Grafiek van
GOYA
I
v;
VOLTAIRE - profeet
van het rationalisme
J. H. LEOPOLD,
lotgevallen van
een dichterschap
IN HET HAAGS
GEMEENTEMUSEUM
ZONDAGSBLAD
ZATERDAG 19 JUNI 1965
1 X
|N HET KADER van het
congres ,,XII Jordanas
Hispaniscas" en georgani
seerd door de „Asociación
Hispanica de La Haya"
vindt er t/m ll juli in het
Haags Gemeente Museum
een tentoonstelling plaats,
gewijd aan de grafiek van
de beroemde 18de eeuwer
Goya, wiens naam voluit
luidt: Francisco Goya y
Lucientes.
Het betreft hier een over-
lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllll||!llllllllllllllj|||||||||||l||||||||||||||||||||!l||||||||||||||||||||||
„Een kivade nacht", een van Goya's fraaiste werken..
richt van de grafiek van
de Spaanse kunstenaar,
wiens populariteit als
schilder buiten kijf is,
maar als grafisch kunste
naar hoofdzakelijk bij de
ingewijden bekend is.
Hoewel hetgeen wordt ge
toond, wel degelijk representa
tief is, maakt de expositie
geenszins aanspraak op volle
digheid.
Dat er niettemin zoveel fraais
werd bijeen gebracht is te dan
ken aan instellingen en particu
lieren die onmiddellijk bereid
werden gevonden hun kostbaar
bezit voor deze gelegenheid in
bruikleen af te staan.
Zo vindt men er bladen af
komstig van 's Rijksprentenka
binet, maar eveneens de sublie
me drukken die behoren aan
het „Stadtmuseum" te Olden
burg, terwijl de heer G. L.
Jailer te Amsterdam één van
de zeer weinige particulieren,
die de „Desastres de la Guerra"
bezit dit pronkstuk uit zijn
zo interessante verzameling
leende.
Dolf Welling, die zich hier
ontpopt als een kenner bij uit
nemendheid van Goya's werk.
verzorgde een hooggestemde en
doorwrochte inleiding tot de
begeleidende catalogus, waaraan
wij zeer veel wetenswaardig.'
ontleenden en waaruit wij een
en ander zullen citeren.
werkwijze als hij vertelt, dat
hij aanvankelijk mensen als de
poppen van een^stokkende Ro
coco schilderde. „Zij spelen
bljndeiy^ajinetje t In "een" land
schap dat wezenloos wordt en
kil. Vlees en bloed is er nadien
in zijn etsen tot walgens toe.
Van het landschap rest dan
soms een dorre boom, die zich
leent voor het schenden van een
lijk. Deze Goya, „bitter en
woest", is ons het eerst voor
ogen gekomen. En wij kregen
hem te zien via het toonfilter
van de Romantiek in Frank
rijk".
Na dit boeiende begin be
weert Welling, dat wij met deze
postume Goya, kunnen verkeren
als was hij van vandaag.
De verleiding Wellings uit
spraken verder op de voet te
volgen is groot, maar ruimtege
brek noopt ons, thans de exposi
tie zélf te gaan „bezoeken".
Aandacht
Grafiek bekijken, vergt van
de beschouwer de grootste aan
dacht: Wil men het optimale
genot uit zulk een schouw pu
ren, dan zou men als het
ware blad voor blad op de
hand moeten bekijken, iets wat
in een museum natuurlijk vol
slagen onmogelijk en verboden
is.
Om nu te zeggen dat de
opstelling hier zodanig is dat
men dit noodzakelijke pianco
niet voelt, zou overdreven zijn:
Daartoe is de belichting beslist
onvoldoende, hetgeen extra in
spanning van de beschouwer
vereist. Als meestal zijn de
vitrines zeker voor langere
mensen te laag opgesteld.
Wie dan nog even gewend is
aan het enigszins matte karak
ter dat de aankleve is van een
grote zaal gevuld met louter
zwart-wit, kan hierna eerst op
recht gaan genieten.
Want natuurlijk doen al deze
futiliteiten in het minst geen
afbreuk aan het schone geheel.
