Grafiek van GOYA I v; VOLTAIRE - profeet van het rationalisme J. H. LEOPOLD, lotgevallen van een dichterschap IN HET HAAGS GEMEENTEMUSEUM ZONDAGSBLAD ZATERDAG 19 JUNI 1965 1 X |N HET KADER van het congres ,,XII Jordanas Hispaniscas" en georgani seerd door de „Asociación Hispanica de La Haya" vindt er t/m ll juli in het Haags Gemeente Museum een tentoonstelling plaats, gewijd aan de grafiek van de beroemde 18de eeuwer Goya, wiens naam voluit luidt: Francisco Goya y Lucientes. Het betreft hier een over- lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllll||!llllllllllllllj|||||||||||l||||||||||||||||||||!l|||||||||||||||||||||| „Een kivade nacht", een van Goya's fraaiste werken.. richt van de grafiek van de Spaanse kunstenaar, wiens populariteit als schilder buiten kijf is, maar als grafisch kunste naar hoofdzakelijk bij de ingewijden bekend is. Hoewel hetgeen wordt ge toond, wel degelijk representa tief is, maakt de expositie geenszins aanspraak op volle digheid. Dat er niettemin zoveel fraais werd bijeen gebracht is te dan ken aan instellingen en particu lieren die onmiddellijk bereid werden gevonden hun kostbaar bezit voor deze gelegenheid in bruikleen af te staan. Zo vindt men er bladen af komstig van 's Rijksprentenka binet, maar eveneens de sublie me drukken die behoren aan het „Stadtmuseum" te Olden burg, terwijl de heer G. L. Jailer te Amsterdam één van de zeer weinige particulieren, die de „Desastres de la Guerra" bezit dit pronkstuk uit zijn zo interessante verzameling leende. Dolf Welling, die zich hier ontpopt als een kenner bij uit nemendheid van Goya's werk. verzorgde een hooggestemde en doorwrochte inleiding tot de begeleidende catalogus, waaraan wij zeer veel wetenswaardig.' ontleenden en waaruit wij een en ander zullen citeren. werkwijze als hij vertelt, dat hij aanvankelijk mensen als de poppen van een^stokkende Ro coco schilderde. „Zij spelen bljndeiy^ajinetje t In "een" land schap dat wezenloos wordt en kil. Vlees en bloed is er nadien in zijn etsen tot walgens toe. Van het landschap rest dan soms een dorre boom, die zich leent voor het schenden van een lijk. Deze Goya, „bitter en woest", is ons het eerst voor ogen gekomen. En wij kregen hem te zien via het toonfilter van de Romantiek in Frank rijk". Na dit boeiende begin be weert Welling, dat wij met deze postume Goya, kunnen verkeren als was hij van vandaag. De verleiding Wellings uit spraken verder op de voet te volgen is groot, maar ruimtege brek noopt ons, thans de exposi tie zélf te gaan „bezoeken". Aandacht Grafiek bekijken, vergt van de beschouwer de grootste aan dacht: Wil men het optimale genot uit zulk een schouw pu ren, dan zou men als het ware blad voor blad op de hand moeten bekijken, iets wat in een museum natuurlijk vol slagen onmogelijk en verboden is. Om nu te zeggen dat de opstelling hier zodanig is dat men dit noodzakelijke pianco niet voelt, zou overdreven zijn: Daartoe is de belichting beslist onvoldoende, hetgeen extra in spanning van de beschouwer vereist. Als meestal zijn de vitrines zeker voor langere mensen te laag opgesteld. Wie dan nog even gewend is aan het enigszins matte karak ter dat de aankleve is van een grote zaal gevuld met louter zwart-wit, kan hierna eerst op recht gaan genieten. Want natuurlijk doen al deze futiliteiten in het minst geen afbreuk aan het schone geheel. Ontroerend Daar is in een van de kleine kabinetjes al direct dat magni fieke blad „De boeman komt", dat met het „dreigende" witte vlak van 's mans rug niet nalaat te impressioneren. „De liefde en de dood" is een ander werk dat de aandacht boeit en als be paald ontroerend en schrijnend ondergaat men vervolgens „God vergeve haar; het was haar moeder!" Uiterst wrang is de ets „Zij hebben reeds een zitplaats". Het volgende zaaltje toont etsen naar schilderijen van die andere Spaanse titaan, Velas quez. „De ongelukkige dood van Pepe" valt hier