Nederlandse musici komen meer aan bod woncler van de oMlóleider 5Cerótnaclxt dertien close-ups „Vom Himmel hoch da komm ich her' 3* VAN DEYSSEL: Pantoscoop VOOR U GELEZEN ZONDAGSBLAD ZATERDAG 19 DECEMBER 1961 JfLADEREND in een oud boek met romantische gravures van Ludwig Richter viel mijn oog op een vreemd soortige afbeelding met een nog vreemdsoortiger titel, ChristkindwiegenMuzi kanten en zangers met lam pions op de transen van een hoge kerktorenwaarop een enorme kerstboom met bran dende kaarsen was geplaatst. Op de achtergrond lag in het maanlicht een oud Duits stadje met vriendelijke mid deleeuwse „Fachwerkhauser" zoals men die alleen in sprookjesboeken aantreft. Deze afbeelding kon, mijns inziens, niet zo maar een „kerstkaartenfantasie" zijn, maar moest duiden op een oud gebruik. Nieuwsgierig ging ik na speuren, of dit gebruik wer kelijk heeft bestaan- Het zoeken werd tenslotte beloond. Het bleek dat slechts in één Duitse stad het oude gebruik van het Christkind- I wiegen" in ere werd gehou den, namelijk Alsfeld in Ober-Hessen. IToen ik bovendien te we ten kwam, dat deze stad haar 16de eeuwse karakter J heeft weten te bewaren en in de oorlog totaal gespaard is gebleven, 'rijpte bij mij het plan om daarheen een Kerst- reis te organiseren Mijn plari werd werkelijkheid. In de vroege morgen van 24 december 1958 vertrokken wij per trein naar Giessen en bereikten van daaruit per bus Alsfeld, waar wij tegen 5 uur 's middags in de vallende avond aankwamen. Het stadje, dat 10.000 zielen telt, en als i werkelijkheid gewor- den kerstkaart. Uit de Walpurgiskerk, waar de „Heiligen Abend" werd ingeluid. klonken kerstliederen. Toen de dienst, ten einde was, stroomden de Alsfelders samen op het prachtige Marktplein om het „Christkind wiegen" te zien. Moeders vertel- 'aan hun kinderen de eeuwen- legende, dat het Kerstkindje neerdalen uit de door engelen ge- worden in een gouden wieg ioog op de transen van de Wal- purgistoren. KERSTLIED De spanning steeg bij het na deren van het lang verbeidde uur. Door de vergrijsde over dekte trap bij de kerk zagen wij een plechtige stoet van zan gers en blazers met lampions de kerktoren ingaan. De klokken begonnen te luiden, doch om zes uur precies viel een ademloze stilte over Alsfeld. Hoog boven onze hoofden op de transen van de kerktoren werd de enorme kerstboom ontstoken en zagen wij het flikkerende licht van de lampions. Krachtig en duidelijk verstaanbaar klonk van de to ren door de heldere vrieslucht, het ontroerende kerstlied van Luther„Vom Himmel hoch, da komm ich her". Nadat het eerste couplet ver- Slonken was, trokken de zangers ap de brede toren van de Westzij- Ie naar de Zuidzijde en zongen laar het tweede couplet, om ten slotte aan de Oostzijde met het ierde couplet te eindigen, want aan de Noordzijde durft zich op deze avond géén van de zangers te wagen. Deze duistere Noordzijde is aet domein van de Satan. Jaren Seleden, werd daar een overmoe dige zanger door de duivel van de :oren geworpen, zo vertellen ons de Alsfelders. Dc Noordzijde ziet uit op het kerkhof. Als om zes uur het „Christkindwiegen" begint, worden daar door de Alsfelders kaarsjes aangestoken op de graven van hun dierbare ontslapenen. Om zeven en om acht uur wordt dc :eremonie van het „Christkind wiegen" herhaald. Om zeven uur klinkt van de torentransen het 16- dc eeuwse kerstlied: „Lobt Gott Ihr Christen allzugleich". GAVEN Na dit „Christkindwiegen" van zeven uur, waren w.j dc gast van de zangers in de oude torenwach- terswoning hoog boven in de Wal- purgistoren. Ook wij ontvingen de traditionele gaven voor het koor. namelijk brood, worst, „Schnaps en tabak. Samen met het koor zongen wij om acht uur het be roemde Oostenrijkse kerstlied „Stille Nacht. Heilige Nacht" aan de drie „goede" zijden van de toren, want ook wij