GOUDA t. i r* t woekert niet met rijk bezit DUITSE AUTEURS geven visie op Rusland DE VERFIJNING DER GENADE N - Meesters der vertelkunst ZATERDAG 4 JU LI 1964 ZONDAGSBLAD Catharina Gasthuis kostelijk juweel Museum zou - met geld - weer meer mans zijn ij7ETEN de Gouwenaars eigenlijk wel hoeveel ijkdommen zij bezitten en Ieseffen niet te weinigen dat ien handjevol fijne mensen ip een gevaarlijk hoog toe- 'ental werkzaam is om die 'phatten nog nota bene net een absurd laag budget 1- uit te breiden en glorieu- \er tot hun recht te laten ko- 1 ju*'nen' Deze vragen bespringen Kluif. >en ieder die hét er voor over Gam '.leeft een poos te vertoeven '(Niet'1 stedelijk museum van Ke7 ïouda, het Catharina Gast- 4 xo. luis. Men behoeft waarlijk et?fcen kunstkenner te zijn om nittmder de bekoring te geraken wtatljfl» ket historisch belang- dïgen mekkende complex tussen St. vcsj)\anskerk en Oosthaven en xief.Wt te stellen dat het zo ge- *c|'dPaneerde bezit met verfijnde Dxd8,maak gerangschikt. De7t Gouda bezit een museaal ju- :wart(veel dat zijn glans van zuiver- lorenheid en schoonheid alsook zijn .rijkdom aan tastbare historie zou A kunnen meedelen aan honderd- kxf6 duizenden. Maar hoevelen kennen Dxaadit Gasthuis, waar nog die geest :3 9. van gastvrijheid en tolerantie Txd8 v Gouwe s mentaliteit? Nu mogen we ons niet verkij- ïerai ken op het karakter van de Gou- twee wenaar. Geschiedschrijvers ver- erzet halen, dat de stad van Goudse nfftr 8'azen en P'jpen en kaas en kaar- sen en wafels geen beeldenstorm 0(heeft beleefd. Men heeft dit toe- Dh5 geschreven aan het liberale den ken. aan de verdraagzaamheid van Gouda's inwoners. IEr kan zeer wel een ander ka raktertrekje hebben meegespeeld: kort voor het beruchte jaar 1566 had de rode haan gekraaid in de St. Jan en met vele hoogmogen- den buiten de veste hadden ook de burgers prompt botje bij bot je gelegd om het godshuis weer •kunstig te tooien. Ze zullen het zonde hebben gevonden om de met eigen geld zo pas verworven kerkschatten al vrijwel meteen eigenhandig te vernietigen. Vroeger al zuinig Ja. ze zullen wel zuinig zijn ge weest, die Gouwenaars. Dit bleek voor het eerst, en zeer frappant, in 1872, toen de burgerij het 600-ja- rig bestaan van de stad ook kunst zinnig wilde vieren. De idee was overgewaaid uit Engeland, waar men doende was, het oude am bacht in ere te herstellen. Een snuffeltocht langs zolders van oude panden en in andere zelden of nimmer betreden uithoeken le verde een zo rijke oogst aan ver geten erfstukken en heimelijk verborgen kerkgoederen op, dat men besloot, de tentoongestelde voorwerpen definitief bij elkaar Ie houden. Kunst boven wet Twee jaar later, Gouda reeds een Ideze collectie, nl. ..Arti-Legi' de Markt. Het staat Alle zes in de kronieken vermel de Goudse scliutterstukken heb ben nimmer de Glasslad verluien. Deze werken ontstonden in de periode van 1599 tot 165J. De g<>- conterfeite schutters zijn bijeen op historische grond. nl. in het bijzonder sfeervol tot museum ingerichte Catharina Gasthui*, naar zij eertijds hun bijeen komsten hadden. Op Ie foto de officieren tan de Goudse Schut terij, in 165.1 geschilde d door Ferdinand Bol. De schildertrant toont duidelijk dal Bol een leerling, is geweest o.m Rembrandt. een deel van de bestemming bleef gehandhaafd, te weten de ,,legi" (wet), want beneden zetelt onveranderd het Kantongerecht. Een symbolisch trekje is het, dat toen al de kunst „boven" de wet stond. De „arti" verhuisde in 1940 naar het verwaarloosde St. Catharina Gasthuis, waar legers levensgro te ratten bezig waren een kleur rijke geschiedenis aan te vreten. Het gasthuis was van meet af aan (1306) een particuliere stich ting en behoorde merkwaardiger wijs dus niet tot een klooster. Overigens was het al evenmin een ziekenhuis, doch een gastvrij heid biedende plaats voor passan ten. Werden de gasten zieken, dan deed men wel iets aan verzor ging, doch het reglement schreef voor, dezulken zo spoedig moge lijk te lozen. Het oudste nog bestaande deel (aan de kerkzijde) dateert van 1542. Met de uitbreiding van Gou da groeide ook het gasthuis mee in de richting van de Oosthaven. Deze aan bouwmeester Pieter Post toegeschreven renaissancis tische uitbreiding draagt in de gevel het jaartal 1655. De tussen- gelegen partij kreeg haar definitie ve vorm eerst in de vorige eeuw. Dat de regenten en regentes sen eertijds Catharina als patro nes kozenwas ongebruikelijk, doch wel te begrijpen. De vroe ge christenheid had nl. deze heilig verklaarde martelares be halve een zwaard ook een rad als symbool meegegeven. Door dat het rad eveneens het attri buut was van molenaars en leerlooiers en deze gildelieden vroeger op de plaats van het gasthuis, en later nog daarbui ten, hun beroep uitoefenden, lag het dus voor de hand, dat liet gasthuis aan Catharina werd ge- Wijd. Daarenboven was Catha rina voor de middeleeuwer een zg. noodheilige, één dus die voor meerdere zorgen uitkomst bood. Veel relaties De aanwezigheid van een chi rurgijnskamer bewijst, dat in la ter tijden effectiever aandacht werd besteed aan ziekenverple ging en heelkunde. Echter, nog een ander gilde had in het gast huis onderdak, te weten het boog- schuttersgilde van St. Joris. Deze relatie maakt de aanwezigheid van alle bekende Goudse schut tersstukken (zes) in het Catha rina Gasthuis logisch en zinvol. In 1426 vormde de Goudse weer baren het laatste bolwerk van Ja- coba van Beieren, reden waarom de geplaagde gravin de stad een gouden miskelk schonk. Dit prachtig staal van Bourgon dische edelsmeedkunst pronkt in de perfect gerestaureerde hal. waar historisch terecht ook de schuttersstukken hangen. Hier in ons verhaal beland, staan wij in dubio: te schrijven over de nu bijna voltooide res tauratie de aanleiding tot een recent bezoek of over de be zittingen van het museum, dat zo wel de vakkundigheid als de liefde voor het behoedende vak uit straalt, die directeur dr. Jan Schouten en zijn kleine staf bezit- Trouwens. alleen al over die museumstaf is een merkwaardig verhaal te schrijven. Denkt u zich eens in: dit wondermooie en rijke Catharina Gasthuis drijft op slechts één wetenschappelijke kracht, de directeur die dan ook alles tegelijk moet zijn en (hoe kan Gouda het nog langer tolereren?) op vier suppoosten. Prachtkerels moeten dat zijn. Zij werken als paarden, hebben daad werkelijk aan de restauratie en inrichting meegeholpen en probe ren ook nog in vakkennis te wed ijveren met hun directeur. Ten koste van zelfs veel vrije tijd en eigen gezondheid plóeteren deze vijf voor een instituut, waar zij (een zeldzaam geworden) levens vervulling hebben gevonden. Op noodrantsoen Met dat museum zou nog zeer veel meer kunnen worden ge daan. Aanwezig zijn een brede kennis van zaken, het vermogen een boeiende sfeer te scheppen en historische relaties intrige rend te tonen. De te kleine groep