REDDERS VAN
overal langs
de kust
dag
en
nacht paraat
„Het hoogste wat bereikt kan worden"
Een hobby, maar ook een roeping
Geen ophef
van moedig
werk
KERSTBIJ LAGE 1963
TV^T er in ons kleine landje twee reddingsmaat-
schappyen zyn is op het eerste gezicht bevreem
dend. Gravend in de geschiedenis ontdekt men dat
hieraan de eeuwenoude concurrentie tussen Amster
dam en Rotterdam ten grondslag ligt. Na een serie
scheepsrampen in het jaar 1824, die grote ontstelte
nis teweeg brachten, namen „particulieren" in beide
Steden vrijwel gelijktijdig het initiatief een instelling
in het leven te roepen, die er zich op zou toeleggen
uitsluitend equipages van in nood verkerende sche-
pen te redden. Tot dan toe had voornamelijk de la
ding de belangstelling van de kustbevolking gehad.
En geheel in de lijn van onze vervolmaakte Holland
se zelfstandigheid, zagen respectievelijk in Amster
dam en Rotterdam de Noord Zuid-Hollandsche Red
ding Maatschappij en de Zuid-Hollandsche Maat
schappij tot Redding van Schipbreukelingen het
licht. Van Scheveningen tot de Duitse grens werd het
NZHRM, van Terhejjde tot de Franse grens heette
het ZHRM. Na de afscheiding van België werd het
laatste gebied aanmerkelijk ingekort.
Gelukkig heeft deze verdeeld'
Jieid daar ook zijn einde gevon
den, want van enige ongezonde
naijuer tussen beide maatschap
tijen is tegenwoordig niets te
bespeuren. Het reddingwerk
heeft zich door vrijwillige bij-
liragen en door legatering enorm
lunnen uitbreiden zodat nu
longs onze kust 36 reddingboten
hereed liggen om uit te varen
wanneer mensenlevens door d<
*ee worden bedreigd. Wie ken
niet uit zijn jeugd de jongens
boeken over de zeer spectaculai
re reddingen van mannen al
toen Bot, Dorus Rijkers oj
Klaas Toxopeus? Want in de
wop van 139 jaar zijn er duizen-
Jen schipbreukelingen van een
jeiecre verdrinkingsdood gered.
I De nieuwe generatie heeft we:
Hoeken nodig om over de spectacu
laire reddingstochten te weten te
Homen. want onze moderne tijd
kent nog maar weinig schipbreu
ken. Daaraan is voornamelijk he<
groter motorvermogen van dt
iteeds groter wordende zeescheper,
nebet. Maar ook de moderne na-
jvigatiemiddelen, de nauwkeuri
ge kartering van onze verraderlij-
le kust en het teruglopen van het
iantal werkelijke zeehavens heb
ken hiertoe bijgedragen.
Het is echter onjuist te den
n dat het reddingswezen daar-
-r minder nodig is. Het tegen-
..-1 is waar. Door de hoogcon-
unctuur wordt het scheepvaart
verkeer steeds intensiever. Nog
Onlangs werden cijfers bekend ge
haakt over het aantal aan de
ftting liggende schepen. Hieruit
/lat in 1963 het aantal „af-
es" oude schepen van
r de tweede wereldoorlog
- bijzonder klein is. Overal is
Jacht voor te vinden en alles wat
laren kan, vaart ook.
[Er blijven, ondanks de moder-
»e navigatiemiddelen, de grootte
'an motorvermogen en de dikte
>an scheepshuid, de altijd onbere-
Snbare factoren meespelen, zo-
a orkaanachtige winden, stuur-
Heclen, verschuivende ladingen,
ïeepsbranden en de menselijke
puten.
J_0°k het aantal luxe jachten
toe en we kunnen regel-
via de nieuwsmedia ge-
- orden hoeveel mensenle-
i hierdoor in gevaar kunnen
r zijn tal van alarmkre-
m reddingboot zee doen
_.e vijftig jaar geleden
envoudig niet bestonden. We
tnken alleen maar aan de lucht-
part. En bovendien zijn de mees
reddingboten zodanig Inge-
,-ht. dat groter afstanden dan
Joeger kunnen worden afgelegd.
|*t dit noodzakelijk is blijkt wel
P' het feit dat alle reddingbo-
\v. VHF-radio-installaties aan
r--J hebben. Aan de paraatheid
pn de reddingstations worden hoe
Met
-H. de
Weers, David Kodde en C. Groo-
tenboer vormen ze de bemanning,
die .n geval van nood ln een oog
wenk bij elkaar is getrommeld.