Ontroerend
Daar is in een van de kleine
kabinetjes al direct dat magni
fieke blad „De boeman komt",
dat met het „dreigende" witte
vlak van 's mans rug niet nalaat
te impressioneren. „De liefde en
de dood" is een ander werk dat
de aandacht boeit en als be
paald ontroerend en schrijnend
ondergaat men vervolgens „God
vergeve haar; het was haar
moeder!"
Uiterst wrang is de ets „Zij
hebben reeds een zitplaats".
Het volgende zaaltje toont
etsen naar schilderijen van die
andere Spaanse titaan, Velas
quez.
„De ongelukkige dood van
Pepe" valt hier het meest op,
ofschoon men in het obsederen
de in „Hoe men vliegen kan"
Goya ook op „volle kracht" ziet.
Zuiverheid
De dikwijls moeilijk te ont
raadselen bedoelingen die Goya
in zijn beroemde reeks „Los
Caprichos" hebben hier in
het algemeen plaats gemaakt
voor een klare zuiverheid.
De mise en page is hier in
een rustiger vaarwater geko
men, af te leiden uit b.v. „De
Cid Compeador doorboort een
stier met zijn lans".
De lof der hypocrisie zegt de
kunstenaar op wel zeer navran
te wijze uit in het tafereel van
drinkende monniken, dat hij de
satirische titel meegaf „Nie
mand heeft ons gezien!"
Dit zijn zo maar enkele indi
caties die u mogelijk van dienst
kunnen zijn bij het gaan zien
van de 78 werken die het ieder,
stuk voor stuk, meer dan waard
zijn met de grootste attentie te
worden bekeken, al was het
alleen maar om het feit, dat een
dergelijk overzicht niet spoedig
meer op de been zal kunnen
worden gebracht.
Tot en met 11 juli a.s. is er de
gelegenheid, die men zich be
slist niet moet laten ontgaan!
GIJS KORDING
Het evangelie
der waarheid
Het evangelie der waarheid,
door dr. J. Zandee. Uitgave J.
W. ten Have N.V., Amsterdam.
In dit deeltje van de bekende
Carillonreeks bespreekt dr. Zandee
het „Evangelie der waarheid", efcn
geschrift, dat in 1954 is gevonden
in Boven-Egypte. Het maakte deel
uit van dertien banden papyri én
werd direct in vele talen overge
zet. Het is een „gnostisch" ge
schrift, dat wil zeggen het ademt
de geest van een stroming, die al
vroeg werkzaam was en die steeds
weer haar invloed doet gelden in
het menselijk denken. Deze stro
ming wil christendom en eigen
tijdse wereldbeschouwing met el
kaar confronteren, maar gaat daar
bij door de accenten te verleggen
veelal te ver. De gevaren van het
gnostisch denken gaat dr. Zandee
aan de hand van het „Evangelie
der waarheid" uitvoerig na (128
blz. 1,95).
Het verlaten strand
Het verlaten strand, door Ar-
mand Lanoux. Uitgave NUgh en
Van Ditmar, Den Haag.
Zestien jaar na de invasie in
Normandië komt een Canadees die
als negentienjarige soldaat aan de
ze gigantische militaire operatie
heeft deelgenomen, in dit gebied
van Frankrijk terug. De reis over
brugt de kloof tussen verleden en
heden en bevrijdt hem van zijn
oorlogsobsessie (294 blz. 12,50).
De dichter Jan Hendrik
Leopold, gewezen leraar
klassieke talen aan het Eras
miaans gymnasium te Rot
terdam, stierf op 21 juni 1925.
Hij woonde op kamers in de
nog nieuwe Samuel Muller-
straat, in het benedenhuis
van no. 5. Ik ging er langs,
een raam stond opengescho
ven, het lijk lag vermoedelijk
in de voorkamer opgebaard.
Opvatting
Welling betrekt ons al onmid
dellijk in Goya's opvatting en
Woeste wereld
Woeste wereld: 100 dagen in
de Rockv Mountains, door Paul
Eipper. Uitgave Ad. M. C. Stok.
