GOUDA
t. i r* t
woekert niet
met rijk bezit
DUITSE
AUTEURS
geven visie op Rusland
DE VERFIJNING DER GENADE
N -
Meesters der vertelkunst
ZATERDAG 4 JU LI 1964
ZONDAGSBLAD
Catharina Gasthuis
kostelijk juweel
Museum zou
- met geld -
weer meer
mans zijn
ij7ETEN de Gouwenaars
eigenlijk wel hoeveel
ijkdommen zij bezitten en
Ieseffen niet te weinigen dat
ien handjevol fijne mensen
ip een gevaarlijk hoog toe-
'ental werkzaam is om die
'phatten nog nota bene
net een absurd laag budget
1- uit te breiden en glorieu-
\er tot hun recht te laten ko-
1 ju*'nen' Deze vragen bespringen
Kluif. >en ieder die hét er voor over
Gam '.leeft een poos te vertoeven
'(Niet'1 stedelijk museum van
Ke7 ïouda, het Catharina Gast-
4 xo. luis. Men behoeft waarlijk
et?fcen kunstkenner te zijn om
nittmder de bekoring te geraken
wtatljfl» ket historisch belang-
dïgen mekkende complex tussen St.
vcsj)\anskerk en Oosthaven en
xief.Wt te stellen dat het zo ge-
*c|'dPaneerde bezit met verfijnde
Dxd8,maak gerangschikt.
De7t Gouda bezit een museaal ju-
:wart(veel dat zijn glans van zuiver-
lorenheid en schoonheid alsook zijn
.rijkdom aan tastbare historie zou
A kunnen meedelen aan honderd-
kxf6 duizenden. Maar hoevelen kennen
Dxaadit Gasthuis, waar nog die geest
:3 9. van gastvrijheid en tolerantie
Txd8 v
Gouwe s mentaliteit?
Nu mogen we ons niet verkij-
ïerai ken op het karakter van de Gou-
twee wenaar. Geschiedschrijvers ver-
erzet halen, dat de stad van Goudse
nfftr 8'azen en P'jpen en kaas en kaar-
sen en wafels geen beeldenstorm
0(heeft beleefd. Men heeft dit toe-
Dh5 geschreven aan het liberale den
ken. aan de verdraagzaamheid
van Gouda's inwoners.
IEr kan zeer wel een ander ka
raktertrekje hebben meegespeeld:
kort voor het beruchte jaar 1566
had de rode haan gekraaid in de
St. Jan en met vele hoogmogen-
den buiten de veste hadden ook
de burgers prompt botje bij bot
je gelegd om het godshuis weer
•kunstig te tooien. Ze zullen het
zonde hebben gevonden om de
met eigen geld zo pas verworven
kerkschatten al vrijwel meteen
eigenhandig te vernietigen.
Vroeger al zuinig
Ja. ze zullen wel zuinig zijn ge
weest, die Gouwenaars. Dit bleek
voor het eerst, en zeer frappant,
in 1872, toen de burgerij het 600-ja-
rig bestaan van de stad ook kunst
zinnig wilde vieren. De idee was
overgewaaid uit Engeland, waar
men doende was, het oude am
bacht in ere te herstellen. Een
snuffeltocht langs zolders van
oude panden en in andere zelden
of nimmer betreden uithoeken le
verde een zo rijke oogst aan ver
geten erfstukken en heimelijk
verborgen kerkgoederen op, dat
men besloot, de tentoongestelde
voorwerpen definitief bij elkaar
Ie houden.
Kunst boven wet
Twee jaar later,
Gouda reeds een
Ideze collectie, nl. ..Arti-Legi'
de Markt. Het staat
Alle zes in de kronieken vermel
de Goudse scliutterstukken heb
ben nimmer de Glasslad verluien.
Deze werken ontstonden in de
periode van 1599 tot 165J. De g<>-
conterfeite schutters zijn bijeen
op historische grond. nl. in het
bijzonder sfeervol tot museum
ingerichte Catharina Gasthui*,
naar zij eertijds hun bijeen
komsten hadden. Op Ie foto de
officieren tan de Goudse Schut
terij, in 165.1 geschilde d door
Ferdinand Bol. De schildertrant
toont duidelijk dal Bol een
leerling, is geweest o.m
Rembrandt.
een deel van de bestemming
bleef gehandhaafd, te weten de
,,legi" (wet), want beneden zetelt
onveranderd het Kantongerecht.
