Deze pagina Zonder romantiek "Ruimte voor ons.... ZATERDAG 18 JANUARI 1964 GAAT Wanneer deze krant bij ons in de bus valt, is het zaterdag. Vanavond gaan we naar een verjaardag, televisiekijken, of naar een fuif. Morgen is het zondag en we zeggen maar zo: alles op zijn tijd. Laten we de za terdag fijn houden en de zondag zondag" laten. Deze pagina gaat over de kerk. Dit keer lezen we „Ruimte voor ons" dus maar niet. De kerk kom nou. Mocht je het tóch doen: we hebben geprobeerd een eerlijke pagina te maken, waarin Rolf Hoekstra zijn mening en die van een aantal andere jongeren weergeeft. Fred van der Poel maakte er een plaat bij. OVER C c Zondag. Een buitenlands schrijver merkte over de Hol landse zondag op: iedereen zit dan in hemdsmouwen achter het nam te kijken wat er op straat gebeurt. Er gebeurt echter niets op straat, want iedereen rit in hemdsmouwen achter het raam. Onze schrijver vergeet ech ter de trouwe kerkganger. De kerkganger die, met collecte geld, pepermunt en Bijbel, klok- gelui-waarts gaat. Want zon dags gaan we naar de kerk. Wij en ons nageslacht. En dan zitten we in onze kerk. Onze kerk, niet het bedehuis van de buren, die hebben een andere ,,onze kerk". Die gaan naar een andere gemeenschap der heiligen. Vreemd om daar In de ban ken te zitten, te zingen, te pe permunt-eten, zomaar met z'n allen. En dat in deze tijd. in ons goeie goed. Zo'n hechte ge meenschap. Gebroederlijk en gezusterlijk. Wij met onze wel- vaarts-oren, welvaarts-stem- men, armen-offers en ons wel- vaarts-geloof. Wat hunkeren wij om verlost te worden. Waar van? Ja, waarvan kun je zo al niet verlost worden.... Misschien van de snode Chris ten, die beweert, dat de kerk tenachter is gebleven". „Niet van deze tijd". En dan doelt on ze critische Christen niet op de liturgie, de berijmde psalmen en dergelijke bijkomstigheden. Het is tegenwoordig trouwens geen kritiek meer te noemen. Dergelijke schoonheidsfoutjes zijn al zo ingeburgerd in de ker kelijke kritiek, dat we ze pas missen als ze in een hartstochte lijke pastorale polemiek verge ten zijn. Integendeel. Hij wijst op de argeloze zelfvoldaanheid, het ver genoegzame, het rondborsti ge „we komen er wel". Ten slot te. wij gaan naar de kerk. En dat in tegenstelling tot de men sen die door haar zijn teleurge steld en daarom niet meer kerk- wa.y^ts paan» De kerk ouderwets? Nonsens. Immers, de kerk is van alle eeuwen. Trouwens, zij gaat zeer Srogressief met haar tijd mee. Zij i aangepast. Zo passiet als we onze vrije-tijd doorworstelen, zo passiel is ons zitten in de kerk. Alleen het zingen kost wellicht wat energie. Toch zingen we. Zo zijn we ook weer. En we bidden. Dat kost inspanning. Misschien omdat het zo moeilijk is. Maar gelukkig wordt er op de kansel voor ons gebeden. En: voor hen die thuis zijn gebleven, voor de gebrekkigen. voor hen die verpleegd worden, hetzij in ziekenhuizen, hetzij in sanatoria of mrichtingen. voor de ouden van dagen, voor hen die op zee verke ren, of in de lucht, voor de een zamen, voor hen die belangrijke functies bekleden, de ministers en ons vorstelijk gezin. voor.. Angst vallig wordt niemand overgesla gen. Alleen de V.A.R.A., maar die bidt zélf. Tellen Naar de preek luisteren we. Ten minste als het een goede dominee is, en gelukkig geen ouwe. En vaak luisteren we niet. Dan tel len we: de lampen in de kristal len kroon, de woorden die een do minee bij herhaling zegt. de men sen op de gaanderij. Aap, noot. Mies, we zijn net kinderen. Alles wat los en vast zit tellen we. En •nder de slotzegen knippen de da mestasjes dicht en trekken we al vast onze jassen aan.... Dan stro men we naar buiten, wij. de uit verkorenen de leden van een strij dende of kauwende en onder de koffie herkauwende kerk. Wat zijn we als kerk toch kerks op zondag. We kopen niet. verko pen niet, doen niet aan sport, kij ken geen televisie. Eigenlijk is de zondag ..kerk". Zoveel is hij zon dag. dat wij ons geboden maken die op de rustdag alleen geldig zijn. Doordeweek liggen de zaken anders. Meer op het horizontale vlak. Nuchter en reëel. Maar de eerste dag. dan houden wij het allemaal zuiver. Want de zondag moet zondag