Forum Boekerij, Den Haag.
De majestueuze pracht van het
Noordamerikaanse berglandschap
wordt door Eipper, die een tocht
van drie maanden door de Cana
dese natuurreservaten maakte
boeiend weergegeven. De schrijver
brengt ons op de hoogte van het
hedendaagse leven der Indianen en
beschrijft zijn ontmoetingen met
grizzlyberen. bevers, bisons, wapi-
tiherten en talloze andere dieren
die in het door hem bezochte ge
bied hun woonplaats hebben. Een
groot aantal foto's, waaronder ver
scheidene in kleuren. maakl
„Woeste wereld" tot een document
van een fraaie, ongerepte streek.
Liefhebbers van natuurbeschrij
vingen zullen dit boek met genoe
gen lezen en herlezen. (296 blz.,
18.90).
Hoe graag had ik hem nog
even, voor het eerst en t
_vSt, gezien. Maar lijn
vrijmoedigheid. Ik liep door
en citeerde in gedachten het
kwatrijn:
AI 't antwoord en het verweer ^^06iZ33m
van dezen
zal arbeid, eenzaamheid en
zwijgen wezen
dit bij zijn leven, maar na
zijnen dood
dan wordt hij door zijn wer
ven uitgewezen.
onbelangrijk deel in de aard van
de dichter worden gevonden, bij
Leopold in zijn terughoudendheid,
en die wederwaardigheden hebben
ook weer hun terugslag op de
dichter, een wisselwerking die een
vicieuze cirkel kan vormen", want
„niet alleen een boek, ook de
publicatie ervan is naar de oude
Donkersloot in zijn Ter Inleiding.
Het e
Sindsdien wordt „uitwijzen",
o.a. door diplomatieke incidenten,
voornamelijk gebruikt in de zin
van wegsturen, verbannen, maar
Koenen-Endepols geeft toch als
eerste betekenis „tonen, beslissen".
Leopolds werk zal uitwijzen wie
hij is geweest. Onder de bronzen
beeltenis aan de Melkkoplaan staat
een ander, agressiever kwatrijn,
waarin sprake is van honderd
dingen, nooit beseft en nooit be
reikt, die in hem doodgezwegen
djn, omdat men aan zijn werk
■chteloos is voorbijgegaan.
Terecht spreekt (prof.) N. A.
donkersloot in zijn boek J. H.
Leopold, Lotgevallen van een dich-
crschap (uitgave Polak Van
Gennep, Amsterdam, 101 blz.,
ƒ6,90) van een vicieuze cirkel.
Teruggetrokkenheid leidt tot wan-
rouwen en het wordt, voor beide
«rtijen, steeds moeilijker het iso-
ement tq verbreken. Donkersloots
x>ek, enige jaren geleden in rege-
ingsopdraent geschreven en nu
oas gepubliceerd (de studie is
>pgedragen aan de nagedachtenis
an P. N. van Eyck), „geeft een
•nderzoek weer naar de lotgeval-
en van een dichterschap: naar
ietgeen het werk is overkomen,
(oor de wijze waarop het is
epubliceerd. geïnterpreteerd en
lewaardeerd.Voor de lotgeval
hoofdstuk heet Lotge
vallen van de publicatie; het ver
telt hoe moeizaam, begeleid door
peah, voorbarige publicatie van
een door Boutens samengestelde
bundel, onvoldoend verantwoorde
eerste uitgave van de nalatenschap
en andere strubbelingen, de uitga
ve van Leopolds dichtwerk tot
stand is gekomen. In het tweede
hoofdstuk: Lotgevallen der inter
pretatie, wordt gesproken over de
twee diepgaande studies, die Van
Eyck aan Leopolds dichtwerk
heeft gewijd. Donkersloot heeft
hiervoor de hoogste lof, al is hij
het niet eens met Van Eycks
conclusie, dat Leopold toch niet
meer dan een „minor poet", een
dichter van de tweede rang, zou
zijn geweest. Tot de eerste rang
rekende Van Eyck blijkbaar alleen
dichters met een wijde wereldvisie
en een profetisch accent Donker
sloot legt de kwaliteitsmaatstaf aan
en vindt op die grond Leopold een
groot poëet Voor ondergetekende
is Leopold de dichter, en tevens
een dichter voor dichters, niet
voor het publiek, op een klein
aantal verzen na. De kwestie „wie
is eigenlijk een eerste-rangsdich-
ter?" is belangrijk genoeg om er
eens een aparte beschouwing aan
te wijden. Volgens mij is het
subjectivisme in de dichtkunst,
ingezet met de romantiek ander
halve eeuw geleden, een proces
dat nog steeds niet is uitgewerkt
en tot vereenzaming en vervreem
ding van de dichter heeft geleid.