museumwerkers bezit boven dien een onwaarschijnlijk uit houdingsvermogen en een benij denswaardige liefde voor het werk. Ze staan echter, voor wat de uitbreidingsmogelijkheden en de publiekorganisatie betreft, op belachelijk laag rantsoen. Het jaarbudget voor aankopen gaat de drieduizend gulden niet te boven en voor het inrichten van wisselende tentoonstellingen (ook van hedendaagse kunst) als ook voor de normale bedrijfsvoe ring is een even laag bedrag be schikbaar. Deze onmogelijke si tuatie is een gevolg van het merkwaardig besluit, de kosten voor restauratie van het St. Ca tharina Gasthuis te laten drukken op de post musea. Ruimer fondsen De vroede vaderen hadden het herstel van een waardevol erf stuk uit de stedelijke historie in breder verband kunnen plaatsen, want de restauratie was een alge meen Gouds belang en niet dat als bohverk van ruim denken plicht is, schielijk en royaal mid delen te verschaffen om het Ca tharina Gasthuis niet slechts ste delijk, maar ook nationaal en zelfs internationaal die ultstra- lingsmogelijkheden te doen ont plooien waartoe het op grandioze wijze in staat moet worden ge acht, zowel architectonisch en historisc-h als op grond van het verrassende museumhezlt en de gedrevenheid en toewijding van de kiiene groep die achter dit staat. TON HYDRA De architectuur ton het Catha rina Gasthuis in zijn huidige verschijningsvorm omvat een tijdvak tan ruim een eeuw. tiet oudste nog bestaande deel, ach ter de St. Janskerk, is van 1542. Met de stad groeide het gasthuis mee in de richting tan de Oost haven. waarvan de geel (foto) het jaartal 1665 draagt. Wilma's Koningsmantel: J£R IS tweeërlei verfijning: die van de cultuur en die van de genade. Verfijning ontstaat door voortgezette en tot een habitus geworden kieskeurigheid. Dit woord heeft een ietwat ongunstige bijbetekenis gekregen, die naar ontevredenheid riekt. Nu ja, men is ontevreden met het goede en streeft naar het betere. Terecht schreef reeds Albert Verwey: kunst is keus. De neerslag van die tot een habitus geworden kies keurigheid, in de goede zin van het woord, is verfijning. Koks, juweliers, kunstken ners en -verzamelaars hebben beroepsmatig in hun vak verfijning verworven. Van de week zag ik reproducties van oude en zeer oude, gekleurde Chinese prenten: modellen van verfijning in lijn en kleur. Een boosaardige oude dame bijv., met wrede trek ken, tot duivelse liefheid be dwongen. Wat een verfijnde kunstvaardigheid is er nodig geweest om dit tweedimen sionaal tot uitdrukking te brengen! Maar er is ook een verfijning in de genade. In de schoolboekjes lazen we al, dat het christendom de zeden van de barbaarse volken verzachtte. Veel te weinig heeft f'F de prediking stilgestaan bij de toch niet zeldzame passages in Paulus' brieven, waar deze apos tel aandringt op ethische verfij ning, tact in de omgang en, men vergeve mij de onvertaalbare Duitse term, „durchgeistigt" spreken. Het Nederlandse calvi- ie christelijke levenshouding te veel nadruk te geven. Dit accent is er door Kuyper bij zijn volge lingen zo ingebracht, dat andere accenten, die in zijn werken toch ook duidelijk tot uiting komen, worden verwaarloosd. Heiligma king is ook verfijning, in de om- gang met God en mensen. Op zichzelf is het dan ook volkomen juist, dat bepaalde kerkelijke groeperingen de verborgen om gang met God. gezien als bevinde lijkheid, willen handhaven als een kostbaar en bedreigd