het meest op, ofschoon men in het obsederen de in „Hoe men vliegen kan" Goya ook op „volle kracht" ziet. Zuiverheid De dikwijls moeilijk te ont raadselen bedoelingen die Goya in zijn beroemde reeks „Los Caprichos" hebben hier in het algemeen plaats gemaakt voor een klare zuiverheid. De mise en page is hier in een rustiger vaarwater geko men, af te leiden uit b.v. „De Cid Compeador doorboort een stier met zijn lans". De lof der hypocrisie zegt de kunstenaar op wel zeer navran te wijze uit in het tafereel van drinkende monniken, dat hij de satirische titel meegaf „Nie mand heeft ons gezien!" Dit zijn zo maar enkele indi caties die u mogelijk van dienst kunnen zijn bij het gaan zien van de 78 werken die het ieder, stuk voor stuk, meer dan waard zijn met de grootste attentie te worden bekeken, al was het alleen maar om het feit, dat een dergelijk overzicht niet spoedig meer op de been zal kunnen worden gebracht. Tot en met 11 juli a.s. is er de gelegenheid, die men zich be slist niet moet laten ontgaan! GIJS KORDING Het evangelie der waarheid Het evangelie der waarheid, door dr. J. Zandee. Uitgave J. W. ten Have N.V., Amsterdam. In dit deeltje van de bekende Carillonreeks bespreekt dr. Zandee het „Evangelie der waarheid", efcn geschrift, dat in 1954 is gevonden in Boven-Egypte. Het maakte deel uit van dertien banden papyri én werd direct in vele talen overge zet. Het is een „gnostisch" ge schrift, dat wil zeggen het ademt de geest van een stroming, die al vroeg werkzaam was en die steeds weer haar invloed doet gelden in het menselijk denken. Deze stro ming wil christendom en eigen tijdse wereldbeschouwing met el kaar confronteren, maar gaat daar bij door de accenten te verleggen veelal te ver. De gevaren van het gnostisch denken gaat dr. Zandee aan de hand van het „Evangelie der waarheid" uitvoerig na (128 blz. 1,95). Het verlaten strand Het verlaten strand, door Ar- mand Lanoux. Uitgave NUgh en Van Ditmar, Den Haag. Zestien jaar na de invasie in Normandië komt een Canadees die als negentienjarige soldaat aan de ze gigantische militaire operatie heeft deelgenomen, in dit gebied van Frankrijk terug. De reis over brugt de kloof tussen verleden en heden en bevrijdt hem van zijn oorlogsobsessie (294 blz. 12,50). De dichter Jan Hendrik Leopold, gewezen leraar klassieke talen aan het Eras miaans gymnasium te Rot terdam, stierf op 21 juni 1925. Hij woonde op kamers in de nog nieuwe Samuel Muller- straat, in het benedenhuis van no. 5. Ik ging er langs, een raam stond opengescho ven, het lijk lag vermoedelijk in de voorkamer opgebaard. Opvatting Welling betrekt ons al onmid dellijk in Goya's opvatting en Woeste wereld Woeste wereld: 100 dagen in de Rockv Mountains, door Paul Eipper. Uitgave Ad. M. C. Stok. Forum Boekerij, Den Haag. De majestueuze pracht van het Noordamerikaanse berglandschap wordt door Eipper, die een tocht van drie maanden door de Cana dese natuurreservaten maakte boeiend weergegeven. De schrijver brengt ons op de hoogte van het hedendaagse leven der Indianen en beschrijft zijn ontmoetingen met grizzlyberen. bevers, bisons, wapi- tiherten en talloze andere dieren die in het door hem bezochte ge bied hun woonplaats hebben. Een groot aantal foto's, waaronder ver scheidene in kleuren. maakl „Woeste wereld" tot een document van een fraaie, ongerepte streek. Liefhebbers van natuurbeschrij vingen zullen dit boek met genoe gen lezen en herlezen. (296 blz., 18.90). Hoe graag had ik hem nog even, voor het eerst en t _vSt, gezien. Maar lijn vrijmoedigheid. Ik liep door en citeerde in gedachten het kwatrijn: AI 't antwoord en het verweer ^^06iZ33m van dezen zal arbeid, eenzaamheid en zwijgen wezen dit bij zijn leven, maar na zijnen dood dan wordt hij door zijn wer ven uitgewezen. onbelangrijk deel in de aard van de dichter worden gevonden, bij Leopold in zijn terughoudendheid, en die wederwaardigheden hebben ook weer hun