Het deel uit de serie
Ecrivains de tou
jour s, gewijd aan Voltaire,
zal ongetwijfeld belangstel
ling wekken. Zijn eeuw, de
XVIIIe, is een tijd van over
gang ook op literair terrein.
Wie van klassieke kunst
houdt, kan er terecht, al is
het dan ook de nabloei; de
minnaar van de romantiek
ziet er de wortels van deze
beweging. Voltaire vooral is
zeer bekend, al blijft die
kennis meestal beperkt tot
een enkele heftige uitspraak
en verscheidene moedige
protesten tegen onrecht en
onderdrukking.
toevertrouwd onder zijn eigen
naam of onder één van zijn
telkens wisselende schuilnamen,
veel heeft hij in briefvorm
gegeven. Meer dan 18.000 brie
ven, die tientallen boekdelen
vullen zijn geclassificeerd en
geannoteerd. Het Institut Vol
taire te Genève heeft nog
steeds handenvol werk aan de
geestelijke nalatenschap van
deze vruchtbare schrijver. Deze
uitgebreide correspondentie is
van het grootste belang om de
man te leren kennen. Ze is des
te waardevoller, daar Voltaire
geen dagboek noch gedenk
schriften heeft geschreven. Hij
heeft ze wel opgezet, maar al
heel spoedig verliepen ze in
beschuldigingen tegen Frederik
II van Pruisen, die van vriend
in vijand was verkeerd. Als
Voltaire belooft over zichzelf te
spreken, wordt zijn proza wel
dra een afrekening met echte of
vermeende vijanden. Wat hem
persoonlijk betreft, blijft in het
duister, minstens in het half
duister. We stuiten hier op een
klassieke trek in de toepassing
van de pascaliaanse regel: ,,Le
moi est haïssable". Een gewel
dig verschil met zijn tijdgenoot
en tegenstander Jean-Jacques
Rousseau!
Klassieke inslag
Daar staat tegenover dat zijn
werk hem duidelijk leert ken
nen. Zijn klassieke inslag, hem
bijgebracht op het Jezuïeten
college, spreekt uit zijn treur
spelen Oedipe, Zaïre, Merope
e.a., waarvan Zaïre het meest
geslaagde is; zijn drang naar
grootheid uit het episch gedicht
La Henriade, een verheerlij
king van Hendrik IV, en uit
l'Histoire de Charles XII, ko
ning van Zweden, een onstui
mige heldenfiguur, bijna zijn
tijdgenoot.
Deze drang heeft bevrediging
gevonden in de vele eerbewij
zen die hem ten deel zijn
gevallen in de eerste helft der
Geen kunstenaar ontkomt daaraan
en alleen de kerk kan, als zij
opdnaohten geeft, hieraan althans
iets gebeteren.
Christusverzen
Het derde hoofdstuk gaat
hoofdzakelijk over Van Eycks
weerlegging van het stuk dat A.
Roland Holst over Leopold
heeft geschreven. Roland Holst
bewees de juistheid van Leo
polds dichtregel, dat „wie ande
ren bespreekt, bespreekt zich
zelf". Dit was niet een poging
tot annexatie, maar een bewijs
van het feit dat de ene kunste
naar de ander in hoge mate kan
helpen zichzelf te ontdekken en
zichzelf te zijn. Het vierde ka
pittel bespreekt de zg. Christus
verzen, uit Leopolds eerste tijd,
met name zoals die door W. A.
