rZk1euZ NAGELATEN SPOREN Straks niet meer Chinees 1 I 1 Antiekbeurs-Delft fppfj* 30 SCHATKAMERS UNIEK TOPSTUK HISTORIE OP PENNINGEN FRANS BIJLSMA ZONDAGSBLAD ZATERDAG 13 JUNI 1961 TOT EN MET 24 JUNI DER volkeren vaart door vele eeuwen vindt een ongemeen boeiende illustratie in de duizenden voorwerpen die Neder landse kunsthandelaren hebben uitgestald op hun zestiende Oude Kunst- en Antiekbeurs te Delft. Men behoeft waarlijk niet tot de koopkrachtigen te behoren om mee de verrukking te onder gaan van de verrassende ontmoeting met zoveel interessante zaken in dertig schatkamers. Het behoort bij onze tijd, een hobby te hebben, maar niet ieder- hij zich kan bezighouden. Zo'n Antiekbeurs wil cultuurrijkdom. en er over lezend kan de vrijetijdsbesteder zich verdiepen in de vele facetten van onze honderden ideeën doen. Ook zonder een oud stuk schaffen, dus gewoon KROEGJOOL FOTO LINKS: ,U roi bait", een coloristisch en qua enscenering spran kelend kroegtafereeltje van David Teniers de Jonge. De Vlaamse mees ter van het genrestuk, die leefde van 1582 tot 1649, signeerde en dateerde dit tvarm-kleurig paneel in 1635 kort voordat hij, als een van de pro minentste Zuid-Nederlandse genre schilders, in eigen stijl zijn hoogbloei beleefde. (Eig. gebr. Douivers). Om enkele hoofdmoten" te noe men: schilderkunst, porselein, beeldhouwkunst, glaswerk, meu- kijkend helkunst, penningen, edelsmeed kunst, tekeningen, emailleerkunst, architectuur en weefkunst. Al deze hoofdgroepen hebben talloze vertakkingen, die elk voor zich een onvoorstelbare reeks spe cialiseringen mogelijk maken. Elk ding heeft zijn geschiedenis en fascinerende achtergronden voor wat betreft de mens, zijn volk en zijn land in de tijd. Op deze pagina het vervolg op het artikel in ons blad van vorige week vrijdag geven wij er en kele indrukken van. TON HYDRA fHINESE kunst is op de Delftse beurs van oude kunst en antiek uiteraard rijk vertegenwoordigd en de ceramiek neemt vanzelfsprekend een zeer belangrijke plaats in, want China zeggen betekent voor menige \erzamelaar allereerst denken aan aardewerk (baktemperatuur tot 800 gr. C.), steengoed (boven 1300 gr. C.) en de verfijning daarvanporselein. De rsprong de i i. Ho. kunstder Chinezen ligt achter thische nevelen van omtrent eeuwen voor het begin van c.ns telling. Kenners en liefhebb. teren hun bezit aan de hand lange lijst van dyni der de dynastie, met des te mee zag wordt dan gezegd: „Dit is H'si (1662-1722), maar dat is (1127-1279) hoogtepunt va Chinese ceramiek. ;rde Wereldse Madonna TV/TARKANTE tekens van de his- torie zijn zeker ook de pen ningen. Een expert op dit gebied is Jacques Schulman. Ter beurze toont hij vele kunstig gemodelleer de herinneringen. Links de gou den Van Oldenbarneveldt-penning van Arondeaux (eind 17de eeuw) op de achterzijde waarvan Vondels niet mis te verstane vers voor komt „De tyt heeft nimmer wegh- genomen de naam en 't overschot der vromen; want na dat zy zyn overlêen, blinkt hunne deugt voor ydereen. Rechts prins Willem V en Wilhelmina van Pruisen op een gouden penning van G. v. Moelin- gen uit 1767. van de onbevl. ildsnijder 1T2S zijn Madonna :ed. (Als sym menselljklng). (Eig. Bles GEHEIM J^EN met goud- en zilverdraad schitterend wandtapijt, één uit een serie van drie tapisserieën, door Lodetvijk XIV geschonken aan markiezin de Maintenon, met wie de Franse koning in het ge heim huwde na de dood van zijn ruw, Maria Theresia van Spanje. Het i tekor OS ALS KAN TWEE messen en de namen van gilde- Een uniek topstuk van de Antiekbeurs is