terugslag op de dichter, een wisselwerking die een vicieuze cirkel kan vormen", want „niet alleen een boek, ook de publicatie ervan is naar de oude Donkersloot in zijn Ter Inleiding. Het e Sindsdien wordt „uitwijzen", o.a. door diplomatieke incidenten, voornamelijk gebruikt in de zin van wegsturen, verbannen, maar Koenen-Endepols geeft toch als eerste betekenis „tonen, beslissen". Leopolds werk zal uitwijzen wie hij is geweest. Onder de bronzen beeltenis aan de Melkkoplaan staat een ander, agressiever kwatrijn, waarin sprake is van honderd dingen, nooit beseft en nooit be reikt, die in hem doodgezwegen djn, omdat men aan zijn werk ■chteloos is voorbijgegaan. Terecht spreekt (prof.) N. A. donkersloot in zijn boek J. H. Leopold, Lotgevallen van een dich- crschap (uitgave Polak Van Gennep, Amsterdam, 101 blz., ƒ6,90) van een vicieuze cirkel. Teruggetrokkenheid leidt tot wan- rouwen en het wordt, voor beide «rtijen, steeds moeilijker het iso- ement tq verbreken. Donkersloots x>ek, enige jaren geleden in rege- ingsopdraent geschreven en nu oas gepubliceerd (de studie is >pgedragen aan de nagedachtenis an P. N. van Eyck), „geeft een •nderzoek weer naar de lotgeval- en van een dichterschap: naar ietgeen het werk is overkomen, (oor de wijze waarop het is epubliceerd. geïnterpreteerd en lewaardeerd.Voor de lotgeval hoofdstuk heet Lotge vallen van de publicatie; het ver telt hoe moeizaam, begeleid door peah, voorbarige publicatie van een door Boutens samengestelde bundel, onvoldoend verantwoorde eerste uitgave van de nalatenschap en andere strubbelingen, de uitga ve van Leopolds dichtwerk tot stand is gekomen. In het tweede hoofdstuk: Lotgevallen der inter pretatie, wordt gesproken over de twee diepgaande studies, die Van Eyck aan Leopolds dichtwerk heeft gewijd. Donkersloot heeft hiervoor de hoogste lof, al is hij het niet eens met Van Eycks conclusie, dat Leopold toch niet meer dan een „minor poet", een dichter van de tweede rang, zou zijn geweest. Tot de eerste rang rekende Van Eyck blijkbaar alleen dichters met een wijde wereldvisie en een profetisch accent Donker sloot legt de kwaliteitsmaatstaf aan en vindt op die grond Leopold een groot poëet Voor ondergetekende is Leopold de dichter, en tevens een dichter voor dichters, niet voor het publiek, op een klein aantal verzen na. De kwestie „wie is eigenlijk een eerste-rangsdich- ter?" is belangrijk genoeg om er eens een aparte beschouwing aan te wijden. Volgens mij is het subjectivisme in de dichtkunst, ingezet met de romantiek ander halve eeuw geleden, een proces dat nog steeds niet is uitgewerkt en tot vereenzaming en vervreem ding van de dichter heeft geleid. Het deel uit de serie Ecrivains de tou jour s, gewijd aan Voltaire, zal ongetwijfeld belangstel ling wekken. Zijn eeuw, de XVIIIe, is een tijd van over gang ook op literair terrein. Wie van klassieke kunst houdt, kan er terecht, al is het dan ook de nabloei; de minnaar van de romantiek ziet er de wortels van deze beweging. Voltaire vooral is zeer bekend, al blijft die kennis meestal beperkt tot een enkele heftige uitspraak en verscheidene moedige protesten tegen onrecht en onderdrukking. toevertrouwd onder zijn eigen naam of onder één van zijn telkens wisselende schuilnamen, veel heeft hij in briefvorm gegeven. Meer dan 18.000 brie ven, die tientallen boekdelen vullen zijn geclassificeerd en geannoteerd. Het Institut Vol taire te Genève heeft nog steeds handenvol werk aan de geestelijke nalatenschap van deze vruchtbare schrijver. Deze uitgebreide correspondentie is van het grootste belang om de man te leren kennen. Ze is des te waardevoller, daar Voltaire geen dagboek noch gedenk schriften heeft geschreven. Hij heeft ze wel opgezet, maar al heel spoedig verliepen ze in beschuldigingen tegen Frederik II van Pruisen, die van vriend in vijand was verkeerd. Als Voltaire belooft over zichzelf te spreken, wordt zijn proza