Een symbolisch trekje is het, dat
toen al de kunst „boven" de wet
stond.
De „arti" verhuisde in 1940 naar
het verwaarloosde St. Catharina
Gasthuis, waar legers levensgro
te ratten bezig waren een kleur
rijke geschiedenis aan te vreten.
Het gasthuis was van meet af
aan (1306) een particuliere stich
ting en behoorde merkwaardiger
wijs dus niet tot een klooster.
Overigens was het al evenmin
een ziekenhuis, doch een gastvrij
heid biedende plaats voor passan
ten. Werden de gasten zieken, dan
deed men wel iets aan verzor
ging, doch het reglement schreef
voor, dezulken zo spoedig moge
lijk te lozen.
Het oudste nog bestaande deel
(aan de kerkzijde) dateert van
1542. Met de uitbreiding van Gou
da groeide ook het gasthuis mee
in de richting van de Oosthaven.
Deze aan bouwmeester Pieter
Post toegeschreven renaissancis
tische uitbreiding draagt in de
gevel het jaartal 1655. De tussen-
gelegen partij kreeg haar definitie
ve vorm eerst in de vorige eeuw.
Dat de regenten en regentes
sen eertijds Catharina als patro
nes kozenwas ongebruikelijk,
doch wel te begrijpen. De vroe
ge christenheid had nl. deze
heilig verklaarde martelares be
halve een zwaard ook een rad
als symbool meegegeven. Door
dat het rad eveneens het attri
buut was van molenaars en
leerlooiers en deze gildelieden
vroeger op de plaats van het
gasthuis, en later nog daarbui
ten, hun beroep uitoefenden, lag
het dus voor de hand, dat liet
gasthuis aan Catharina werd ge-
Wijd. Daarenboven was Catha
rina voor de middeleeuwer een
zg. noodheilige, één dus die voor
meerdere zorgen uitkomst bood.
Veel relaties
De aanwezigheid van een chi
rurgijnskamer bewijst, dat in la
ter tijden effectiever aandacht
werd besteed aan ziekenverple
ging en heelkunde. Echter, nog
een ander gilde had in het gast
huis onderdak, te weten het boog-
schuttersgilde van St. Joris. Deze
relatie maakt de aanwezigheid
van alle bekende Goudse schut
tersstukken (zes) in het Catha
rina Gasthuis logisch en zinvol.
In 1426 vormde de Goudse weer
baren het laatste bolwerk van Ja-
coba van Beieren, reden waarom
de geplaagde gravin de stad een
gouden miskelk schonk. Dit
prachtig staal van Bourgon
dische edelsmeedkunst pronkt in
de perfect gerestaureerde hal.
waar historisch terecht ook de
schuttersstukken hangen.
Hier in ons verhaal beland,
staan wij in dubio: te schrijven
over de nu bijna voltooide res
tauratie de aanleiding tot een
recent bezoek of over de be
zittingen van het museum, dat zo
wel de vakkundigheid als de liefde
voor het behoedende vak uit
straalt, die directeur dr. Jan
Schouten en zijn kleine staf bezit-
Trouwens. alleen al over die
museumstaf is een merkwaardig
verhaal te schrijven. Denkt u
zich eens in: dit wondermooie en
rijke Catharina Gasthuis drijft op
slechts één wetenschappelijke
kracht, de directeur die dan
ook alles tegelijk moet zijn en
(hoe kan Gouda het nog langer
tolereren?) op vier suppoosten.
Prachtkerels moeten dat zijn. Zij
werken als paarden, hebben daad
werkelijk aan de restauratie en
inrichting meegeholpen en probe
ren ook nog in vakkennis te wed
ijveren met hun directeur. Ten
koste van zelfs veel vrije tijd en
eigen gezondheid plóeteren deze
vijf voor een instituut, waar zij
(een zeldzaam geworden) levens
vervulling hebben gevonden.