blijven. De kerk moet kerk blijven. De eredienst moet eredienst blijven. Geen door deweekse. geen alledaagse invloe den op de rustdag. Wij waken voor de wanklank die naar wereld zweemt. Wel bidden we voor de wereld. Binnen de veilige, heilige kerkmuren gedenken we haar Hier de kerk en daar de wereld. Zo is het toch? Wijk werelds ge wemel. ik moet naar de hemel En de wereld? Het is een vloek op zondag. Daarom maar binnen de muren gelovigheid bedrijven. En bidden. En het beste ervan hopen. De kerk is van dynamisch statisch geworden. Zij dreigt een rudimentair orgaan te worden Immobile. Toen de wereld veran derde onherroepelijk verander den wij met haar en zij niet aanspreekbaar meer was. heeft de kerk zich afgewend. Het leek haar beter de bestaande gelovigen te conserveren, in te blikken, binnen de perken, binnen de kerkmuren te houden. In plaats van aange past te zijn praat zij nu uit een traditievol verleden. Een verleden dat gecompenseerd wordt met nog ritmischer zingen, een nieuwere psalmberijming, jazz, en moder nismen in de preek. Aangepaste diensten voor de jeugd. De mo derne kerk-vehikels. En toch doen ze het nog best als ze niet zo in consequent waren. Wij willen een consequent geloof. Niet alleen op zondag. Juist op die andere da gen, wanneer we het zo nodig heb ben. Doordeweek jong. Alles of niets. Wij zijn niet a-godsdienstig of a-kerks. Integen deel. We hebben de steun van een reëel bouwende, steunende kerk, èn als gemeenschap èn als stro halm, nodig. Maar de kerk vind de tijd gekomen om enquêtes te houden, om een onderzoek in te stellen naar de teruggang ln het kerkelijk leven. Zij wil aantonen dat de onrustbarende teruggang ln het kerkbezoek toch nog niet zo onrustbarend is. Wij willen een praktisch geloof cn daarom een praktische open kerk. De kerk van maandag, de wereld van woens dag, de kerk van zaterdag en de wereld van zondag. Evenwicht. Geen zondag-, maar wereldkerk. En daarom moet de kerk zich tot de wereld „bekeren". En toch gaan we naar de kerk. We zitten daar met de school van maandag, de rancune van dins dag, met de televisie van woens dag en Jan Wolkers van don derdag, het fuifje van vrijdag, de ze krant van zaterdag en met de kerk van zondag. Met onze kleine kerkse krijg. Persoonlijk voeren wij alle maal de eenzame strijd. De wa re. Niet om er een hemel mee te winnen, net zo min als om in een hel te komen. Al te lang is er ge hamerd op het aambeeld van de hel. Reeds te lang wordt er ge hamerd op het aambeeld van de hemel. Wil de kerk ons zo Chris tus verkopen? Christus ts al verkocht, en voor minder. Dertig zilverlin gen. Daarom ga ik naar de kerk. Zij mag dan belachelijk zijn en uit de tijd. Christus is nooit be lachelijk en nooit uit de tijd. Soms is er op de kansel een woord. Een woord dat mijn oren ogen geeft. Dan zie ik het Christus aan een kruis, en drie uren duisternis. ROLF HOEKSTRA De ah's en oh's en owee's die wij als luisterende jonge ren onder een boetepreek sla ken, zijn eerder laconiek dan serieus te noemen. Ik geloof niet meer ln de romantiek van de kerk. Het feit dat het slechts oude re „gelovigen" zijn die hun sentiment alleen op oudejaars avond met de preek willen meten het moet tenslotte geen sleur worden is ken merkend. We laten hen dan ook buiten beschouwing. De jongeren die hier Iets over hun houding ten opzichte van de kerk ten beste geven zijn de enkeling uitgezon derd allemaal in het bezit van een doopattest. Bij het be antwoorden van de vragen be hoefde dit niet getoond te wor den. Wel eerlijkheid. En dat is dan ook gebeurd. Goede gewenning T. v. A., negen tien. Mijn grootva der zei altijd: Al is het een gewenning, het is een goede gewenning. Op het ogenblik geloof ik niet. Ik hoop ech ter op het geloof en daarom ga ik naar de kerk. Al leen op je kamer lees je de bijbel niet. Daarom is de kerk gang noodzaak. Ik wil het warm houden. Je bezit nog een vorm van houvast waarvan je denkt dat je het kwijt bent. Je moet ge grepen worden onder de men- sen. Een gevoel krijgen van lu- ciditeit. Want dat is het Wel,, ge loof ik. Er moet iets gebeuren. Ik weet daf je niet gelaten naar I de kerk moet gaan. Je moet