wel dra een afrekening met echte of vermeende vijanden. Wat hem persoonlijk betreft, blijft in het duister, minstens in het half duister. We stuiten hier op een klassieke trek in de toepassing van de pascaliaanse regel: ,,Le moi est haïssable". Een gewel dig verschil met zijn tijdgenoot en tegenstander Jean-Jacques Rousseau! Klassieke inslag Daar staat tegenover dat zijn werk hem duidelijk leert ken nen. Zijn klassieke inslag, hem bijgebracht op het Jezuïeten college, spreekt uit zijn treur spelen Oedipe, Zaïre, Merope e.a., waarvan Zaïre het meest geslaagde is; zijn drang naar grootheid uit het episch gedicht La Henriade, een verheerlij king van Hendrik IV, en uit l'Histoire de Charles XII, ko ning van Zweden, een onstui mige heldenfiguur, bijna zijn tijdgenoot. Deze drang heeft bevrediging gevonden in de vele eerbewij zen die hem ten deel zijn gevallen in de eerste helft der Geen kunstenaar ontkomt daaraan en alleen de kerk kan, als zij opdnaohten geeft, hieraan althans iets gebeteren. Christusverzen Het derde hoofdstuk gaat hoofdzakelijk over Van Eycks weerlegging van het stuk dat A. Roland Holst over Leopold heeft geschreven. Roland Holst bewees de juistheid van Leo polds dichtregel, dat „wie ande ren bespreekt, bespreekt zich zelf". Dit was niet een poging tot annexatie, maar een bewijs van het feit dat de ene kunste naar de ander in hoge mate kan helpen zichzelf te ontdekken en zichzelf te zijn. Het vierde ka pittel bespreekt de zg. Christus verzen, uit Leopolds eerste tijd, met name zoals die door W. A. P. Smit zijn bestudeerd en be schreven. Dit hoofdstuk is een wat acade misch dispuut tussen twee litera tuurprofessoren over betekenis en samenhang van de genoemde ver zen. Hierna volgt een vijfde hoofdstuk, waarin zeer terecht gewezen wordt op Ter Braaks onvoldoende affiniteit met een fi guur als Leopold en op zijn vooropgezette bedoeling overal als ontmaskeraar op te treden. In kapittel zes is men weer helemaal in de universiteitssfeer: het gaat hier over een uitvoerig stilistisch onderzoek door twee taalkundigen, prof. Hellinga en prof. Van der Merwe Scholtz, van het gedichtje om mijn oud woonhuis peppels staan. Hier is eigenlijk de kern vraag in het geding: kan weten schap over kunst het laatste woord spreken? Hoofdstuk zeven handelt over Het onderzoek naar Oostersch en bevat belangrijke gegevens. Legende Het laatste kapittel heet Legende en werkelijkheid. „Om de figuur van Leopold spon zich een legende door zijn zichtbare eenzaamheid, en door de roep daarvan. Een man die met de jaren steeds meer het gezelschap ontweek en die men meestal alleen zag gaan. Die ook in verzen van die drang tot alleen zijn menigmaal heeft gewaagd." Donkersloot relativeert deze le gende aan de hand van hem bekende feiten: „er is toch ook die andere Leopold geweest, oharmant, vrolijk soms, spraakzaam en goed lachs, uiterst speels en geestig C. RUNSDORP historie! eeuw: diplomatieke missies, op drachten als aan de erkende hofdichter, een benoeming als officieel geschiedschrijver van Frankrijk, de verkiezing tot lid der Académie FrangaLse en kan men het zich voorstellen een waardigheid aan het Hof als „gentilhomme ordinaire de la Ohambre du Roi". Hij staat dan bovenaan de maatschappelijke ladder, waar bij zijn rijkdom, verkregen door gelukkige speculaties en ook door koopmansactiviteiten als leverancier aan het leger, hem goed van pas komt. De echte Voltaire, zoals het nage slacht hem vooral ziet, is dan nog niet te voorschijn getreden: die vinden we op het kasteel Ferney, tegen de Zwitserse grens aan, na 1755. Dan zoekt hij geen officiële eerbewijzen meer of politieke functies. De groten der aarden brengen hem zelf bezoek: hij is de profeet van het rationalisme, de pa triarch van Ferney, de mil jonair die open hof houdt. Een verblijf te Parijs in maart 1784, waarbij een stroom van hulde betuigingen en eerbewijzen op hem aanrolt, is