,,Je hebt soms jaren achtereen
niets of weinig te doen en dan
is er ineens een piekjaar, zoals
1952", zegt de roodharige Wil
lem van Seters, die in zijn maat
schappij-uniform in de praatstoel
zit Boven zijn hoofd hangt een ge
tuigschrift. gedateerd 18 januari
'62; er hoort een grote zilveren
medaille bij. Op die datum wer
den namelijk door de ,,Kon. Wil-
helmina" van Stellendam, waar
hij toen nog eerste machinist was,
18 man van de sleepboot „Gan
ges en 11 man van de ..Witte
Zee gehaald. Het was verschrik-
schipper
De „grootste"
'Willem van Seters (56) ls
Momenteel wel de „grootste"
Mensenredder van de ZHRM
K in actieve dienst is. In de
jaar die hij nu aan de Maat-
thappij is verbonden heeft hij
li mensen in veiligheid ge
acht. Geboren ln Stellendam,
hij zoals daar vroeger ge-
Ikelijk was jarenlang bij de
Msserij geweest. Daarna
aantal jaren opstapper op
Kon. Wilhelmina, de
Mdingboot van Stellendam,
'an 1952 af heeft hij de Pre-
fccnt Jan Leis van Hoek van
Eiland onder zijn commando
thad.
'Behal ve dat de Waterweg zo
Moveer de meeste schepen ter
*r.tld binnen haar boorden krijgt,
h'indt zich vlak buiten de hoof-
P de beruchte Maasvlakte, waar
I menig schip zijn laatste rust-
■ati heeft gevonden. Zelfs de
wpboten durven zich daar niet
Ffe*1- <-»*en wonder dat de red-
Pgboot van de Hoek sinds en-
le maanden de fonkelnieuwe
F®lngin Juliana" per jaar
F'ddeld 20 operationele tochten
f*t maken.
„Koningin Juliana" heeft
.Vaste kernbemanning, die
Mt gevormd door schipper
van Seters, stuurman Pie-
p
dronken.
„Onvoorstelbaar U de kracht
van de grondzee. De „Leis" heeft
liet toen geweten. Op 17 januari
liep de „Merope" op de pier.
Belde sleepboten voeren ter as
sistentie uit, maar verdaagden
zelf op de bazaltblokken. De
„Leis" werd door een grondzee
belopen en ging om. T«en moes
ten wij uit Stellendam er op af".
En uit dit relaas moet blijken wel
ke gevaren er getrotaeerd zijn.
welke uitputtende vermoeienissen
zijn doorstaan, wat er aan erva
renheid en doorzettingavermogen
ls geëist.
Hij vertelt niets in details. ..Ik
noud alleen het journaal bij. Ver-
*k °P„m'n herinnerin-
gen teren zegt Van Seters. „Dat
faar 1 52) hebben we niet min
der dan 36 operationele tochten ge
maakt en 202 mensen in veilig,
heid kunnen brengen. Zo zie je
ïüufl-j f1 dat kan bijvoorbeeld
volgend jaar weer gebeuren."
Daarmee noemt hij si voldoen-
de redenen op om het redd in g-
n staat van paraat-
heid te houden, met alle moge
lijke middelen. Hij noemt ook de
vele vergeefse tochten. Vele lange
uren wordt de kou. het overko
mende zeewater getrotseerd, de
ogen steeds scherp over het wa
ter turend. Het zijn tochten die
zeer veel van de bemanning eisen,
tn als het loos alarm is geble
ken. komt men met trillende
knieen en rode ogen thuis. Dat
hoort ook bij het reddingwerk.