bid- I den. Maar als je dat niet kan? Er zijn religieus en minder-re- I ligieus geaarde mensen. Mis schien behoor ik tot de laatste groep. Ik weet het niet. Het is waar I H. v. d. R., achttien. Ik moet I naar de kerk. Maar het is een uitgemaakte zaak dat God niet bestaat. Wel ben ik een stuwen de kracht in diverse christelijke jeugdorganisaties. Mijn naam komt dan ook op diverse blaad jes voor. Daar doe ik alles voor. God is het afschuiven van ver antwoordelijkheid. En toch word ik soms in de kerk door een preek geroerd. Dan zeg ik het hardop: ,.Ik geloof Here". Ik ben tamelijk impulsief En de mensen om mij heen die het hqpep vinden mij dan heel vroom. Maar als ik buiten in de koude vrieslucht kom,- is het verdwenen. Huichelaar? Nee, amoreel. Ik vind het ontzettend jammer dat ik religieus ben op gevoed. Want soms ben ik bang dat ik ongelijk heb, dat het niet waar is. Maar ik wéét dat het Van 2 kanten E. S., achttien. Je gaat naar de kerk omdat je gelooft. En waarom je gelooft.... Neem nou die lui bij mij op school. Ze zijn verbitterd, cynisch, rennen alle fuiven af, leven in een roes. Want straks valt de atoombom. Vooral niet nadenken. Maar als die bom nou niet valt, wat heb ben ze er dan van gemaakt. In de kerk kun je de kracht vinden om de zin van het leven te be grijpen. Dat lukt je niet in je eentje. Juist het contact met an- deren is belangrijk. Je vindt er „iets" en dat iets kan ik niet omschrijven. Het enige wat ik kan. zeggen is, dat het Christen dom de enige godsdienst is waar bij .God naar de mens komt. En bet moet van twee kanten ko men. Daarom ga ik naar de kerk. Morgen/middag/ voorgoed BIJ DE DOOD VAN A. MARJA L. v. K., tweeëntwintig. Ik moet niet, maar ga wel. Het is een zoeken naar een vorm van waarheid. De kerk ligt het meest voor de hand. Toch zou lk wel eens willen weten wat er zou gebeuren als je, door te ge loven, er niet beter op werd. Het geloof biedt de mogelijk heid van een beter 'even. Wan neer ook het Christendom zou zeggen: „na de dood een punt", als dus de attractie weg zou Izijn. Is er wel behoefte aan een geloof? Er is behoefte aan toe- I komst. Toch durf ik Christus nog niet tc negeren. De kerk zie ik niet ais.noodzakelijk. Zij is verouderd. Teveel preek. Trou- I wens de preken worden si veel 1 korter. Er zal en moet iets voor Iin de plaats komen. Misschien meer liturgie, zoals bij de de niet alleen. Toch ben ik later weer nieuw. Korte preek, instui ven en vriendjes. Maar het raak- I te steeds uit met die vriendjes en dan hield ik er weer mee op. Nu heb ik een vriend die belij- I denis heeft* gedaan. Ik moet dus wel weer mee. Ik wil hem geen verdriet doen. Hij'gelooft name- I lijk echt. Huichelaarster? I Nee, ik ga ook met hem naar vervelende fuifjes. En eigenlijk J vind ik de kerk ook wel weer leuk, met koffie na en zo. j Weinig animo ue zunuag, en er op aie de kantjes aflopen. Ik ..uu wc* eens werkelijk een keu ze willen doen. Ja of nee. Maar I daar is tijd voor nodig. En we liggen al overhoop met dit „te veel". Wil je echt bijblijven dan I hou je geen tijd meer over. Kerk en catechisatie komen Toen A. Marja een paar jaar geleden in een ziekenhuis ver pleegd werd, hing hij een pa pier aan zijn kamerdeur met de woorden: „Stilte, patiënt is zo juist overleden". Ab Visser, die dit voorval memoreerde in een ongeveer twee jaar geleden geschreven artikel, voegde hier niet zonder huivering aan toe: „Geen grap kon hem lugu ber genoeg zijn". Nu er van een grap geen sprake meer is en het „morgen/middag/voor goed" zoals hij de dood in een van zijn gedichten karakte riseerde ook voor Marja is aangebroken, valt het bij her lezing van zijn verzen op hoe Voor een dichter die met een aan Marsman herinnerend vi talisme wilde leven, is dit niet zo onbegrijpelijk als het op het eerste gezicht lijkt. Zijn wil om te leven was juist een voortdurend zich afzetten tegen de dood. „Ik tracht met eerlijkheid èn list/het le ven bij de dag te leven!", schreef hij in het lange ge dicht ,De keuze", maar zijn poëzie is er het bewijs van dat het hem nooit werkelijk is gelukt. De dood, geconcre tiseerd in die van zijn moe der, die aan kanker overleed