •dhilderen in Zeeland introduceer de. Tot de Noordnederlanders die destijds naar het Zeeuwse gewest kwamen, behoorden Van Goyen «niet aanwezig) en Jan der Heyde. Van de laatste is een gezicht op de Grote Kerk van Veere te zien. Jan van der Heyde had men dichter bij de bezoeker kunnen brengen, indien o.a. ware vermeld, dat we aan hem de uitvinding van de slangbrandspuit hebben te dan ken. De JCraamkamereen vaardig gedane pentekening van Zacharias Blijhooft, verhaalt dat de maker in goede doen moet hebben ver keerd. Het beeld klopt met de werkelijkheid, want de kunste naar van wie overigens weinig bekend is, werd in 1668 deken van Middelburgs St. l.ucasgilde en bewoonde de huilenplaats Hoo- ongeveer zeventig, merendeels be kende werken. Als exempel voor het ontstaan van modeme stromin gen is daar Mondriaan, van wiens op Walcheren in de jaren 1919-^27 gemaakte werken is af te leiden hoe hij tot zijn abstracties kwam Voor de Zeeuwen zal de naarr van Jan Toorop de meest ver trouwde klank hebben. Van 1898 tot 1923 werkte hij Domburg, van waar invloed verder re: fel geborsteld doek dat typerend is voor haar stijL Contact met het Zeeuwse land en zijn bevolking was eveneens •oor de Rotterdammer geworden Hendrik Chabot (1894—1949) van nvloed op diens ontwikkeling Iten in een zwaar geploegr expressionisme, toont de expositie s zomers in net uit steen gehouwen koppen en zijn krachtige geschilderde portretten van een ikte dan de boer en een boerin. In deze groep is met foto's interessant achtergrondmateriaal geboden, een verheldering die wij craag over de gehele tentoonstel- \mg toegepast hadden willen zien. De expositie begint bij heden daagse stromingen, waarvoor o.a. \b Sok en de Belg Lismonde met (cabstraheerde Deltaprenten model taan. Helemaal up to date is de tart dus niet; pop-artiesten en ndere nieuw-realistische verbeel- ers zullen nog moeten ontdekken vat Zeeland te bieden heeft. TON HYDRA (geb. 1900), die dichtwerk er romans heeft gepubliceerd on der de schuilnaam van Herlul van Merlet. Hij heeft te Am sterdam rechten gestudeerd ?n ging daarna in de journalis tiek. Al jong werd hij redacteur van De Tijd waarna hij sinds 1936 optrad als hoofdredacteur van De Verenigde Katholieke Pers. Verblijf in een concentra tiekamp heeft zijn gezondheid ■mdermijnd, zodat hij pas in 1.950 in de journalistiek terug eerde en wel als hoofdredac teur van bladen als De Nieuwe Dag, De Gooise Courant en De Tijd. Posthuum is nu van hem verschenen de dichtbundel Binnen bereik, een uitga ve van Nijgh Van Ditmar. 's-Gravenhage; het boekje telt 4' bladzijden en kost f 6.50. ongrijpbaar langs zijn tafel eiland glijdt. Verlegen Maurits Mok is al tientallen jaren bekend als dichter. Hij is nu achter in de vijftig en de vlijtige scholier kent hem als de schrijver van verhalende ge dichten als b.v. Exodus (1938) en Kaas- en Het zijn gelegenheidsgedich ten in die zin dat de aanleiding tot het schrijven van de verzen telkens iets concreets is ge weest: het bekijken van een oude daguerreotype, een deftige roomse trouwerij, de Belvédère van Nijmegen, de nozems, hel zien van een oude verlopen levensgenieter in een striptease- bar, maannacht in Davos, Zwit- sers dal, nazomer in Toscane achtergrond, 'dit' Broodspel (1938), of, als men het naoorlogse werk prefe reert Storm uit het Oos ten (1952) en De Spoor wegstaking (1953). Op den duur heeft het lyrische element in zijn werk aan kracht gewon nen. Om bespreking vraagt nu verzenbundel A c h t daar de misdadigers van vroe ger niet