waagden ons niet aan de Noordkant. Men kan nooit weten! „Stille Nacht", inder daad. Toen de laatste klanken van dit lied verklonken over Alsfeld, waren ook de laatste burgers in hun huizen verdwenen. Een milde stilte viel over dit oude stadje. Nadat ook mijn medereizigers dc toren waren afgedaald en zich op dit. toch nog vroege uur ter ruste hadden begeven, maakte ik alleen een wandeling door het totaal ver laten Alsfeld. De straatlantaarns en ook de kerstverlichting waren praktisch overal gedoofd. Spook achtig bescheen het maanlicht de contouren van de oude huizen. Mijn voetstappen klonken hol op de keien van de smalle straten. Wellicht stenen, waarover eens Luther op zo'n donkere avond gewandeld heeft. Achter sommige ruitei^zag ik blijde kindergezichten, denkend, dat ik de kerstman was. Uit ver schillende huizen klonk gedempt pianospel en hoorde ik kerstliede ren zingen, terwijl de kaarsen van de kerstboom een zwak schijnsel wierpen op straat Ik voelde mij als in een droom. Het was als of ik zelf een kerstverhaal beleefde. Zelden heb ik mij zo één gevoeld met het verleden, ja met het tijd- luisterden wij naar de ons zo wel bekende woorden van het Kerst evangelie, maar deze Blijde Bood schap voor alle tijden en alle eeu wen klonk ons nu als nieuw in d( oren en vervulde ons van een grote vreugde en dankbaarheid. Hier in deze kerk heeft ook Lu ther gepreekt In de bewogen da gen, toen hij in Alsfeld verbleef om zijn gevaarvolle reis naar d< Rijksdag van Worms voor te be reiden. Op het marktplein staat nog steeds het Haus zur Schwan. ij waar hij heeft gewond. JUWEELT. Alsfeld is een wonderlijke stad, die meer „Fachwerkbauten" telt dan het welbekende Rothenburg ob-der-Tauber. De mooiste van de ze „Fachwerkbauten" is het Rat- haus, dat Luther reeds gekend moet hebben, want het werd in 1516 voltooid. In dit pronkjuweel- tje van Renaissance-bouwkunst waren wij de gast van de burge meester. Hier in de intieme raad zaal vertelde hij ons van het „wonder van Alsfelder Kerst nacht". In geen enkele oorlog heeft deze stad ernstige schade geleden. In de Dertigjarige Oorlog, toen praktisch alle Duitse steden in de as werden gelegd, bleef Als feld ongedeerd. Ja. zelfs in de 2de Wereldoorlog is er geen bom ge vallen en geen schot gelost. LUCHTALARM Op Kerstavond 1944. juist voordat het „Christkindwiegen" zou beginnen, werd luchtalarm geblazen. Een eskader Ameri kaanse bommenwerpers vloog in de richting van Alsfeld. Om de traditie van eeuwen niet te doorbreken, gingen desondanks de zangers en blazers met hun lampions de toren op en ontsta- loie. ,1. op deze onvergetelijke de kerstboom, de luchtbe- kerstavond. schermingsvoorschriften nege- /I—r-i rend. Precies om zes uur klonk VREUoDb het „Vom Himmel hoch, da komm ich her" over de bedreig- De volgende morgen werden wij de stad. Het luchteskader vloog gewekt door de klokken van Als- op dit zelfde moment vlak bo- feld. Het was Eerste Kerstdag. In ven de huizen van Alsfeld, doch de middeleeuwse Walpurgiskerk tot aller verbazing, maakte het rechtsomkeert. De b ommenlast werd uitgeworpen boven een weiland een eind buiten de stad. Sindsdien spreekt men van het „Wonder van de Alsfelder Kerstnacht". ROODKAPJE Alsfeld is de stad van het „Christkindwiegen", maar ook van Roodkapje. Ik ontmoette haar het eerst in het Museum. Een lieftallig jong meisje met een rood kapje op het hoofd, verbonden met een smalle zwarte hoofddoek en een grote strik rond haar hals. Het was, helaas, geen meisje van vlees en bloed, maar een prachtige le vensgrote pop. Deze pop droeg de Schwalm-dracht, een klederdracht, die thans nog door de boerinnen wordt gedragen aan het riviertje de Schwalm in de streek rond Alsfeld. Op marktdagen gaan de .roodkapjes" met hun manden naar deze stad. Vlak bij de markt is een fontein aan hen gewijd. Tot