Speurders „op herhaling" Zoncler centenbak naar bet Caraïbische RECHERCHEUR GEEN SHERLOCK HOLMES ZATERDAG 22 FEBRFARI 1964 (Van een onzer verslaggevers) Scenes Het lesrooster op de in oktober' .i'ficiëel gestarte school is uitge breid. Alle politievakken hebben T een plaats in gekregen, maar 1e praktijk, de criminele taktiek, staat toch no. 1 in Wolfheze. De opsporing, aanhouding, het verhoor, het zoeken naar aanwij zingen, de omgang met tipgevers, het volgen en de camouflage, het zijn allemaal onderwerpen, waar in de cursist diepgaand wordt ge- Hele scènes worden daarvoor in elkaar gezet en de leden van de staf zijn daarbij de acteurs, die de cursisten menigmaal tot wanhoop brengen. "D ECHERCHEUR zijn is geen Sherlock Holmes spelen. Mag Conan Doyle's geesteskind dan een wereld wijde populariteit genieten, op de recherche-school in Wolfheze denkt men er an ders over. Daar weet men uit de praktijk, dat het suc ces bij het speuren niet al léén hangt aan geluk en het handig combineren en de duceren". Rechercheur zijn betekent werken, werken, werken en dan nog eens ge luk hebben, zegt commissa ris C. A. Jongboer, de man die de directeursstoel bezet van de (nog jonge) school. Of om een volledige definitie te geven: een rechercheur is een man, die een in een crisistoestand verkerende mens over een drempel heen moet helpen (de bekentenis) en alles wat die mens dan zegt moet vastleggen in een authentieke acte (het pro ces-verbaal). Een opdracht, waarvoor een psychiater maanden en een notaris da gen nodig zou hebben, maar die de rechercheur het liefst binnen enkele uren moet zien uit te voeren. Om het de toekomstige .rec&ér- eheurs bij het leveren van zulk een topprestatie wat gemakkelijker te Een inbraak-oefening. In een tot huiskamer ingerichte ruimte tref fen rechercheurs een overhoop ge haalde kast en een opengebroken geldkistje aan. Aan hun de taak de inbreker te ontmaskeren. maken, is de recherche-school op gericht. Schoolbanken In een uitbouw van hotel Wolf heze, midden in de bossen, waar in deze tijd van het jaar slechts de wind de serene rust verstoort, komen ze dagelijks bijeen. Re chercheurs uit alle delen van het land hebben hun bureaus verlaten om hier in de provisorisch inge richte leslokalen plaats te nemen in de schoolbanken. Het zijn meest de oude rotten in het vak, die in de bosrijke om geving van Wolfheze voor vijf we ken ,,op herhaling" komen. We beginnen met de ouderen, zegt directeur Jongboer. Dat zijn de mensen, die de jongere colle ga's moeten coachen. Bovendien vormt hun ervaring een belang rijke „inbreng" voor de cursus. Die ervaring willen wij graag bun delen en opnemen in de leerstof. Op die manier blijft zij bewaard voor jongere generaties. Tot nu toe was het altijd zo, dat wanneer een rechercheur met pensioen ging, ook een brok prak tijk-ervaring verloren ging. Iede re adspirant moest daarom hele maal opnieuw beginnen. Met on ze school hopen wij dit verlies te voorkomen. Vijf weken Iedere vijf weken krijgt de school 75 man (in drie klassen) op bezoek. Dat gaat zo van oktober tot mei, want 's zomers ligt de school stil Dan is Hotel Wolfhe ze weer hotel. In de toekomst hoopt men echter het hele jaar door te kunnen blijven draalen, maar .wanneer het zover zal zijn, is niet bekend. De ministeries van justitie en binnenlandse zaken (die de school hebben opgezet) zoeken nog naar een nieuw ge- Directeur Jongboer is met de huidige hulsvesting echter al dik tevreden. Per seizoen kunnen wij 300 tot 350 cursisten verwerken, zegt