Op noodrantsoen
Met dat museum zou nog zeer
veel meer kunnen worden ge
daan. Aanwezig zijn een brede
kennis van zaken, het vermogen
een boeiende sfeer te scheppen
en historische relaties intrige
rend te tonen. De te kleine groep
museumwerkers bezit boven
dien een onwaarschijnlijk uit
houdingsvermogen en een benij
denswaardige liefde voor het
werk. Ze staan echter, voor wat
de uitbreidingsmogelijkheden en
de publiekorganisatie betreft, op
belachelijk laag rantsoen.
Het jaarbudget voor aankopen
gaat de drieduizend gulden niet
te boven en voor het inrichten
van wisselende tentoonstellingen
(ook van hedendaagse kunst) als
ook voor de normale bedrijfsvoe
ring is een even laag bedrag be
schikbaar. Deze onmogelijke si
tuatie is een gevolg van het
merkwaardig besluit, de kosten
voor restauratie van het St. Ca
tharina Gasthuis te laten drukken
op de post musea.
Ruimer fondsen
De vroede vaderen hadden het
herstel van een waardevol erf
stuk uit de stedelijke historie in
breder verband kunnen plaatsen,
want de restauratie was een alge
meen Gouds belang en niet dat
als bohverk van ruim denken
plicht is, schielijk en royaal mid
delen te verschaffen om het Ca
tharina Gasthuis niet slechts ste
delijk, maar ook nationaal en
zelfs internationaal die ultstra-
lingsmogelijkheden te doen ont
plooien waartoe het op grandioze
wijze in staat moet worden ge
acht, zowel architectonisch en
historisc-h als op grond van het
verrassende museumhezlt en de
gedrevenheid en toewijding van
de kiiene groep die achter dit
staat.
TON HYDRA
De architectuur ton het Catha
rina Gasthuis in zijn huidige
verschijningsvorm omvat een
tijdvak tan ruim een eeuw. tiet
oudste nog bestaande deel, ach
ter de St. Janskerk, is van 1542.
Met de stad groeide het gasthuis
mee in de richting tan de Oost
haven. waarvan de geel (foto)
het jaartal 1665 draagt.
Wilma's Koningsmantel:
J£R IS tweeërlei verfijning:
die van de cultuur en die
van de genade. Verfijning
ontstaat door voortgezette en
tot een habitus geworden
kieskeurigheid. Dit woord
heeft een ietwat ongunstige
bijbetekenis gekregen, die
naar ontevredenheid riekt.
Nu ja, men is ontevreden met
het goede en streeft naar het
betere. Terecht schreef reeds
Albert Verwey: kunst is
keus. De neerslag van die tot
een habitus geworden kies
keurigheid, in de goede zin
van het woord, is verfijning.
Koks, juweliers, kunstken
ners en -verzamelaars hebben
beroepsmatig in hun vak
verfijning verworven. Van de
week zag ik reproducties van
oude en zeer oude, gekleurde
Chinese prenten: modellen
van verfijning in lijn en
kleur. Een boosaardige oude
dame bijv., met wrede trek
ken, tot duivelse liefheid be
dwongen. Wat een verfijnde
kunstvaardigheid is er nodig
geweest om dit tweedimen
sionaal tot uitdrukking te
brengen!
Maar er is ook een verfijning
in de genade. In de schoolboekjes
lazen we al, dat het christendom
de zeden van de barbaarse volken
verzachtte. Veel te weinig heeft
f'F
de prediking stilgestaan bij de
toch niet zeldzame passages in
Paulus' brieven, waar deze apos
tel aandringt op ethische verfij
ning, tact in de omgang en, men
vergeve mij de onvertaalbare
Duitse term, „durchgeistigt"
spreken. Het Nederlandse calvi-
ie christelijke levenshouding te
veel nadruk te geven. Dit accent
is er door Kuyper bij zijn volge
lingen zo ingebracht, dat andere
accenten, die in zijn werken toch
ook duidelijk tot uiting komen,
worden verwaarloosd. Heiligma
king is ook verfijning, in de om-
gang met God en mensen. Op
zichzelf is het dan ook volkomen
juist, dat bepaalde kerkelijke
groeperingen de verborgen om
gang met God. gezien als bevinde
lijkheid, willen handhaven als een
kostbaar en bedreigd goed. Jam
mer dat hier lang niet alles
goud is wat er blinkt, evenmin
trouwens als aan de kant van de
stoerheid.