de hierboven gereproduceerde houtsculptuur uit het begin van de 15de eeuw. De figuren van deze zgn. „Anna te drieën" zijn uitermate verfijnd en sterk beeldend gesneden. Het on gewone is echter niet de hoge graad van vakmanschap, doch de totaal van de traditie afwijkende groepering. Zelfs een expert als kunsthandelaar Wiegersma, die het stuk bezit, heeft een dergelijke enscenering niet eerder gezien. De Meester van Utrecht heefter een intiem Hollands familietafe reeltje van gemaakt. Maria (links) wil voor een ogenblik niet ge stoord worden, want zij verlangt te lezen. Daarom verwijst zij haar Zoon naar Anna (volgens de apocriefe overlevering Maria's moeder), die dan ook met het kin- derverdriet-stillend gebaar van de grootmoeder vergoelekend - de ar men uitstrekt- Nu dit exceptionele stuk door toedoen van de heer Wiegersma eenmaal in ons land is terugge keerd, zullen zeker pogingen worden gedaan om het te houden in de stad waarmede men de ma ker heeft benoemd. Op de kast af Li bepaalde kringen (of misschien is het al niet meer zo) is het ,,in" om te spreken van een semi-dit en een semi-dat. Bij de (eerste) roman van Frans Bijisma, Straks niet meer, een uitgave van J. M. Meulenhoff te Amsterdam, zou men van semi-Iiteratuur kunnen spreken. En dan leg ik nog de maat staven aan die tegenwoordig gelden, of lie ver, ik meet niet naar de literaire normen van enige generaties terug. Toen was men pas romancier als men figuren kon creëren. Het „mens-scheppend vermogen" heette dat. Men vereerde Shakespeare en Balzac vanwe ge de grote menigte schepselen die ze had den „geschapen", dat wil zeggen tot literair leven gebracht binnen het kader van een drama, een roman of een romancyclus. De hoogst denkbare prestatie was dat zo'n figuur bij wijze van spreken het boek uitstapte en zelfstandig ging leven voor de verbeelding van duizenden lezers: Don Quijote, Hamlet, maar ook Sherlock Holmes en zelfs Droog stoppel. Figuren waarvoor men standbeel den kan oprichten, een eer die volgens de Finse componist Sibelius nooit aan een criti cus te beurt zal vallen. Er is trouwens geen machtelozer hulde dan een standbeeld. Maar in de hedendaagse reportage- of bekentenis literatuur treft men dit vermogen maar zel den aan. Men verhaalt eigen ervaringen en begeleidt dit nummer met een striptease. Reeds het feit dat Bijisma in de derde per soon spreekt, hoewel hij duidelijk persoon lijke ondervindingen beschrijft, wijst erop dat hij behoefte heeft gevoeld aan een zekere afstand tussen zijn authentieke ik en de me dische student, later kandidaat en in het tweede deel chef de bureau Frits uit zijn boek. Vermoedelijk heeft hij, althans het eer ste gedeelte, geschreven om zich rekenschap te geven van de tot toen toe afgelegde le vensweg. Het boek begint bij zijn ontgroe ning: verhaalt van een concertbezoek met het meisje Carla; beschrijft een studie-werk week bij de zeekust en een feestje op de laatste avond; verstrekt intelligent, maar vaag gefilosofeer over de mens en het leven (God is er niet: dit wordt toch nog beleefd heidshalve even vastgesteld); brengt verslag het e het zelf; dromen met als verzwegen achtergrond een auto-ongeluk en dan heeft men het eer ste gedeelte van- de roman gehad. In het tweede is Frits gehuwd, vader van twee kin deren, geestelijk enigszins beschadigd door het auto-ongeval, chef op een grote instel ling, soms vizionair bezig met een atoom oorlog. in de werkelijkheid redder van een te water geraakte vrouw, circusbezoeker met vrouw en zoontje, vakantieganger... tot hij, in