Nederlandse musici komen
meer aan bod
woncler van de
oMlóleider 5Cerótnaclxt
dertien
close-ups
„Vom Himmel hoch da komm ich her'
3*
VAN DEYSSEL:
Pantoscoop
VOOR U GELEZEN
ZONDAGSBLAD
ZATERDAG 19 DECEMBER 1961
JfLADEREND in een oud
boek met romantische
gravures van Ludwig Richter
viel mijn oog op een vreemd
soortige afbeelding met een
nog vreemdsoortiger titel,
ChristkindwiegenMuzi
kanten en zangers met lam
pions op de transen van een
hoge kerktorenwaarop een
enorme kerstboom met bran
dende kaarsen was geplaatst.
Op de achtergrond lag in het
maanlicht een oud Duits
stadje met vriendelijke mid
deleeuwse „Fachwerkhauser"
zoals men die alleen in
sprookjesboeken aantreft.
Deze afbeelding kon, mijns
inziens, niet zo maar een
„kerstkaartenfantasie" zijn,
maar moest duiden op een
oud gebruik.
Nieuwsgierig ging ik na
speuren, of dit gebruik wer
kelijk heeft bestaan-
Het zoeken werd tenslotte
beloond. Het bleek dat slechts
in één Duitse stad het oude
gebruik van het Christkind-
I wiegen" in ere werd gehou
den, namelijk Alsfeld in
Ober-Hessen.
IToen ik bovendien te we
ten kwam, dat deze stad
haar 16de eeuwse karakter
J heeft weten te bewaren en in
de oorlog totaal gespaard is
gebleven, 'rijpte bij mij het
plan om daarheen een Kerst-
reis te organiseren
Mijn plari werd werkelijkheid.
In de vroege morgen van 24
december 1958 vertrokken wij per
trein naar Giessen en bereikten
van daaruit per bus Alsfeld, waar
wij tegen 5 uur 's middags in de
vallende avond aankwamen. Het
stadje, dat 10.000 zielen telt, en
als i
werkelijkheid gewor-
den kerstkaart.
Uit de Walpurgiskerk, waar de
„Heiligen Abend" werd ingeluid.
klonken kerstliederen. Toen de
dienst, ten einde was, stroomden de
Alsfelders samen op het prachtige
Marktplein om het „Christkind
wiegen" te zien. Moeders vertel-
'aan hun kinderen de eeuwen-
legende, dat het Kerstkindje
neerdalen uit de
door engelen ge-
worden in een gouden wieg
ioog op de transen van de Wal-
purgistoren.
KERSTLIED
De spanning steeg bij het na
deren van het lang verbeidde
uur. Door de vergrijsde over
dekte trap bij de kerk zagen
wij een plechtige stoet van zan
gers en blazers met lampions de
kerktoren ingaan. De klokken
begonnen te luiden, doch om zes
uur precies viel een ademloze
stilte over Alsfeld. Hoog boven
onze hoofden op de transen van
de kerktoren werd de enorme
kerstboom ontstoken en zagen
wij het flikkerende licht van de
lampions. Krachtig en duidelijk
verstaanbaar klonk van de to
ren door de heldere vrieslucht,
het ontroerende kerstlied van
Luther„Vom Himmel hoch, da
komm ich her".
Nadat het eerste couplet ver-
Slonken was, trokken de zangers
ap de brede toren van de Westzij-
Ie naar de Zuidzijde en zongen
laar het tweede couplet, om ten
slotte aan de Oostzijde met het
ierde couplet te eindigen, want
aan de Noordzijde durft zich op
deze avond géén van de zangers te
wagen. Deze duistere Noordzijde is
aet domein van de Satan. Jaren
Seleden, werd daar een overmoe
dige zanger door de duivel van de
:oren geworpen, zo vertellen ons
de Alsfelders. Dc Noordzijde ziet
uit op het kerkhof. Als om zes uur
het „Christkindwiegen" begint,
worden daar door de Alsfelders
kaarsjes aangestoken op de graven
van hun dierbare ontslapenen. Om
zeven en om acht uur wordt dc
:eremonie van het „Christkind
wiegen" herhaald. Om zeven uur
klinkt van de torentransen het 16-
dc eeuwse kerstlied: „Lobt Gott
Ihr Christen allzugleich".