Hoger niveau
De romanschrijfster Wilma. die
thans ruim negentig jaar oud is,
heeft nooit gepretendeerd te zijn
en is ook niet wat men noemt een
groot auteur. De zuiver artistieke
verfijning reikt niet heel ver.
Maar bij haar (en dat heeft mij
altijd getroffen, zie o.a. mijn In
Drie Etappen. Baam 1952) is er
dit merkwaardige, dat de cultuur
des harten (Beets sprak van dia
lect des harten, vandaar de geni
tief) de literaire cultuur op hoger
niveau heeft getild. Wat menig
stoere calvinist mist, heeft deze
vrouw, eenvoudig door te geloven,
te leven, lief te hebben, te lijden
en te schrijven, tot ontwikkeling
gebracht: de verfijning der gena
de.
Vaak krijgt men gedichten toe
gestuurd. meest van vrouwen,
waarachter men. bij alle stunte
ligheid en gebruik van stichtelij
ke clichés, een dergelijke innig
heid vermoedt. Maar daar is een
incongruentie tussen aandrift en
soms ook wel incidentele bezie
ling. en het ontoereikende of af
wezige talent. Geloof voegt geen
„durchgeistigt" dat.
ïJET is een stoutmoedige on-
derneming om na een reis
van drie weken door Rusland,
die van alle kanten door offi
ciële instanties was uitgestip
peld en gecontroleerd, daar
over een aanvaardbaar boek
te schrijven. Rudolf Hagel-
stange heeft het geprobeerd
en het is hem binnen bepaal
de grenzen nog redelijk ge
lukt. Het auteurslexikon van
de D.D.R. zegt over hem:
„Hagelstange zoekt temidden
van de schokkende gebeurte
nissen van zijn tijd, ten oiv
zichte waarvan hij vanuit een
Christelijk standpunt positie
zoekt te bepalen zonder enig
begrip van de socialistische
(lees: marxistische) ontwikke
ling der menselijke maat
schappij, naar een onvergan
kelijke toevlucht, die hij meent
te vinden in zijn religieuze
voorstellingswereld."
Hagelstange, Heinrich Böll (in
Rusland wordt zijn naam Gen-
rich Bell gesproken en geschre
ven) en Gerlach vormden een of
ficiële delegatie van drie auteurs,
die in oktober 1962 op uitnodiging
van de vereniging van Sowjet-
schrijvers een bezoek van drie
weken aan Moskou, Leningrad.
Tiflis en een kustplaats aan de
Zwarte Zee hebben gebracht. Ze
werden steeds vergezelt door tol
ken, die alle moeilijkheden met
bagage, transport, hotels uit de
weg ruimden. Omdat ze geen van
drieën Russisch spraken, waren
ze geheel op de hulp van hun
„schutspatroons" aangewezen,
die niet alleen elke zelfstandige
beweging onmogelijk maakten,
maar blijkbaar tevens de taak
hadden, gebreken of bezwaren
voor de gasten te verbergen. Een
van hen vinden ze bijzonder on
sympathiek: hij belichaamt voor
hen het systeem, de partij, de
staat.
In 't algemeen worden ze bij
zonder tegemoetkomend en ook
met alle luxe ontvangen. Een be
zoeking voor hen zijn echter de
interviews; deze worden wel in
clusief de vertaling op de band
opgenomen, maar de krantenver
slagen geven geheel andere
uitspraken dan in werkelijkheid
zijn gedaan, ze vervormen de
antwoorden van de ondervraag
de auteurs tot propaganda-mate-
riaal, dat met de partijvoor
schriften overeenkomt, waar
door de drie Duitsers achteraf
weer moeilijkheden met de in
stanties uit de Bundesrepubliek
krijgen.
Zo bezoeken zij een seminarie
een opleidingsschool voor Grieks-
Katholieke priesters, en horen
daar een aantal toespraken, die
zeer teleurstellen, omdat ze uit
draaien op een verheerlijking
van het regime, dat door de
Kerk van de Staat geheel te
scheiden, de eerste heeft gelou
terd.
