Dodelijke -.Ti verveling van hier tot ginder ervelm m t verkeer "Ruimte voor ons. qeöicht ZATERDAG 10 OKTOBER 1964 EEN PAGINA VOOR OE JEUGD. SAMENGESTELD DOOR EEN JONGERENREDAKTIE Op deze pa ei ii a heeft de Rui b\j de kop genomen en het is, l doeld. Ieder van ons kent het o eeker beginnet Maar hoe beschrijf je het zó, dat ook ar bij betrokken weten? Toch moeten t inhaken. En ai zien we wellicht allerlei facetten over het hoofd. hier zijn er in elk geval een paar aan de orde gesteld. Zijn we aan het generaliseren geslagen? Valt het best mee? Is het anders? Schryf ons dan hoe jy (of ut erover denkt. Deze pagina is een uitdaging: leven wij bewust, beseffen wy dat we er iets van moeten maken of zyn wjj al op de vlucht? HOE VERBUIG JE DAT EIGENLIJK: zioh verve len. Ik verveel me jij ver veelt me, of: ik verveel me, jij verveelt je? Onderwerp en lijdend voorwerp kunnen gewijzigd worden naar ge lang men niet of wel in suk- sesvolle kommunikatie ge looft. Vast staan doet alleen de eerste persoon meer voud: Wij vervelen ons, wie dat dan ook zijn mogen: el kaar, onszelf of beide. Wat is verveling? De schrijvers hebben er hun zegjes over gezegd. Goethe: ,,Als apen zich konden ver velen, zouden het mensen worden". Graaf De Lévis: ,,De verveling is een ziekte waartegen arbeid een mid del is; het plezier is slechts een lapmiddel". Jules Re- nard: ..Het leven is kort maar de verveling ver lengt het. Geen enkel leven is zo kort of de verveling vindt er wel een plaats". Al fred de Vigny: ,,De verve ling is de ziekte van het le ven' Gemeengoed loof dat het Christendom zich tegen sport en dergelijke zaken op zondag (al of niet terecht) verzet heeft, omdat het daarin zonde zag. omdat het voet geven aan verveling, zij het dan aan de bestrijding daarvan, is. En dat zou een concessie zijn. Zonde correspondeert met mijn begrip van verveling. Verveling is voor mij een negatie, een ontbreken, een passiviteit. Dodelijke verveling Verveling is een toestand, ien manier van bestaan. Een leven zonder zin, zonder doel; het gevoel dat je een steriel, onvolledig leven leidt, dat je in zekere zin dood bent. De daad ontbreekt, letterlijk of pregnant. Kortom, men doet niets of men heeft het gevoel dat men niets doet. Waarom is dit besef dode lijk? Verklaard kan het wel worden, dat hebben we gezien. In verband' met die welvaart (die in sociaal opzicht vrijwel synoniem is met „geestelijke no den") heeft men de beschikking over een steeds groter wordende vrije tijd. Voor velen een teveel. Men is blij als het weekend ,u, b,. 5 voorbij is. Want in West-Europa staat het werk nog steeds cen traal. Maar de omvang, de kwan titeit van datzelfde werk neemt af. Een week werd vijf dagen. Een weekend vormt bijna een derde van de kalenderweek. Hoe vul je die in de schoot geworpen, lege, resterende tijd? Het „tekort" Lichamelijk voornamelijk. Men bedrijft sport, of tenminste praat men hard. zet muziek har der aan. om de stilte op te heffen. Sport, film, t.v., muziek: snelheid, beweging, geluid, kleu ren. Maar zo hef je de stilte niet op. Je maakt hem hoogstens on hoorbaar voor een ogenblik, een dag, een week of langer. Dat is vechten tegen de bierkaai. Heeft men de verveling een maal bewust beleefd als verstik kend, dan houdt men op haar op deze simpele manier onhoorbaar en onzichtbaar te maken, te ver- De gebroeders de Goncourt konden nog schrijven: „De ver veling is misschien een privilege. Domme mensen voelen hun ver veling niet". Deze uitspraak is verouderd. Verveling, vroeger voorrecht van snobs („le mal du beau monde") is gemeengoed ge worden. Verveling is een betrek kelijk modern begrip. Modern althans is het bewustzijn ervan, de rekenschap die men zich geeft. Psychologisch wordt verveling gedefinieerd als energie, die zich tegen zichzelf keert, daar ze geen doel heeft. Gefrustreerde energie, kortom. Taalkundig bezien is het woord gevormd van velen ondergaan), met het (hier) on gunstige voorvoegsel ver-. Het Duitse verfehlen betekent mis- Verveling snijden Men eet patat, voegt zich bij geestverwanten (dit woord krijgt in dit verband ongewild