Die avond nam de vreugde wild bezit van ons Een meisje vloog me om de hals- Twee verhalen rond 5 mei 1945: De bevrijde en de bevrijder..... Snel als de wind ging het gerucht door Holland ze zei dat ze in jt zusje DINSDAG 4 MEI 1965 r I ^WINTIG jaar geleden. De meidagen van 1945. Onvergetelijk zijn ze geworden voor degenen, die ze zelf meemaakten, een legende voor hen, die er over hoorden. Op deze vierde mei, de dag, waarop wij voor de twintigste maal het offer gedenken van de velen, die voor deze bevrijding hun leven gaven, hebben twee van onze redacteuren op deze pagina hun verhaal neergeschreven. De ene deed het als de bevrijder, die ons land binnenkwam, de andere als de bevrijde, die na vijf bange jaren eindelijk weer vrij kon ademen. (Van een onzer redacteuren) Die avond nam de vreugde wild bezit van ons. En zo spontaan ineens. Er was niets georganiseerd en niemand had het sein gegeven. Plotseling vlogen de deuren open en de pleinen en de straten stroomden vol. Later zeiden we: „Geen hond bleef thuis". We grepen elkander bij de arm en we begonnen te springen en te dan sen. Er kwam een man met een harmonica en een vrouw met een viool, en ze speelde de liederen, die vijf jaar lang verboden waren geweest. We zongen: 't Is Oranje en 't blijft Oranje, en natuurlijk: Leve de Wille- mien, en: Als op het Leidseplein de lichtjes weer eens branden gaan, dat sentimentele vers, dat in de jaren waarin de stad verduisterd moest zijn, een diep verlangen naar licht had opgeroepen. Gij met onze bevrijders, spaar hen als ze op weg zijn naar onze dorpen en steden om de vlag van de vrijheid weer te planten, en Here verenig ons weer met onze dierbaren, die zo ver van ons zijn en over wie wij niets weten..." De vrede scheen maar niet te willen komen. De zon straalde, maar in de harten bleef het donker. De benauwdheid was groot. Uitkomst scheen er niet te zijn. Er was grote vrees, dat voor velen de vrede nog te laat zou zijn. Want de dood bleef toeslaan. De hongeroedeem had zijn hoogtepunt bereikt. Gerucht straten gingen, wisten we pas goed, dat de vrijheid ontzettend duur was betaald. We keken naar huizen, die leeg waren en we wisten, dat de bewoners er nooit meer zouden bin nengaan. We zochten nog naar vrien den, maar we wisten, dat we hen nooit meer zouden ontmoeten. We zagen vrouwen, van wie we wisten, dat hun man was gefusilleerd. En we groetten moeders, die met doffe ogen langs ons liepen, om het verlies van een zoon, die in een gevangenkamp was doodgemarteld. De vrede was gekomen, we waren vrij, we konden weer ademhalen, maar het waren een vrede en een vrijheid, waarin het leed diepe voren had getrokken... We begonnen met het slaan van kruisen! Bij de foto's hiernaast: De over stelpende vreugde en de blijde lach van de bevrijding. Op tanks, maar ook op oude auto's, die uit hun stoffige schuilplaatsen werden gehaald (boven). In de huiskamer, doch in de eerste plaats buiten op straat, waar nauwelijks verkeer is, behalve enkele fietsen. De platen zijn ontleend aan het pas versche nen werk van Han G. Hoekstra en We waren niet op ons paasbest gekleed. De pakken waren vaal en tot op de draad versleten en de jurken hingen als zakken om de magere lijven. Onze wangen waren ingevallen en onze ogen stonden hol van de honger. Maar wat kon 't allemaal schelen. We waren vrij! We dansten en we sprongen uren achtereen. We wisten van geen op houden. De moeheid en de lusteloos heid van de laatste maanden gleden als bij toverslag van ons af. We konden weer leven, echt leven! En toen de avond overging in de nacht waren er jongens, die poppen maakten en in brand staken. Ze schreeuwen: Weg met Hitier, weg met Zes-en-een-kwart!, en we vorm den een krin^, en dansten rond het vuur tot het uit zichzelf was uitge gaan Aarzelend Want de vrede was slechts aarze lend gekomen. Die vrijdagavond laat had Engeland bekend gemaakt, dat de Duitse legers in het Westen hadden gecapituleerd en toen het bericht tot de steden en de dorpen was doorgedrongen, gingen de vlag gen uit en tooiden de Nederlanders zich met oranje. Maar de Duitsers laadden hun karabijnen