P. Smit zijn bestudeerd en be
schreven.
Dit hoofdstuk is een wat acade
misch dispuut tussen twee litera
tuurprofessoren over betekenis en
samenhang van de genoemde ver
zen. Hierna volgt een vijfde
hoofdstuk, waarin zeer terecht
gewezen wordt op Ter Braaks
onvoldoende affiniteit met een fi
guur als Leopold en op zijn
vooropgezette bedoeling overal als
ontmaskeraar op te treden. In
kapittel zes is men weer helemaal
in de universiteitssfeer: het gaat
hier over een uitvoerig stilistisch
onderzoek door twee taalkundigen,
prof. Hellinga en prof. Van der
Merwe Scholtz, van het gedichtje
om mijn oud woonhuis peppels
staan. Hier is eigenlijk de kern
vraag in het geding: kan weten
schap over kunst het laatste woord
spreken? Hoofdstuk zeven handelt
over Het onderzoek naar Oostersch
en bevat belangrijke gegevens.
Legende
Het laatste kapittel heet Legende
en werkelijkheid. „Om de figuur
van Leopold spon zich een legende
door zijn zichtbare eenzaamheid,
en door de roep daarvan. Een man
die met de jaren steeds meer het
gezelschap ontweek en die men
meestal alleen zag gaan. Die ook
in verzen van die drang tot alleen
zijn menigmaal heeft gewaagd."
Donkersloot relativeert deze le
gende aan de hand van hem
bekende feiten: „er is toch ook die
andere Leopold geweest, oharmant,
vrolijk soms, spraakzaam en goed
lachs, uiterst speels en geestig
C. RUNSDORP
historie!
eeuw: diplomatieke missies, op
drachten als aan de erkende
hofdichter, een benoeming als
officieel geschiedschrijver van
Frankrijk, de verkiezing tot lid
der Académie FrangaLse en
kan men het zich voorstellen
een waardigheid aan het Hof
als „gentilhomme ordinaire de
la Ohambre du Roi".
Hij staat dan bovenaan de
maatschappelijke ladder, waar
bij zijn rijkdom, verkregen
door gelukkige speculaties en
ook door koopmansactiviteiten
als leverancier aan het leger,
hem goed van pas komt. De
echte Voltaire, zoals het nage
slacht hem vooral ziet, is dan
nog niet te voorschijn getreden:
die vinden we op het kasteel
Ferney, tegen de Zwitserse
grens aan, na 1755. Dan zoekt
hij geen officiële eerbewijzen
meer of politieke functies. De
groten der aarden brengen hem
zelf bezoek: hij is de profeet
van het rationalisme, de pa
triarch van Ferney, de mil
jonair die open hof houdt. Een
verblijf te Parijs in maart 1784,
waarbij een stroom van hulde
betuigingen en eerbewijzen op
hem aanrolt, is te veel voor
zijn verzwakte lichaam. Hij
sterf t 30 maart 1784.
Levensbeschouwing
Uit de periode voor 1755
dateren, naast de zuiver-Ietter-
kundige werken, die nu zo
ongeveer onleesbaar zijn, het
bovengenoemde geschiedkundi
ge geschrift en ids tweede, Le
Siècle de Louis XIV; beide
hebben nog hun verdienste als
voorbeelden van nauwkeurige,
bronnenstudie berustende,
riebeschrü vingen.
Vooral het laatstgenoemde is
belangrijk; het geeft een breed
opgezette schildering van
Frankrijk in de 17e eeuw,
waarbij naast de staatkundige
geschiedenis een ruime plaats
wordt toebedeeld aan het maat
schappelijk en culturele leven
en het anecdotisoh element niet
werd vergeten.