Cultuurhonger
Uit allerlei symptomen meent
hij te moeten opmake®, dat er
bij de Russen een enorme hon
ger naar cultuur bestaat, die
echter zeer onvoldoende bevre
digd wordt.
„De grote vraag is. of dit ge
brek alleen een kenteken ls van
het Russische communisme, dat
reusachtige raassa's uit armoe-
de, lijfeigenschap en onontwik
keldheid tot alfabetisme, tot een
zekere basis-ontwikkeling en tot
een bescheiden persoonlijke «elf
bewustheid moest lelden, of dat
ziekte alles wat leeft aantast.
Betekent communisme onder al
le omstandigheden: verlies aan
niveau, smakeloosheid, kleinbur
gerlijke kunst (zoals In Oo6t-
Berlijn)?"
telwoord om tot het menselijk
bestaan toegang te krijgen:
men leze wat hij zegt over de
spiegelsymmetrie en het mo
tief van de dubbelganger. Aan
de maan, het onderwerp van
zovele gedichten, wijlft hij een
half gevoelvollehalf ironische
beschouwing.
„Onze relatie tot de maan
wordt nu ernstig. Een voor
smaak heeft die gekregen toen
onze eerste kosmische torpedo
hem in de flank heeft getroffen.
Dat was zo onze eerste tedere
toenadering. Na al de lyrische
opdringerigheid zou eindelijk de
sage van de man in de maan tot
waarheid worden: hij heet mis
schien Gagarin. Dan echter
komt de maan in de ons zo zeer
vertrouwde molen: hij wordt
stuk gefotografeerd, gefilmd, ge
kletst en in percelen verdeeld:
Luno wordt een lonend doel voor
toeristen, een vacantieparadijs
met maansouvenirs, kabelbanen
en boterhammenpapier. Verder
voor reusachtige zwarte letters
voor reclame op aarde iets
Persilacbtigs, heel duur en heel
exclusief. En dan zal de maan
een sensatie, dus na twee maan
den vervelend worden." In zul
ke bijdragen is Radecki op zijn
best. Iets minder in zijn her
inneringen aan Bert Brecht, met
wie hij veel heeft omgegaan. Hij
V'A k
'J
J
s/ 4£
De eerste
Wilma debuteert aan het einde
san haar zeer lange leven als
dichteres. Laatste uitingen die als
poëzie de eerste zijn. zoals Heero
ma in zijn woord vooraf terecht
opmerkt. Ik verbeeld mij. maar
kan het mis hebben, dat zij heeft
geprofiteerd van de veel grotere
vrijheid en gemakkelijkheid, die
fegenwoordig aan het dichten is
toegestaan. De poëzie, die in Wil
ma's vormingstijd en ook nog
veel later, de muziek soms heel
dicht naderde en over het alge
meen streng vasthield aan rijm
en metrum, en aan strofische
bouw, is nu de kant van het proza
jitgezwenkt en onderhoudt daar
mee grensverkeer. Wilma was
.-eel tc echt om lieve christelijke
versjes te schrijven of zich op te
olazen tot vervaardigster van
kunstpoëzie. Maar nu zij een lan
ge reeks romans en verhalen op
haar naam heeft staan en dit al
les heeft afgesloten met herinne
ringen en toch nog weer een groot
verhaal (Als het dode hout gaat
zingen, uitg. J. N. Voorhoeve, Den
Haag), dringt de geest haar tot
het korte, spreukige, het samen
vattende. uitroepende, waar
bij de aandrang tot vertellen
zich nooit helemaal ver
loochent. En zo is dan, ver
haar oude, toe
gewijde vrienden, de verzen
bundel De Koningsmantel
verschenen, eveneens bij J.
N. Voorhoeve te 's-Graven-
hage.
