In t Escorial rusten veel Spaanse koningen Oude Hendrik Duivesteyn aan l\&t beateien" I 1964 ZONDAGSBLAD ZATERDAG 30 MEI 1964 f VORIGE week dinsdag: is de oude Hendrik Duivesteyn overleden en zijn verscheiden heeft ons alle maal sterk aangegrepen, want als mens en collega stond hij bij ons in hoog aanzien. Daarom zijn we allen naar de begrafenis gegaan. Eén van ons heeft bij hef graf nog een enkel woord gesproken en ra de teraardebestelling hebben we de familie onze deelneming betuigd. En hebben we haar verteld, welke plaats deze man in ons leven had ingenomen. Maar vanmorgen kwam er een briefje van de oudste dochter en na het lezen bekroop ons bet onbehaag lijke gevoel, dat wij aan de dood van Hendrik Duivesteyn, naar de mens ge sproken, een aandeel hebben gehad. Ik zal u hel verhaal vertellen, wellicht, dat u er lering uit kunt trekken. Hendrik I Duivesteyn was op ons kantoor het ma- I nusje-van-alles. Hij zette 's morgens kof- 's middags thee, hij bracht de brie- naar de post en deed voor ons aller- lei boodschappen. Men zegt wel eens. dat j iemand zich onmisbaar heeft gemaakt, i maar bij de oude Hendrik Duivesteyn was j dat zeker het geval. Hij hoorde bij ons kantoor, zoals de bu- reaus en de stoelen, zonder hem was het j kantoor het kantoor niet meer. En dat s de reden dat de directeur, toen Hen drik 65 jaar was geworden, hem vroeg of hij bereid was nog enkele jaren bij ons te blijven. Ik hoor het de baas nog zeg gen: „Hendrik, zonder jou zitten we met onze handen in het haar. Wie zou al die dingen^moeten doen, die jij doet?". HENDRIK glom van genoegen. Hij was weduwnaar en leefde alleen in het huis waarin hij zovele gelukkige jaren met zijn vrouw had doorgebracht. Het verzoek van onze baas kwam hem best van pas. Later vertelde hij, dat hij niet had geweten wat te doen als hij inder daad was gepensioneerd. Liefhebberijen had hij zo goed als niet. Hij deed wat 3£n knutselen, maar, zo vroeg hij ons, zou u dag in dag uit alleen maar willen knul- Hij bleef dus op kantoor, ook tot genoe gen van ons. En de dagen vergingen zoals ze voor hem al die jaren waren vergaan: hij zette koffie en hij knapte allerlei kar weitjes voor ons op. Hendrik Duivesteyn werd 66 jaar. hij werd 67 jaar en 68 iaar. En toen kwamen de kwalen. Hij werd slechter ter been. hij klaagde over rheumatiek. over kortade migheid, veel over hoofdpijn. Een enkele dag bleef hij wel eens thuis wat tevoren nooit was gebeurd. En we zeiden tegen elkander: „Nou begint hij langzamerhand af te takelen. Zouden we hem toch maar niet pensioneren?". Maar toen we er over begonnen, werd hij eerst boos, daarna diep bedroefd. Met trillende stem vroeg hij. wat hij verkeerd had gedaan. We vertelden hem, dat hij naar onze mening aan zijn rust toe was en dat we hem zo graag nog wat rustige jaren gunden. De vlieger ging niet op. Tenslotte kwa men we tot een afspraak. Tot zijn helemaal op. i twee jaren "duren lang als je staat. Hendrik dacht: Ik heb wel even de tijd. maar toen de laatste maanden aan braken, de laatste maanden voor het de finitieve afsluiten van zijn diensttijd, werd hij stiller. Weer begon hij te klagen over allerlei pijntjes, en we wisten het: Hij ziet op tegen het afscheid als tegen een berg. Het plan was van de baas zelf. Hij zei: ,.We zullen Hendrik een waardig afscheid geven, hij moet er van doordrongen wor den. dat we echt met hem meeleven, dat we bijzonder op hem gesteld zijn." Er werd een kleine commissie samen gesteld, die de feestelijkheden aan het af scheid verbonden, zou organiseren. Het werd een groots feest, in tegenwoordig heid van zijn drie kinderen: twee dochters en een zoon. 