GAVEN
Na dit „Christkindwiegen" van
zeven uur, waren w.j dc gast van
de zangers in de oude torenwach-
terswoning hoog boven in de Wal-
purgistoren. Ook wij ontvingen de
traditionele gaven voor het koor.
namelijk brood, worst, „Schnaps
en tabak. Samen met het koor
zongen wij om acht uur het be
roemde Oostenrijkse kerstlied
„Stille Nacht. Heilige Nacht" aan
de drie „goede" zijden van de
toren, want ook wij waagden ons
niet aan de Noordkant. Men kan
nooit weten! „Stille Nacht", inder
daad. Toen de laatste klanken van
dit lied verklonken over Alsfeld,
waren ook de laatste burgers in
hun huizen verdwenen. Een milde
stilte viel over dit oude stadje.
Nadat ook mijn medereizigers dc
toren waren afgedaald en zich op
dit. toch nog vroege uur ter ruste
hadden begeven, maakte ik alleen
een wandeling door het totaal ver
laten Alsfeld. De straatlantaarns en
ook de kerstverlichting waren
praktisch overal gedoofd. Spook
achtig bescheen het maanlicht de
contouren van de oude huizen.
Mijn voetstappen klonken hol op
de keien van de smalle straten.
Wellicht
stenen, waarover eens Luther op
zo'n donkere avond gewandeld
heeft. Achter sommige ruitei^zag
ik blijde kindergezichten, denkend,
dat ik de kerstman was. Uit ver
schillende huizen klonk gedempt
pianospel en hoorde ik kerstliede
ren zingen, terwijl de kaarsen van
de kerstboom een zwak schijnsel
wierpen op straat Ik voelde mij
als in een droom. Het was als of ik
zelf een kerstverhaal beleefde.
Zelden heb ik mij zo één gevoeld
met het verleden, ja met het tijd-
luisterden wij naar de ons zo wel
bekende woorden van het Kerst
evangelie, maar deze Blijde Bood
schap voor alle tijden en alle eeu
wen klonk ons nu als nieuw in d(
oren en vervulde ons van een
grote vreugde en dankbaarheid.
Hier in deze kerk heeft ook Lu
ther gepreekt In de bewogen da
gen, toen hij in Alsfeld verbleef
om zijn gevaarvolle reis naar d<
Rijksdag van Worms voor te be
reiden. Op het marktplein staat
nog steeds het Haus zur Schwan.
ij waar hij heeft gewond.
JUWEELT.
Alsfeld is een wonderlijke stad,
die meer „Fachwerkbauten" telt
dan het welbekende Rothenburg
ob-der-Tauber. De mooiste van de
ze „Fachwerkbauten" is het Rat-
haus, dat Luther reeds gekend
moet hebben, want het werd in
1516 voltooid. In dit pronkjuweel-
tje van Renaissance-bouwkunst
waren wij de gast van de burge
meester. Hier in de intieme raad
zaal vertelde hij ons van het
„wonder van Alsfelder Kerst
nacht". In geen enkele oorlog
heeft deze stad ernstige schade
geleden. In de Dertigjarige Oorlog,
toen praktisch alle Duitse steden
in de as werden gelegd, bleef Als
feld ongedeerd. Ja. zelfs in de 2de
Wereldoorlog is er geen bom ge
vallen en geen schot gelost.
LUCHTALARM
Op Kerstavond 1944. juist
voordat het „Christkindwiegen"
zou beginnen, werd luchtalarm
geblazen. Een eskader Ameri
kaanse bommenwerpers vloog
in de richting van Alsfeld. Om
de traditie van eeuwen niet te
doorbreken, gingen desondanks
de zangers en blazers met hun
lampions de toren op en ontsta-
loie. ,1. op deze onvergetelijke de kerstboom, de luchtbe-
kerstavond. schermingsvoorschriften nege-
/I—r-i rend. Precies om zes uur klonk
VREUoDb het „Vom Himmel hoch, da
komm ich her" over de bedreig-
De volgende morgen werden wij de stad. Het luchteskader vloog
gewekt door de klokken van Als- op dit zelfde moment vlak bo-
feld. Het was Eerste Kerstdag. In ven de huizen van Alsfeld, doch
de middeleeuwse Walpurgiskerk tot aller verbazing, maakte het
rechtsomkeert. De b ommenlast
werd uitgeworpen boven een
weiland een eind buiten de stad.