toen Marja 14 jaar was, is hem een leven lang blijven obsederen. Hij heeft deze „doodsgedachte" niet zo aangrijpend onder woorden gebracht als Achter berg en het is dan ook, ge loof ik, niet juist hem een „groot dichter" te noemen, zoals Rico Bulthuis deed. Maar wel was hij een bijzon der zuiver dichter. Die zui verheid kwam o.m. voort uit zijn poging en daarin is hij wél geslaagd voor al les eerlijk te zijn. Hij wilde geen masker dragen niet voor niets noemde hij een van zijn publikaties „Tussen de gemaskerden". Zijn „prac tical jokes" kwamen, behal ve uit zijn enfant-terrible-ka- rakter, voornamelijk voort uit zijn behoefte de spot te drijven met andermans ge wichtigdoenerij, d.i. oneer lijkheid. .vïarja's overlijdensbericht heeft de wereld niet opge schrikt. Hijzelf zou ook de laatste geweest zijn die dit verwacht had. Schreef hij niet in het gedicht „Zon- daarsbank" (gepubliceerd in Maatstaf van januari 1963): „ik ben vervangbaar/een veldje waar/bevend zich krachtlijnen/ manifesteren"? Maar degenen die hem ge kend hebben, weten dat de eerste regel van deze strofe waar is en niet waar tegelijk. LEO KLEYN I 1 M. Z., s-katholieken? Wel leuk Maar heeft de kerk daar ook geen schuld aan? Als ze zo'n I dienst maar wat aannemelijker maakten, dat het je ging inte- resseren zoals een boek of film. I Vaak lijkt onze godsdienst als 1 „te belijden godsdienst" niet bijster interessant. Kijk naar de I literatuur. Je vindt er zelden een christelijke schrijver bij. Soms zou je het allemaal willen I veranderen. En bij jezelf èn bij de kerk. Maar er schijnt aan weerskanten maar weinig ani- I ROLF HOEKSTRA Het alcoholgehalte van boeren jongens zal, ingevolge een wette lijke bepaling, ten minste 12 vo lumeprocent moeten bedragen bij een temperatuur van 15 graden. De boerenjongens met een lager alcoholgehalte, die nog in de han del zijn, zullen worden vervolgd. Aan de Arnhemse meisjes wordt voorlopig niets gedaan. Deze week bestonden de C.A.O. vijftig, de Staten Generaal vijfhon derd cn de N.S. honderdvijfentwin- tig jaar. De vraag is nu: wie heeft ons het verst gebracht? Geknipt uit het blad Nieuws uit Zuid-Afrika: Wanneer onze jonge lezers hun toekomstplannen wikken en wegen tijdens de jaarwisseling, denkt dan ook eens aan Zuid-Afrika, een land met prachtig natuurschoon, mo derne dorpen en steden, de nieuwste technische installatiesEen groot land met enorme ontwikkelings mogelijkheden. Tja, jonge lezer, waar wachten we eigenlijk nog op. Je weet toch, Zuid-Afrika: apart en niet duur. Gezelligheid begint bij uw slijter. Een nieuwe slogan van de sterkc-drank-handelarcn. Wij vragen ons af waar deze gezelligheid eindigt. Auschwitz' kampbewaker Mulku werd door een van zijn rechters de vraag voorgelegd, of verdachte dan dan nooit gas geroken had. Hij zei dat dit wel het geval was geweest, maar hü had zich nooit afgevraagd waar de lucht vandaun kwam. Vertaald uit het Duits hetekent dat: hij vond het voor alle zeker- beid beter zich maar nooit af te vragen waar die vreemde lucht toch vandaan kwam. Ook Pasquino (van De Telegraaf, als u het nog niet wist) had na- tuurlijk een mening over „Zo is het... „Wat zegt ons orakel? De Schrift citerend hadden zy (de medewerkers) zich het farizeërs- woord moeten herinneren: „Heer ik dank u dat ik niet ben zoals hy Pasquino heeft het zich wel herinnerd. En er in De Tele graaf hardop voor gedankt. De zeer reële bedreigingen aan het adres van de „Zo is het medewerkers noemt ons grote lan delijke ochtendblad „gevaarloze anonieme telefoontjes" en het in roepen van politicbescherming „een onverwachte, zielige vertoning". Dit in een hoofdartikel tc schrijven is natuurlijk wel zielig. Maar niet trht. Dat niet. loedige houding in de „Zo het."-affaire een ridderorde ver diend heeft, schrijft over het Carolino Kuarl-programma„Het is dus toch mogelijk dat onze tv programma's weet samen te stellen, die afwisselend zyn, smaakvol, leer rijk, onderhoudend e kh-uterbedtyd-vyfminuten met Ba rend de Beer is een bijzonder goede vondst". Vooral voor ridder Ricmcns, lyl^t ons. Welterusten,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1964 | | pagina 18