Middelburg toont in vier
eeuwen Zeelands gezicht
Over contemporaine
Duitse auteurs
Gelegenheidsgedichten
en herinneringspoëzie
ZONDAGSBLAD
ZATERDAG 26 JUNI 1965
Ook cultureel belangrijk mengstation
Deze in een kleurrijk gobe
lin verlieten hulde aan de
Vader des Vaderlands iverd
door de Vlaming Jan de
Maecht in 1604 te Middelburg
voltooid. Heraldici sullen met
de op dit wandtapijt voorko
mende wapenschilden geen
moeite hebben. Andere be
langstellende lexers mogen ue
verwijzen naar ons artikel.
DE vele duizenden toeristen die ook dit jaar Mid
delburg tot doelwit kiezen, kunnen in Zeelands
hoofdstad tot 22 augustus nog iets meer vinden
dan de populaire donderdagse markt, pronkende
en pittoreske gebouwen uit het verleden en eiland
bewoners in oude dracht. In de pas gerestaureerde,
voormalige Vleeshal en in de hooggewelfde, statige
burgerzaal van het stadhuis, waar ondanks alle
verwoestingen veel van vergleden glorie is terug
gewonnen, toont Zeeland zijn „gezicht" in de beel
dende kunst der Lage Landen van 1550 tot heden.
Met een reeks Benelux-manifestaties wil Zeeland zijn functie
In het drielandenverband accentueren. Deze functie is geen
nieuwigheid, maar een herenscenering van een rol die het
gewest van oudsher heeft gespeeld, economisch en cultureel.
Reeds in de middeleeuwen het ..mengstation" tussen Zuid en
Noord, kan het door zijn ligging die functie prolongeren in
Beneluxverband.
In zyn inleiding voor de tentoonstellingscatalogus noemt
mr. C. A. van Swighem Zeeland zeer typerend ..een balkon
aan de Vlaamse kunst, een verlengstuk van de cultuur van het
Zuiden, waarmee het organisch een eenheid vormde". Dat
het hier niet een abstract begrip doch werkelijkheid is, krijgt
de bezoeker aanschouwelijk voor zich. nog vóór hij de expo
sitie betreedt. Immers, dat Middelburgse stadhuis, het mees
terwerk van de beroemde Mechelse Keldermansen, straalt ook
in herrezen toestand nog iets uit van de glorie der Vlaamse
Gothiek en de glans van Bourgondische beschaving.
De natuurlijke zoon van Philips de Goede, Philips van
Bourgondië, admiraal en later bisschop van Utrecht, dirigeerde
niet slechts bouwmeesters naar het Zeeuwse gewest, maar ook
schilders, onder wie Jan Gossaert, genaamd Mabuse. die voor
de Middelburgse abdij een bijzonder omvangrijk altaarstuk
vervaardigde en o.a. decoraties voor Philips' kasteel Souburg
(waarvan een „Neptunus en Amphitrite" nog over is).
Van deze in 1535 te Middelburg gestorven meester verhaalde
Karei van Mander enige decennia later in zijn Schilderboek
dat hij ten huize van de Middelburger Magnus aan de Lange
Delft een uitmuntend geschilderde ..Afneming van het Kruis"
had gezien (thans in het bezit van de Hermitage te Leningrad).
Een dergelijk tafereel (eveneens uit Leningrad) bevindt zich
thans in het Museum Boymans-van Beuningen, als onderdeel
van de grootse Gossaert-tentoonstelling.
Van de oude meesters die in Zeeland hebben gewerkt, was
Jan Gossaert onbetwist de grootste. Het is daarom een manco,
dat op de huidige Beneluxtentoonstelling van deze voornaamste
grensfiguur tussen Zuid en Noord, tussen Gothiek en Renais
sance, geen spoor te vinden is.