goed. Jam mer dat hier lang niet alles goud is wat er blinkt, evenmin trouwens als aan de kant van de stoerheid. Hoger niveau De romanschrijfster Wilma. die thans ruim negentig jaar oud is, heeft nooit gepretendeerd te zijn en is ook niet wat men noemt een groot auteur. De zuiver artistieke verfijning reikt niet heel ver. Maar bij haar (en dat heeft mij altijd getroffen, zie o.a. mijn In Drie Etappen. Baam 1952) is er dit merkwaardige, dat de cultuur des harten (Beets sprak van dia lect des harten, vandaar de geni tief) de literaire cultuur op hoger niveau heeft getild. Wat menig stoere calvinist mist, heeft deze vrouw, eenvoudig door te geloven, te leven, lief te hebben, te lijden en te schrijven, tot ontwikkeling gebracht: de verfijning der gena de. Vaak krijgt men gedichten toe gestuurd. meest van vrouwen, waarachter men. bij alle stunte ligheid en gebruik van stichtelij ke clichés, een dergelijke innig heid vermoedt. Maar daar is een incongruentie tussen aandrift en soms ook wel incidentele bezie ling. en het ontoereikende of af wezige talent. Geloof voegt geen „durchgeistigt" dat. ïJET is een stoutmoedige on- derneming om na een reis van drie weken door Rusland, die van alle kanten door offi ciële instanties was uitgestip peld en gecontroleerd, daar over een aanvaardbaar boek te schrijven. Rudolf Hagel- stange heeft het geprobeerd en het is hem binnen bepaal de grenzen nog redelijk ge lukt. Het auteurslexikon van de D.D.R. zegt over hem: „Hagelstange zoekt temidden van de schokkende gebeurte nissen van zijn tijd, ten oiv zichte waarvan hij vanuit een Christelijk standpunt positie zoekt te bepalen zonder enig begrip van de socialistische (lees: marxistische) ontwikke ling der menselijke maat schappij, naar een onvergan kelijke toevlucht, die hij meent te vinden in zijn religieuze voorstellingswereld." Hagelstange, Heinrich Böll (in Rusland wordt zijn naam Gen- rich Bell gesproken en geschre ven) en Gerlach vormden een of ficiële delegatie van drie auteurs, die in oktober 1962 op uitnodiging van de vereniging van Sowjet- schrijvers een bezoek van drie weken aan Moskou, Leningrad. Tiflis en een kustplaats aan de Zwarte Zee hebben gebracht. Ze werden steeds vergezelt door tol ken, die alle moeilijkheden met bagage, transport, hotels uit de weg ruimden. Omdat ze geen van drieën Russisch spraken, waren ze geheel op de hulp van hun „schutspatroons" aangewezen, die niet alleen elke zelfstandige beweging onmogelijk maakten, maar blijkbaar tevens de taak hadden, gebreken of bezwaren voor de gasten te verbergen. Een van hen vinden ze bijzonder on sympathiek: hij belichaamt voor hen het systeem, de partij, de staat. In 't algemeen worden ze bij zonder tegemoetkomend en ook met alle luxe ontvangen. Een be zoeking voor hen zijn echter de interviews; deze worden wel in clusief de vertaling op de band opgenomen, maar de krantenver slagen geven geheel andere uitspraken dan in werkelijkheid zijn gedaan, ze vervormen de antwoorden van de ondervraag de auteurs tot propaganda-mate- riaal, dat met de partijvoor schriften overeenkomt, waar door de drie Duitsers achteraf weer moeilijkheden met de in stanties uit de Bundesrepubliek krijgen. Zo bezoeken zij een seminarie een opleidingsschool voor Grieks- Katholieke priesters, en horen daar een aantal toespraken, die zeer teleurstellen, omdat ze uit draaien op een verheerlijking van het regime, dat door de Kerk van de