Alleen
Het is alleen op de enkele grote
stations bij drukke aaoloophavens
van zeeschepen „dankbaar"
werk. Als Iemand daarover kan
oordelen is het Anthonle Troost
(44) wel, vaete schipper van de
motorreddingvlet „Prtnsea Mar
griet" in Terheijde.
„Er is een meneer van de
krant voor je, kom je even", zegt
mevrouw Troost door de telefoon.
De bekende zeefotograaf Cees van
der Meulen maakte de foto's voor
deze speciale pagina van ons
Kerstnummer. Ook deze fraaie
opname van de „Brandaris". Ken
nelijk gaat ook hem geen zee te
hoog.
eens op Goeree. Foei, wat een
verbindingen met de bewoonde
wereld."
In de bootloods toont hij me
de waterdichte tractor, die de
„Prinses Margriet" op de lan-
ceerwagen naar zee trekt. Hij
laat zien hoe de wipperwagen
de truck met het lijnwfcpertoe-
stel ls uitgerust.
Driehonderdvijftig mensen heeft
hij mee helpen redden, maar dat
wu in De Hoek, en hij zou het
graag op Terheijde ook doen.
Want ondanks het feit dat zijn
bemanning uit (vrijwillige) aanne
mers, timmerlieden en dergelijke
(landberoepen) bestaat, durft hij
:ich best met ruw weer ln zee te
Het „reddingwerk" op de sta-
lons met slrandboten is niet be
paald „aan de weg timmeren".
Op een vrije avond of zaterdag
iets weer van de rotsvast,
overtuiging dat een redding met
zulk uitstekend materieel, met
zo'n goedgeoefende ploeg, mense
lijkerwijs MOET slagen. Éénmaal
in de praktijk bewijzen, dat met
de oefentochten toch waardevol
werk wordt gedaan, dat de 30
vrijwillige dienstjaren bij de Red
dingmaatschappij niet „voor
niets" zijn geweest....
Speciaal voor de buitenstaan
ders ls het moeilijk te geloven
dat bet redden van schipbreuke
lingen een hobby is, een vorm van
vrije-tijdsbesteding die op kleine
stations nagenoeg geen resultaat
oplevert, maar die van vitaal be
lang voor mensen in doodsnood
kan zijn. En juist dat „kan zijn",
die paar procent mogelijkheid, le
vert langs onze zeekust honder
den vrijwilligers die de bemannin-
die in de huiskamer van Arie
Tukstraat 7 staat. Binnen een
paar minuten is hij er. Hij heeft
zijn (onderhouds-)werk aan boot
en trekker in de bootloods vlak
bij strand gestaakt en zijn jas
aangeschoten. Het is vlak bij huis.
zoals alles in het piepkleine Ter
heijde.
Hij blijkt ook al afkomstig uit
Stellendam. „Altijd in de garna
lenvisserij gezeten", zegt 'ie. Hij
kent de kust dus ook, hij weet
sinds zijn vroegste jaren de ge
varen van stroming, branding en
gronden. Van november 1950 af is
hij vaste stuurman geweest op de
„Leis" in De Hoek. Zodoende
heeft hij de barre tocht van deze
reddingboot "meegemaakt in "52.
toen zijn schipper overboord
sloeg. Tot '58 is hij stuurman ge
weest bij Van Seters, maar daar
na plaatste de Maatschappij hem
over naar het Westlandse kust-
plaateje, dat een deel vormt van
„Ze* maal hebben we hier echt
gevaren, maar nog geen mensen
kunnen redden", zegt de enige
vaste schipper op een van het
strand af te lanceren reddingboot.
„Maar het is prachtig werk, ook
als je alleen maar oefentochten
moet maken en er geen mensen
,te redden zijn. Bovendien zit ik
hier minder geïsoleerd dan op de
Eilanden. Neem Ouddorp maar
verfd, gesmeerd, nagekeken.
dat alles tegen de (zeer geringe)
beloning die de Reddingmaat-
schappij er tegenover kan stellen.