het Alsfelder Kerstfeest be hoort ook altijd sneeuw. Deze sneeuw ontbrak, maar op de dag van ons vertrek was Als feld geheel-omgetoverd in een wit- 17R doet zich de laatste tijd een merkwaardig, maar zeer verheugend verschijnsel in de platenindustrie voor. Meer en meer worden Nederlandse kunstenaars bij de opnamen betrokken en zelfs is er kort geleden een maatschappij opge richt, door grote figuren uit het industrie- en bankwezen gefi nancierd, die uitsluitend kunste naars uit ons land gebruiken wil en die Willem Duys als promotor voor dit idee heeft aangetrok ken. Wat deze maatschappij gaat doen, is nog niet bekend. Maar een platenfirma is haar al voor ge weest. n.l. ..Artone" in Haarlem. „Artone" heeft een serie van platen laten uitkomen, waarop men o.a. Herman Krebbers, Hans Henkemans, het Nederlands Strijkkwartet, het Danzikwintet, George van Renes6e, dr. Anthon van der Horst, Albert de Klerk kan horen. Zoals men ziet, heeft Moeite men de bekendste musici uitge zocht en men is van plan nog mcei Nederlandse musici voor een op name uit te nodigen. Een violist als Herman Krebbers behoort tot de klasse der groot meesters, onze organisten kunnen het gemakkelijk tegen de buiten landse collega's opnemen, het Danzikwintet is ook buiten onze grenzen uniek in zijn repertoire en in zijn speltechniek. Maar ja, het publiek trekt liever naar een beroemde buitenlandse naam en laat zich daardoor inpakken, ter wijl de Nederlandse solist die heus deze beroemdheid derdoet voor een lege zaal pleegt te spelen. Daarom komt de Neder lander zo weinig aan bod op het concertpodium De impresario steekt zijn geld liever niet in hem. omdat hij aan zijn concert niets verdient, en een concert zelf organiseren, kost de concertgever veel te veel geld. Dus beperkt de Nederlander zich tot een enkel concert of hij belandt- bij kunst kringen, bij een klein select publiek in eenkleine, intieme omgeving. Steun Het Is een project, dat de grootste belangstelling en de groot ste steun van alle muziekliefheb bers in ons land verdient. Nog steeds wordt de Nederlandse musi cus en met name de Nederlandse solist achter gesteld bij de buiten landse. en volkomen ten onrechte. Waf een moeite het kost in eigen land een redelijke car rière te maken, kan elke musicus vertellen. Het is waar lijk geen opbeurende situatie en daarom juichen wij het ver schijnen van deze Artone-platen zo toe. Laten wij nu een voor een bekijken en met Herman Krebbers beginnen, misschien de enige, die zich in een algemene populariteit kan ver heugen. Herman Krebbers speelt met het Amsterdams Kamerorkest onder André Rieu twee vioolconcerten van Haydn, dat in C en dat in G. en hij doet dit werkelijk wonder baarlijk mooi, bezielend, klank- schoon. door en door zingend van toon. De concertjes zijn bovendien kostelijk, een beetje Vivaldi-ach- tig, maar toch ook met onverwach te vondsten, helemaal in de geest van Haydn. Hij schreef ze voor de concertmeester van het orkest van vorst Esterhazy, zijn broodheer, en wij denken wel dat deze Toma- sini er plezier van gehad zal hebben. Het Amsterdams Kamer orkest onder André Rieu begeleidt voortreffelijk en de algehele weer- ;ave klinkt prachtig! (ARTONE, S 1512) Samen met de pianiste Danielle Dechenne speelt Herman Krebbers op Artone, S 9507, drie sonates, de G-dur Sonate van Valentini, de D- dur Sonate op. 137 van Schubert en dc Sonatine in G op. 100 van Dvorak. Het duo Krebbers-De- chenne musiceert al enkele jaren en deze werken vormen deel van hun repertoire: volkomen op el kaar ingespeeld zijn ze en de grote kwaliteiten van Krebbers vinden in het heldere, tintelende piano spel van de Franse Danielle Dechenne precies wat nodig is. Luistert maar eens naar de Schu- bert-sonate, die zo verrukkelijk eenvoudig, ..als vanzelf" klinkt, en naar de Sonatine