een ironische nuance!) en gaat bioscoopwaarts, een soort Clubs voor Verveling. Daarbij eet men kauwgom. Men beëindigt zijn zinnen bij voorkeur met „of zo iets". Een moderne manier van zwijgen is „O" zeggen. Kijk naar mensen bij bushaltes, in treinen, naar glimlachende groepen mu seumbezoekers. Mensen, die sta ren, hun schouders ophalen, trommelen met hun vingers, ga pen, niet luisteren. Dan is er de verveling van slapende kerkgan gers. Je kunt de verveling bijna snijden. Degene die dit alles ziet. heeft verveling betrapt. Hij gaat erover nadenken. Verloren toekomst Waar komt die verveling dan vandaan? Het is hier het ogenblik om het zoveelste over Welvaart te zeggen. De „zorg" (in de eerste plaats van in leven te blijven, broodverdienen dus, vervolgens wat uitgebreider tot „onmisbaar comfort", d.w.z. ge noeg geld verdienen) is geen probleem meer. Een toekomst is daarmee een vrijwel afgedane zaak geworden. Want morgen zal een nieuw vandaag zijn, in niets verschillend van vandaag. An dere dagen zijn er nauwelijks meer. Je zou een beetje barok kunnen zeggen: materieel lijken we de eeuwigheid wel bereikt te hebben. En dit nu biedt een gelegenheid tot verveling. Im mers: het werk is (vrijwel) een zekerheid. Hongerlijden en werkloosheid zijn (in Europa tenminste) de wereld uit. Maar dat werk vult niet de hele dag. Als het materiële verlang lijstje leeg begint te worden, kan verveling optreden. mommen of te verdringen. Niet langer sluit je de ogen, de zon nebril gaat af. We verstoppen de verveling of onszelf niet meer. We worden wakker, kortom, en blijven dat. We voelen het be roemde „Tekort". We merken zowel ons zwijgen als ons ru moer. We merken, dat er geen contact is, vaak. Voor de naam geving van dit gevoel kunnen we putten uit een arsenaal, door psychologen, wijsgeren enz. ont worpen, om dit tekort aan te tonen of te motiveren. Eenzaam heid, angst, vertwijfeling, ver vreemding, leegte, het absurde, noem maar op. Grote woorden vervelend zijn, dat ze je een dag laten verliezen in vijf minuten", schreef iemand. Verveling is een probleem van tijd, plaats, rich ting, leven, dood. Ja!! Had men vroeger geen tijd voor verveling (misschien....), nu heeft men geen tijd voor de bestrijding ervan (denkt men...), of geen zin, of geen moed. Dit zijn grote woorden. Maar ze slaan op grote dingen. Leven is een constant gevecht met de tijd. Materieel („tijd is geld") wordt dit inge zien. Waarom voor de rest niet? Omdat er geen rest is, zeggen sommigen. Maar zij zeggen dit al te snel. Hoe weten ze dat? Pre diker had daar toch ook een heel leven voor nodig! Overtuig je telf.... Het gaat erom. de konse- kwenties en de mogelijkheden te zien en daarnaar te handelen. Luiheid moet geëlimineerd wor den. Er moet maximaal geleefd worden. We hebben het eeuwige leven niet! Nu nog niet, althans. Als er dan geen doel is, kan dat gezocht, gevonden, eventueel ge maakt worden. Opstand (ing) Je kunt vermoeid berusten. Daar zijn velen sterk in, de onverschilligen. Je kunt ook in teresse tegenover verveling stel len. Interesse: aanwezig zijn en belang stellen. Verveling is een doodzonde. Christus, de totale opstandeling, doodde zonde, tijd, verveling, door zijn zelfgekozen dood. Hij bracht de relativiteit Voor de rest volsta Horatius: „De dood bereikt ook hen die vluchten". TJIT REINSMA een nare golfslag. Toen ging i per boot. Nou ja, dat is torli o< fatale. President Johnson heeft de Fran sen tot op het bot beledigd door Napoleon als een Italiaan stempelen. Parys noemt d „dwaasheid". Franse histoi zen erop dat „Corsica al i be- Frans grondgebied was, toen poleon werd geboren". Zeker, maar wérd Napoleon !i wel geboren? O, die Fran toch.... Rakkers! I In het wetsvoorstel over de v belasting staat o.ni.: „De we waarvoor weggeld moet won betaald, moeten nog worden i gewezen." O! Wy dachten: worden aangelegd. Zonde Wat doe je dan"' Je gaat naar een bioscoop, een kerk. het buitenland. Je zoekt iemand op Je gaat kaarten, vissen, lezen, je met postzegels of postduiven be zig houden. Maar je gaat iets doen. Verveling wordt, al dan niet bewust, algemeen