De mogelijkheden tot goed
werk waren talrijk: mondelinge
getuigenissen, memoires in ma
nuscript, de staatsarchieven, die
voor de schrijver openstonden,
alles droeg er toe bij een
waarheidsgetrouw beeld te ge
ven van een groot tijdperk uit
de Franse geschiedenis. De
geest die uit dit werk spreekt is
die van de ontkenning van de
goddelijke leiding en de afkeer
van de Kerk en het christelijk
geloof, maar dit alles nog om-
zich uit in zijn fragmentarische
Histoire Universelle, die dan
ook gepubliceerd is in zijn
Berlijnse tijd, op veilige af
stand van de Parijse censuur.
Dit werk moet gezien worden
als een repliek op het Dis
cours sur l'histoire universelle
van Bossuet, die wel zeer wei
nig rekent met de menselijke
factoren in de geschiedenis.
Ten volle komt hij los als hij
ln het verre Ferney woont en
troont en niets hem weerhoudt
zich vrij uit te spreken, trou
wens officieel gedekt door zijn
vele schuilnamen. Literatuur en
geschiedenis houden hem dan
niet meer vast; het gaat er hem
dan om aanhangers te kweken
van zijn levenbeschouwing. Fi
losofische vertellingen als Can-
dide (1759), verhandelingen als
het Fraitc de Ia Toltérance
(1763), geïnspireerd door de
zaak-Galas, monumentale wer
ken als de Dictionnaire philiso-
phique (1764) en de 9 delen
van de Questions sur l'Encyclo-
pédie (1772) en talloze kleinere
geschriften ontspruiten uit de
zelfde bron en gaan dezelfde
richting uit.
Behalve zijn rationalisme zijn
er nog andere kanten te noe
men aan de geestelijke houding
van deze man als zijn aanvaar
ding van Locke's ideeën om
trent de menselijke kennis en
haar opbouw; zijn aansluiting
bij het sensualisme van Con-
dorcet, een der Encyclopedis
ten, zijn geloof aan de vooruit
gang en, in verband daarmee,
zijn cultuuroptimisme; zijn
sterk doorgevoerd empirisme,
dat hem ook had geleid bij zijn
natuurkundige experimenten in
zijn jaren bij Madame du Qhate-
let (1734-1749) en dat verweven
ls in zijn gehele levenshouding.
Het grondpatroon van Vol
taire's gedachten- en gevoelsle
ven blijft bij alle variaties
en die waren er vele, want de
man is een kameleon gelijk
de autonomie van de mens, die
ln zijn denken en, tot zekere
grens, in zijn handelen vrij
is.
René Pomeau heeft in dit
boekje veel gegeven. De eerste
helft biedt een overzicht van
het leven en het werk van
Voltaire, deskundig gedaan,
maar wat verbrokkeld. Geen
wonder; honderd bladzijden
kunnen volstaan voor een syn
thetische studie, maar zijn te
gering in aantal als de biograaf
ln details wil treden omtrent
dit lange leven en het duizen
den bladzijden omvattende
De tweede helft geeft goed
gekozen teksten, meestal frag-
Facetten
Als de éne bron kan men
noemen de autonomie van de
mens, zijn recht eigen leven te
bepalen en geen binding in
deze te aanvaarden. Zijn deïs
me tast deze vrijheid niet aan.
Het is wél oprecht gemeend;
heftig valt hij de atheïsten aan
onder de Encyclopedie-vrienden
als Holbaoh en Diderot, maar
het is van een dusdanige kwali
teit dat de vraag opkomt of het
meer was dan de uitvaardiging
van een veiligheidsmaatregel
tegen verstoring der maat-
sohappelijke orde. Vermoede
lijk werkt hier nog de invloed
van Locke, de Engelse filosoof,
met wiens ideeën hij had ken-
gemaakt in zijn Londense
wezen, dat hij aanvaard als
sluitstuk van een wijsgerig stel
sel, laat de mens volkomen vrij.
Alles wat die vrijheid aantast,
vindt in Voltaire een geducht
bestrijder. Geestelijke dwang,
fanatisme, hij vecht er tegen
met alle macht. Vandaar dat hij
meermalen het voor de Hugeno
ten heeft opgenomen Het be
kendste geval is wel de „affaire-
Calas". Een oude Hugenoot,
die er van beschuldigd werd
zijn zoon. die tot het roomse
geloof wilde overgaan, te heb
ben gedood, werd zonder af
doende bewijs veroordeeld tot
de doodstraf en geradbraakt.