Schouderklopje
Het is een menselijk verschijn-
el, dat schouderklopjes stimule
rend werken. En voor beman
ningsleden van een reddingboot
zou «en tocht, waarbij mensen
/an een in nood verkerend «chip
worden gehaald onder moeilijke
'mstandigheden, zo'n schouder-
dopje zijn. Maar het feit dat de
namen van deze „stille" mensen
redders niet of nauwelijks bulten
nun eigen kring bekend zijn, wijst
er al op dat dit hier niet moet
worden gezocht. Wanneer uit de
annalen van de Maatschappij
blijkt dat er mensen met tiental
len jaren trouwe en belangeloze
dienst nog nooit triomfantelijk van
een reddingtocht geredden hebben
afgeleverd, dan verdient dit toch
wel eens de aandacht. Dan moet
je toch wel meer voor dit werk
voelen dan doorgaans voor een
hobby aanwezig is. En juist dat
ondefinieerbare treft men bij de
honderden vrijwilligers aan. Dat
stempelt hen tot waarlijk grote
mannen. Want morgen of overmor
gen kan op hen een beroep wor
den gedaan terwille van één of
meer mensen het leven in de
waagschaal te stellen. Daarom is
het «en zaak van zeer nuchtere
mensen.
In jezelf
Met de hand steunend op de
buiskap van de motorstrandred-
dingboot „Barend van Spreekens"
laat schipper Gijs Messemaker
(56) zijn timmermansoog liefko
zend langs de slanke lijnen van
zijn houten, overnaadse „redboot"
gaan. „In jezelf hoop je weieens
op een redding. En reddinkje hier
uit het Katwijkse strand een
paar mensen onder moeilijke om
standigheden van een schip ha
len....". Het klinkt een beet
je paradoxaal, maar uit zijn
mond zonder enige pathos
volkomen aanvaardbaar. Het
drukt iets uit van de jarenlang
schijnbaar vergeefse paraatheid
van het reddingstation. Het geeft
Gijs Messemaker zet de uitzen
ding van de kerkdienst aan boord
van het hospitaalkerkschip De
Hoop uit. Hij stuurt zijn vrouw om
„een bakje" en zegt: „Vijfentwin
tig jaar opstapper geweest, bij
schipper Cornelis Pronk begonnen.
Nu ben ik vijf jaar zelf schipper.
De enige keer dat ik mensen van
een schip heb moeten halen was
vorig jaar." Hij drinkt zijn „bak
je" uit, recapituleert de feiten en
gaat verder: „Op 24 februari kre
gen we bericht dat de ARM 2
„De Vrouw Leuntje" bij de uit
watering was gestrand. Binnen het
halve uur waren ze eraf, alle vier.
Er stond een rustig
zeetje. De „hengst"
uit Arnemuiden zat
stevig op een bank
en de korte golf
slag spoelde al
door hetstuuibuis-
je. Het was weinig
spectaculair."
Het laatste komt
er oprecht spijtig
uit. Ook voor zijn
stuurman Kees
Kruit (schilder),
motordrijver An
ton Jonker (voor
man op een verf-
fabriek) of voor
opstappers Leen
Rovers, Piet van
Duijn en Jan Kruyt
is het eigenlijk een
te tam karwei ge
weest Te tam, om
dat ze weten voor
veel zwaarder en
moeilijker werk
gereed te zijn.
„Naast die vier
van de Arnemui
den 2 heb ik nog
wel een stuk of
een verdrinkings
dood gered", zegt
Gijs „Mes", zoals
hij in de wandeling
heet
En hij vertelt vlot en sober van
de drenkelingen, die zich te ver
in zee waagden en van het neef
je, dat jaren terug in het Prins
Hendrikkanaal dreigde te ver
drinken. „We zijn hier met de zee
opgegroeid. M'n hele bemanning
heeft walbaantjes; zeelui zijn
te vaak weg. Maar ik ken alle
gaten tussen de banken, ik weet
hoeveel stroom er kan lopen bij
een stevige Noordwester". Dat
maakt hem en zijn mannen ook
capabel om de grote verantwoor
delijkheid te dragen. Want als
er eens een dringend beroep op
hen moet worden gedaan
Schipper of stuurman, motor
drijver of opstapper, ze doen
hun vrijwillige reddingwerk
achter zijn oren vertelt hij van
de oefentochten met de overbe
kende Groningse mensenvisser.