Staat geheel te scheiden, de eerste heeft gelou terd. Cultuurhonger Uit allerlei symptomen meent hij te moeten opmake®, dat er bij de Russen een enorme hon ger naar cultuur bestaat, die echter zeer onvoldoende bevre digd wordt. „De grote vraag is. of dit ge brek alleen een kenteken ls van het Russische communisme, dat reusachtige raassa's uit armoe- de, lijfeigenschap en onontwik keldheid tot alfabetisme, tot een zekere basis-ontwikkeling en tot een bescheiden persoonlijke «elf bewustheid moest lelden, of dat ziekte alles wat leeft aantast. Betekent communisme onder al le omstandigheden: verlies aan niveau, smakeloosheid, kleinbur gerlijke kunst (zoals In Oo6t- Berlijn)?" telwoord om tot het menselijk bestaan toegang te krijgen: men leze wat hij zegt over de spiegelsymmetrie en het mo tief van de dubbelganger. Aan de maan, het onderwerp van zovele gedichten, wijlft hij een half gevoelvollehalf ironische beschouwing. „Onze relatie tot de maan wordt nu ernstig. Een voor smaak heeft die gekregen toen onze eerste kosmische torpedo hem in de flank heeft getroffen. Dat was zo onze eerste tedere toenadering. Na al de lyrische opdringerigheid zou eindelijk de sage van de man in de maan tot waarheid worden: hij heet mis schien Gagarin. Dan echter komt de maan in de ons zo zeer vertrouwde molen: hij wordt stuk gefotografeerd, gefilmd, ge kletst en in percelen verdeeld: Luno wordt een lonend doel voor toeristen, een vacantieparadijs met maansouvenirs, kabelbanen en boterhammenpapier. Verder voor reusachtige zwarte letters voor reclame op aarde iets Persilacbtigs, heel duur en heel exclusief. En dan zal de maan een sensatie, dus na twee maan den vervelend worden." In zul ke bijdragen is Radecki op zijn best. Iets minder in zijn her inneringen aan Bert Brecht, met wie hij veel heeft omgegaan. Hij V'A k 'J J s/ 4£ De eerste Wilma debuteert aan het einde san haar zeer lange leven als dichteres. Laatste uitingen die als poëzie de eerste zijn. zoals Heero ma in zijn woord vooraf terecht opmerkt. Ik verbeeld mij. maar kan het mis hebben, dat zij heeft geprofiteerd van de veel grotere vrijheid en gemakkelijkheid, die fegenwoordig aan het dichten is toegestaan. De poëzie, die in Wil ma's vormingstijd en ook nog veel later, de muziek soms heel dicht naderde en over het alge meen streng vasthield aan rijm en metrum, en aan strofische bouw, is nu de kant van het proza jitgezwenkt en onderhoudt daar mee grensverkeer. Wilma was .-eel tc echt om lieve christelijke versjes te schrijven of zich op te olazen tot vervaardigster van kunstpoëzie. Maar nu zij een lan ge reeks romans en verhalen op haar naam heeft staan en dit al les heeft afgesloten met herinne ringen en toch nog weer een groot verhaal (Als het dode hout gaat zingen, uitg. J. N. Voorhoeve, Den Haag), dringt de geest haar tot het korte, spreukige, het samen vattende. uitroepende, waar bij de aandrang tot vertellen zich nooit helemaal ver loochent. En zo is dan, ver haar oude, toe gewijde vrienden, de verzen bundel De Koningsmantel verschenen, eveneens bij J. N. Voorhoeve te 's-Graven- hage. Het boekje opent met het verhalen gedicht De Ko ningsmantel. een herinne ring aan het „rattenvrouw- tje", een van de bijfiguren in de hierboven genoemde roman. Het vormt, zegt Heeroma, als het ware de overgang tussen haar ver halen en de zuiver lyrische gedichten. Heeroma onder scheidt in deze verzen twee groepjes: één met Bijbelse