Het boekje opent met het
verhalen gedicht De Ko
ningsmantel. een herinne
ring aan het „rattenvrouw-
tje", een van de bijfiguren
in de hierboven genoemde
roman. Het vormt, zegt
Heeroma, als het ware de
overgang tussen haar ver
halen en de zuiver lyrische
gedichten. Heeroma onder
scheidt in deze verzen twee
groepjes: één met Bijbelse
motieven vooral ontleend
aan het lijdensevangelie, en
één met meer persoonlijke
motieven, typische Wilma-
motieven zou men kunen
zeggen. Natunrlijk komt
men woorden tegen, zoals
krank, feestkleed, beeltnis.
die sterk herinneren aan
dc overgeleverde stichte
lijke poëzie, en andere woorden,
zoals hemellichte wegen, doorhui-
verd, wilde vlam, openbloeit, af
komstig uit de dichterlijke taal
van het estheticisme. Toch kan
men niet zeggen, dat men hier
met epigonistisch geschrijf te
doen heeft, al vind ik het jammer
dat er te veel uitroeptekens zijn
blijven staan. die. gemakkelijker
dan vraagtekens, kunnen worden
weggelaten.
Dit teveel aan leestekens sug
gereert een zwakte van dictie, die
er op de meeste plaatsen toch
niet is. In dc reactie van dc re
cente poëzie, die leestekens tot
een minimum beperkt, zit een
kern van juistheid. Uitroeptekens
zijn meestal overbodig en zelfs
een gedicht als Mijn kind... op
hl. 16 zou erbij winnen, als het
de elf vraagtekens, het beletsel
teken en het uitroepteken rustig
achterwege liet. Het lijkt kinder
achtig om in deze kritiek de in
terpunctie te betrekken, die er
Voor Heeroma weinig toe doet
(zoals hij meer dan eens verze
kerd heeft), maar ik zou zo graag
willen dat deze bijz4>ndere geestes
uitingen zicli ook voor het oog zo
voordelig mogelijk presenteerden.
In poezie strekt de kieskeurigheid
zich ook hierover uit.
Affiniteit
niet waarschijnlijk dat buiten de
eigen kring dit werk grote waar
dering zal vinden. Het spreekt van
kracht die in zwakheid wordt vol
bracht. Voor ons is Wilma een
begrip en zijn deze verzen, zoals
de inleider zeg. „een noodzakelij
ke aanvulling en een toegift bij
haar verhalen". Zij is er een
voorbeeld van. hoe een niet zo
heel groot literair talent in het
levenslange proces van de heilig
making geïntegreerd en gesubli
meerd wordt. De korte beschou
wing waarmee ik begon, opent
misschien een perspectief op het
ik ga besluiten:
DE ALLERNAASTE
Ik heb zo lang gezocht naar
't allerschoonste woord
dat aan Uw heiige schoonheid
toebehoort.
Ik vond het nooit.
Ik heb gebeden dat Gij naaste
zijn zoudt in mijn leven,
méér dan de anderen: ouders,
broeders, vrinden,
die 'k aan de overzijde weer
zal mogen vinden.
Gij wérd de Allernaaste, zó dat
ouders, broeders, vrinden
eerbiedig zijwaarts weken toen
Gij U liet vinden.
Omdat Gij de Allernaaste in
mijn leven wilde zijn,
zo hebt Gij mij het allerschoon
ste woord gegeven.
Aldus Wilma.
C. RIJNSDORP.
Meesters der verteJkRnst. Uitga
ve J. M. Meolenkoff, Amster
dam.
De vijf eerste deeltjes uit een
geplande serie van twintig bevat
ten verhalen uit de Russische, de
Chinese, de jiddische, de neger
en de Joegoslavische vertelkunst.
De keuze is bijzonder gelukkig. Uit
het veelal ontoegankelijke terrein
is dat werk gekozen dat het volks
karakter toont en dat werkelijk
blijk geeft van humor en vaart.
Vooral de jiddische verhalen, die
bij ons zo goed als onbekend
zijn. zullen ons nuchtere lezers ver
maken. Het getuigt van verstandig
beleid dat men in alle boekjes zo
wel oudere vertellers als jongeren
aan het woord heeft gelaten.
drie auteurs hebben een instituut
bezocht. waar stelselmatig
auteurs worden gevormd. „Zo
zit daar een schoolklas van on
geveer veertig mensen van 25
tot 30 jaar, die auto's gerepa
reerd, machines gefabriceerd,
vee geslacht, brood gebakken,
straten geplaveid, hemden ge
naaid. zieken verzorgd rebben,
en nu het ABC tot en met het
XYZ van het schrijversberoep
willen leren, om de wereld met
gedichten, novellen, romans en
toneelstukken gelukkig te ma
ken".