's Morgens werd Hendrik door de baas per auto van huis afgehaald. Toen hij op kantoor verscheen, stonden we allemaal in een kring en we zongen een lied. dat een van ons had gedicht. Daarop volgden de toespraken. Eerst een toespraak van de chef de bureau, toen een van de procuratiehouders en tenslotte nam de baas zelf het woord. ^ANMORGEN, na het lezen van de brief van Hendriks oudste dochter, heb ik de band weer laten afdraaien, waarop deze toespraak was opgenomen. En ik geef haar hier weer, opdat u er zich van kunt overtuigen hoe voorzichtig men moet zijn met zijn woorden. „Beste Hendrik. Volgende week word je zeventig jaar en nu achten wij toch heus de tijd aangebroken om jou met pensioen te laten gaan. Maar het gaat ons wel aan het hart. want we zullen je erg mis sen. Op ons kantoor heb je altijd een bij zondere plaats ingenomen. Je was niet in gedeeld bij een of andere afdeling, je hoorde bij iedereen. Je kende ook ieder een en je wist van iedereen alles. Je had een vertrouwenspositie en die heb je goed vervuld. In al de jaren, dat je bij ons hebt gewerkt, heb je nooit aanleiding tot een klacht gegeven. Je ging rustig je gang, je wist wat van je werd verlangd en je zorgde, dat alles in orde kwam. Nooit hebben we je tot iets moeten ma nen. je deed alles uit jezelf Voor velen van ons ben je een groot voorbeeld ge weest van plichtsbetrachting. En nu ga je ons verlaten. We kunnen het ons nauwelijks indenken, dat ie mor gen niet meer bij ons zult zijn. Een an der zal je werk gaan doen. of beter ge zegd: trachten te doen, want het is moei lijk jou te vervangen. Maar. beste Hen drik, één ding: vergeet nooit, dat je hier altijd welkom bent, dat er altijd een stoel voor je gereed zal staan, dat we je graag de hand zullen drukken zo dikwijls je ook binnenvalt. We hopen, dat we je nog veel mogen ontmoeten. Loop vrij in en uit, met om te werken, maar gewoon om een gezellig praatje te maken. Ik beloof je: blijven, dan op het moment, waarop jij binnenstapt, leg ik mijn pen neer om met jou te pra ten. Al was het tien maal per dag". Het bleef natuurlijk niet bij toespraken. Er waren veel cadeaus: sigaren, bloemen, fruit, een paar flesjes heel goede wijn, en tenslotte nog een cadeau in couvert. Een uurtje of wat zaten we met elkan- babhelen onder het genot kopje koffie. Hendrik haalde herinnerin gen op uit vroeger jaren, hij sprak ook nog een woord van dank, we hadden nog een eenvoudige lunch en toen brak het af scheid aan. Met de auto werd Hendrik j huis gebracht, door ons allen nage wuifd, i toen was het voorbij. T~\E volgende dag prompt om acht uur Lr was Hendrik weer op kantoor. „Ha. die Hendrik", riepen we joviaal ,.en hoe bevalt het gepensioneerd te zijn?" Hendrik lachte breed. „Best hoor!", zei hij. „Best. geweldig. Ik kan opstaan wanneer ik wil en gaan waarheen ik wil. Wat kan ik mooiers wen- Hij zette weer koffie en bracht die rond, en kwam bij ons aan het bureau staan voor een praatje. We vonden het echt ge zellig. Tegen het middaguur verdween hij. „Wanneer kom je terug?", riepen we als in koor. Hendrik haalde de schouders op ..Ik weet het niet", zei hij peinzend, en liet er vragend op volgen: „Zouden jullie ^het leuk vinden als ik morgen weer „Natuurlijk", riepen we. „Ik zal eens kijken" beloofde hij De volgende morgen prompt om acht uur stapte hij weer binnen, en als de dag tevoren weer met luid gejuich ontvangen. Zo ging het een hele week. Hendrik bleef komen. Hij zette koffie, en al spoedig deed hij ook weer wat klusjes. De week daar na bleef hij thuis. De eerste dag spraken we over hem. de tweede dag werd zijn naam niet meer genoemd en de derde dag dacht niemand me^r aan hem. De derde week ging het als de eerste week. Hendrik op tijd op kantoor, zette weer koffie en deed weer allerlei