hij, zodat we binnen drie jaar alle oudere rechercheurs in Wolf heze kunnen hebben ontvangen. Daarna hopen we dan te starten met een cursus voor de adspirant- rechercheurs. Dan zal de school meer de status van een opleidings instituut krijgen. Een instituut, waar jonge speurders in een half jaar worden klaargestoomd voor de praktijk. Kort Geding is de titel van een bloemlezing van korte pro zastukken, voorzien van een in- leiding door J. J. Oversteegen en uitgegeven door Polak Van Gennep te Amsterdam. Deze bundel is de inzet geweest van. een werkelijk kort geding, maar rumoer om een publica tie gaat de criticus niet aan. Het boek bevat novellistische bijdragen van A. Alberts, Louis-Paul Boon, Hugo Claus, A. Koolhaas, Harry Mulisch, G. K. van het Reve, War Ruys- linck, Leo Vroman, Beb Vuyk en Jan Wolkers; allemaal stuk ken die al eerder zijn gepubli ceerd en dus hier niet uitvoe rig behoeven te worden bespro ken. Het werk van de bijdragende Vlamingen is erg experimenteer- derig, wat bijna hetzelfde bete kent als pretentieus en nauwe lijks leesbaar. Ook het verhaal van Mulisch, „Wat gebeurde er met sergeant Massuro?" is fan tastisch. maar het houdt de aan dicht vast en is niet onverdien stelijk geschreven, herinneren als het doet aan het werk van H. G. Wells. Realiteit en fantasie zijn knap dooreengemengd. Over Wol kers' novelle „Dominee met strooien hoed", een jeugdherin nering, valt hier niets nieuws te zeggen. Wat opvalt bij het stuk „Haringgraten" van G. K. van het Reve is de traditionele, bij na conventionele stijl. Het ver haal „De trechter" over ten do de gedoemde kalkoenen, van A. Koolhaas, is oorspronkelijk, gees tig, voortreffelijk werk. Leo Vro man vertelt van zijn vlucht naar Engeland, half mei 1940, een goed leesbaar stuk, maar kroniekach tig. als een dagbladverslag. De bijdrage van Beb Vuyk, „Full of sound and fury", hoewel een klas se beter, mist toch het moeilijk te aanwezig is in A. Alberts' „De koning is dood". De vertellers zoeken het niet meer in verfraai ing, of in atmosfeer, maar in het menselijk belangrijke of schok kende. Men streeft naar een mon tage van feiten, indrukken, ge dachten, droombeelden en put graag uit de eigen ervaring. In een uitstekende Inleiding geeft J. J. Oversteegen, na zijn keuze te hebben verantwoord, in weinige bladzijden een belangrijke uit eenzetting over de thematiek van de hedendaagse auteurs, hun ver houding tot de werkelijkheid, hun voorliefde voor de ik-vorm, hun onzekerheid en houdingloosheid, hun camera-achtige instelling en hun naar de reportage neigende stijl. Men zou wensen een bre dere uiteenzetting, een echte studie van zijn hand over dit onderwerp te bezitten. C.R. Zo heeft men een tot hulska mer omgevormde ruimte com pleet met ingeslagen ruit, waarin inbraakgevallen worden gespeeld. Alles wordt er zo natuurgetrouw mogelijk nagebootst. Als de re chercheurs binnenkomen treffen zij er de glasscherven en voet sporen op de grond, een openge broken geldkistje, een overhoop gehaalde kast en een „onthutste" bewoner. Aan hun de taak om aan de hand van de aanwijzingen en de verklaringen van de bewoner uit te zoeken wie de dader was. Dikwijls ook gaat men naar buiten. Soms naar het bos in de omgeving van het hotel, waar dan een aanrandingsgeval moet worden uitgezocht. Voor die za ken heeft men de inmiddels in Wolfheze berucht geworden etala gepop Greetje Dijkveld, de veel ten tonele gevoerde hoofdfiguur, die de speurders voor dikwijls on oplosbare raadsels stelt. Zelfs de fiets, waarvan zij