van Dvorak met haar aantrekkelijke muzikantesk- heid. Henkemans Hans Henkemans heeft voor zijn opname (Artone S 9502) twee pianoconcerten van Mozart geko zen, nr. 9 in Es-dur, K.V. 271 en nr. 11 in F, K.V. 413. waarbij het Amsterdams Kamerorkest onder André Rieu hem assisteert. Het intellegente, „dunne" pianospel van Henkemans laat deze beide Mozart werken in al hun spiritua liteit ten volle uitkomen. Henke mans is een van de weinige Mozartspelers. die het gevoel van humor bij Mozart onderkent, en deze concerten zijn met een brillante humor doorschoten. Soms schiet Henkemans eventjes door. waar Mozart al ophoudt, maar verder, wat een pittige, frisse vertolking! Het Nederlands Strijkkwartet, bestaande uit de heren Nap de Klijn, Jaap Schroder. Paul God- win en Carel van Leeuwen Boom kamp, heeft twee platen ge maakt Op de ene (Artone S 9505) spelen ze twee kwartetten van Haydn. nr. 38 in Es, op. 33 nr. 2 en nr. 79 in D, op 76 nr. 5, op de andere (Artone S 9500) twee Mozart's: nr. 19 in C. K.V. 465 (het z.g. dissonantenkwartet), en nr. 17 in Bes. K.V. 458 ('t z.g. jachtkwartet). Schoonste Onze voorkeur gaat naar de Mozart-opname uit. Niet alleen hoort men hier twee van de schoonste kamer.ntiziekwcrken, die er geschreven zijn, maar de 56 1 te speelgoedstad. Wij verlieten het in een boemeltreintje, dat zo weg gereden scheen uit een spoorweg museum. In dit treintje, dat nog Uit de vorige eeuw dateert, zat vlak tegenover ons een grootmoe dertje met een zwarte hoofddoek om en naast haar een klein meisje met, U raadt het al, een rood kapje op. Roodkapje, daar twijfelt nu niemand van ons meer aan, bestaat dus echt! ONTROERING Drie jaar later, in 1961, keerde ik naar Alsfeld terug, was weder om getuige van het „Christkind wiegen" en vierde in het dorpje Schrecksbach aan de Schwalm het Kerstfeest, tezamen met de „rood kapjes". Nu, op Kerstavond 1964, zal het twintig jaar geleden zijn, dat Alsfeld op zulk een wonder baarlijke wijze gered werd van de ondergang. Het zal met ontroering en vreugde zijn, dat ik wederom op het historische marktplein van Alsfeld. tezamen met de bevolking van deze onvergetelijke stad, het oude Luther-lied zal horen, het lied, dat met Gods hulp Alsfeld tot zegen werd: „Vom Himmel hoch, da komm ich her. Ich bring euch gute, neua Mar. Der guten Mar bring ich so viel, davon ich sing'n und sagen mill." J. J. MOSTARD HET HEEFT ZEKERE voor delen, autodidact te zijn. Cussen de grote schrijvers en ons staat geen school. Geen school die aan de ene kant te veel prijst en waarde-oordelen opdringt, en aan de andere kant maar weinig werk van de auteurs kan doorgeven. Een stemmig en voortgezet prijzen, gepaard aan fragmentarische behandeling, doodt de belang- ttelling; onverschillig of dit nu h.v. Goethe of Van Deyssel geldt. Ook op theologisch gebied is dit 'mmers zo. Al die obligate be wondering voor Luther, Calvijn, Kuyper, zonder voldoende kennis bij hen die bewonderen moeten, heeft heel wat verzet gekweekt, zo niet onverschilligheid. Veel verkieselijker is het, een om streden figuur te zijn. Algemeen bewonderde schrijvers worden museumstukken; omstreden fi guren behouden de kans op herziening van het oordeel, al thans: er blijft in hun leven, -tersoon en werk kopij zitten. Dit o*idt «Ifs van Bilderdijk. Tussen Van Deyssel en de jonge re generaties staat de school. De school die. vroeger althans, te veel opgehemeld werd en te weinig getoond heeft. De school die Van Deyssel tot een schooluitgave heeft Sereduceerd, hem voorts te eenzij- ig als Tachtiger heeft behandeld en hem daardoor ook, mét de Tachtigers, als verouderd terzijde heeft kunnen schuiven. Het valt mij altijd weer op dat de levende letterkundigen het orgaan hebben verloren Van Deyssel te waarde ren, en ik schrijf dit voor een deel toe aan leemten, die misschien