Wij beseffen zeer wel, dat de inrichters ergens in de tijd
moesten beginnen, zich beperkingen hadden op te leggen, en
niet van alle kunstenaars van Zeeuwse afkomst of uit Zeeuw,-e
tijd iets konden tonen. Wel echter had men de geïnteresseerde
bezoeker een vollediger documentatie kunnen bieden omtren
al diegenen die aan het beeld van een bepaald tijdiperk hebber
bijgedragen.
Sle
registei
Slechts na een kwartier vluchtig bladeren
van schilders uit de zeventiende en begin achttiende
hadden wy al een reeks figuren genoteerd van wie de tentoon
stelling niet rept. Om er enkelen te noemen: Abraham Bisschop,
de vogel- en decorschilder (1670—1731), zijn zoon Cornelis, Irid
van het Middelburgse gilde, Barend Bispinck, die in 1657 te
Hulst werkte. Jan de Groot, in 1650
te Vlissingen geboren, en Adriaen
Verdoel, die in 1695 lid van het
gilde werd.
Karl Ude heeft beknop
te zelfportretten van tijd
genoten. drieëndertig
schetsjes van schrijvers,
die geboren zijn tussen 1891
en 1934, tot een aardig
bundeltje verenigd.1) Za
kelijke gegevens over hen
staan achterin, belasten
dus niet de tekst.
We lezen iets van en over
Heinrich Böll, Jeannie Ebner,
Walter Jens, Erich Kastner,
Hermann Kesten, Karl Krolow,
Heina Prontek. Luise Rinser,
Heinz Risse, Friedrich Sleburg
die in 1964 gestorven is, om
slechts de bekendste te noemen.
De geboorte als auteur staat
soms geheel los van de blo-
logische leeftijd: zo behoort
Hilde Domino, geb. 1912, dus
nu 53, tot de jongste dichterge
neraties. Voor de meesten van
die drieëndertig geldt het
woord, dat Napoleon in 1806 tot
Goethe sprak: Die Politik ist
das Schicksal. Hun leven was
en is in belangrijke mate be
paald door de politieke gebeur
tenissen. Velen wonen dan ook
niet in Duitsland, nóch in de
Bundesrepublik. nóch in de
D.D.R.
Eén van die groep is Her
mann Kesten. geb. 1900. die
met verscheidene auteurs be
vriend is. Meestal ontstond de
vriendschap door de boeken,
„Omdat ik altijd eerst van de
boeken van deze auteurs hield,
vóór ze mijn vrienden werden,
heb ik mijn beste vrienden
door lezen gekregen. Evenals
Saul, die uittrok om de verlo-»
ren ezelinnen te zoeken en een
koninkrijk vond, heb ik boeken
gezocht en vrienden gevon-
Een soort literair album heeft
hij ons gegeven in de bundel
Melne Freunde, die Poe ten.
Een nieuwe verzameling bestaat
uit bijdragen niet over. maar
van 53 Duitsschrijvende auteurs
Bun-
in
men; ze leven niet i
desrepublik.
Waarom niet? Het minste, dat
deze regering had kunnen doen,
zegt Kurt Pinthus (nu in New
York), was, de verdrevenen,
gevluchten, beschimpten en
mishandelden met eerlijke en
duidelijke woorden uit te no
te keren. Zij heeft het niet
gedaan. Wél hebben de >?0cïi-
woordige regeringsinstanties al-
Onbelicht
manco: onvoldoende Ts er aan
gedacht, dat wil een dergelijke
tentoonstelling bij leken cultuur-
besef wekken bij de gerepre
senteerde kunstenaars achter
gronden en samenhangen dienen te
worden getoond. Het gaat er im
mers juist om, de niet ingewijde,
„de man in de straat", en de
belangstellende toerist, het Zeeuws
cultuurpatroon te verklaren. Al
leen kenners zijn in staat, de
lijnen van het patroon te volgen
aan de tijdindeling die in de
opstelling van de werken is aan
gegeven, maar voor hen kan de
expositie niet zijn gemaakt.