Sindsdien spreekt men van het
„Wonder van de Alsfelder
Kerstnacht".
ROODKAPJE
Alsfeld is de stad van het
„Christkindwiegen", maar ook van
Roodkapje. Ik ontmoette haar het
eerst in het Museum. Een lieftallig
jong meisje met een rood kapje op
het hoofd, verbonden met een
smalle zwarte hoofddoek en een
grote strik rond haar hals. Het
was, helaas, geen meisje van vlees
en bloed, maar een prachtige le
vensgrote pop. Deze pop droeg de
Schwalm-dracht, een klederdracht,
die thans nog door de boerinnen
wordt gedragen aan het riviertje
de Schwalm in de streek rond
Alsfeld. Op marktdagen gaan de
.roodkapjes" met hun manden
naar deze stad. Vlak bij de markt
is een fontein aan hen gewijd.
Tot het Alsfelder Kerstfeest be
hoort ook altijd sneeuw.
Deze sneeuw ontbrak, maar op
de dag van ons vertrek was Als
feld geheel-omgetoverd in een wit-
17R doet zich de laatste tijd
een merkwaardig, maar
zeer verheugend verschijnsel in
de platenindustrie voor. Meer
en meer worden Nederlandse
kunstenaars bij de opnamen
betrokken en zelfs is er kort
geleden een maatschappij opge
richt, door grote figuren uit het
industrie- en bankwezen gefi
nancierd, die uitsluitend kunste
naars uit ons land gebruiken wil
en die Willem Duys als promotor
voor dit idee heeft aangetrok
ken.
Wat deze maatschappij gaat
doen, is nog niet bekend. Maar een
platenfirma is haar al voor ge
weest. n.l. ..Artone" in Haarlem.
„Artone" heeft een serie van
platen laten uitkomen, waarop
men o.a. Herman Krebbers, Hans
Henkemans, het Nederlands
Strijkkwartet, het Danzikwintet,
George van Renes6e, dr. Anthon
van der Horst, Albert de Klerk
kan horen. Zoals men ziet, heeft Moeite
men de bekendste musici uitge
zocht en men is van plan nog mcei
Nederlandse musici voor een op
name uit te nodigen.
Een violist als Herman Krebbers
behoort tot de klasse der groot
meesters, onze organisten kunnen
het gemakkelijk tegen de buiten
landse collega's opnemen, het
Danzikwintet is ook buiten onze
grenzen uniek in zijn repertoire en
in zijn speltechniek. Maar ja, het
publiek trekt liever naar een
beroemde buitenlandse naam en
laat zich daardoor inpakken, ter
wijl de Nederlandse solist die heus
deze beroemdheid
derdoet voor een lege zaal pleegt
te spelen. Daarom komt de Neder
lander zo weinig aan bod op het
concertpodium De impresario
steekt zijn geld liever niet in hem.
omdat hij aan zijn concert niets
verdient, en een concert zelf
organiseren, kost de concertgever
veel te veel geld. Dus beperkt de
Nederlander zich tot een enkel
concert of hij belandt- bij kunst
kringen, bij een klein select
publiek in eenkleine, intieme
omgeving.
Steun
Het Is een project, dat de
grootste belangstelling en de groot
ste steun van alle muziekliefheb
bers in ons land verdient. Nog
steeds wordt de Nederlandse musi
cus en met name de Nederlandse
solist achter gesteld bij de buiten
landse. en volkomen ten onrechte.
Waf een moeite het kost in
eigen land een redelijke car
rière te maken, kan elke
musicus vertellen. Het is waar
lijk geen opbeurende situatie en
daarom juichen wij het ver
schijnen van deze Artone-platen
zo toe. Laten wij nu een voor
een bekijken en met Herman
Krebbers beginnen, misschien
de enige, die zich in een
algemene populariteit kan ver
heugen.
