Sinterklaas Kapoentje wat in gooi DE FLUIT, de zilveren j ^ijn verlanglijstj< OPSTAND DER HORDE I" Ruimte voor ons. ZATERDAG 5 DECEMBER 1964 gelezen, n grip voor mijn beroerdheid was erhter een andere dan die van zijn figuren. Zie je, daar had j-e ze weer; op de gracht tegenover mij schaatsten zeven Sinterklazen. Walgelyk. Enig respect was er tegenwoordig niet ineer bij. Jongetjes van zes jaar vra gen hun vader op 4 december: ,.Pa, doe je morgen dat gekke pakkie weer an?" De ontheiliging nam elk jaar toe, terwijl ik, d-e ware Sinterklaas, nog bestond. Ik besloot er iets aan te doen. Enkele mensen wist ik te over tuigen, lieden die zich reeds voor tal van groeperingen verdienstelijk had den gemaakt. Zulke mensen kennen het vak. We stelden een proclamatie op, die we in de hele stad over de stuitende kreet „Botweg 100%?!" „Iedere tijd heeft ten slotte zijn eigen problematiek", mompelde ik, terwijl ik langs de proclamaties liep, waarop duidelijk de woorden „Er is maar één Sinterklaas" stonden. Vervolgens wandelde ik naar huis te rug, nadat ik in een portiekje nog even zo'n amateur-Sinterklaas had afgetuigd. Want vitaal ben ik nog wel. Nauwelijks zat ik achter mijn thee met speculaas of ik hoorde een groot tumult. Ik keek naar buiten en zag honderden mensen met hoge, witte mutsen op. „De banketbakkers", dacht ik, „de middenstand begint eute. Hij had kennelijk e zin. Daar sneuvelde al een ruit en al spoedig stormden de eersten mijn kamer binnen. Ik werd opgepakt en in triomf door de stra ten gesleept. Kinderen, die er ple zier in hadden, mochten van hun moeder mij een schop geven, want ik was iemand die de jeugd op het ver keerde pad bracht. En ze schopten me; ik had me kinderen altijd heel anders voorgesteld. Door de volksvergadering, die on rustig verliep (de banketbakkers had den de macht gegrepen) werd ik veroordeeld tot zwarte Piet, die door kinderen niet roeden mishandeld moest worden. Krysend stortte de menigte zich op mij. Op dat moment, zoals in de mees- - - te dromen op het kritieke ogenblik, werd ik wakker. Op mijn stoel lag mijn sinterklaaspak en ik bedacht hoe ik de kinderen vanavond zou toespreken. KEES VAN ALDERWEGEN hij springt hoger dan zijn staf In naam der wet haalt ie ook rakkers i Sinterklaas bestaat niet. Nou, waar maken we ons dan alle maal zo druk óver? De Leidse student zal in de toe komst herkenbaar zyn aan een spe ciale trui die 16,- zal gaan kos- Voorwaar een koopje, maar daar is ook alles mee gezegd. Krant meldt: „Nijmeegs congres hoog zich over jeugdige werkne mers". Vaag punt bleef: hoe staat deze jeugdige werknemer t.o.v. wat er aan zijn culturele vorming ge- dokterd wordt? Drs. Stoop beken de. dat er weinig bekend is over de feitelyke houding van de jeugd We vatten samen: Vast staat, dat de jeugd zich buigt over het werk, er niet onder gehukt gaat en mis schien geen feitelijke houding heeft. Aardig congres. Ter gelegenheid van de geboorte van Rozenburgs zesduizendste in woner werden door de burgemees ter aan de ouders van de baby zes duizend centen aangeboden. Ja, ja, ze letten daar wel op de kleintjes. Zeer tegen dc zin van Rudy Car- rell hebben de Mountics besloten Rudy had het kunnen weten: Mui terij op de Mountie. nu zat hij stilletjes vaak lang voor het raam en wist niet wat hij er eigenlijk deed. „Je hebt me niet veel te ver tellen", fluisterde zij. Hij schud de van nee, en zei: „Nee, niet veel te vertellen". Hij had ook niets meegemaakt. Zijn hele le ven nadat zij er niet meer was, had bestaan uit een voortdurend pogen de weg terug te vinden. Zij had hem daarvan, afgeleid; met haar wilde hij wel oud wor den, met zijn neus in de dood gedrukt worden, maar alleen ging het niet. „Ik moet weer weg", zei ze en ze stond op en liep de kamer uit, de gang door en de deur uit. De oude man zat huilend in zijn stoel. Onbeweeglijk zittend huilde hij als een kind dat naar zijn zin niet gauw genoeg groot en volwassen wordt. Op straat speelde een draaiorgel: „Zie de maan schijnt door de bomen". TOM VAN DEEL De oude weduwnaar had op zijn verlanglijstje, tussen wat huisraad en boeken, ge zet: mijn vrouw. Niemand keek daar vreemd van op, want er was niemand die iets geven wou aan de oude man; dus ook niemand die het lijstje wilde hebben. Toch had hij het geschreven: aard appelmesje, nieuwe schoenen,' niijn vrouw, „De Winterreis". En zo gebeurde het toch, dat plotseling, in de kou en de re gen, zijn vrouw voor de deur stond, toen hij, nadat er gebeld was, open had gedaan Ze glim lachte, alsof ze al twintig levens achter de rug had, en zei zacht: „Je hebt me verwacht?" De man knikte weer. Ze liep de gang door de kamer in, en ging zitten op de bank die er vervuild en versleten uitzag. De oude man was achter haar aan gekomen en bleef voor haar staan toen zij daar zat Hij keek Ze was sober gekleed in een losse jurk. Haar haren