Met eenvoudige middelen als
fotopanelen, tijdtabellen. docu
mentatie van namen, cultuurhis
torische kaarten e.d. zou de voor
treffelijke inleiding van mr. Van
Swighem visueel te maken zijn
geweest en zou de tentoonstelling
een modern-educatief evenement
zijn geworden in plaats van een
willekeurige reeks, naar jaartal
gehangen of geplaatste werken.
Deze kritische noot is overigens,
zeer beslist niet bedoeld om de
lezer van een bezoek te weerhou
den. Al zal hem dan niet zo licht
het totaalbeeld en de achtergron-
samenhangen voor ogen
Dat in de achttiende eeuw ook gekroonde lijst (zie foto) is een
Zeeland genoot van plechtstatige, waar statussymbool,
welvarende zwier, demonstreert de Negentienae-eeuwse gezapigheid
familie Steengracht, in 1733 door vinden we gelikt bij een landelijk
Philip van Dijk sierlijk en met tafereel van Cornelis Kimmel.
hier en daar een symboliekje. Daarentegen staat Martinus Pou-
geconterfeit. De met familiewapens welsen dichter bij de werkelijk
heid met zijn bekwaam
de tekeningen van
ikstypen
uitgevoer- landsgrenzen. Ook van zijn dochter
Walcherse Charley Toorop is Zeeuws werk
aanwezig, o.a. een portret
Uit onze eeuw biedt de expositie markante Kees Minderhoud,
Imposant
Imposant in de luisterrijke bur
gerzaal zijn de grote wandtapijten
van Jan de Maecht uit Brussel, die
van 1592 tot 1629 ln de kapel van
het Cellebroedersklooster te Mid
delburg daaraan werkte. Wij re
produceren hier hert Prins Willem
van Oranjotapijt, waarvoor Karei
van Mander het ontwerp maakte.
Dit eertijds met zijn kleuren
schitterende gobelin behelst vele
symbolen. Het portret van de
Zwijger is geflankeerd door zijn
blazoen (links) en zijn zinspreuk
„Saevis tranquillus in undis". Er
onder in het midden het provin-
cirwapen van Zeeland en in de
rand de wapenschilden van Mid
delburg. Goes en Vlissingen
(links) en rechts van boven naar
beneden: Zierikzee, Tholen en
Veere.
Een belangrijk stuk is eveneens
de meer dan tien meter lange
kaart die, naar men aanneemt,
An toon van den Wijngaerde maak
te van Walcheren. Het is een
vogelvlucht van Domburg tot
Westkapelle van vóór de tachtig
jarige oorlog.
Ongeveer vijftig werken verte
genwoordigen ae zeventiende
eeuw. We noemen een fijn paneel
tje van Ambrosius Boeschaert, de
Vlaamse uitgeweken meester, die
van Middelburg uit het bloem-
•dhilderen in Zeeland introduceer
de.
Tot de Noordnederlanders die
destijds naar het Zeeuwse gewest
kwamen, behoorden Van Goyen
«niet aanwezig) en Jan der Heyde.
Van de laatste is een gezicht op de
Grote Kerk van Veere te zien. Jan
van der Heyde had men dichter
bij de bezoeker kunnen brengen,
indien o.a. ware vermeld, dat we
aan hem de uitvinding van de
slangbrandspuit hebben te dan
ken.
De JCraamkamereen vaardig
gedane pentekening van Zacharias
Blijhooft, verhaalt dat de maker
in goede doen moet hebben ver
keerd. Het beeld klopt met de
werkelijkheid, want de kunste
naar van wie overigens weinig
bekend is, werd in 1668 deken
van Middelburgs St. l.ucasgilde en
bewoonde de huilenplaats Hoo-
ongeveer zeventig, merendeels be
kende werken. Als exempel voor
het ontstaan van modeme stromin
gen is daar Mondriaan, van wiens
op Walcheren in de jaren 1919-^27
gemaakte werken is af te leiden
hoe hij tot zijn abstracties kwam
Voor de Zeeuwen zal de naarr
van Jan Toorop de meest ver
trouwde klank hebben. Van 1898
tot 1923 werkte hij
Domburg, van waar
invloed verder re:
fel geborsteld doek dat typerend is
voor haar stijL
Contact met het Zeeuwse land
en zijn bevolking was eveneens
•oor de Rotterdammer geworden
Hendrik Chabot (1894—1949) van
nvloed op diens ontwikkeling
Iten in een zwaar geploegr
expressionisme, toont de expositie
s zomers in net uit steen gehouwen koppen en
zijn krachtige geschilderde portretten van een
ikte dan de boer en een boerin.