Herman Krebbers speelt met het
Amsterdams Kamerorkest onder
André Rieu twee vioolconcerten
van Haydn, dat in C en dat in G.
en hij doet dit werkelijk wonder
baarlijk mooi, bezielend, klank-
schoon. door en door zingend van
toon. De concertjes zijn bovendien
kostelijk, een beetje Vivaldi-ach-
tig, maar toch ook met onverwach
te vondsten, helemaal in de geest
van Haydn. Hij schreef ze voor de
concertmeester van het orkest van
vorst Esterhazy, zijn broodheer, en
wij denken wel dat deze Toma-
sini er plezier van gehad zal
hebben. Het Amsterdams Kamer
orkest onder André Rieu begeleidt
voortreffelijk en de algehele weer-
;ave klinkt prachtig! (ARTONE, S
1512)
Samen met de pianiste Danielle
Dechenne speelt Herman Krebbers
op Artone, S 9507, drie sonates, de
G-dur Sonate van Valentini, de D-
dur Sonate op. 137 van Schubert en
dc Sonatine in G op. 100 van
Dvorak. Het duo Krebbers-De-
chenne musiceert al enkele jaren
en deze werken vormen deel van
hun repertoire: volkomen op el
kaar ingespeeld zijn ze en de grote
kwaliteiten van Krebbers vinden
in het heldere, tintelende piano
spel van de Franse Danielle
Dechenne precies wat nodig is.
Luistert maar eens naar de Schu-
bert-sonate, die zo verrukkelijk
eenvoudig, ..als vanzelf" klinkt, en
naar de Sonatine van Dvorak met
haar aantrekkelijke muzikantesk-
heid.
Henkemans
Hans Henkemans heeft voor zijn
opname (Artone S 9502) twee
pianoconcerten van Mozart geko
zen, nr. 9 in Es-dur, K.V. 271 en
nr. 11 in F, K.V. 413. waarbij het
Amsterdams Kamerorkest onder
André Rieu hem assisteert. Het
intellegente, „dunne" pianospel
van Henkemans laat deze beide
Mozart werken in al hun spiritua
liteit ten volle uitkomen. Henke
mans is een van de weinige
Mozartspelers. die het gevoel van
humor bij Mozart onderkent, en
deze concerten zijn met een
brillante humor doorschoten. Soms
schiet Henkemans eventjes door.
waar Mozart al ophoudt, maar
verder, wat een pittige, frisse
vertolking!
Het Nederlands Strijkkwartet,
bestaande uit de heren Nap de
Klijn, Jaap Schroder. Paul God-
win en Carel van Leeuwen Boom
kamp, heeft twee platen ge
maakt Op de ene (Artone S 9505)
spelen ze twee kwartetten van
Haydn. nr. 38 in Es, op. 33 nr. 2
en nr. 79 in D, op 76 nr. 5, op de
andere (Artone S 9500) twee
Mozart's: nr. 19 in C. K.V. 465
(het z.g. dissonantenkwartet), en
nr. 17 in Bes. K.V. 458 ('t z.g.
jachtkwartet).
Schoonste
Onze voorkeur gaat naar de
Mozart-opname uit. Niet alleen
hoort men hier twee van de
schoonste kamer.ntiziekwcrken, die
er geschreven zijn, maar de
56
1
te speelgoedstad. Wij verlieten het
in een boemeltreintje, dat zo weg
gereden scheen uit een spoorweg
museum. In dit treintje, dat nog
Uit de vorige eeuw dateert, zat
vlak tegenover ons een grootmoe
dertje met een zwarte hoofddoek
om en naast haar een klein meisje
met, U raadt het al, een rood
kapje op. Roodkapje, daar twijfelt
nu niemand van ons meer aan,
bestaat dus echt!