te veel voor zijn verzwakte lichaam. Hij sterf t 30 maart 1784. Levensbeschouwing Uit de periode voor 1755 dateren, naast de zuiver-Ietter- kundige werken, die nu zo ongeveer onleesbaar zijn, het bovengenoemde geschiedkundi ge geschrift en ids tweede, Le Siècle de Louis XIV; beide hebben nog hun verdienste als voorbeelden van nauwkeurige, bronnenstudie berustende, riebeschrü vingen. Vooral het laatstgenoemde is belangrijk; het geeft een breed opgezette schildering van Frankrijk in de 17e eeuw, waarbij naast de staatkundige geschiedenis een ruime plaats wordt toebedeeld aan het maat schappelijk en culturele leven en het anecdotisoh element niet werd vergeten. De mogelijkheden tot goed werk waren talrijk: mondelinge getuigenissen, memoires in ma nuscript, de staatsarchieven, die voor de schrijver openstonden, alles droeg er toe bij een waarheidsgetrouw beeld te ge ven van een groot tijdperk uit de Franse geschiedenis. De geest die uit dit werk spreekt is die van de ontkenning van de goddelijke leiding en de afkeer van de Kerk en het christelijk geloof, maar dit alles nog om- zich uit in zijn fragmentarische Histoire Universelle, die dan ook gepubliceerd is in zijn Berlijnse tijd, op veilige af stand van de Parijse censuur. Dit werk moet gezien worden als een repliek op het Dis cours sur l'histoire universelle van Bossuet, die wel zeer wei nig rekent met de menselijke factoren in de geschiedenis. Ten volle komt hij los als hij ln het verre Ferney woont en troont en niets hem weerhoudt zich vrij uit te spreken, trou wens officieel gedekt door zijn vele schuilnamen. Literatuur en geschiedenis houden hem dan niet meer vast; het gaat er hem dan om aanhangers te kweken van zijn levenbeschouwing. Fi losofische vertellingen als Can- dide (1759), verhandelingen als het Fraitc de Ia Toltérance (1763), geïnspireerd door de zaak-Galas, monumentale wer ken als de Dictionnaire philiso- phique (1764) en de 9 delen van de Questions sur l'Encyclo- pédie (1772) en talloze kleinere geschriften ontspruiten uit de zelfde bron en gaan dezelfde richting uit. Behalve zijn rationalisme zijn er nog andere kanten te noe men aan de geestelijke houding van deze man als zijn aanvaar ding van Locke's ideeën om trent de menselijke kennis en haar opbouw; zijn aansluiting bij het sensualisme van Con- dorcet, een der Encyclopedis ten, zijn geloof aan de vooruit gang en, in verband daarmee, zijn cultuuroptimisme; zijn sterk doorgevoerd empirisme, dat hem ook had geleid bij zijn natuurkundige experimenten in zijn jaren bij Madame du Qhate- let (1734-1749) en dat verweven ls in zijn gehele levenshouding. Het grondpatroon van Vol taire's gedachten- en gevoelsle ven blijft bij alle variaties en die waren er vele, want de man is een kameleon gelijk de autonomie van de mens, die ln zijn denken en, tot zekere grens, in zijn handelen vrij is. René Pomeau heeft in dit boekje veel gegeven. De eerste helft biedt een overzicht van het leven en het werk van Voltaire, deskundig gedaan, maar wat verbrokkeld. Geen wonder; honderd bladzijden kunnen volstaan voor een syn thetische studie, maar zijn te gering in aantal als de biograaf ln details wil treden omtrent dit lange leven en het duizen den bladzijden omvattende De tweede helft geeft goed gekozen teksten, meestal frag- Facetten Als de éne bron kan men noemen de autonomie van de mens, zijn recht eigen leven te bepalen en geen binding in deze te aanvaarden. Zijn deïs me tast deze vrijheid niet aan. Het is wél oprecht gemeend; heftig valt hij de atheïsten aan onder de Encyclopedie-vrienden als Holbaoh en Diderot, maar het is van een dusdanige kwali teit dat de vraag opkomt of het meer was dan de uitvaardiging van een veiligheidsmaatregel tegen verstoring der maat- sohappelijke orde. Vermoede lijk werkt hier nog de invloed van Locke, de Engelse filosoof, met wiens ideeën hij had ken- gemaakt in zijn Londense