karwei tjes. viel het zware woord. Wie het heeft gezegd ik weet het niet. Het zal Hendriks opvolger wel zijn ge weest, die niet goed kon verdragen, dat Hendrik bij ons zo'n geweldige populari teit genoot. TT)EN i A het I Hij zei, zo onder de koffie langs zijn neus weg: „Die ouwe is al niet geweest, en dat i; iemand, die gepensioneerd rust houden. Hij heeft hier ken. hij kan beter wegblijven' We schrokken er allemaal van. Maar. zoals Het meer gaat bij losse opmerkin gen. er bleef toch iets van hangen. Ja. was het feitelijk niet zo. dat Hendrik bij ons niets meer had te zoeken? Hield hij ons niet van het werk? Moest dat maar doorgaan, dat hij af en toe binnenviel en net deed of hij nog bij ons werkte? Moes ten we er geen stokje voor steken? De vragen lieten ons niet met rust. We spraken er met elkander over. Gek. hè, met die Hendrik. Zou hij niet begrijpen, dat hij beter weg kan blijven? Zullen we er eens met hem over spreken? We deden het niet. Althans niet de eer ste keer. dat Hendrik weer het kantoor binnenstapte. Maar we waren wel aan- merkelijker koeler tegen hem, We deden niet meer zo uitbundig. We schonken ook niet meer zoveel aandacht aan hem. We waren beleefd, maar zuinig met onze woor den. Het bleef bij: ja en nee. Later waren we het er over eens. dat Hendrik er iets van moet hebben gemerkt. We hadden allemaal ontdekt, dat hij ons wat vreemd aankeek, maar op dat mo ment drong dat niet erg tot ons door. HENDRIK kwam nog één keer bij ons op bezoek. En toen barstte de bom. Het was twee maanden nadat hij was gepensioneerd. Hij staptebinnen op het moment, waarop we allemaal druk bezig waren. En een onzer zei: „Hendrik, we hebben vandaag echt geen tijd om met je te spreken. Kom op een andere keer maar Hendrik zei niets, draaide zich om en vertrok. We hebben hem nooit meer le vend terug gezien. Vanmorgen dan kwam het briefje van zijn oudste dochter, en het heeft ons diep beschaamd gemaakt. „U kunt er niets aan doen. ik begrijp dat volkomen, maar het was zo hard voor hem. 3ij zijn afscheid is er gezegd, dat hij net zo dikwijls het kantoor kon binnenstappen als hij dat zelf wilde. En hij heeft niet begrepen, dat dit zo maar een vriendelijkheid was zonder meer. Hij heeft niet begrepen, dat een gepensioneerde overal buiten staat, dat hij geen binding meer heeft met zijn vroe gere werk. dat hij over is. En toen hij het ontdekte heeft hij het niet kunnen ver werken. Als ik zijn verhaal goed heb be grepen is hem gezegd, dat hij op een an dere keer terug moest komen het is zijn dood geweest. Als een klein kind is hij in een hoekje gaan zitten. We hoor den hem mompelen: Ze hebben me niet meer nodig. We hebben nog met hem ge sproken, het heeft niet geholpen, 's Avonds is hij rustig gaan slapen, maar toen we hem de volgende morgen wilden wekken vonden we hem dood in bed. Nogmaals u kimt er niets aan doen. Maar laat Hen drik Duivesteyn een olaatsje in uw hart 5 j j Proelballon verschijnt elke veertien dagen in het zondagsblad, voor Iedere geaccep teerde inzending Is er een postwissel, stunr fs.v.p.l toto's, tekeningen, gedichten, verhalen, commentaren. Ideeën ot wat Je nog meer hebt naar de re- daktle ..Ruimte voor KAREL V en PHILIPS Van onze speciale verslaggever Link van Bruggen Op twee na grootste gebouw van Europa er de rood-marmercn sarcofagen van de meeste Spaanse koningen en koninginnen uit de huizen van Habsburg en Bourbon. Vooral ge durende de weekends komen er duizenden Spanjaarden en vreem delingen in de met koperen luch ters verlichte ruimte, die zich on der het hoofdaltaar van de basi liek bevindt. De stoffelijke resten V de enige, op wiens het Latijnse woord San Lorenzo de EI Escorial (Van onze speciale verslaggever