werden gedeeltelijk door een groene band naar achteren gehouden. „Ga zitten", zei ze. De man ging tegenover haar zitten. zou hem meenemen; hij wilde het. „Je hebt een jonge vrouw ge had", zei ze. Hij zag zichzelf: dagen achtereen, jaren lang, met zijn neus naar het verleden, rui kend, snuffelend of er nog iets bewoog en geurde. Of hij haar kon laten lachen, door onder haar kin op de foto te kietelen. Of hij, door een boek van vijftig jaar geleden goed te lezen, weer kon-leven in die heerlijke, stro mende sfeer van toen hij het voor het eerst las. Onvermoeid groef hij zich in zijn herinne ringen, en gooide hij het zand in eigen ogen en op eigen rug, zo dat hij toegedekt werd en vaak moeilijk terug kon komen. Hij was krom en voelde zich zwak. Zijn gezicht, dat lang open was gebleven, viel nu dicht met grote rimpels en plooien. De beweeglijkheid waarom zij hem altijd geprezen had en die hij had behouden tot haar dood, was daarna snel afgenomen en Haar handen lagen gevouwen in haar schoot; hij kende alles van die handen. Het litteken bij de vinger, van toen ze samen van de fiets waren gevallen; hij kon het zien. Hij zag ook voor zich hoe ze vielen. Met de stu ren in elkaar was die val on vermijdelijk. Haar hand en een voet bloedde; het bloed liep door haar kous. Hij mankeerde niets en stond hulpeloos met twee verbogen fietsen tegen zich aan. Toen had hij ineens ge schreeuwd dat zij als de bliksem moest ophoepelen naar huis, want dat hij haar nog zag dood bloeden. Zij was huilend wegge- d. Hij ligt in bed. Na de intocht thuis, of zomdar in de tram, en in zijn handen komt de I van Sinterklaas is het begon- hem vragen Sinterklaasliedjes onrust weer. Hij stapt het bed nen, de angst, zodat hij niet te zingen. En dan nog de tan- in. Onder de dekens denkt hij I I slapen kon. Overdag is hij tes thuis. De ongetrouwde tan- aan de jongens die toch nog er- bang voor de mensen die,. in tes die altijd alsof ze menen ger dingen hadden gedaan, winkels, tijdens een visite het jaar nog goed te kunnen Een jongen uit zijn klas had I maken in december de da- eens in een inktkoker, onder 1gen nog kouder komen maken, de inktpot, een ijzeren veertje I Steeds weer vragen ze hem of geperst en toen, met veel moei- hij nu het gehele jaar heus wel te, het schuifje dichtgedaan. lief is geweest. Alsof ze het Het meisje dat de koker open- I weten van de fluit... de, kreeg de inkt in haar ge ledere avond zingt hij, met zicht en over haar kleren. I ernst en devotie, zijn Sinter- °f *}jn buurjongen: dat was I klaaslied. De tantes luisteren Die had een kleine rat, bij de kachel als twee oude, bovenop het dak, de kop afge- I koude mussen. Zouden ze het sneden. Daarna, misschien toch weten? van de schrik, was hij van het - Hij stapt uit bed en zoekt op dak tussen de sloopauto's ge- I I de tast in het donker de fluit, sprongen. Hij was zo bebloed de zilveren. Hij blaast. De dat iedereen meende hem erg I I twee gaatjes houdt hij dicht, gewond te zien. Z'n vader had want misschien kan moeder nog gezegd, nadat hij het ver- het geluid horen, en vragen.haal had gehoord: „Daar is de psychiater later weer goed I IZ: 'z'n neefje, de koorknaap, I I hemelte jeuken. H.j k.jkt naar di h rooms_kathZ_ I de fluit en ziet zich weer klein ,- I meehollen achter de hoge ca- Pf,™ ff 1 léche aan. Hij hoort de paarden h.a±. SJZ dat nij soms stiekem windjes e m a iTP het altaar liet. I I Sint blaast op de flmt en de I I*6'e". 5J00'6Sn08Pj"l. tJtSen Sinterklaasfluit haast het erg- 1 fUJZ Za. e wat hij niet en nooit """i f anderen. Dan b Hj t eIke m0 hZ "e n,.Z. in zijn schoen bij de kachel I Het .Zen ntl hl' wat Akkers vindt. Alsof de I sen. Het snoep was met be- sint een svMetje speelt. Dan krijgt hij het idee... hij I den kleine han- sfcmt op> „eemt de trekt I I zijn sokken aan en sluipt de Hij bleef bij de calèche, zelfs trappen af. In het donker voelt I toen alles al voorbij was. Er hij bij de kachel dat z'n schoen waren geen kinderen meer, nog leeg is. Hij legt de fluit i geen grote mensen. Het was erin, gaat naar boven en valt decemberdonker geworden. De triomfantelijk en direct in wagen stopte voor een restau- slaap. I rant en iedereen stapte uit. Hij En ik, die dit verhaal heb bleef staan kijken. Eerst naar geschreven en er dus alles van I Sinterklaas, dan naar de Pie- afwist, ben deze nacht nog ten en de koetsiers en keek „door de schoorsteen geklom- I I hoe ze naar binnen gingen, men". Ik heb de fluit, de zilve- I IToen pas keek hij naar de ren, uit de schoen gehaald en paarden en zag hij de fluit op er een marsepeinen voor in de I het rode kussen. plaats gelegd. Het is heerlijk,1 IEven, even was hij zijn weer eens echt Sinterklaas te angst vergeten. Maar nu hij de kunnen zijn. fluit weer ziet in gedachten, ROLF HOEKSTRA

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1964 | | pagina 14