motieven vooral ontleend aan het lijdensevangelie, en één met meer persoonlijke motieven, typische Wilma- motieven zou men kunen zeggen. Natunrlijk komt men woorden tegen, zoals krank, feestkleed, beeltnis. die sterk herinneren aan dc overgeleverde stichte lijke poëzie, en andere woorden, zoals hemellichte wegen, doorhui- verd, wilde vlam, openbloeit, af komstig uit de dichterlijke taal van het estheticisme. Toch kan men niet zeggen, dat men hier met epigonistisch geschrijf te doen heeft, al vind ik het jammer dat er te veel uitroeptekens zijn blijven staan. die. gemakkelijker dan vraagtekens, kunnen worden weggelaten. Dit teveel aan leestekens sug gereert een zwakte van dictie, die er op de meeste plaatsen toch niet is. In dc reactie van dc re cente poëzie, die leestekens tot een minimum beperkt, zit een kern van juistheid. Uitroeptekens zijn meestal overbodig en zelfs een gedicht als Mijn kind... op hl. 16 zou erbij winnen, als het de elf vraagtekens, het beletsel teken en het uitroepteken rustig achterwege liet. Het lijkt kinder achtig om in deze kritiek de in terpunctie te betrekken, die er Voor Heeroma weinig toe doet (zoals hij meer dan eens verze kerd heeft), maar ik zou zo graag willen dat deze bijz4>ndere geestes uitingen zicli ook voor het oog zo voordelig mogelijk presenteerden. In poezie strekt de kieskeurigheid zich ook hierover uit. Affiniteit niet waarschijnlijk dat buiten de eigen kring dit werk grote waar dering zal vinden. Het spreekt van kracht die in zwakheid wordt vol bracht. Voor ons is Wilma een begrip en zijn deze verzen, zoals de inleider zeg. „een noodzakelij ke aanvulling en een toegift bij haar verhalen". Zij is er een voorbeeld van. hoe een niet zo heel groot literair talent in het levenslange proces van de heilig making geïntegreerd en gesubli meerd wordt. De korte beschou wing waarmee ik begon, opent misschien een perspectief op het ik ga besluiten: DE ALLERNAASTE Ik heb zo lang gezocht naar 't allerschoonste woord dat aan Uw heiige schoonheid toebehoort. Ik vond het nooit. Ik heb gebeden dat Gij naaste zijn zoudt in mijn leven, méér dan de anderen: ouders, broeders, vrinden, die 'k aan de overzijde weer zal mogen vinden. Gij wérd de Allernaaste, zó dat ouders, broeders, vrinden eerbiedig zijwaarts weken toen Gij U liet vinden. Omdat Gij de Allernaaste in mijn leven wilde zijn, zo hebt Gij mij het allerschoon ste woord gegeven. Aldus Wilma. C. RIJNSDORP. Meesters der verteJkRnst. Uitga ve J. M. Meolenkoff, Amster dam. De vijf eerste deeltjes uit een geplande serie van twintig bevat ten verhalen uit de Russische, de Chinese, de jiddische, de neger en de Joegoslavische vertelkunst. De keuze is bijzonder gelukkig. Uit het veelal ontoegankelijke terrein is dat werk gekozen dat het volks karakter toont en dat werkelijk blijk geeft van humor en vaart. Vooral de jiddische verhalen, die bij ons zo goed als onbekend zijn. zullen ons nuchtere lezers ver maken. Het getuigt van verstandig beleid dat men in alle boekjes zo wel oudere vertellers als jongeren aan het woord heeft gelaten. drie auteurs hebben een instituut bezocht. waar stelselmatig auteurs worden gevormd. „Zo zit daar een schoolklas van on geveer veertig mensen van 25 tot 30 jaar, die auto's gerepa reerd, machines gefabriceerd, vee geslacht, brood gebakken, straten geplaveid, hemden ge naaid. zieken verzorgd rebben, en nu het ABC tot en met het XYZ van het