bruut op de grond werd geworpen, ontbreekt Soms ook strekken de speur tochten zich verder uit: iedere cursist krijgt twee volgoefeningen uit te voeren. Eén in Rotterdam en één in de hoofdstad. Ook hiei fungeren stafleden als gezochten die de achtervolgers op alle mo gelijke manieren om de tuin moe ten leiden. Na iedere oefening wordt eer. discussie-bijeenkomst gehouden Techniek Ruime aandacht wordt ook be steed aan de techniek. Dat is eer onderwerp, dat vrijwel geheel ir de schoolbanken wordt behandeld De dactyloscopie, de gerechtelij ke geneeskunde en de kennis var natuurkundige wetten zijn maa enkele hoofdstukken van dit cur sus-onderdeel. Zegt directeur Jongboer: teel niek in het politievak is heel bc langrijk. Vooral de laatste ja ren heeft deze zich enorm ontwik keld. Maar het gevaar dreigt dai de politieman er geheel door wordt ingekapseld. Dat moet worder voorkomen, er mag niet worder vergeten dat de rechercheur zél een belangrijk wapen in de strijr tegen de misdaad zal blijven vor Om hem voor deze taak zo goed „Schooltje De tot nu toe ontvangen reac ties over rechercheurs, die de cursus hebben gevolgd, zijn gun stig, zegt directeur Jongboer. En de reacties van de cursisten zélf? Voelen zij zich niet als leer lingen op een „schooltje"? Neen, zegt commissaris Jong boer. Vrijwel allemaal beschou wen zij de vijf weken in Wolfhe ze als een nuttige tijd, waarin al le zaken weer eens op een rijtje zijn gezet en waarin zij zichzelf weer eens de spiegel hebben kun nen voorhouden. Natuurlijk hebben we de oude rotten niet altijd iets nieuws te vertellen, maar is het voor de cursisten zelf ook niet eens pret tig tot de ontdekking te komen, dat ze het eigenlijk nog zo slecht niet doen? De heer Jongboer tekent hier bij aan dat de cursus is bestemd zowel voor de Rijkspolitie als voor de rechercheurs uit de 127 Nederlandse gemeentekorpsen, maar dat de cursisten uit de klei nere gemeenten er het meest pro fijt van zullen kunnen trekken. Voor een groot gedeelte zijn de leden 7van de staf zelf uit het recherche-apparaat afkomstig. De heer Jongboer. oud-korpschef van Wageningen. is een van de wei nigen die dat niet is. Zijn lessen liggen dan ook voornamelijk op het gebied van de algemene vorming. Andere leden van de staf: hoofdinspecteur A. L. L. van der Leij (adjunct-directeur), die ja renlang werkte op de recherche afdeling van de Tilburgse politie, hoofdinspecteur G. Rouwenhorst, die deel uitmaakte van de Hen gelose recherche, adjudant M. Oostendorp, die jarenlang lid was van de zgn. „vrije ploeg" van de Rotterdamse politie, de groep die nauw contact onderhoudt met de onderwereld en voorts zijn als stafleden aan de school verbon den adjudant H. P. Beintema van de Rijkspolitie sport- en wapen- instructie». wachtmeester O. A. M. de Kok. die als amanuensis de hulpmiddelen vervaardigt voor de speelscenes en de admi nistratief ambtenaar E. Driessen. Gast-docenten komen er ook in Wolfheze. De gepensioneerde commissaris Kwast uit Rotter dam en de Zaandamse commissa ris Prakken o.a„ maar ook prof. Froentjes van het gerechtelijk laboratorium en dr. Zeldenrust van het gerechtelijk geneeskundig laboratorium. Zij allen zorgen ervoor dat de school draait. Directeur Jongboer geeft toe: we zijn nog maar in een beginstadium. Plannen voor de toekomst zijn er nog genoeg. Elk jaar zal, dank zij de erva ringen van de cursisten de leer stof worden uitgebreid. „Padvindertje spelen" Met onze school hopen wij, al dus de heer Jongboer, een waar devolle bijdrage te leveren