alleen straffeloos gela ten. maar hen in hoge betrek kingen gehandhaafd, hoewel ze van hun verleden geheel op de hoogte zijn. Geen plaats Waarom willen zoveel Duitse auteurs niet in de Bundesrepu blik leven? Heinz von Cramer geb. 1924, zegt: „Ik wil nóch in de D.D.R., nóch in de Bundesrepublik le ven, omdat in geen van beide plaats is voor oppositie. In de ene streeft de oppositie alleen naar macht. In de andere laat de macht geen protest toe. In de ene is de democratie een leugen, en do vrijheid een afgod. In de andere is het socialisme een leugen, en de vooruitgang een religie." WALTER JENS Richard Friedenthal (1896), de auteur van de mooie, on langs hier besproken Goethe- biografie, zegt o.m.: „We kre gen geen kans, onze positie in het leven vaster te maken, iets te zijn, al naar gaven en lot. In plaats daarvan werden we weggedreven naar het Niets. Dit Niets is onvoorstelbaar voor degenen, die het niet zelf be leefd hebben. Ik geef toe, dat in de Bundesrepublik zich een democratischer leven ontwik kelt d?t is hoopvol, maar ze kerheid geeft het niet De men sen zonder verantwoordelijk heid zijn er evenals vroeger, en die hebben in Duitsland altijd hen klaar te komen". Gouden kooi Hans Habe (1911), die Ascona tot woonplaats heeft gekozen schrijft: „Ik leef in Europa Zeker, in het nieuwduitse Getto kan je heel goed leven. Het is een gouden kooi, een comforta bel welvaartswondergetto. Een emigrant als ik wordt dan tot expert gemaakt voor kwesties van de republiek van Wei- Op koude winteravonden mag hij van Stefan Zweig of Max Liebermann vertellen Het meest geliefd is hij, als hij durft Wel sterft hij in het Getto, maar men begraaft hem plechtig in christelijke aarde." Otto Kirchheimer (1905) vindt vrij ademen onder de politieke kaasstolp tussen Rijn en Elbe een te moeilijke aangelegenheid hij blijft liever professor in Amerika. Het is voor ons Hol landers zeer leerrijk, van deze ambivalente gevoelens kennis te Mann, der nicht alt werden wollte)van vakliteratuur en van werken over algemene let terkundige problemen. Zo is zijn jongste werk een dialoog over de roman (Herr Meiatcr) Worden er nog echte romans geschreven? Ik zie af van de m 1111 oenen bladzij's bedrukt papier, die van de persen ko men. de stroom van producten der grafische industrie. Maar ik bedoel de échte roman, zoals we die kennen van Balzac en Proust, van Raabe en Fonlane, ongetwijfeld een van de beste romanciers der twintigste eeuw, tot de verzuchting kwam: „Ziet het er niet naar uit, alsof op het gebied van de roman te genwoordig slechts dit nog in aanmerking komt, wat geen roman meer is?" In zijn Zau- berberg staan lange verhande lingen. die feitelijk essavs zijn, in rijn Faustus-roman heeft hij de hele romanstructuur ad ab- surdum gedreven, t Is zeer verklaarbaar. dat Wolfgang Kayser tien Jaar geleden reeds een essay publiceerde over Entwicklung und Krite modernen Romans. De feiten volgen elkaar niet meer op !n de chronologische volgorde. In Bölls Blllard in» halb zehn is de tijdsorde opge heven, op één dag wikkelt zich de geschiedenis van drie gene raties af. In de Ansichten etoea Clowns van dezelfde auteur Is de verteltijd slechts enkele uren; de hele geschiedenis van verscheidene Jaren is een „mo nologue intérieur". En in Meta Name set Gantenhein van Max Frisch Is de identiteit van de hoofdpersoon zelfs dubieus. Walter Jens heeft zich op originele wijze geuit over het Ërobleem van de roman in err Meister, dialoog over een roman. Niet over een bestaand werk, maar over