In deze groep is met foto's
interessant achtergrondmateriaal
geboden, een verheldering die wij
craag over de gehele tentoonstel-
\mg toegepast hadden willen
zien.
De expositie begint bij heden
daagse stromingen, waarvoor o.a.
\b Sok en de Belg Lismonde met
(cabstraheerde Deltaprenten model
taan. Helemaal up to date is de
tart dus niet; pop-artiesten en
ndere nieuw-realistische verbeel-
ers zullen nog moeten ontdekken
vat Zeeland te bieden heeft.
TON HYDRA
(geb. 1900), die dichtwerk er
romans heeft gepubliceerd on
der de schuilnaam van Herlul
van Merlet. Hij heeft te Am
sterdam rechten gestudeerd
?n ging daarna in de journalis
tiek. Al jong werd hij redacteur
van De Tijd waarna hij sinds
1936 optrad als hoofdredacteur
van De Verenigde Katholieke
Pers. Verblijf in een concentra
tiekamp heeft zijn gezondheid
■mdermijnd, zodat hij pas in
1.950 in de journalistiek terug
eerde en wel als hoofdredac
teur van bladen als De Nieuwe
Dag, De Gooise Courant en De
Tijd. Posthuum is nu van hem
verschenen de dichtbundel
Binnen bereik, een uitga
ve van Nijgh Van Ditmar.
's-Gravenhage; het boekje telt 4'
bladzijden en kost f 6.50.
ongrijpbaar langs zijn tafel
eiland glijdt.
Verlegen
Maurits Mok is al tientallen
jaren bekend als dichter. Hij is
nu achter in de vijftig en de
vlijtige scholier kent hem als de
schrijver van verhalende ge
dichten als b.v. Exodus
(1938) en Kaas- en
Het zijn gelegenheidsgedich
ten in die zin dat de aanleiding
tot het schrijven van de verzen
telkens iets concreets is ge
weest: het bekijken van een
oude daguerreotype, een deftige
roomse trouwerij, de Belvédère
van Nijmegen, de nozems, hel
zien van een oude verlopen
levensgenieter in een striptease-
bar, maannacht in Davos, Zwit-
sers dal, nazomer in Toscane achtergrond, 'dit'
Broodspel (1938), of, als
men het naoorlogse werk prefe
reert Storm uit het Oos
ten (1952) en De Spoor
wegstaking (1953). Op den
duur heeft het lyrische element
in zijn werk aan kracht gewon
nen. Om bespreking vraagt nu
verzenbundel A c h t
daar de misdadigers van vroe
ger niet alleen straffeloos gela
ten. maar hen in hoge betrek
kingen gehandhaafd, hoewel ze
van hun verleden geheel op de
hoogte zijn.
Geen plaats
Waarom willen zoveel Duitse
auteurs niet in de Bundesrepu
blik leven?
Heinz von Cramer geb. 1924,
zegt: „Ik wil nóch in de D.D.R.,
nóch in de Bundesrepublik le
ven, omdat in geen van beide
plaats is voor oppositie. In de
ene streeft de oppositie alleen
naar macht. In de andere laat
de macht geen protest toe. In
de ene is de democratie een
leugen, en do vrijheid een
afgod. In de andere is het
socialisme een leugen, en de
vooruitgang een religie."