aan de structuur van het middelbaar en voorbereidend hoger onderwijs inherent zijn. Om het populair te zeggen: men heeft op school de p. aan Van Deyssel gekregen en deze p. kan niet meer (twee maal) worden omgekeerd tot de b. van bewondering. Niet oud aan bod zich in vele gevallen laten leiden door een onfeilbaar instinct voor het middelmatige, bij Van Deyssel vertolking vinden wij beter afge wogen en afgewerkt dan in de Haydn-plaat. De vermaarde inzet van het „dissonantenkwartet" (waaraan het werk zijn bijnaam gekregen heeft) laat de sterke emotionele spanning bijzonder goed doorklin ken, zodat het C-dur als een bevrijding werkt. Van Renesse George van Renesse kan men gelukwensen met zijn Schubert- plaat (Artone S 9503), waarop hij de 4 Impromptu's op. 90 en de 4 Impromptu's op. 142 speelt Het gevoelige, dichterlijke en zingende toucher van deze pianist past volledig bij de karakteristieke Schubert-sfeer met zijn „bitter zoet" en zijn melancholie. Van Renesse dicht ze na en wij zouden werkelijk niet weten, welke pia nist (óók in 't buitenland) ze beter zou kunnen vertolken. De Im promptu's op. 90 zijn het geliefd materiaal voor de beginnende pianist en daarom zou het aanbe veling verdienen juist deze vier werken nog eens op een 45-toeren plaatje vast te leggen als voor beeld voor de jonge pianist Wie van clavecimbelmuziek houdt, vindt in Artone S 9501 alles wat hij zoekt: Janny van Wering speelt van Bach de Toccata, in fis <B W V 910), de eerste Partita (B W V 825) en de 15 driestemmige Inventionen. De klank van het instrument is wat scherp, wat pinnig uitgevallen, maar dat doet aan de muzikale voordracht van Janny van Wering niets af. En zoals zij de driestemmige Inven tionen speelt, is een les voor allen, die ze vroeger bij het studeren zo stomvervelend vonden. Met de Krebbers- en Van Renesse-platen is de plaat van het Danzi-kwintet de uitschieter in deze serie. Deze vijf eminente blazers. Frans Vester, Koen van Slogteren, Piet Honingh, Adriaan van Woudenberg en Bryan Pol lard, spelen het Kwintet in B op. Pantoscoop, serie pocketuitga- vendie Nederlandse en vertaal de studies gepopulariseerd brengt over vraagstukken met betrekking tot de ontwikkeling der mensheid. Uitgaven Weten schappelijke Uitgeverij NV, Am- iets nen die zich met allerlei aspecten die de toekomst der mensheid be treffen, wil bezighouden. Wie de eerste boeken uit deze serie door neemt gaat grote verwachtingen boeiend wordt in het thans schenen kwartet over de meest uiteenlopende onderwerpen ge schreven. Daar is om te beginnen „Blauw druk van de toekomst" van de in Engeland werkende hoogleraar Dennis Gabor. die drie gevaren voor de mensheid der toekomst Danzi. het 2e kwintet van F. R. Gebauer en de muziekjes „fur eine Orgelwalze" van Mozart (Artone S 9508). Deze Mozart-werkjes zijn eigenlijk voor een mechanisch orgeltje bestemd geweest en Vester heeft ze heel smaakvol en in een lichte heldere klank bewerkt voor het kwintet Een kostelijke verras sing is het blaaskwintet van Gebauer, verrukkelijke romanti sche speelmuziek, waarin hoorn en fagot een belangrijke partij toege wezen krijgen. En hoe mooi is de samenklank afgewogen en op de plaat overgebracht Tenslotte drie orgelplaten. Dr. Anthon van der Horst legde een Bach-programma vast, waarbij hij het Schnittger-orgel van de Grote Kerk te Alkmaar gebruikte (Ar tone (S) 9504): de Fantasia in C (B W V 562), „Ricercare a 6" uit „Das musikalische Opfer" (B W V 1079). de Partita „Christ der du bist der helle Tag" (B W V 766'. Prelude en Fuga in e (B W V 548) en Triosonate nr. 4 in e (B W V 528). Het is een Bach-spel in vrij hoog tempo en in een mooie, vloeiende beweging, helder en evenwichtig van klank. Vooral de beroemde e-moll Prelude en Fuga wordt in een karakteristieke uit eenzetting ten gehore gebracht. Albert