een roman, die nog geschreven moet wor den; het problematische van die onderneming wordt zó van alle kanten belicht, dat de roman begrijpelijkerwijs ongeschreven blijft. Al die „Regeln und Win- ke für Romanschreiber" zijn voor creatief werk niet bevor derlijk. Wat is het geval? De auteur A wil een roman schrijven over het leven in een kleine univer siteitsstad (vermoedelijk denkt Jens aan Tubingen) in de maanden vlak na de Macht»- übernahme" door Hitier op 60 januari 1933. Hij wil de reacties van een der hoogleraren note ren, die hij alvast Herr Mebter noemt, en deelt regelmatig zijn Attractie plannen aan een literatuurhis toricus B mee; Jens' werk bestaat dus uit deze brieven, die feitelijk gewisseld wordan tussen de twee facetten van zb* eigen persoonlijkheid: geen wonder, dat ze. wat stijl aan gaat. steeds dichter bij elkaar kómen. A komt met allerlei voorstellen: ppii roman in de Ik vorm, een met een draagkrach tige historische basis, een met een geleerde als middelpunt, die een weergaloos succes heeft, maar in de grond een beklagenswaardige homo me lancholicus blijft: die geleerde zou dan het kind van een zelfmoordenaar zijn, het geheel de roman ongeschrevei Dit werkje van Jens toont ons zijn fenomenale belezen heid, die zich ook over de nieuwste literatuur uitstrekt, een scherp ontledend verstand, een oorspronkelijke visie en zoals ik reeds zei de twijfel van de schrijver aan de moge lijkheid. riet alleen van de traditionele roman, maar van de roman überhaupt. Waarmee hij tevens een voorlopige atreep zet onder zijn eigen werk als romancier. Niet met affect geladen is Walter Jens (geb. 1923). Een zeer langdurige ziekte heeft hem bewaard voor Hitlerjugend en soldaat zijn. Hij studeert klassieke talen en wordt reeds op zeer jeugdige leeftijd hoogleraar Tubingen, waar zijn Monografie Het gehele oeuvre van Jen» werd, ondanks zijn relatieve jeugd, reeds als belangwekkend genoeg beschouwd, om een kleine monografie aan hem te wijden, en wel een bundeltje van zes opstellen over hem, t uitvoerigste (van Gottfried Just) over zijn persoon „mammoet colleges" over al- geesteshouding, de andere vijf gemene literatuurwetenschap een van de attracties voor ,de studenten vormen. Jens is een zeer veelzijdig man, auteur van een aantal romans van verschillend ni veau (Nein! Die Welt der An- geklagten; Der Blinde; over sljn romans en essays, ai la het gevaarlijk, van een 42- reeds een balans op iris. Der grond, een uitgave eveneens vers voorlezen en ik kies daar van Nijgh Van Ditmar, 's- toe het gedicht EEN MENS. Gravenhage (85 blz.; 6.50). De De dichter is trouwens dit min of meer anecdotische <*enre op zijn best; als leesbaar heid bij gedichten een deugd is (volgens mij wel), dan zijn dit goede verzen, die van de lezer geen ontzag vragen, blijk geven van een milde, wereldwijze en zacht-ironische kijk op het le de jongste oorlog en de moord op de Joden. Mok is Jood en dat zegt genoeg. Op de achterkant van de omslag staat terecht ver meld: „De oorlogservaringen hebben Mok diep geschokt... De herinnering aan de doden, het leven met de gedachte aan de dood, is een van de voor zijn, zoals de dichter naar ik durf aannemen als mens ook zelf geweest is. Ik schrijf voor u over het ver: VERLOPEN Is hij wel ooit de hartenheer geweest, voor wie de vrouwen in het spel bezweken en met de monden mals en murw gekust bekennen moesten haar ver zwegen lust? Hij zit voorover in zichzelf te spreken alsof hij stukken uit een boek voorleest Zijn broze hoofd, waarin een