WALTER JENS
Richard Friedenthal (1896),
de auteur van de mooie, on
langs hier besproken Goethe-
biografie, zegt o.m.: „We kre
gen geen kans, onze positie in
het leven vaster te maken, iets
te zijn, al naar gaven en lot. In
plaats daarvan werden we
weggedreven naar het Niets.
Dit Niets is onvoorstelbaar voor
degenen, die het niet zelf be
leefd hebben. Ik geef toe, dat
in de Bundesrepublik zich een
democratischer leven ontwik
kelt d?t is hoopvol, maar ze
kerheid geeft het niet De men
sen zonder verantwoordelijk
heid zijn er evenals vroeger, en
die hebben in Duitsland altijd
hen klaar te komen".
Gouden kooi
Hans Habe (1911), die Ascona
tot woonplaats heeft gekozen
schrijft: „Ik leef in Europa
Zeker, in het nieuwduitse Getto
kan je heel goed leven. Het is
een gouden kooi, een comforta
bel welvaartswondergetto. Een
emigrant als ik wordt dan tot
expert gemaakt voor kwesties
van de republiek van Wei-
Op koude winteravonden mag
hij van Stefan Zweig of Max
Liebermann vertellen Het
meest geliefd is hij, als hij
durft Wel sterft hij in het
Getto, maar men begraaft hem
plechtig in christelijke aarde."
Otto Kirchheimer (1905) vindt
vrij ademen onder de politieke
kaasstolp tussen Rijn en Elbe
een te moeilijke aangelegenheid
hij blijft liever professor in
Amerika. Het is voor ons Hol
landers zeer leerrijk, van deze
ambivalente gevoelens kennis te
Mann, der nicht alt werden
wollte)van vakliteratuur en
van werken over algemene let
terkundige problemen. Zo is
zijn jongste werk een dialoog
over de roman (Herr Meiatcr)
Worden er nog echte romans
geschreven? Ik zie af van de
m 1111 oenen bladzij's bedrukt
papier, die van de persen ko
men. de stroom van producten
der grafische industrie. Maar ik
bedoel de échte roman, zoals
we die kennen van Balzac en
Proust, van Raabe en Fonlane,
ongetwijfeld een van de beste
romanciers der twintigste eeuw,
tot de verzuchting kwam: „Ziet
het er niet naar uit, alsof op
het gebied van de roman te
genwoordig slechts dit nog in
aanmerking komt, wat geen
roman meer is?" In zijn Zau-
berberg staan lange verhande
lingen. die feitelijk essavs zijn,
in rijn Faustus-roman heeft hij
de hele romanstructuur ad ab-
surdum gedreven, t Is zeer
verklaarbaar. dat Wolfgang
Kayser tien Jaar geleden reeds
een essay publiceerde over
Entwicklung und Krite
modernen Romans.
De feiten volgen elkaar niet
meer op !n de chronologische
volgorde. In Bölls Blllard in»
halb zehn is de tijdsorde opge
heven, op één dag wikkelt zich
de geschiedenis van drie gene
raties af. In de Ansichten etoea
Clowns van dezelfde auteur Is
de verteltijd slechts enkele
uren; de hele geschiedenis van
verscheidene Jaren is een „mo
nologue intérieur". En in Meta
Name set Gantenhein van Max
Frisch Is de identiteit van de
hoofdpersoon zelfs dubieus.
Walter Jens heeft zich op
originele wijze geuit over het
Ërobleem van de roman in
err Meister, dialoog over een
roman. Niet over een bestaand
werk, maar over een roman,
die nog geschreven moet wor
den; het problematische van die
onderneming wordt zó van alle
kanten belicht, dat de roman
begrijpelijkerwijs ongeschreven
blijft. Al die „Regeln und Win-
ke für Romanschreiber" zijn
voor creatief werk niet bevor
derlijk.