aan de vorming en de vakkennis van de rechercheur. Zoveel mogelijk zullen wij de realiteit proberen te benaderen en het „padvindertje spelen" trachten te voorkomen. Daarbij wordt veel gebruik ge maakt van dia's en films, waar van er enkele zijn verkregen van het Duitse Bundeskriminalamt. Natuurlijk is het niet altijd mo gelijk de realiteit geheel te bena deren, maar toch blijft er ook dan nog genoeg stof over voor een leerzame discussie, aldus de heer Jongbloed, die optimistische ver wachtingen heeft ten aanzien van de toekomst der school. Dat men ook op ministerieel niveau deze verwachtingen koestert moge blijken uit het bezoek dat de mi nisters Toxopeus (binnenlandse zaken) en Scholten (justitie) on langs aan Wolfheze brachten. Niet zonder trots zegt de di recteur: de kwaliteit van de Ne derlandse rechercheur is in ver gelijking met het buitenland hoog. Dat is algemeen bekend. Men moet echter altijd blijven streven naar het „nóg beter". De steeds geraffineerder optredende onder wereld dwingt ertoe de politie man ook steeds betere wapens in handen te geven. En daartoe wil Wolfheze een bijdrage leveren. HENK MOHLMAN EN ZIJN PHILIPINE (Van onze speciale verslaggever) u dit leest, staat Henk Möhlman onder de tro penzon met de zweetpareltjes op het gezicht. Het is natuur lijk wel leuk als Nederlands orgelman nummer één in de Caraïbische gebiedsdelen rond te toeren, maar er zijn ook nadelen aan verbonden. Je moet maar eens in het baai van het costuum zijn gesto ken, dat elke buitenlander als „typisch Nederlands" verslijtm En je moet maar eens geen andere taal spreken dan ras echt Amsterdams. Maar goed, Möhlman heeft 't meer gedaan. Ook in ande re delen van de wereld heeft hij met een draaiorgel de va derlandse vlag hoog gehouden. Vandaar dat hij vol goede moed is weggegaan. Vandaar dat hij z'n schoonzoon en mede-orge list Frans Krekel de nodige praktische raadgevingen heeft kunnen geven. De laatste is als secundant met hem meegegaan een geweldige reis voor iemand, die vrijwel nooit buiten Amsterdam is geweest. Toen Möhlman en Krekel op Schiphol in de KLM-er stapten, die hen een half etmaal later in Pa nama City zou afleveren, was de hele buurt ten afscheid uitge stroomd. Vooral Möhlman, die bij na z'n leven lang bij de Brouwers gracht heeft gewoond, is een po pulaire figuur in die oudste en meest pittoreske wijk van Amster dam. En heus niet alleen om dat hij een orgelman is. die de vrolijke klanken van een piere ment tot over de historische ge vels van de grachten jaagt. Hij is meer dan alleen een man van dikwijls weemoedig makend ver maak. Hij is een gezellige vent, de persoonlijke vriend van de bak ker, de melkboer en de slager, van de jeugd vooral, die een voor buitenstaander- haast onverstaan baar dialect op de lippen heeft. Wie die morgen daar op Schip hol goed uit de ogen keek, zag beentjes staan. Het waren heren met nette jassen en zwarte hoe den. Ze droegen het stempel van een zekere deftigheid, die hele maal niet bij al die grollen en die jovialiteit paste. Toch hoorden ze er bij. Möhlman en ook Krekel stapten tenminste op hen af en schudden hen lang en hartelijk de hand. Wie waren die heren? In de krant worden ze gewoonlijk afge schilderd als vertegenwoordigers van „een bekende gloeilampenin- dustrie in het Zuiden des lands". Laten we er geen doekjes om win den. Ze waren en kwamen van Philips. Want het is Philips, die ichter de drie maanden durende wgeltoer staat, die door de voor- aamste steden van landen als Ni- aragua, Guatemala, Jamaica