en geweren en schoten de vlaggen in flarden. Ze arresteerden hen, die op straat hun nederlaag in al te grote uitbundig heid vierden en er vielen nog doden, toen de vrijheid op het punt stond te worden geboren. En de terugval van even de vrij heid te hebben geproefd naar de harde, meedogenloze bezetting van vijf jaar was groot. De Duitsers maakten nog een vuist en lieten hem goed voelen. En in het westen van het land werd de bevolking gegrepen door een wurgende angst en onze kerheid. De vrede stond voor de deur, maar hij kon de drempel niet overschrijden. Git En ook die zaterdag bleven vrede en vrijheid uit. De Duitsers trokken bij groepen weg als dieven in de nacht, maar hielden nog de macht Patrouilles reden op gegapte fietsen door de straten. Zij loerden met ogen, troebel van een felle haat. naar de ramen van de huizen en ze schoten op gezichten die voorzichtig door gordijnen gluurden. Doffe berusting maakte zich van de bevolking meester. Hoe lang zou het duren voordat de vrede zijn iritr de in het westen had gedaan? En ineens was die vraag er: Waar De Duitse laars, de gehate lefpet op de vlucht achtergelaten. blijven onze bevrijders, waar blijven de Amerikanen, de Engelsen en de Canadezen?, die vraag, die opwelde uit een geprangd gemoed en uitmond de in de klacht: Waarom stoten ze niet door? Ja, waarom! De geallieerden ston den voor de grenzen van het westen, popelend van ongeduld, wachtend op het bevel om voorwaarts te gaan en de oorlog te voleindigen. Vol 's Zondags waren de kerken vol. De gemeente zong vol overgave en met biddend hart: „Waak op, o God, en wil van verder lijden, ons klein getal door Uwe macht bevrijden. Help ons, barmhartig Heer", Uw gro te naam ter eer...", en de predikant bad: „O God, onze Vader in de hemel, Die ons tot zo ver heeft geleid, wil ons met Uw zegen nabij zijn. Zie vol erbarmen op ons neer en laat het einde van onze gevangen schap spoedig mogen komen. Wees Maar laat in de middag ging plotseling dat vreugdevolle gerucht door de steden en de dorpen, snel als de wind. Wie het het eerst had gezegd, wist niemand te vertellen. Maar het was er. En het ging van mond tot mond. Elkaar wildvreemde mensen gaven het elkander door en sloegen elkaar daarbij joviaal op de schouders. Het was maar een klein gerucht en het werd gezet met enkele woorden, maar de betekenis was groot. Het luidde: Ze zijn op weg, en niemand hoefde te vragen wie er op weg waren en waarheen de weg leidde. Het had slechts één betekenis. De bevrijders waren in aantocht. Nu was het einde dan in zicht. Mensen holden naar de toegangswegen om de bevrijders op te wachten en te kunnen begroeten. Zij gingen naar de toegangswegen met bloemen in de hand, onderweg repeterend wat zij zouden zeggen: Welcome, boys, ge woon maar: Welcome, boys, en ze wisten nog niet dat zij hun tranen de vrije loop zouden laten en geen woord zouden uitbrengen. Kaler Aan de avond van die dag dan nam de vreugde wild bezit van ons. Maar de volgende dag kwam al de kater. Toen we ons realiseerden, dat in de vijf voorbije jaren wonden waren geslagen, die nooit meer zou den helen. Dat met de vreugde het verdriet was gekomen. Het verdriet om hen, die nooit meer zouden wederkeren. De volgende dag. toen we al enigszins aan de vrede en de vrij heid waren gewend, en we door de Het einde na bangegevaar volle jaren. Het begin, het nieuwe leven, is er al. A AN bevrjjd-zyn wen je gauw; aan bevrijder-zijn zo mogelijk nog gauwer. Neem het zuiden van Nederland, dat tussen september en november 1944 aan de verstar rende greep van de Duitsers werd ontrukt. Na drie dagen was een geallieerde militair er een nor male, geaccepteerde verschoning, ook al werd hij tot maanden daar na als de onuitputtelijke bron van sigaretten en chocolade beschouwd. Gelukkig dat de mens met het vermogen is uitgerust snel te ver geten en snel te wennen. Niets is vervelender dan minuut in mi nuut uit als een soort wereld wonder te worden aangegaapt, naar gezichten met een nimmer falende lach te kijken en aan de lopende band handen van wild vreemde mensen te moeten schud den. Vooral