Wat is het geval? De auteur
A wil een roman schrijven over
het leven in een kleine univer
siteitsstad (vermoedelijk denkt
Jens aan Tubingen) in de
maanden vlak na de Macht»-
übernahme" door Hitier op 60
januari 1933. Hij wil de reacties
van een der hoogleraren note
ren, die hij alvast Herr Mebter
noemt, en deelt regelmatig zijn
Attractie
plannen aan een literatuurhis
toricus B mee; Jens' werk
bestaat dus uit deze brieven,
die feitelijk gewisseld wordan
tussen de twee facetten van zb*
eigen persoonlijkheid: geen
wonder, dat ze. wat stijl aan
gaat. steeds dichter bij elkaar
kómen. A komt met allerlei
voorstellen: ppii roman in de Ik
vorm, een met een draagkrach
tige historische basis, een met
een geleerde als middelpunt,
die een weergaloos succes
heeft, maar in de grond een
beklagenswaardige homo me
lancholicus blijft: die geleerde
zou dan het kind van een
zelfmoordenaar zijn, het geheel
de roman ongeschrevei
Dit werkje van Jens toont
ons zijn fenomenale belezen
heid, die zich ook over de
nieuwste literatuur uitstrekt,
een scherp ontledend verstand,
een oorspronkelijke visie en
zoals ik reeds zei de twijfel
van de schrijver aan de moge
lijkheid. riet alleen van de
traditionele roman, maar van
de roman überhaupt. Waarmee
hij tevens een voorlopige
atreep zet onder zijn eigen
werk als romancier.
Niet met affect geladen is
Walter Jens (geb.
1923). Een zeer langdurige
ziekte heeft hem bewaard
voor Hitlerjugend en soldaat
zijn. Hij studeert klassieke
talen en wordt reeds op zeer
jeugdige leeftijd hoogleraar
Tubingen, waar zijn
Monografie
Het gehele oeuvre van Jen»
werd, ondanks zijn relatieve
jeugd, reeds als belangwekkend
genoeg beschouwd, om een
kleine monografie aan hem te
wijden, en wel een bundeltje
van zes opstellen over hem, t
uitvoerigste (van Gottfried
Just) over zijn persoon
„mammoet colleges" over al- geesteshouding, de andere vijf
gemene literatuurwetenschap
een van de attracties voor
,de studenten vormen.
Jens is een zeer veelzijdig
man, auteur van een aantal
romans van verschillend ni
veau (Nein! Die Welt der An-
geklagten; Der Blinde;
over sljn romans en essays, ai
la het gevaarlijk, van een 42-
reeds een balans op
iris.
Der
grond, een uitgave eveneens vers voorlezen en ik kies daar
van Nijgh Van Ditmar, 's- toe het gedicht EEN MENS.
Gravenhage (85 blz.; 6.50). De
De dichter is trouwens
dit min of meer anecdotische
<*enre op zijn best; als leesbaar
heid bij gedichten een deugd is
(volgens mij wel), dan zijn dit
goede verzen, die van de lezer
geen ontzag vragen, blijk geven
van een milde, wereldwijze en
zacht-ironische kijk op het le
de jongste
oorlog en de moord op de
Joden. Mok is Jood en dat zegt
genoeg. Op de achterkant van
de omslag staat terecht ver
meld: „De oorlogservaringen
hebben Mok diep geschokt... De
herinnering aan de doden, het
leven met de gedachte aan de
dood, is een van de voor
zijn, zoals de dichter naar ik
durf aannemen als mens ook
zelf geweest is.
Ik schrijf voor u over het ver:
VERLOPEN
Is hij wel ooit de hartenheer
geweest, voor wie de vrouwen
in het spel bezweken
en met de monden mals en
murw gekust
bekennen moesten haar ver
zwegen lust?
Hij zit voorover in zichzelf te
spreken
alsof hij stukken uit een boek
voorleest
Zijn broze hoofd, waarin een
tandrad brak.
lonkt met de maskergrijns
van een paljas
en dode ogen tranend van
cognac.
zodra er in de bar een strip-
tease-meid
bewegend als een siervis ach
ter glas
Een mens, een hoogbentg
wezen,
een lichtflits tussen scheme
rende kimmen
Er is geen hoorbaarheid om
hem, geen handdruk uit de
hemelen
die hem het hart verwarmen
kan.