Overstappend op een ander
chapiter, zegt de jeugdig uitzien
de expediteur (eigen baas): „We
hebben een mieterse bemanning
hier. Altijd al gehad. Toen ik vijf
was ging ik mee om te kijken,
toen ik 18 werd mocht ik mee als
opstapper. Nu ben ik al weer ze
ven jaar schipper. Maar veel te
weinig te doen."
Als we zijn „Kurt Carlsen" be
kijken zegt 'ie: „Ik zou hem wel
'ns bij windkracht 9 willen pro
beren, maar ik krijg geen toe
stemming van de plaatselijke
commissie van de KNZHRM.
Tammer, want hij kan 't heb-
zonder schipbreukelingen met
een even stugge als ernstige
volharding. Welk station je ook
neemt, altijd tref je enthousias
me voor dit werk. En gewerkt
wordt er. Zo mogelijk wordt
maandelijks een oefentocht ge
maakt. De reddingboot wordt op
een (vrije) zaterdag, het liefst
bij straffe wind en een onrusti
ge deining, vanaf het strand ge
lanceerd. Klimmend, duikend,
wendend, slingerend en steevast
onder een ondoordringbaar gor
dijn van zout buiswater maakt
de bemanning zich vertrouwd
met de boot. De zware, water
dichte tractor wordt getest, de
motor uitgeprobeerd, de stroom
berekend, de gevaarlijke bran
ding buiten gevecht gesteld door
kennis en vakmanschap. En na
de soms urenlange proeftocht
gaat de neus naar de kust toe.
de sleepzak overboord, anders
luistert het roer niet als de
grondzeeën het ranke schip een
te grote snelheid willen geven.
De sport
„Van dit werk moet je de sport
kunnen Inzien", zegt schipper
Kees v. d. Berg (52) van de
„Kurt Carlsen" van Noordwijk
aan Zee. „AU Je dat niet kan, is
er weinig aan. Elk jaar ga lk een
paar dagen naar Klaas Toxopeus,
de bekende schipper van de mo
torreddingboot „Insullnde" te
Oostmahorn. We zijn dikke vrin
den. Doe Ik al jaren. Dat is nog
eens een sport." Glunderend tot
Schip geborgen
Mensen gered? Net als in Kat-
/ïjk: zwemmers uit zee gehaald,
vat voor een oud-badman, schel-
oenvisser en afstandzwemmer
leen „kunst" is, zegt hij. Maar
eddingen met de boot? Nee.
-.ooit „Wel eens een schip ge
borgen. Zat hier in de rampnacht
van februari '53 tegen de duinen.
Jensen konden zelf van boord ko
nen. De springvloed had grote
tukken van het duin weggesla-
{en en daar stond de OD 13 uit
Juddorp tegenaan te stompen.
Ik ben 's nachts aan boord ge
klommen tussen de zeetjes door
en ik vond drie man onderin. We
zitten hier goed straks komt
laag water en we lopen zo naar
de wal. zeiden ze.
Laconiek gaat v. d. Berg ver
der: „Dc cb kwam niet doorzet
ten toen, maar zij wel. Toen de
storm over was stond de OD 13
tachtig meter boven de hoogwa-
terlijn. 't Ding was maar voor
6000 gulden verzekerd en Van den
Tak vroeg 15.000. Toen hebben
we het hier op Noordwijk zelf
maar gedaan. In de dump koch
ten we oude gascylinders, die we
er stuk voor stuk voor legden.
Met mijn vrachtwagen ervoor
kregen we hem na een week of
vijf toch vlot, al moest het laat
ste eind de eigen enkerwinch
het schip aan een uitgebracht
zeeanker voorttrekken. Het lukte.
Mooi avontuur."
Ook in Noordwijk een gemê
leerde bemanning. Motordrijvcr
C. den Hollander is aannemer,
opstapper Jacobus Vink timmer
man schilder. Jaap v. d. Wiel
ook aannemer en Jo v. d. Lippe
landarbeider. Zo ook de wipper-
ploeg van tien man, die het „ka
non" bedient, als er een lijn over
gebracht moet worden naar een
Roemrijk
Op de plaats waar de betonnen
skeletten al iets van de nieuwe
Scheveningse vishallen tonen,
ligt de „Brandaris" afgemeerd.