ONTROERING
Drie jaar later, in 1961, keerde
ik naar Alsfeld terug, was weder
om getuige van het „Christkind
wiegen" en vierde in het dorpje
Schrecksbach aan de Schwalm het
Kerstfeest, tezamen met de „rood
kapjes". Nu, op Kerstavond 1964,
zal het twintig jaar geleden zijn,
dat Alsfeld op zulk een wonder
baarlijke wijze gered werd van de
ondergang. Het zal met ontroering
en vreugde zijn, dat ik wederom
op het historische marktplein van
Alsfeld. tezamen met de bevolking
van deze onvergetelijke stad, het
oude Luther-lied zal horen, het
lied, dat met Gods hulp Alsfeld tot
zegen werd:
„Vom Himmel hoch, da komm
ich her.
Ich bring euch gute, neua
Mar.
Der guten Mar bring ich so
viel,
davon ich sing'n und sagen
mill."
J. J. MOSTARD
HET HEEFT ZEKERE voor
delen, autodidact te zijn.
Cussen de grote schrijvers en
ons staat geen school. Geen
school die aan de ene kant te
veel prijst en waarde-oordelen
opdringt, en aan de andere kant
maar weinig werk van de
auteurs kan doorgeven. Een
stemmig en voortgezet prijzen,
gepaard aan fragmentarische
behandeling, doodt de belang-
ttelling; onverschillig of dit nu
h.v. Goethe of Van Deyssel geldt.
Ook op theologisch gebied is dit
'mmers zo. Al die obligate be
wondering voor Luther, Calvijn,
Kuyper, zonder voldoende kennis
bij hen die bewonderen moeten,
heeft heel wat verzet gekweekt,
zo niet onverschilligheid. Veel
verkieselijker is het, een om
streden figuur te zijn. Algemeen
bewonderde schrijvers worden
museumstukken; omstreden fi
guren behouden de kans op
herziening van het oordeel, al
thans: er blijft in hun leven,
-tersoon en werk kopij zitten.
Dit o*idt «Ifs van Bilderdijk.
Tussen Van Deyssel en de jonge
re generaties staat de school. De
school die. vroeger althans, te veel
opgehemeld werd en te weinig
getoond heeft. De school die Van
Deyssel tot een schooluitgave heeft
Sereduceerd, hem voorts te eenzij-
ig als Tachtiger heeft behandeld
en hem daardoor ook, mét de
Tachtigers, als verouderd terzijde
heeft kunnen schuiven. Het valt
mij altijd weer op dat de levende
letterkundigen het orgaan hebben
verloren Van Deyssel te waarde
ren, en ik schrijf dit voor een deel
toe aan leemten, die misschien aan
de structuur van het middelbaar
en voorbereidend hoger onderwijs
inherent zijn. Om het populair te
zeggen: men heeft op school de p.
aan Van Deyssel gekregen en deze
p. kan niet meer (twee maal)
worden omgekeerd tot de b. van
bewondering.
Niet oud aan bod
zich in vele gevallen laten leiden
door een onfeilbaar instinct voor
het middelmatige, bij Van Deyssel
vertolking vinden wij beter afge
wogen en afgewerkt dan in de
Haydn-plaat.
De vermaarde inzet van het
„dissonantenkwartet" (waaraan
het werk zijn bijnaam gekregen
heeft) laat de sterke emotionele
spanning bijzonder goed doorklin
ken, zodat het C-dur als een
bevrijding werkt.
Van Renesse
George van Renesse kan men
gelukwensen met zijn Schubert-
plaat (Artone S 9503), waarop hij
de 4 Impromptu's op. 90 en de 4
Impromptu's op. 142 speelt Het
gevoelige, dichterlijke en zingende
toucher van deze pianist past
volledig bij de karakteristieke
Schubert-sfeer met zijn „bitter
zoet" en zijn melancholie. Van
Renesse dicht ze na en wij zouden
werkelijk niet weten, welke pia
nist (óók in 't buitenland) ze beter
zou kunnen vertolken. De Im
promptu's op. 90 zijn het geliefd
materiaal voor de beginnende
pianist en daarom zou het aanbe
veling verdienen juist deze vier
werken nog eens op een 45-toeren
plaatje vast te leggen als voor
beeld voor de jonge pianist
Wie van clavecimbelmuziek
houdt, vindt in Artone S 9501 alles
wat hij zoekt: Janny van Wering
speelt van Bach de Toccata, in fis
<B W V 910), de eerste Partita (B
W V 825) en de 15 driestemmige
Inventionen. De klank van het
instrument is wat scherp, wat
pinnig uitgevallen, maar dat doet
aan de muzikale voordracht van
Janny van Wering niets af. En
zoals zij de driestemmige Inven
tionen speelt, is een les voor allen,
die ze vroeger bij het studeren
zo stomvervelend vonden.