de eerste dag, als de vreug deroes zich in de meest geëxalteerde vormen openbaarde, had de Neder lander, die in het uniform van de bevrijder gestoken was, het zwaar te verduren. Luisteren en luisteren maar naar verschrikkelijke, doch in wezen dezelfde verhalen. Vertellen en vertellen maar tot je van ieder een misselijk werd, in de eerste plaats van jezelf. Omhelzing na om helzing moest je verdragen van jon geren en ouderen, van leuke en minder leuke meisjes en vrouwen, van huilenden en over het hele lichaam trillenden, van woordlozen en gillenden. Plat geranseld De ontroering, die toch ook de bevrijder voelde, werd er finaal door platgeranseld. Hij deed mee, omdat hij niemand wilde teleurstellen, maar hij dacht: wanneer is het eindelijk afgelopen; hoe gauw kom ik er van af. Wat er bij hem overbleef, was eigenlijk niet anders dan ondankbaar en onhartelijk cynis me, terwijl hij de opluchting van de overgelukkige bevrijde juist zo goed kon begrijpen. Toen de aanval op Duitsland werd ingezet voor mij was dat januari 1945 realiseerde ik me goed dat het voortaan heel anders zou zijn. In het reeds stervende Derde Rijk zou den we de vijand, niet de bevrijder, zijn. De armen zouden gesloten blij ven; er zou angst zijn, onzekerheid, een streven om dekking te zoeken en zo ver mogelijk weg te kruipen. Het klopte allemaal. De verhou dingen waren keihard. Er waren geen bloemen, geen opwekkende woorden, geen lachende ogen, geen uitgestrekte handen. Uit de ramen van de huizen hingen witte lakens en slopen. In de kelders groepten als wezels zo bange mensen tezamen: vrouwen, kinderen en ouden van dagen, wie de nazi-propaganda had wijs gemaakt dat ze zonder pardon zouden worden neergemaaid. Gemis Het ontbreken van de vreugde, die een omlijsting, ook een vertroosting, van de Europese veldtocht was, ging ik voor 't eerst als een gemis voelen. Er was weemoed; er was verlangen naar al die blijde gezichten, ondanks de bezwaren, die in mijn gevoelens verankerd waren geweest. ^oen we eind maart 1945 boven Rees de Rijn overtrokken, kwamen we al gauw in Nederland terecht. Gendringen, Terborg, Silvolde, Tub- bergen, Almelo, Delden. Overal weer rood-wit-blauw en oranje. Overal weer mensen, die dankbaar waren en blij, die ons water en melk lieten drinken, die stro voor ons kampe ment aansleepten en bloemen om tussen het camouflagenet op de helm te steken. Er ontstond een levendige handel in sigaretten en dhocolade. Men leek er kapitalen voor te geven, maar waardelozer als toen is het geld nooit meer geweest. Als de enige Nederlander bij de troep werd ik bijna dag en nacht belegerd. Ik stak er een stokje voor, omdat ik m'n werk niet meer kon doen. Op een ivond peuterde ik in een stal de •ranje leeuw van de mouw van m'n battle-dress af. Ik nam me voor alleen Nederlands te spreken, als me dat uitkwam. Het hielp, want ik viel veel minder op. Ik dook als het ware onder in de anonimiteit van „de Canadezen". 5 mei 1945 de capitulatie van de T~VIT is het verhaal van een geallieerde militair, cén \an de velen, die zich voor de bevrijding van ons land hebben ingezet. Hij wenst anoniem te blijven, doeh is Nederlander. Eerst was hij bij het Canadese leger gedeta cheerd, later bij liet Engelse leger. TAE bevrijding van het zuiden van Nederland was reeds lang een feit, toen zijn regiment Duitsland binnenrukte. In de Achterhoek en in Twente werd herhaaldelijk de Duits-Nederlandse grens overschreden, waarbij Neder landse dorpen en steden, vaak zonder slag of stoot, werden ontzet. fANZE man was één van de eerste geallieerden, die in uniform Den Haag binnenreed, nadat de overgave van onze hongerende, westelijke provincies een feit was geworden. Zijn herinneringen zijn twintig jaar na de bevrijding natuurlijk wat vervaagd, maar zijn gevoelens en gedachten van toen vormen toch de componenten van een duidelgk beeld. nog overgebleven Duitse strijdkrach ten in Nederland. „Voorbij is de nameloze druk, de verschrikking van de hongerdood", zoals koningin Wil- helmina voor de zender Herrijzend Nederland zei, daarbij doelend op de provincies Zuid-Holland, Noord-Hol