schrijversberoep willen leren, om de wereld met gedichten, novellen, romans en toneelstukken gelukkig te ma ken". Pop in de pop Hagelstange streeft er oprecht naar, de Russische mens te le ren zien hoe hij eigenlijk is, ei genlijk denkt, wat natuurlijk bij voorbaat uitgesloten is, omdat in dit zo gevarieerd conglomeraat van volken de Russische mens evenmin bestaat als de Chinese. In Rusland zijn houten poppen verkrijgbaar, waarin zich een tweede pop bevindt, daarin een kleinere derde, zelfs een vierde: zó zoekt hij de Russische mens. Misschien heeft hij die nog het dichtst benaderd in de oudere Russische vrorw, van ongeveer zestig jaar: zij laat Iets vermoe den van de grote Russische deug den van geduld, erbarmen, naastenliefde. Beter nog bij een uitvoering van Francesca da Ri mini van Tschaikowsky in Le ningrad. Het publiek, dat bij Mozart koel was gebleven, komt nu in extase, „Dat is Rusland op zijn zuiverst uitgestrektheid, nacht, teerheid, zoetheid, senti mentaliteit, ritme, zweven, dreu nen. dans en de hemel der kunst daalt neer op rechtvaar digen en onrechtvaardigen, com munisten en kapitalisten, .Rus sen, Amerikanen en Duitsers uit Oost en West." Buitenkant Hagelstange» werk komt zeker niet boven gemiddelde journalis tiek uit, kan in geen enkel op licht Bölls Irisches Tagebuch evenaren geen wonder, Böll heeft verscheidene maanden In Ierland gewoond, kon met de mensen praten, en zocht een ver borgen Ierland, terwijl deze drie nauwlljks iets van de buitenkant hebben gezien. Voor dc Russische collega's was Böll de enige hun bekende enkele van zijn romans, die van sociale bewogenheid, zijn in het Russisch vertaald. In dit reisver slag staat Haeelstange te zeer op de voorgrond, van Gerlach is blijkbaar alleen te vertellen, dat hij zeer omvangrijk was. een prima eetlust had en veel van dieren hield: Böll kon door on gesteldheid een deel van de ex cursies niet meemaken. Veel liever had ik gezien, dat Slglsmund von Radecki een boek over Rusland geschreven had Deze auteur werd in 1894 tn Ri ga geboren Omdat door de ge dwongen Russificering daar de Duitse scholen gesloten werden, verhuisde het gezin naar Peters burg. waar hij wel een Duitse school bezocht, maar door zijn omgeving vanzelf volmaakt Rus sisch leerde. Hoe fijn hij de fi nesses van deze taal en de ge voelswaarde van de woorden be heerst. blijkt duidelijk uit zijn essay Vom übersetzen uit de bun del Gesichtspunkte. Door de taalkundige scholing, die Radecki als jong student in Wenen van Karl Kraus (Die Fmckel) ontving werd hij opgevoed, om Gogol en Tschechow congeniaal te le ren vertalen. Een niet genoeg te waarderen bijdrage! Radecki werd eerst electro-ingenieur in Berlijn, is daarna drie jaar ac- tuur geweest en heeft zich ver der als essayist en vertaler aan de literatuur gewijd. Waar hij ook heenkijkt, komt een „ge zichtspunt" voor de dag, ook waar men het nauwelijks ver moed had. Het vanzelfspreken de wordt verdacht. Welk een filosofische beschouwing weet hij niet te verbinden aan het spoorboekje, „het enige boek sedert de oude Egyptenaren, dat hiëroglyphen gebruikt." Met ori ginele humor geeft hij in spran kelend proza zijn gedachten over de „catalogus van verontschul digen". waarvan wij ons plegen te bedienen, over de wreedheid van de film (Brigitte Bardot!), over het belangrijke „Van Zelf" (dit gebeurde „van zelf"). Voorbehoud Sterker voorbehoud moet Ik maken, als hij over filosofische en