de laatste zinnen van het boek, ..aan de grond genageld staat" en het zover is, d.w.z. de atoomoorlog is begonnen. VAAG PLAN Aan de schrijver heeft vermoedelijk maar een vaag plan voor ogen gestaan. Wie 24 of 25 jaar is en autobiografische gegevens ver werkt in een lang relaas, staat voor de moei lijkheid dat hij zijn verhaal moet afronden maar niet kan. Tot een zeker punt loopt de lijn van de ervaring door, maar dan moet de fantasie eraan te pas komen en een sprong nemen. Dit tweeledig karakter maakt compo sitorisch de zwakheid van dit boek uit. In de tweede plaats is het onvermijdelijk, dat de be schreven belevenissen in het boek vele blad zijden beslaan, zonder dat ze de functie heb ben die de feiten in een goed-geconcipieerde roman vervullen. Schrijven, vertellen is sty- leren, niet rapporteren. Men maakt een eta lage, waarin alles op zijn plaats staat. Het oog ziet zowel de samenhang als de samen stellende delen. Natuurlijk is er ook een woest-geniale manier van schrijven, de me thode van de romantische vormeloosheid, waarbij het aankomt op een indrukwekkend verkwisten van materiaal en ideeën. Dit kun nen maar weinigen en de waarde van het ge schrevene zal onderling ongelijk zijn. Bijisma is geen dionysische natuur: hij heeft een filo sofische inslag en houdt van het heldere en geordende. Zijn roman is tot op zekere hoogte een ideeënroman, een meditatie over de mo derne mens en diens plaats in de wereld die onder de dreiging van atomaire vernietiging Het hieronde boeddhistische beeld (godin Yin) van wit porselein is uit de Kang H'si periode, zeventiende eeuw. (Eig. Nijstad). rstaande foto i die uit Italië voortgaat klein en egoïstisch, leugenachtig en op macht belust te zijn. Maar het gediscus sieer en gepieker komt nergens uit boven het peil van niet-onbegaafde studenten die bij al cohol en nicotine op het leven zwoegen als op een moeilijke algebrasom. Ze doen alsof ze de eindformule gevonden hebben, maar als het hanengev/cht tussen twee opvattingen te lang geduurd heeft, schuiven ze het sommen schrift opzij en gaan plezier maken. Dat kan als je jong bent. Wie tussen de regels door kan lezen merkt reeds de innerlijke voorbe reiding op het latere, onvermijdelijke com promis. Er zijn maar heel weinig volharden de zoekers. In ieder geval is de dan toch komen atoomoorlog een duidelijk einde, de ver-duivelde deus ex machina. Het is al eens meer gezegd dat auteurs voorzichtig moeten zijn met het doen ge beuren van ongelukken en rampen, tenzij die ramp öf betekenis heeft met terugwerken de kracht, zoals in The Bridge of San Luis Rey van Thornton Wilder (verschenen in 1928), óf op een andere manier waarlijk functioneert. Dit is hier niet het geval. Ver scheidene boeken eindigden met het uitbre ken van wereldoorlog I of II: de vuist die plotseling neerkomt op kleine mensjes en hun intriges. Iets dergelijks zal Bijlsma's be doeling geweest zijn, maar het wereldje dat hij tevoren opgebouwd heeft is te schraal en te bleek om ontsteltenis te verwekken bij dit plotselinge einde. Als men in dit boek prikt komt er meer water dan bloed uit en het bloed proeft niet als echt schrijversbloed. De geboren auteur herkent men aan een soort heilig moeten. Leed is omgezet in kracht. In de onderha vige roman wordt veel gepraat en nage dacht, maar nergens echt geleden. Er is geen levensnood, geen echte kreet. De mo raal is: „Nu ja, enfin, men dient verder te leven, zolang het kan. Straks (kan het) C. RUNSDORP.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1964 | | pagina 18