Met de Krebbers- en Van
Renesse-platen is de plaat van het
Danzi-kwintet de uitschieter in
deze serie. Deze vijf eminente
blazers. Frans Vester, Koen van
Slogteren, Piet Honingh, Adriaan
van Woudenberg en Bryan Pol
lard, spelen het Kwintet in B op.
Pantoscoop, serie pocketuitga-
vendie Nederlandse en vertaal
de studies gepopulariseerd
brengt over vraagstukken met
betrekking tot de ontwikkeling
der mensheid. Uitgaven Weten
schappelijke Uitgeverij NV, Am-
iets
nen die zich met allerlei aspecten
die de toekomst der mensheid be
treffen, wil bezighouden. Wie de
eerste boeken uit deze serie door
neemt gaat grote verwachtingen
boeiend wordt in het thans
schenen kwartet over de meest
uiteenlopende onderwerpen ge
schreven.
Daar is om te beginnen „Blauw
druk van de toekomst" van de in
Engeland werkende hoogleraar
Dennis Gabor. die drie gevaren
voor de mensheid der toekomst
Danzi. het 2e kwintet van F. R.
Gebauer en de muziekjes „fur eine
Orgelwalze" van Mozart (Artone S
9508). Deze Mozart-werkjes zijn
eigenlijk voor een mechanisch
orgeltje bestemd geweest en Vester
heeft ze heel smaakvol en in een
lichte heldere klank bewerkt voor
het kwintet Een kostelijke verras
sing is het blaaskwintet van
Gebauer, verrukkelijke romanti
sche speelmuziek, waarin hoorn en
fagot een belangrijke partij toege
wezen krijgen. En hoe mooi is de
samenklank afgewogen en op de
plaat overgebracht
Tenslotte drie orgelplaten. Dr.
Anthon van der Horst legde een
Bach-programma vast, waarbij hij
het Schnittger-orgel van de Grote
Kerk te Alkmaar gebruikte (Ar
tone (S) 9504): de Fantasia in C (B
W V 562), „Ricercare a 6" uit
„Das musikalische Opfer" (B W V
1079). de Partita „Christ der du
bist der helle Tag" (B W V 766'.
Prelude en Fuga in e (B W V 548)
en Triosonate nr. 4 in e (B W V
528). Het is een Bach-spel in vrij
hoog tempo en in een mooie,
vloeiende beweging, helder en
evenwichtig van klank. Vooral de
beroemde e-moll Prelude en Fuga
wordt in een karakteristieke uit
eenzetting ten gehore gebracht.
Albert de Klerk maakte twee
platen: een op het Muller-orgel in
de St. Bavokerk te Haarlem, waar
hij de d-moll Prelude, Fuga en
Chaconne van Pachelbel, het
..Concerto del Sign. Telemann
appropriato all'Organo" van J. G.
Walther. de e-moll Prelude en
Fuga nr. 1 van Nic. Bruhns, drie
Koraalspelen en het Magnificat
Primo Toni van D. Buxtehude
speelt. (Artone 9506). Hierbij moet
u eens letten op het aardige
concertje van Walther (naar Tele
mann dus) en op de koraalvoor
spelen. die op Kerstmis betrekking
hebben. En dan worden op een van
de mooiste en zuiverste rococo-
orgels van ons land, dat in de Ned.
Herv. Kerk te Nieuwolde, de
sonates nr. I, nr. II, nr. V en nr
VI van C. Ph. E. Bach uitgevoerd
(Artone (S) 9510): rococo-muziek
op een rococo-instrument! Hoe
verrukkelijk lichtvoetig en elegant
dit klinkt. Daarbij wordt men
warm om het hart.