godsdienstige onderwerpen spreekt. Zo over Nietsche. Het is onbillijk. Nietsche als geeste lijke vader van het Derde Rijk té brandmerken had hij an ders zulk een grote invloed kun nen uitoefenen op Thomas Mann, Menno ter Braak en Marsman? De Hitlerslaven (ook de profes soren!) hebben immers ook Nietzsche vervalst: ik zou heel graag willen weten, of de prachtuitgave van Nietzsche, die Hitier aan Mussolini cadeau heeft gegeven, niet eerst natio- naal-socialistisch „gekuist" is. De essays waarin hij gods dienstige onderwerpen behan delt. geven blijk dat hij de be handelde vragen niet diep genoeg doordacht heeft. In 1931 is hij ü.K. geworden en propageert :ljn nieuwverworven overtuiging ioms sterker, dan m.i. te ver antwoorden is, in 't bijzonder wat het primaat van Petrus en de eenheid der kerk aangaat (Das erste Dogma). De Maria-verering staat voor hem centraal. „Ethisch gezien is de lange weg ook lijden van het Joodse volk naar zijn belof te te vergelijken met de groei van een plant. van de don kere wortels door stengel en blad heen naar die bloem, die Maria heet. Door Maria staat de vrouw hoger dan de man; Maria is het „Eeuwig vrouwelijke", dat ons optrekt" (199). De hele weg van het uitverkoren volk was een weg tot Maria. Door het Kruiswoord: „Vrouw dat is Uw Zoon, Zoon. dat is uw Moeder", wordt Maria een nieuw verza melpunt der mensheid; ieder mens heeft, boven zijn eigen moeder Maria tot moeder. Zo als Christus de nieuwe Adam is. is Eva. anders om gespro ken Ave. namelijk Ave Maria." Griekenland Nu nog een enkel woord over een bestseller van Gaitanides: Griechenland ohne Sa uien. In de laatste twintig jaar groeit de be langstelling voor het Griekenland Dus niet het Griekenland als bakermat van wijsheid, schoon heid en harmonische menselijk heid („das Land der Griechen mit der Seele suchend"), als va derland van Perikles en Phidi as. van Sophocles en Plato, maar het Griekenland van tegenwoor dig. dat men niet in de eerste plaats bezoekt wegens de antie- niet_om het Parthe- ondergaan, maar om volk en landschap. In onze eigen taal zijn daarover in de laatste ja ren verschillende boeken ge schreven. Ik noem Griekenland, Land-Volk-Cultuur van de on vermoeide Griekenland-reiziger mr, Hendrik Scholte, het sterk geografisch gerichte Grieken land. het heden van Hellas Prof. dr A. C. de Vooys. De Grieken zijn geen goden, een levendige, briljant geïllus treerde reisbeschrijving van A den Doolaard. Tot dit genre be hoort Griekenland zonder zul len". Wie, zoals schrijver dezes, daar kort geleden geweest is. zal af en toe een „schok der nerkenning" ervaren bij het be kijken van een foto van een no tenverkoper (32), van schilder achtige vrouwendrachten of de dans van de lijfgardisten van de koning (16). Zeer uitvoerig behandelt Gai tanides de periode tussen de we reldoorlogen, de partisanen, de jaren van anarchie, de invloed van de communisten en het vele lijden, dat de Duitsers in de ja ren van bezetting over het land hebben gebracht. Voor ieder, di in Griekenland belangstelt, ee - aandachtig te lezehl boek J. H. SCHOUTEN 1. Rudolf Hagelstange: Die Puppen in der Puppe. Eine Russlandreise 1963. Prite DM 14,80 260 blz. UKg. Hoffmann und Carnpe Ver lag. Hamburg 13. 2. Slgismund von Radecki: Gesichtspunkte. 283 blz. 1963. Uitg. Jakob Hegnes. Köln. 3. Johannes Gaitanides: Grlechenli 1963. Paul

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1964 | | pagina 17