wezen, dat hij aanvaard als sluitstuk van een wijsgerig stel sel, laat de mens volkomen vrij. Alles wat die vrijheid aantast, vindt in Voltaire een geducht bestrijder. Geestelijke dwang, fanatisme, hij vecht er tegen met alle macht. Vandaar dat hij meermalen het voor de Hugeno ten heeft opgenomen Het be kendste geval is wel de „affaire- Calas". Een oude Hugenoot, die er van beschuldigd werd zijn zoon. die tot het roomse geloof wilde overgaan, te heb ben gedood, werd zonder af doende bewijs veroordeeld tot de doodstraf en geradbraakt. Voltaire wendde al zijn invloed aan om herziening van het vonnis en eerherstel van de vader te verkrijgen. Na drie jaar van hard werken slaagde hij daarin (1765). Deze nobele volharding heeft in de ogen van geheel intellectueel Europa een aureool om het hoofd van de filosoof van Ferney gelegd Onwillekeurig denkt men hier Spottend Maar Voltaire heeft zicb tlsmc te brant de Godsopenbaring zelve aan gevallen in naam en rede en een uitgebreide, maar opper vlakkige geleerdheid, zowel als het vermogen van zijn spotten de. ironische stijl in dienst ge steld van zijn kritiek. Zo is hij bij het nageslacht bekend ge bleven als vijand van het chris- menten, en ook karakteristieke losse gedachten. Enkele mogen hier volgen, niet om htm diepe zin maar om een indruk te geven van het geestelijk kli maat van deze man. „Wij zijn allen ter dood veroordeelde slachtoffers; wij gelijken op schapen die blaten, spelen en huppelen in afwach ting van het ogenblik dat men ze keelt. Hun grote voordeel op ons is dat zij niet vermoeden dat ze gekeeld zullen worden en dait wij het weten." „Mijn gedachte is altijd ge weest dat de atheïsten zeer kwalijk redeneren en dat deze ongelukkige filosofie niet min der gevaarlijk is als onge rijmd." „De wereld is vol automaten die niet waard zijn dat men tot hen spreekt." „Men moet een godsdienst hebben en geen geloof schen ken aan de priesters, zoals men een leefregel moet hebben en geen geloof schenken aan de dokters." U behoeft maar naar een windwijzer te kijken; hij draait nu eens mee met de zachte zucht van een zuiderkoeltje, dan weer met de felle noorden wind; ziedaar de mens." Een zeer uitgebreide chrono logie sluit het boek af. dat wordt gesierd door tientallen illustraties en platen in en buiten de tekst. Loffelijke reeks Een enkel woord van lof voor de gehele reeks Ecrivains de toujours mag hier niet ontbre ken. Reeds meer dan een half- honderd nummers hebben het lioht gezien, alle verzorgd door erkende deskundigen op hun terrein. De keuze is zeer breed; ze gaat van Homerus, Vergilius en Horatius tot Malraux, Sartre en Giono. En daartussen staan namen als Pascal, Shakespeare en Descartes. Landsgrenzen be perken de keus niet: Tohekhov en Gorki aan de ene zijde, Melville, Poe en Hemingway aan de andere bewijzen het. De verzorging van deze han dige boekjes van ongeveer tweehonderd pagina's is uitste kend; vele illustraties en buiten tekst platen leven en werken vervlochten in één tekst, brede citaten liever gezegd, gezien de lengte, fragmenten, een volledi- 5e, tot het laatst toe bijgehou- en bibliografie, soms ook een reproductie van het handschrift van de besproken auteur met grafologische verklaring van karakter en neigingen, vaak een reeks oordeelvellingen betref fende de behandelde figuur, het ls alles belangwekkend en boei end. En al dit moois voor nog geen vijf frank! Deze formule voor een leven de biografie begint navolging te vinden, getuige de verklaring ln deze van R. Nieuwenhuys in zijn levensbeschrijving van Frangois Haverschmidt, «etiteld De Dominee en zijn worgengel, verschenen in de Stoa-reeks, een boek dat in zijn presentatie ondertussen ver achterblijft bij Het Franse voorbeeld. v. d. PANNE René Pomeau. Voltaire par Iui-méme. Série Les Ecrivains de toujours. Uit gave Les Editions du Seuil,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1965 | | pagina 18