tandrad brak. lonkt met de maskergrijns van een paljas en dode ogen tranend van cognac. zodra er in de bar een strip- tease-meid bewegend als een siervis ach ter glas Een mens, een hoogbentg wezen, een lichtflits tussen scheme rende kimmen Er is geen hoorbaarheid om hem, geen handdruk uit de hemelen die hem het hart verwarmen kan. Hij ijlt alleen op zijn recht standigheid door het verlaten windgat van de stilte. Hij rekt zich en schalmeit, hij bukt en schreit, hij lacht en valt en houdt zijn leven vast tot hij geen armen over heeft, alleen een masker van verbaasde pijn, dat langzaam onbeschreven raakt. ln^"'Tn^.Je^h'S naamste thama's van deze ge- dichten..." Lees ik deze gedich ten als proza, dan heb ik een boek in mijn handen met aan grijpende uitspraken. Maar leg ik de maatstaf aan van poëzie, die toch altijd een dimensie meer vertoont dan proza, dan sta ik een beetje verlegen. Het is waar. de hedendaagse dicht kunst beweegt zich wat de vorm betreft vaak op de rand van het proza en dat maakt het nóg moeilijker te onderscheiden tus- Luisteren sen dichterlijk proza en poëzie die, op het proza af, toch poëzie Is deze antropologie-in-mi- blijft. Wie goed leest ervaart in' niatuur een stukje dichterlijk deze van Mok verzen, dat er wijsgerig proza of werkelijk altijd toch iets verteld wordt: een vers? Ik neig ertoe het eer- er is een begin, midden en einde; ste aan te nemen, maar als een ze is een nationale ontwikkeling dichter van enig formaat mij van de gedachte. Het is epiek hartstochtelijk zou verzekeren, op kleine schaal, maar de toon dat hij hierin dat ondefinieer- s. zoals ook in de grote verba- hare. dat poëzie heet. herkend 'ende gedichten, lyrisch. Mis- heeft, dan wil ik mijn mening -chien snijd ik hier een acade- graag herzien. Belangrijker is miache kwestie aan, maar de overigens, dat we naar deze grenslijn tussen poëzie en proza tragische stem aandachtig luis- moet toch érgens lopen! Hoe het teren. zij, ik moet u als voorbeeld een C. RIJNSDORP. maken. Jens ts zijn literaire werk met een korte schets begonnen: De witte zakdoek. Het is aan de soldaten verboden een witte zakdoek te dragen, omdat die, als teken van overgave, hun het overlopen tot de vijand gemak kelijker zou maken In de ro man Nein! Die Weit der Ange- klagtcn richt hei Nein! zich teggn de collectivering van het leven onder heerschappij van een mieren-wereldstaat, wie doel totale standaardisering Die staat heeft drie groepen ne klaagden, getui gen en rechters. Beklaagden zijn allen, die zich schuldig maken aan een afwijking van de norm. De meesten passen zich aan, om geen gevaar te lopen, te worden aangeklaagd. Ze zijn ontmenselijkt In de volgende romans con stateren we een groeiende ont binding van de epische elemen ten ten gunste van kritisch nadenken. Jens Is filoloog, de wetenschapsgeest van onze eeuw eist mei alle consequen ties zijn i-echt. Zo zien we in bovengenoemde monografie, die voornamelijk voor vakgenoten van belang «s. de terugkeer van Jens van het zijpad der artistieke creatie tot het veld der literatuurwetenschap. J. H. SCHOUTEN 1. Karl Ude: Besondere Kennzeichen. Selbstportrats Zeitgenössischer Autoren 157 blz. List Taschenbücher 1963. nr. 257 2 Kesten: ich lebe nicht in der Bundesrepublik 190 blz 1964 List Taschen bücher 256. beide List Ver lag. Müachan. Wal U i Jens. Herr Me ster. 142 o:z 1P63. U-tg. R. Piper. München. 4 Walter Jens; Eine Ein- führung 96 blz. 1965, zelfde uitgever

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1965 | | pagina 17