Pop in de pop
Hagelstange streeft er oprecht
naar, de Russische mens te le
ren zien hoe hij eigenlijk is, ei
genlijk denkt, wat natuurlijk bij
voorbaat uitgesloten is, omdat in
dit zo gevarieerd conglomeraat
van volken de Russische mens
evenmin bestaat als de Chinese.
In Rusland zijn houten poppen
verkrijgbaar, waarin zich een
tweede pop bevindt, daarin een
kleinere derde, zelfs een vierde:
zó zoekt hij de Russische mens.
Misschien heeft hij die nog het
dichtst benaderd in de oudere
Russische vrorw, van ongeveer
zestig jaar: zij laat Iets vermoe
den van de grote Russische deug
den van geduld, erbarmen,
naastenliefde. Beter nog bij een
uitvoering van Francesca da Ri
mini van Tschaikowsky in Le
ningrad. Het publiek, dat bij
Mozart koel was gebleven, komt
nu in extase, „Dat is Rusland op
zijn zuiverst uitgestrektheid,
nacht, teerheid, zoetheid, senti
mentaliteit, ritme, zweven, dreu
nen. dans en de hemel der
kunst daalt neer op rechtvaar
digen en onrechtvaardigen, com
munisten en kapitalisten, .Rus
sen, Amerikanen en Duitsers uit
Oost en West."
Buitenkant
Hagelstange» werk komt zeker
niet boven gemiddelde journalis
tiek uit, kan in geen enkel op
licht Bölls Irisches Tagebuch
evenaren geen wonder, Böll
heeft verscheidene maanden In
Ierland gewoond, kon met de
mensen praten, en zocht een ver
borgen Ierland, terwijl deze drie
nauwlljks iets van de buitenkant
hebben gezien.
Voor dc Russische collega's
was Böll de enige hun bekende
enkele van zijn romans, die van
sociale bewogenheid, zijn in het
Russisch vertaald. In dit reisver
slag staat Haeelstange te zeer op
de voorgrond, van Gerlach is
blijkbaar alleen te vertellen, dat
hij zeer omvangrijk was. een
prima eetlust had en veel van
dieren hield: Böll kon door on
gesteldheid een deel van de ex
cursies niet meemaken.
Veel liever had ik gezien, dat
Slglsmund von Radecki een boek
over Rusland geschreven had
Deze auteur werd in 1894 tn Ri
ga geboren Omdat door de ge
dwongen Russificering daar de
Duitse scholen gesloten werden,
verhuisde het gezin naar Peters
burg. waar hij wel een Duitse
school bezocht, maar door zijn
omgeving vanzelf volmaakt Rus
sisch leerde. Hoe fijn hij de fi
nesses van deze taal en de ge
voelswaarde van de woorden be
heerst. blijkt duidelijk uit zijn
essay Vom übersetzen uit de bun
del Gesichtspunkte. Door de
taalkundige scholing, die Radecki
als jong student in Wenen van
Karl Kraus (Die Fmckel) ontving
werd hij opgevoed, om Gogol
en Tschechow congeniaal te le
ren vertalen. Een niet genoeg te
waarderen bijdrage! Radecki
werd eerst electro-ingenieur in
Berlijn, is daarna drie jaar ac-
tuur geweest en heeft zich ver
der als essayist en vertaler aan
de literatuur gewijd. Waar hij
ook heenkijkt, komt een „ge
zichtspunt" voor de dag, ook
waar men het nauwelijks ver
moed had. Het vanzelfspreken
de wordt verdacht. Welk een
filosofische beschouwing weet
hij niet te verbinden aan het
spoorboekje, „het enige boek
sedert de oude Egyptenaren, dat
hiëroglyphen gebruikt." Met ori
ginele humor geeft hij in spran
kelend proza zijn gedachten over
de „catalogus van verontschul
digen". waarvan wij ons plegen
te bedienen, over de wreedheid
van de film (Brigitte Bardot!),
over het belangrijke „Van Zelf"
(dit gebeurde „van zelf").