Hij ijlt alleen op zijn recht
standigheid
door het verlaten windgat van
de stilte.
Hij rekt zich en schalmeit, hij
bukt en schreit,
hij lacht en valt en houdt zijn
leven vast
tot hij geen armen over heeft,
alleen
een masker van verbaasde
pijn,
dat langzaam onbeschreven
raakt.
ln^"'Tn^.Je^h'S naamste thama's van deze ge-
dichten..." Lees ik deze gedich
ten als proza, dan heb ik een
boek in mijn handen met aan
grijpende uitspraken. Maar leg
ik de maatstaf aan van poëzie,
die toch altijd een dimensie
meer vertoont dan proza, dan
sta ik een beetje verlegen. Het
is waar. de hedendaagse dicht
kunst beweegt zich wat de vorm
betreft vaak op de rand van het
proza en dat maakt het nóg
moeilijker te onderscheiden tus- Luisteren
sen dichterlijk proza en poëzie
die, op het proza af, toch poëzie Is deze antropologie-in-mi-
blijft. Wie goed leest ervaart in' niatuur een stukje dichterlijk
deze van Mok verzen, dat er wijsgerig proza of werkelijk
altijd toch iets verteld wordt: een vers? Ik neig ertoe het eer-
er is een begin, midden en einde; ste aan te nemen, maar als een
ze is een nationale ontwikkeling dichter van enig formaat mij
van de gedachte. Het is epiek hartstochtelijk zou verzekeren,
op kleine schaal, maar de toon dat hij hierin dat ondefinieer-
s. zoals ook in de grote verba- hare. dat poëzie heet. herkend
'ende gedichten, lyrisch. Mis- heeft, dan wil ik mijn mening
-chien snijd ik hier een acade- graag herzien. Belangrijker is
miache kwestie aan, maar de overigens, dat we naar deze
grenslijn tussen poëzie en proza tragische stem aandachtig luis-
moet toch érgens lopen! Hoe het teren.
zij, ik moet u als voorbeeld een C. RIJNSDORP.
maken.
Jens ts zijn literaire werk
met een korte schets begonnen:
De witte zakdoek. Het is aan
de soldaten verboden een witte
zakdoek te dragen, omdat die,
als teken van overgave, hun het
overlopen tot de vijand gemak
kelijker zou maken In de ro
man Nein! Die Weit der Ange-
klagtcn richt hei Nein! zich
teggn de collectivering van het
leven onder heerschappij van
een mieren-wereldstaat, wie
doel totale standaardisering
Die staat heeft drie groepen
ne klaagden, getui
gen en rechters. Beklaagden
zijn allen, die zich schuldig
maken aan een afwijking van
de norm. De meesten passen
zich aan, om geen gevaar te
lopen, te worden aangeklaagd.
Ze zijn ontmenselijkt
In de volgende romans con
stateren we een groeiende ont
binding van de epische elemen
ten ten gunste van kritisch
nadenken. Jens Is filoloog, de
wetenschapsgeest van onze
eeuw eist mei alle consequen
ties zijn i-echt. Zo zien we in
bovengenoemde monografie, die
voornamelijk voor vakgenoten
van belang «s. de terugkeer
van Jens van het zijpad der
artistieke creatie tot het veld
der literatuurwetenschap.
J. H. SCHOUTEN
1. Karl Ude: Besondere
Kennzeichen. Selbstportrats
Zeitgenössischer Autoren
157 blz. List Taschenbücher
1963. nr. 257
2 Kesten: ich lebe nicht
in der Bundesrepublik 190
blz 1964 List Taschen
bücher 256. beide List Ver
lag. Müachan.
Wal U i Jens. Herr
Me ster. 142 o:z 1P63. U-tg.
R. Piper. München.
4 Walter Jens; Eine Ein-
führung 96 blz. 1965, zelfde
uitgever