Link van Bruggen) De invloed van de ook in ons land bekende koning Phi lips II is in Spanje bijzonder groot geweest. Overal in Kastilië komt men de naam van deze, uit Oostenrijk stam mende Habsburgse asceet tegen. Als fanatiek verdediger van de rooms-katholieke leer, als vervolger ook van „ketters" onder wie, behalve protestanten, ook Joden en Moren werden verstaan liet hij kerken en kloosters bouwen. Als hoofdstad is Madrid zijn schepping en ook in Toledo, de vroegere koninklijke residentie en regerings- stad, liet hij zijn sporen achter. Zelden of nooit verliet de van 1556 tot 1598 geregeerd hebbende vorst zijn land, hoe wel zijn legers zich tot in het uiterste Noorden van de Lage Landen bevonden. kale zitsteen. Grafkelder Het meest indrukwekkende deel van het Escorial is de zestienhoe- kige. koninklijke grafkelder.die de tijd van het barok ver vooruit schijnt te zijn geweest. Men vindt van Karei sarcofaag ior keizer staat zijn nog gedurende het leven van Philips II naar dit pan theon overgebracht. Het lichaam van de laatste is er bijgezet dat van Philips III, van Phüips IV en zovoorts. Slechts een viertal Spaan se vorsten, die de wereld sinds het begin van de zestiende eeuw heeft gekend, liggen elders begraven. De voorlaatste koning van Span je, Alfonso XII, was de laatste, wiens stoffelijk hulsel naar het Es corial werd gedragen. Alfonso XIII. die in 1931 het land ontvlucht te, stierf in de Tweede Wereldoor log in ballingschap. Hij werd in Rome, waar hij tien jaar ver bleef, ter aarde besteld, doch ve le Spanjaarden houden het voor mogelijk dat zijn kist nog eens naar het Escorial wordt over gebracht. Als na Franco's dood de kleinzoon van de laatste Spaanse vorst. Don Jan Carlos de troon bestijgt iets wat anders in 't geheel niet zeker is! Zou deze als een van z'n eerste daden, de bijzetting van z'n grootvader in het Escorial willen gelasten. Luister De luister, koningen zich ook na hun dood wensten te omringen, komt 't best tot uiting in de basiliek. In dit voor 't overige strak gehouden bedehuis vindt men aan beide zij den van het hoofdaltaar twee bron zen beeldengroepen. De eerste stelt Karei V ste gezins- en familieleden Het bouwwerk, dat bijna geheel de naam van Philips II draagt, is het op veertig kilomeier van Madrid gelegen Escorial. Het is het op twee na grootste gebouw van Europa alleen het Kremlin en het Vatikaan heten omvang rijker te zijn. De basiliek van het Escorial lijkt trouwens in veel op de Romeinse St. Pieter. Wat de hoogte, het grondvlak en de maten van de koepel betreft, zou hij er een kopie van kunnen zijn. Escorial Het Escorial een klooster an nex slot annex mausoleum werd aan de voet van de Sierra Guadar- vama neergezet. In 1562 werd de laatste steen gelegd. Twee bouw meesters hebben het 207 meter lange en 161 meter brede, granie ten complex op hun naam staan. Het zijn Juan Bautisto Toledo en eooral Juan de Herrera, in de zestiende eeuw de meester-archi- tect van heel Spanje. Waarom Philips II het Escorial liet ontwerpen? Men zegt dat hij gevolg heeft gegeven aan een van de laatste wensen van Karei V z'n keizerlijke vader, die een „passend" mausoleum voor dc Habsburgers in Spanje noodzake lijk achtte. Een feit is dat de veel vooi Spanje betekend hebbende vorst zich alles aan de bouw van het Escorial gelegen heeft laten liggen. Heel vaak hield hij persoonlijk toe zicht op de werkzaamheden ter plaatse. Hij kwam hiervoor te paard uit Madrid ook trouwens „om de sneeuw op de toppen van de Guadarrama te zien en om op het meer dan duizend meter hoge plateau wat afkoeling te zoeken", zoals een kroniekschrijver zegt en volgde op een speciale verbo ging de vooruitgang, die werd ge maakt. Die „uitzichttoren" is er overigens nog: wat uitgesleten de tweede Philips II met echtge note, zoons en dochters. Ook laat het Escorial duidelijk zien dat de koningen uit het Huis Habsburg heel wat eenvoudiger leefden dan die uit het Huis Bour bon. Vooral de sobere meubilering van de woon- en slaapvertrekken van Philips II valt op. De Bour bons, wier later gebouwd paleis eveneens in de oorspronkelijke aankleding bewaard is gebleven, kleefden alle pracht en praal van het Hof van Versailles aan. Schil derijen met mythologische motie ven, ragfijn, onschatbaar Sèvres porselein, sierlijke klokken, ta fels en stoelen van bewerkt en ingelegd hout en, niet te verge ten, een grote verzameling gobe lins. zeggen veel van de pronk zucht en de levensstijl van de latere koningen van Spanje. De Patio de los Reyes, of wel het Hof der Koningen, is de groot ste en de belangrijkste binnen plaats van hét Escorial. Van de voorgevel van de basiliek, die twee, meer dan 70 meter hoge torens heeft, kijken zes, in mar mer uitgehakte beelden van Jude- se koningen naar beneden, onder wie David, Salomo en Josia. In het Hof der Koningen wor den thans andere plechtigheden gehouden als vroeger. Ik maak te er de vaandelwijding mee van enkele honderden Spaanse recru- ten, waarbij het godsdienstig ele ment sterk op de voorgrond trad. De enige man, die naast de wacht stond met witte hand schoenen aan marcheerden dc soldaten onder het vaandel door. waarbij dit hun ontblote hoofd raakte was een zwart ge rokte priester. En achter het ere podium was een speciaal altaar dc Spaanse na- Zij vielen ver van onze wieg verrees hun graf voor onze vrijheid maar wat is vrijheid voor een kind van nog geen jaar een rood wit blauwe vlag zacht golvend in de wind een sjerp oranje als een voorjaarsbloem zij vielen voor ons volk en in ons vaderland maar wat is vrijheid voor een kind van twaalf jaar een gang naar 't stuk beton dat zwijgend staat in diepverzonken droef gepeins een oud portret een onbegrepen traan zij vielen voor ons volk dicht bij ons huis maar weten wij wat vrijheid is een weggegooid stuk brood of een versleten lied stemming Stemming Ik hunker nu al vele uren naar het lichaamwarme woord de zon moet bloedrood onder i schreeuwen moord. Pim de Vroomen ER UIT GELICHT Jago. Kijk eens aan bakboord We had den overigens na Hans Kreuzen niet meer zó iets goeds gehad R. K. te R. Doe het eens zonder José. G. van L. te '§-G. Misschien kennen wij nog veel viezere woorden. Alleen zetten we die nooit op papier. En we sturen ze naar niemand toe ook. johannes en johannes een ander zijn samen de wereld ingeklommen lassotouw om hun schouder klimvoeten in hun schoenen houweel en behendigheid in hun handen zijn ze de wereld ingeklommen zij begonnen de eerste dag. en vermeden de lauwe hellingen die lieten zij links liggen recht vooruit recht omhoog gingen zij na enige tijd klimmen spuugden ze sfoer naar liiiks naar beneden over hun schouder johannes en johannes de ander. worstelend met de barre zwaartekracht het glibberig houvast en bengelend als aan een klokketouw in de wind die hun bewegingen steeds stijver blies vergingen ze allebei van de honger als ze aan pap dachten riepen ze tegen elkaar dat ze niet aan pap moesten denken zo was de eerste dag. johannes en johannes de ander die hielden van doorzetten en aanpakken daaraan lag het niet toen het touw uit hun handen stortte de terugreis vergde uiteraard weinig van hun uithoudingsvermogen en al kwamen ze ver van onzacht neer het was een geruststellende gedachte weer begane grond onder hun voeten te hebben johannes en johannes de ander de laatste dag. HANS DORRESTEYN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1964 | | pagina 17