gezien als een onprettige gewaarwording. Je komt het woord niet zo vaak tegen. Bij Christenen bijna hele- jnaal niet. Waarom niet? Ik ge- Op zijn buik hing hij half uit- het coupéraam. En verder nog liet hij zich zakken tot het raam hem iets boven de knieën sneed. Als zijn ogen nu niet dicht waren en zijn ogen waren niet dicht, wist ik dan zag hij de versteende aar de onder zijn uitgestrekte ar men wegdaveren. In de trein hielden wij hem, ieder aan een van zijn militaire kistjes, met beide handen vast. Hij duwde zich af tegen de buitenwand van de trein en strekte zich. Wij draaiden het ene been over het andere. Hij wentelde zich om en klemde het coupéraam in de kniehol ten. Zo hing hij aan de trein met in de ogen de dravende ruimte van hemel en wolken. De andere soldaten verdron gen zich in de overige ramen, met verwondering, omdat zij hem zagen hangen, iets wegge drukt door de wind. Met hulp van die wind zwaaide hij naar het andere treinraam, totdat hij het vast had. Wij lieten op het laatste moment zijn benen los, terwijl hij door het open raam naar binnen werd gehesen. Met de handen zwart, de ogen rood en snel gedroogde tranensporen op de wangen, haalde hij met zijn pet de door weddenschap gewonnen sigaretten en gul dens op. Ik denk aan deze militair om dat ik, evenals hij in de trein, me verveel in de auto op de lange lege weg. Ik denk aan haar... want zij was bang gewor den toen ik vat» de soldaat ver telde, bang, hoewel ik het alleen verteld had vanwege de verve ling. Daarom zei ik haar niets van de bierflesjes die wij uit het treinraam staken om ze stuk te laten slaan tegen de betonnen palen. Ik denk aan de kinderen in de trein. De zomertrein. Zij renden door het gangpad, schreeuwden of huilden en zij wilden niet naar buiten kijken. Want al die kinderen begrepen het Zij wil den aan de noodrem trekken omdat er, dat voelden zij in hun onrust, iets gebeuren moest. Er mag niets gebeuren, zeiden de vaders. De vaders pelden de pin da's in een stukgelezen krant en aten bananen. Ik denk aan het kleine knulle tje in de tram. die tegen z'n moe der zei: „Een tram is veel moei lijker te besturen dan een auto. hè? Want een trambestuurder moet precies in de rails rijden" En ik, op de grote weg. ik denk: „Ik ben het niet die rijdt, maar het is de weg onder mij De berm langs de weg rijdt mee en de bomen daarboven De boerderijen rijden en het land daartussen. Ver en langzaam gaat de horizon en hoog rijden de wolken". Zo doden wij verveling. Want een fietser tracht bij elke derde trap met het pedaal in de onderste stand, op gelijke hoogte van een lantaarnpaal te komen. Een wandelaar wil bij iedere stap nooit trappen op de rand, maar midden in de tegel. Een melkboer hoort in het rin kinken van zijn flessenkar het „Hand in hand kameraden" en hij neuriet mee. De jongen, op weg naar school, draaft met wijd uitgespreide zijn „openbaar ve rails te mikken - spoort hij. Een kind hinkelt niet op straat, maar op de ramen van een wol kenkrabber. Zo denk ik en rij. met de auto honderdveertig, op de grote weg. Of rijdt het beton onder mij? Soms. wanneer de weg zich oer" in de buigt in een bocht, wil ik het anders ont- stuur vastzetten, met het gas op de plank, om te zien. Is dit vc et op straat, veling? Of verveel ik mij nif 'an een wol- Misschien weet ik het, wa neer ik ouder geworden ben en de trein mijn pinda's pel in n stukgelezen pagina als deze ROLF HOEKSTRA Elke -tap die ik .Ine, is er e< en dezelfde, van of naar hui». Gesteld dat ik een hui» heb. Ik loop van de Singel naar de Herengracht, daar kijk ik in het water. Zie drijven: bladeren, hout. elkaar innig hebben liefgehad. Ik kijk naar de huizen, trippel over de geveltje» de lucht i en er niets gebeurt. aan de sneeuw en de verkleumd! alsof ik niets beters le doen Gesteld dat ik iets beter» te doen V (Het is herfst. Mijn haren vallen TOM VAN DEV DOMINEE Hij ziet op hen neer en praat met vrome broeder» en zu«trr* ra die nog komen goed gaat «ui daarvoor ,ijn i, grsrhapwU j MARTEEN W. SNOEI

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1964 | | pagina 18