Zo kan men deze Artone-serie
als goed geslaagd beschouwen. Wij
hopen, dat deze platen de aandacht
krijgen die ze verdienen.
Nieuw-Holland, het zg.
voerde proza, fragmenten uit
scheldkritieken, kortom alles dat
bewijsmateriaal voor de tachtiger
beweging was, kwam onvermijde
lijk in de boekjes terecht. Het
werkelijk superieure uit het zeer
ongelijke oeuvre kwam en komt
niet in het gezichtsveld. Het is er
ongeveer mee als met de Gedich
ten van den Schoolmeester. Men
citeert altijd het flauw-grappige en
de superieure humor komt niet
aan bod.
Uit de verf
cultuurfilosofisch benadert: de
overbevolking, de bewapenings
wedloop en de overmaat aan vrije
tijd. Zijn aanpak dezer vraagstuk
ken zet de lezer aan het denken,
verrijkt, verdiept en maakt bewust
in wat voor enerverende tijd hij
mag leven.
„Het nieuwe atoombeeld" van
Otto R. Frisch is inderdaad de
zoveelste poging om meer van de
kernenergie voor de belangstellen
de leek te ontsluieren. Maar dan
ook een o.i. zéér geslaagde!
Zonder formules, zonder cijfers, op
haast simpele wijze weet de auteur
zijn lezer in deze „geheimzinnige"
wereld binnen te leiden, geeft hij
een indrigend beeld van de mo
gelijkheden die de atoomfysica
voor de toekomst inhoudt.
De Lotharinger geleerde Pierre
Bertaux schreef het boek „Mutatie
van de mensheid" dat helemaal
geen biologisch werk is maar de
term „mutatie" (sprongsgewijze
ontwikkeling) alleen van de biolo
gie léént teneinde er een soortge
lijke evolutie van de mensheid
mee aan te kunnen duiden, meer
ia het bijzonder op cultureel, so
ciologisch en psychologisch niveau.
Nederlander is de auteur van het
boek „Bouwmeesters van morgen"
dat de toekomst van de beeldende
kunst tot onderwerp heeft. Het is
de directeur van de Koninklijke
Academie voor Beeldende Kunsten
*e Den Haag, de heer J. J. Beljon.
die in dit met zeer veel illustraties
verrijkte boek uiteenzet dat „de
mutaties in de kunst" zullen „ein
digen" bij de geïntegreerde
kunstenaar, die, zo voor
spelt de auteur, „tegelijk architect,
beeldhouwer, schilder, dichter en
misschien zelfs sociograaf en maat
schappelijk werker za" zijn" (per
deel ƒ8,90).
Het is goed dat Van Deyssel in
Harry G. M. Prick zijn Eckermann
heeft gevonden. Bij Polak Van
Gennep te Amsterdam is een nieu
we publikatie omtrent de zonder»
linge meester verschenen: Lode-
wijk van Deyssel, dertien close-
ups. Prick is leraar Nederlands te
Heerlen; hij beheert de omvang
rijke nalatenschap van Van Deys
sel. Zo heeft hij het belangrijke
geschrift Het leven van Frank Ro
zelaar en de Gedenkschriften op
nieuw en gecompleteerd uitgege
ven. Prick, zo vertelt de omslag,
heeft veel onbekend materiaal on
der de ogen gehad. Geen wonder
dat hij lang niet -.lies waarover hij
beschikte in r~ annotaties heeft
kunnen spui Zo zijn er een
aantal artike!~n over op zichzelf
staande onderwerpen ontstaan, die
hier hun bundeling hebben gevon
den.