Voorbehoud
Sterker voorbehoud moet Ik
maken, als hij over filosofische
en godsdienstige onderwerpen
spreekt. Zo over Nietsche. Het
is onbillijk. Nietsche als geeste
lijke vader van het Derde Rijk
té brandmerken had hij an
ders zulk een grote invloed kun
nen uitoefenen op Thomas Mann,
Menno ter Braak en Marsman?
De Hitlerslaven (ook de profes
soren!) hebben immers ook
Nietzsche vervalst: ik zou heel
graag willen weten, of de
prachtuitgave van Nietzsche,
die Hitier aan Mussolini cadeau
heeft gegeven, niet eerst natio-
naal-socialistisch „gekuist" is.
De essays waarin hij gods
dienstige onderwerpen behan
delt. geven blijk dat hij de be
handelde vragen niet diep genoeg
doordacht heeft. In 1931 is hij
ü.K. geworden en propageert
:ljn nieuwverworven overtuiging
ioms sterker, dan m.i. te ver
antwoorden is, in 't bijzonder
wat het primaat van Petrus en
de eenheid der kerk aangaat
(Das erste Dogma).
De Maria-verering staat voor
hem centraal. „Ethisch gezien
is de lange weg ook lijden van
het Joodse volk naar zijn belof
te te vergelijken met de groei
van een plant. van de don
kere wortels door stengel en blad
heen naar die bloem, die Maria
heet. Door Maria staat de vrouw
hoger dan de man; Maria is
het „Eeuwig vrouwelijke", dat
ons optrekt" (199). De hele weg
van het uitverkoren volk was
een weg tot Maria. Door het
Kruiswoord: „Vrouw dat is Uw
Zoon, Zoon. dat is uw Moeder",
wordt Maria een nieuw verza
melpunt der mensheid; ieder
mens heeft, boven zijn eigen
moeder Maria tot moeder. Zo
als Christus de nieuwe Adam
is. is Eva. anders om gespro
ken Ave. namelijk Ave Maria."
Griekenland
Nu nog een enkel woord over
een bestseller van Gaitanides:
Griechenland ohne Sa uien. In de
laatste twintig jaar groeit de be
langstelling voor het Griekenland
Dus niet het Griekenland als
bakermat van wijsheid, schoon
heid en harmonische menselijk
heid („das Land der Griechen
mit der Seele suchend"), als va
derland van Perikles en Phidi
as. van Sophocles en Plato, maar
het Griekenland van tegenwoor
dig. dat men niet in de eerste
plaats bezoekt wegens de antie-
niet_om het Parthe-
ondergaan, maar om volk
en landschap. In onze eigen taal
zijn daarover in de laatste ja
ren verschillende boeken ge
schreven. Ik noem Griekenland,
Land-Volk-Cultuur van de on
vermoeide Griekenland-reiziger
mr, Hendrik Scholte, het sterk
geografisch gerichte Grieken
land. het heden van Hellas
Prof. dr A. C. de Vooys.
De Grieken zijn geen goden,
een levendige, briljant geïllus
treerde reisbeschrijving van A
den Doolaard. Tot dit genre be
hoort Griekenland zonder zul
len". Wie, zoals schrijver dezes,
daar kort geleden geweest is.
zal af en toe een „schok der
nerkenning" ervaren bij het be
kijken van een foto van een no
tenverkoper (32), van schilder
achtige vrouwendrachten of de
dans van de lijfgardisten van
de koning (16).
Zeer uitvoerig behandelt Gai
tanides de periode tussen de we
reldoorlogen, de partisanen, de
jaren van anarchie, de invloed
van de communisten en het vele
lijden, dat de Duitsers in de ja
ren van bezetting over het land
hebben gebracht. Voor ieder, di
in Griekenland belangstelt, ee
- aandachtig te lezehl
boek
J. H. SCHOUTEN
1. Rudolf Hagelstange: Die
Puppen in der Puppe. Eine
Russlandreise 1963. Prite
DM 14,80 260 blz. UKg.
Hoffmann und Carnpe Ver
lag. Hamburg 13.
2. Slgismund von Radecki:
Gesichtspunkte. 283 blz. 1963.
Uitg. Jakob Hegnes. Köln.
3. Johannes Gaitanides:
Grlechenli
1963.
Paul