er aïti gaat. Reclame-stunt Eindhoven had een reden on naar Möhlman te gaan. Iedereei in de (draai) orgelwereld weet dat de laatste meer van deze akke •netjes heeft opgeknapt. Hij was mét z'n houten klankdoos op wie len natuurlijk, in Indonesië bij ..onze jongens". Hij luisterde in 1952 de Jan van Riebeeek-feesten in Kaapstad op. En hij bracht een bezoek aan Holland-Michigan, hiertoe in staat gesteld door een groep zakenlieden. Als al dezer tochten er niet wa ren geweest, dan had 't mis§chien toch zin gehad Dij Möhlman in de Amsterdamse Binnen Oranjestraat aan te kloppen. De orgelist, die al zo veel van de wereld heeft ge zien is een kleinzoon van niemand minder dan Leon Warnies, die on geveer een eeuw geleden het straatorgel in Nederland introdu ceerde. Hij is bovendien meer dan alleen een man met een centen- bak. Hij bezit pierementen, hij ver huurt pierementen en hij repareert pierementen. Al een jaar geleden belde Phi lips bij Möhlman aan. Met een draaiorgel op stap te gaan, is lang niet zo eenvoudig als het lijkt, vooral als het om een trip gaat, die maanden duurt en in een an-' der werelddeel moet worden vol bracht. De „kast" en vooral het mechaniek moeten in goede staat ziin. Er dienen een paar kisten met reserve-onderdelen te wohden samengesteld. Er moeten zelfs ex tra wielen worden meegenomen, daar de spaken gemakkelijk kun- Grootste zorg De grootste zorg van Möhlman is de keuze van het pierement geweest. Hij had eerst aan „Het Blauwtje" gedacht, maar dit draaiorgel viel ten laatste af, omdat het niet representatief ge noeg werd beschouwd. „De Bloemenmeid"een ander be roemd pierement, bleek te groot te zijn voor vliegtuigtransport. Na veel gehannes werd het toen ,X>e Klok", een orgel, dat in 1927 door Carl Frei werd gebouwd, en dat ook al naar Indonesië en Zuid-Afrika mee was geweest. Vliegtuigtransport? Ja. In het Caraïbisch wordt de ..Philipine", zoals „De Klok" tijdelijk werd om gedoopt, met een vrachtvliegtuig van de ene stad naar de ander# gebracht. Vervoer per boot zou zo'n zee van tijd kosten dat Möhl man en z'n schoonzoon hadden moeten overwegen te emigreren. Overigens is de Philipine wel over het water naar z'n eerste plaats van bestemming gebracht. Hij werd hiertoe totaal gedemon teerd en in speciale kisten ver- pakt.De beide orgelisten deden dit karwei zelf, omdat ze het piere ment ook weer in elkaar moesten Piet Hein Wat gaan Möhlman en Krekel uit hun orgel draaien? Specifieke Nederlandse liedjes, zoals „Hol lands vlag", „Piet Hein", „De blanke top" enzovoorts. Daarnaast worden ook moderne hits gebracht. „Cimeroni" bijvoorbeeld. „Twee kleine Italiaantjes" en „Santiago". Om een beetje in stijl te kunnen blijven, zijn in het repertoire nog samba's en rumba's opgenomen, zomede de volksliederen van alle landen, die worden bezocht. De laatste zijn speciaal op de kope ren band aangemaakt. Echt „Caraïbisch" is het Nederlandse draaiorgel nu eenmaal nooit ge- gitaren en andere exotische ziek zal de „tjingeltjangel" van het pierement het zeker doen. Het is wel heel iets anders dan doffe rit miek, of huilende, zich in alle no ten kronkelende snaren. met „weggevertjes" beleden. Bei de orgelisten delen prentbriefkaar ten en grammofoonplaatjes uit. Delftsblauw spceldoosorgeltjes en gecostumeerde poppetjes. De cen tenbak zullen ze dus niet laten zien. maar dat is ook het enige punt. dat van de werkelijkheid af wijkt. Henk Möhlman. Nederlands orgel- ■J#

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1964 | | pagina 13