In het onderhavige boek vindt
men uiteenzettingen over brieven
van Zola aan Van Deyssel. over
zijn verhouding tot Carel Vosmaer,
over het sonnet „Ik ben in een
zaamheid niet meer alleen", over
de houding van Van Deyssels va
der tot de roman Een liefde, over
de verhouding tot Kloos, het ont
staan en de achtergrond van Men-
schen en Bergen, over de verhou
ding tot „die hele kleine" F. Smit
Kleine en over de relatie met
André Jolles, over Van Deyssel en
Gorters Verzen, over Frans Erens,
over het opstel Caesar (waarvan
nu het zogenaamde tweede gedeel
te is gepubliceerd) enz. Uiteraard
interesseert dit in de eerste plaats
de vakman. Om dit alles met ple
zier zo maar te kunnen lezen, moet
men wel en beetje in Van Deys
sel gespecialiseerd zijn. Maar al
deze publikaties kunnen ertoe
meewerken, dat de figuur van
Deyssel steeds duidelijker uit de
verf komt
Tekort
Zelfs de aankondiging op de om
slag van het boek verraadt een
tekort aan begrip voor de werke
lijke betekenis van Van Deyssel.
Ze wijst op diens polemisch proza,
dat via Ter Braak en Du Perron
tot op vandaag in de literaire kro
niek zou doorwerken. Wat even
wel niet doorwerkt, dat is de le
vendigheid, brille, onberekenbaar
heid. speelsheid en de altijd zeer
intelligente woordkeus van de gro
te auteur. De literaire opstellen
die men vandaag leest zijn apodic
tisch afbrekend of ophemelend,
ordinair scheldend of saai deskun
dig. Ook T. Kars. die in het (te
verwaarlozen) nieuwe literaire
maandblad Tegenstroom nogal eens
Van- Deyssel citeert, wat op zich
zelf te waarderen is, heeft in zijn
stijl niets dat aan de meester her
innert. Een jongere als Jan van
der Vegt in het tijdschrift Contour
(no. 1 van de le jaargang, oktober
1964), schrijvend over De stroom
van het gedicht, schrijft zeer ern
stig en zeer vervelend. Het doet
bijna komisch aan, dat men een
groot stilist als verouderd terzijde
schuift, terwijl men niet in zijn
schaduw kan staan. Dit komt om
dat bijna iedereen leest wat ieder
een leest en omdat iedereen ieder
een napraat. Maar een literator
behoort te zijn een levend mens,
die over levende zaken op leven
dige wijze schrijft
Waar vindt men b.v. in wat
geschreven wordt over de extreem -
realistische literatuur van vandaag
een onderscheiding zoals Van
Deyssel die ergens langs zijn neus
weg maakt, namelijk tussen het
onzedelijke en het onvoegzame?
Wie piekert over de grenslijn tus
sen pornografie en literatuur komt
met zulk een onderscheiding een
heel eind.
Grondfout
De grondfout zit hierin, dat
men Van Deyssel niet uit zijn
tachtiger context vermag los te
maken. Men moet vergeten dat
er zoiets als een tachtiger be
weging geweest is en zich dan
verdiepen in een gecompliceer
de persoonlijkheid, die evenwel
volstrekt geen kijk had op zich
zelf en op de waarde van wat
hij schreef, juist omdat hij zich
te veel met zichzelf bezighield.
Wat meer voorkomt!
C. RIJNSDORP
De chronische onschuld, door
Klaus Rifbjerg. Vertaling Jan F.
de Zanger. Uitgave Contact, Ara-
sterdam.
jongen Tore en zijn meisje Helle.
De chronische onschuld zit in de
verhouding tussen de twee gymna
siasten, die bij Helle wordt inge
geven door schijnbare preutsheid
In werkelijkheid is het de angst
voor eigenschappen van haar moe
der. Haar angst wordt werkelijk-
neid als de moeder Tore verleidt.
(200 blz., 6,50).
Kil is de nevel, door Ewout
Speelman. Uitgave J. H. Gott-
mer, Haarlem.
Freek Houter heeft lange tijd
met zijn moeder in een arbeiders
huisje gewoond, nadat zij de boe
renhoeve hadden moeten verko
pen. Eindelijk kan Freek de boer
derij terugkopen. Later trouwt hij
met de vrouw van de vorige eige
naar, die verongelukt is. Na de
dood van zijn vrouw, met wie hij
jaren gelukkig heeft geleefd, eisen
de kinderen het geld op dat zij in
de boerderij hebben gestoken
Echt boeiende boerenroman. (205
blz., ƒ9,90).