de Klerk maakte twee platen: een op het Muller-orgel in de St. Bavokerk te Haarlem, waar hij de d-moll Prelude, Fuga en Chaconne van Pachelbel, het ..Concerto del Sign. Telemann appropriato all'Organo" van J. G. Walther. de e-moll Prelude en Fuga nr. 1 van Nic. Bruhns, drie Koraalspelen en het Magnificat Primo Toni van D. Buxtehude speelt. (Artone 9506). Hierbij moet u eens letten op het aardige concertje van Walther (naar Tele mann dus) en op de koraalvoor spelen. die op Kerstmis betrekking hebben. En dan worden op een van de mooiste en zuiverste rococo- orgels van ons land, dat in de Ned. Herv. Kerk te Nieuwolde, de sonates nr. I, nr. II, nr. V en nr VI van C. Ph. E. Bach uitgevoerd (Artone (S) 9510): rococo-muziek op een rococo-instrument! Hoe verrukkelijk lichtvoetig en elegant dit klinkt. Daarbij wordt men warm om het hart. Zo kan men deze Artone-serie als goed geslaagd beschouwen. Wij hopen, dat deze platen de aandacht krijgen die ze verdienen. Nieuw-Holland, het zg. voerde proza, fragmenten uit scheldkritieken, kortom alles dat bewijsmateriaal voor de tachtiger beweging was, kwam onvermijde lijk in de boekjes terecht. Het werkelijk superieure uit het zeer ongelijke oeuvre kwam en komt niet in het gezichtsveld. Het is er ongeveer mee als met de Gedich ten van den Schoolmeester. Men citeert altijd het flauw-grappige en de superieure humor komt niet aan bod. Uit de verf cultuurfilosofisch benadert: de overbevolking, de bewapenings wedloop en de overmaat aan vrije tijd. Zijn aanpak dezer vraagstuk ken zet de lezer aan het denken, verrijkt, verdiept en maakt bewust in wat voor enerverende tijd hij mag leven. „Het nieuwe atoombeeld" van Otto R. Frisch is inderdaad de zoveelste poging om meer van de kernenergie voor de belangstellen de leek te ontsluieren. Maar dan ook een o.i. zéér geslaagde! Zonder formules, zonder cijfers, op haast simpele wijze weet de auteur zijn lezer in deze „geheimzinnige" wereld binnen te leiden, geeft hij een indrigend beeld van de mo gelijkheden die de atoomfysica voor de toekomst inhoudt. De Lotharinger geleerde Pierre Bertaux schreef het boek „Mutatie van de mensheid" dat helemaal geen biologisch werk is maar de term „mutatie" (sprongsgewijze ontwikkeling) alleen van de biolo gie léént teneinde er een soortge lijke evolutie van de mensheid mee aan te kunnen duiden, meer ia het bijzonder op cultureel, so ciologisch en psychologisch niveau. Nederlander is de auteur van het boek „Bouwmeesters van morgen" dat de toekomst van de beeldende kunst tot onderwerp heeft. Het is de directeur van de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten *e Den Haag, de heer J. J. Beljon. die in dit met zeer veel illustraties verrijkte boek uiteenzet dat „de mutaties in de kunst" zullen „ein digen" bij de geïntegreerde kunstenaar, die, zo voor spelt de auteur, „tegelijk architect, beeldhouwer, schilder, dichter en misschien zelfs sociograaf en maat schappelijk werker za" zijn" (per deel ƒ8,90). Het is goed dat Van Deyssel in Harry G. M. Prick zijn Eckermann heeft gevonden. Bij Polak Van Gennep te Amsterdam is een nieu we publikatie omtrent de zonder» linge meester verschenen: Lode- wijk van Deyssel, dertien close- ups. Prick is leraar Nederlands te Heerlen; hij beheert de omvang rijke nalatenschap van Van Deys sel. Zo heeft hij het belangrijke geschrift Het leven van Frank Ro zelaar en de Gedenkschriften op nieuw en gecompleteerd uitgege ven. Prick, zo vertelt de omslag, heeft veel onbekend materiaal on der de ogen gehad. Geen wonder dat hij lang niet -.lies waarover hij beschikte in r~ annotaties heeft kunnen spui Zo zijn er een aantal artike!