Een roemrijk schip dat op Ter
schelling lange tijd is ingezet voor
het reddingswerk. Volgend jaar
gaat de „Brandaris" er ook uit.
dan wordt hij verkocht.
„Bovenstebest scheepje. Zee
waardiger dan wat ook", zegt
schipper S. C. den Heyer (48),
die sinds 1950 schipper van de
reddingboot ln Scheveningen Is.
„Jammer dat het zo'n oud beest
je ls en eruit moet. Maar die
In het heetgestookte botenhuis
heeft Joh. Pronk (32) een stevige
mok koffie gezet. Dat heeft hij
wel geleerd toen hij tot twee jaar
terug stuurman op het hospitaal
kerkschip was. Adriaan M. Veld
man, de 49-jarige motordrijver,
completeert de vaste bemanning
van de reddingboot. Als de kof
fie op is, vertelt schipper Den
Heyer iets over het reddingwerk
op deze „kleine" stations. De in
ternationale scheepvaartroute ligt
hier een veilig aantal mijlen uit
de voortreffelijk met bakens,
boeien, lichten en vuurtorens ge
markeerde kust. Er is bovendien
geen aanloophaven van zeesche
pen. Slechts de Scheveningse vis
sersvloot hij is zelf schipper op
een kotter geweest en een en
kele coaster lopen hier binnen.
„Och, groot werk hebben we
hier eigenlijk nooit. Meestal met
«*en beetje slecht weer dat we bui
tengaats moeten liggen voor
„stand by" als er een paar
vissersboten met veel moeite
naar binnen komen. Verder moe
ten we er nogal eens op uit voor
een zeiljachtje of een vliegtuig dat
in zee gestort kan zijn of om een
ernstig zieke op te halen van een
voorbijvarend schip, maar meer
niet".
Het is een rustige, bijna stug
.^jkende man, die Den Heyer.
Geen greintje gezwollenheid over
het reddingswerk, dat hij alle
maal als vanzelfsprekend be
schouwt. Zoals een bakker zijn
klanten van brood voorziet, zo
vaart hij uit wanneer op zee
mensenlevens in gevaar zijn. Al
lemaal nogal simpel...
Het is zijn dagelijks werk te zor
gen dat hij erbij is wanneer een
schip met motorstoring of dat uit
zijn roer is gelopen, bij het aan
lopen van de nauwe haveningang.
Of wanneer het bij zwaar weer
naast de hoofden dreigt te ver
dagen. Bij slecht weer is het de
vissersvloot of zijn het de coasters,
hooguit eens een aan lager wal
verdaagd schip-in-ballast, maar
bij mooi weer zijn het op te ha
len zieken, is het een jachtje of
een in zee gestort of alleen maar
vermist vliegtuig. Maar wat er
ook gebeurt, de reddingboot moet
paraat zijn De Heyer en zijn
mannen staan er borg voor, zo
als overal.
Het hoogste
Wie een tocht maakt langs en
kele reddingstations komt als hij
op het rytje afgaat meestal klei
ne, onbekende redding-posten lo
gen. De mensen verschillen er
evenveel en even weinig als de
verzekeringsagenten en de ban
ketbakkers bij ln de buurt. In
hun vrije tijd bekwamen ze zich
in het besturen en het bedienen
van materieel waarmee in ge
geven omstandigheden het hoog
ste moet worden bereikt: een
medemens het leven redden.
Men moet voor dit werk niet al
leen zin voor avontuur hebben of
op opwinding belust zijn. Men
heeft op deze kleine stations,
waar nooit Iets „groots" gebeurt,
vooral moed en doorzettingsver
mogen nodig.
De steun die men op velerlei
manier aan de reddingmaatschap-
pijen kan geven moet men dan ook
niet slechts zien als een „gift voor
een goed doel" maar ook als
blijk van waardering en bewon
dering voor de mensen die het
werk moeten doen. voor de man
nen die zich eindeloos oefenen
voor de tijd van levensgevaar
voor anderen, zonder er ooit
voor te worden beloond.
C. KLARENBERG