Voltaire wendde al zijn invloed
aan om herziening van het
vonnis en eerherstel van de
vader te verkrijgen. Na drie
jaar van hard werken slaagde
hij daarin (1765). Deze nobele
volharding heeft in de ogen
van geheel intellectueel Europa
een aureool om het hoofd van
de filosoof van Ferney gelegd
Onwillekeurig denkt men hier
Spottend
Maar Voltaire heeft
zicb
tlsmc te brant
de Godsopenbaring zelve aan
gevallen in naam en rede en
een uitgebreide, maar opper
vlakkige geleerdheid, zowel als
het vermogen van zijn spotten
de. ironische stijl in dienst ge
steld van zijn kritiek. Zo is hij
bij het nageslacht bekend ge
bleven als vijand van het chris-
menten, en ook karakteristieke
losse gedachten. Enkele mogen
hier volgen, niet om htm diepe
zin maar om een indruk te
geven van het geestelijk kli
maat van deze man.
„Wij zijn allen ter dood
veroordeelde slachtoffers; wij
gelijken op schapen die blaten,
spelen en huppelen in afwach
ting van het ogenblik dat men
ze keelt. Hun grote voordeel op
ons is dat zij niet vermoeden
dat ze gekeeld zullen worden
en dait wij het weten."
„Mijn gedachte is altijd ge
weest dat de atheïsten zeer
kwalijk redeneren en dat deze
ongelukkige filosofie niet min
der gevaarlijk is als onge
rijmd."
„De wereld is vol automaten
die niet waard zijn dat men tot
hen spreekt."
„Men moet een godsdienst
hebben en geen geloof schen
ken aan de priesters, zoals men
een leefregel moet hebben en
geen geloof schenken aan de
dokters."
U behoeft maar naar een
windwijzer te kijken; hij draait
nu eens mee met de zachte
zucht van een zuiderkoeltje,
dan weer met de felle noorden
wind; ziedaar de mens."
Een zeer uitgebreide chrono
logie sluit het boek af. dat
wordt gesierd door tientallen
illustraties en platen in en
buiten de tekst.
Loffelijke reeks
Een enkel woord van lof voor
de gehele reeks Ecrivains de
toujours mag hier niet ontbre
ken. Reeds meer dan een half-
honderd nummers hebben het
lioht gezien, alle verzorgd door
erkende deskundigen op hun
terrein. De keuze is zeer breed;
ze gaat van Homerus, Vergilius
en Horatius tot Malraux, Sartre
en Giono. En daartussen staan
namen als Pascal, Shakespeare
en Descartes. Landsgrenzen be
perken de keus niet: Tohekhov
en Gorki aan de ene zijde,
Melville, Poe en Hemingway
aan de andere bewijzen het.
De verzorging van deze han
dige boekjes van ongeveer
tweehonderd pagina's is uitste
kend; vele illustraties en buiten
tekst platen leven en werken
vervlochten in één tekst, brede
citaten liever gezegd, gezien de
lengte, fragmenten, een volledi-
5e, tot het laatst toe bijgehou-
en bibliografie, soms ook een
reproductie van het handschrift
van de besproken auteur met
grafologische verklaring van
karakter en neigingen, vaak een
reeks oordeelvellingen betref
fende de behandelde figuur, het
ls alles belangwekkend en boei
end. En al dit moois voor nog
geen vijf frank!
Deze formule voor een leven
de biografie begint navolging te
vinden, getuige de verklaring
ln deze van R. Nieuwenhuys in
zijn levensbeschrijving van
Frangois Haverschmidt, «etiteld
De Dominee en zijn worgengel,
verschenen in de Stoa-reeks,
een boek dat in zijn presentatie
ondertussen ver achterblijft bij
Het Franse voorbeeld.
v. d. PANNE
René Pomeau. Voltaire
par Iui-méme. Série Les
Ecrivains de toujours. Uit
gave Les Editions du Seuil,