land en Utrecht, die nog niet bevrijd waren. Het legeronderdeel, waarbij ik be hoorde, lag in Meppel, vlak over de Duitse grens. Ik had alles al voor elkaar. Ik „versierde" een opdracht naar een plaats over de IJssel met het doel even naar Den Haag te gaan, waar m'n ouders woonden. Ik wilde hen gerust stellen en me tevens van hun welzijn overtuigen. Per jeep Op 7 mei ging ik met een jeep op stap. Het voertuig liet ik bij Hoeve laken achter: een soort demarcatie lijn, die slechts kon worden gepas seerd, als men de vereiste papieren had. Met een Britse legertruck ging ik liftend naar Utrecht door. Vreemde dingen zag ik daar, on voorstelbare, eigenlijk onbeschrijfe lijke zaken. De Duitsers waren nog niet ontwapend; met glimmend ge poetste laarzen marcheerden ze zin gend door de straten. Geallieerde auto's reden af en aan. De inzitten den: in vol fronttenue gestoken sol daten, keken nieuwsgierig naar de vijand, die er alles behalve over wonnen uit zag. Even nieuwsgierige blikken werden op de Engelsen en de Canadezen geworpen. Ik stond op het trottoir, wachtend op een wagen, die me mee zou willen nemen, maar dit lukte niet. Bleke, maar blije mensen omringden me, alle sigaretten, die ik had, als het ware uit m'n handen graaiend. Ze vroegen naar andere dingen, maar ik had niets meer te bieden. Het blikje corned beef en het busje koffie, die ik op zak droeg, bewaakte ik als kostbaarheden. Ze waren voor m'n moeder bestemd en ik was niet van plan ze af te staan. Een aardige meneer op een niet al te gammele fiets bood me ten slotte een lift naar de rand van de stad aan. Aan het begin van de rijksweg naar Den Haag zette hij me af Opnieuw werd het wachten gebla Toen ik zal er nooit iets van vergeten naderde cr een motor fiets, waarop een onderofficier var. de Luftwaffe zat. Zonder me een moment te bedenken, sprong ik op de weg, trok m'n pistool en gebaarde de man te stoppen. Hij deed dit en weldra stonden we oog in oog met elkaar. .,Ik neem dat ding in beslag", zei ik. ,.Ga verder maar lopen". „Dat is tegen de afspraken", luidde zijn wederwoord. „Ik geef dit voer tuig niet af en ben bereid er voor te vechten". Met de hand op zijn holster keek de Duitser me schattend aan. „Ik ben niet bereid voor een motor te gaan schieten", zei ik weer en borg m'n pistool met enige schaamte op. „Maar misschien kunnen we een overeenkomst sluiten. Waar moet u heen? Op de duo is zeker nog wel plaats voor me." De onderofficier moest naar Gouda en hij had geen bezwaar mij tot die plaats mee te nemen. Aan de weg daar kreeg ik een lift met een truck van de Prinses Irene Brigade, die me tot de Bezuidenhoutseweg bracht. Oranje... Een met een sten-gun bewapende burger van de O.D. ving me daar op en bracht me naar zijn hoofdkwar tier, dat in het tegenwoordige minis terie van economische zaken geves tigd was. In een met menie be smeerd, oranje autootje ging het toen verder, eerst dwars door het centrum van Den Haag. Er werd luid ge juicht, er waren huidekreten, overal groepten grauw geklede mensen met grauwe gezichten samen. In de Spui straat en de Veenestraat kreeg ik zó veel serpentine over mee heen dat ik er totaal in verstrikt raakte. Ik voelde me niet erg plezierig, maar de O.D.'ers, die me in het open wagen tje omringen, hielden zich aan hun afspraak. Pas in de straat, waar m'n ouders woonden, zou er gestopt wor den. Na een half uurtje toeren kwam ik daar aan. Nog maar nauwelijks was ik uitgestapt, of tussen de mensen, die weldra om me heen dromden, drong zich een meisje naar voren, dat tegen me op sprong en me juichend omhelsde. Ik kon me nau welijks op de been houden en keek haar wezenloos aan. „Ik ben je zusje!" kreet ze. „Je zusje! Ken je met niet meer?" Voor de rest is dit verhaal niet anders dan alle andere verhalen over geliefden, die bange tijden hebben meegemaakt en elkaar voor 't eerst na een lange periode terugzien. M'n moeder heeft me gevraagd op Bevrijdingsdag koffie te komen drinken uit het zelfde busje, dat ze twintig jaar lang als souvenir heeft bewaard.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1965 | | pagina 5