~n over op zichzelf staande onderwerpen ontstaan, die hier hun bundeling hebben gevon den. In het onderhavige boek vindt men uiteenzettingen over brieven van Zola aan Van Deyssel. over zijn verhouding tot Carel Vosmaer, over het sonnet „Ik ben in een zaamheid niet meer alleen", over de houding van Van Deyssels va der tot de roman Een liefde, over de verhouding tot Kloos, het ont staan en de achtergrond van Men- schen en Bergen, over de verhou ding tot „die hele kleine" F. Smit Kleine en over de relatie met André Jolles, over Van Deyssel en Gorters Verzen, over Frans Erens, over het opstel Caesar (waarvan nu het zogenaamde tweede gedeel te is gepubliceerd) enz. Uiteraard interesseert dit in de eerste plaats de vakman. Om dit alles met ple zier zo maar te kunnen lezen, moet men wel en beetje in Van Deys sel gespecialiseerd zijn. Maar al deze publikaties kunnen ertoe meewerken, dat de figuur van Deyssel steeds duidelijker uit de verf komt Tekort Zelfs de aankondiging op de om slag van het boek verraadt een tekort aan begrip voor de werke lijke betekenis van Van Deyssel. Ze wijst op diens polemisch proza, dat via Ter Braak en Du Perron tot op vandaag in de literaire kro niek zou doorwerken. Wat even wel niet doorwerkt, dat is de le vendigheid, brille, onberekenbaar heid. speelsheid en de altijd zeer intelligente woordkeus van de gro te auteur. De literaire opstellen die men vandaag leest zijn apodic tisch afbrekend of ophemelend, ordinair scheldend of saai deskun dig. Ook T. Kars. die in het (te verwaarlozen) nieuwe literaire maandblad Tegenstroom nogal eens Van- Deyssel citeert, wat op zich zelf te waarderen is, heeft in zijn stijl niets dat aan de meester her innert. Een jongere als Jan van der Vegt in het tijdschrift Contour (no. 1 van de le jaargang, oktober 1964), schrijvend over De stroom van het gedicht, schrijft zeer ern stig en zeer vervelend. Het doet bijna komisch aan, dat men een groot stilist als verouderd terzijde schuift, terwijl men niet in zijn schaduw kan staan. Dit komt om dat bijna iedereen leest wat ieder een leest en omdat iedereen ieder een napraat. Maar een literator behoort te zijn een levend mens, die over levende zaken op leven dige wijze schrijft Waar vindt men b.v. in wat geschreven wordt over de extreem - realistische literatuur van vandaag een onderscheiding zoals Van Deyssel die ergens langs zijn neus weg maakt, namelijk tussen het onzedelijke en het onvoegzame? Wie piekert over de grenslijn tus sen pornografie en literatuur komt met zulk een onderscheiding een heel eind. Grondfout De grondfout zit hierin, dat men Van Deyssel niet uit zijn tachtiger context vermag los te maken. Men moet vergeten dat er zoiets als een tachtiger be weging geweest is en zich dan verdiepen in een gecompliceer de persoonlijkheid, die evenwel volstrekt geen kijk had op zich zelf en op de waarde van wat hij schreef, juist omdat hij zich te veel met zichzelf bezighield. Wat meer voorkomt! C. RIJNSDORP De chronische onschuld, door Klaus Rifbjerg. Vertaling Jan F. de Zanger. Uitgave Contact, Ara- sterdam. jongen Tore en zijn meisje Helle. De chronische onschuld zit in de verhouding tussen de twee gymna siasten, die bij Helle wordt inge geven door schijnbare preutsheid In werkelijkheid is het de angst voor eigenschappen van haar moe der. Haar angst wordt werkelijk- neid als de moeder Tore verleidt. (200 blz., 6,50). Kil is de nevel, door Ewout Speelman. Uitgave J. H. Gott- mer, Haarlem. Freek Houter heeft lange tijd met zijn moeder in een arbeiders huisje gewoond, nadat zij de boe renhoeve hadden moeten verko pen. Eindelijk kan Freek de boer derij terugkopen. Later trouwt hij met de vrouw van de vorige eige naar, die verongelukt is. Na de dood van zijn vrouw, met wie hij jaren gelukkig heeft geleefd, eisen de kinderen het geld op dat zij in de boerderij hebben gestoken Echt boeiende boerenroman. (205 blz., ƒ9,90).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1964 | | pagina 17