LIET ME NIET MET RUST DAT KLEINE KIND 3Cerót onder de brug NOëL DES CLOCHARDS 8 KERSTBIJLAGE 1963 8 VOORAVOND KERSTFEEST 1953... /k was nog met mijn gedachten bij het heftige gesprek dat mijn compag non en ik onder de lunch hadden ge voerd en zo kwam het. dat ik ver strooid de straat overstak, als het ware willoos meedrijvend met de stroom van voetgangers Een botsing met een voetganger van de stroom uit tegenover gestelde richting kon niet uitblijven en bleef ook niet uit. Midden op de rijweg werd ik tot de werkelijkheid teruggebracht. Ik voelde een stoot tegen de borst die me bijna tegen de grond deed tuimelen, ik zag tegelijkertijd een aantal pakjes over de straat rollen en ik hoorde een paar ver schrikte kreten. Onder het mompelen van verontsehuldigin- Sen begon ik haastig de pakjes op te rapen. Ie oprichtend wilde ik juist uitvoerig uit de doeken gaan doen. hoe ik tot mijn lompheid was gekomen, toen het scheen alsof mijn hart bleef stilstaan. In een onderdeel van een seconde zag ik de jaren razend snel terug gedraaid. ..Lien, jij!", bracht ik met moeite uit. ..Jan. hoe is het mogelijk:", hoorde ik haar bijna fluisterend, zeggen. Verbaasd maar meer ontroerd door het plot seling weerzien keken we elkaar lan terwijl we links en rechts duwen bijgangers die we ln de weg stonden. Zij herstelde zich het eerst. ze. terwijl ze me bij de arm greep. „kom mee, we kunnen hier niet blijven Ik liep met haar naar het trottoir. ..Ziezo" zei ze, toen we ons voor het ver keer in veiligheid hadden gebracht, „ziezo, nu kunnen we even praten Wat doen we gaan we nu gezellig een kopje koffie drin ken of maken we een afspraak voor later?" Ik weifelde met mijn antwoord, en ik zag dat dit baar pijn deed. ..Waarom zouden we...", begon ik. „Na al die jaren. Heeft het zin?" En ik dacht: Niet doen, het ik voorbij, laat het verleden rus- Ze raadde mijn gedachten. ..Jij wilt het bij deze ontmoeting laten?" zei ze. flauw glimlachend. ..Jij kan er ge noegen mee nemen, dat we elkander na zo vele jaren hoevele jaren zijn het wel niet vluchtig in de ogen zien en dan weer ieder onze weg gaan? Kun je dit heus? Voel je niet de behoefte te vertellen hoe het jou is gegaan en te horen wat er van mij is geworden?" En toen bijna smekend: „Toe, terwille van de oude vriendschap en ook om dat het morgen Kerstfeest is en de mensen dan wat vriendelijker dan gewoonlijk tegen elkan der moeten zijn toe. laten we een afspraak maken. Ja? Kom je bij mij of kom ik bij jou?" „Goed", zei ze. „Ik reken op je. Weet dan vanavond, want morgen ga ik de stad uit voor een week of drie". ..Goed", zei ze. „Ik reken op je. Weet Je mijn adres?" „Hoe zou ik!", vroeg ik. Ze noemde straat en huisnummer. ,,Kun je het onthouden?" „•k Vergeet het nooit meer", zei ik schert send. „Dan is het goed", antwoordde ze vol-uit lachend. Ik gaf haar de hand. „Tot vanavond. Lien- tje", zei ik. in een plotselinge opwelling van tederheid haar oij haar jeugdnaam noemend „Tot vanavond", zei ze. en het was alsof ze mijn hand langer vasthield dan nodig was. „En het is natuurlijk vanzelfsprekend, dat je je vrouw meebrengt". „Sorry, ik ben niet getrouwd", zei ik nors. Ruw trok ik mijn hand uit de hare. draaide me om en beende met grote stappen naar huis. ACHTEROVER leunend in mijn stoel liet x tenslotte mijn gedachten maar de vrije loop. Ik had nog wat willen wer- cen voordat ik bij Lien op bezoek zou gaan. maar het was er niet van geko men. Het was me onmogelijk me te bepalen bij de problemen waarmee het kantoor werd geconfronteerd, nu in de export naar de Azia tische landen stagnaties waren opgetreden. Mijn gedachten dwaalden al-maar af naar de ontmoeting van die middag. Voor de zoveelste maal vroeg ik me af. of ik er goed aan had gedaan haar te belo ven te komen. Je bent een dwaas geweest, een grote dwaal, zei een stem in me. Waarom ben je gezwicht? Je had toch gezworen, dat je haar nooit meer wilde zien? Je bent zwak geweest heel zwak. Maar een andere stem fluisterde: Man. grijp je kans. Verhard ie hart niet. Je houdt jezelf voor de mal Je maakt jezelf wijs. dat je gelukkig bent, maar Je bent het niet En je weet heel goed wat er aan je geluk ontbreekt. Ik sloot de ogen. Nu eens gaf ik de ene •tem dan weer de andere gelijk. Natuurlijk had ik moeten afzien van een hernieuwde toenadering. Maar aan de andere kant: was het niet een goede gelegenheid om de bar.d met het verleden weer aan te knopen? Zou het toch niet mogelijk zijn....? De band met het verleden! Ik lachte •champer. Het verleden is voorbij, dacht ik Maar de stem zei: het is niet voorbij, het is voor jou nooit voorbij geweest. Je hebt het willen terugdringen, maar het is je nooit ge lukt. Ik kreunde. Ik wist. dat de stem de waar heid sprak. Het verleden was nooit voorbij geweest. Al die jaren had ik het meegedra gen. in goede en slechte dagen. Beelden doemden voor me op. Beelden uit een onbezorgde tijd. hoewel die tijd velen wel zorgen gaf. want we maakten een pe riode van grote crisis door. Maar voor mij. Jan Brummelkamp. 23 jaar, pas afgestu deerd meester in de rechten, scheen de toe komst zonder wolken. Mijn bedje was ge spreid. Ik zou in de firma van mijn vader worden opgenomen en na een paar jaar van inwerken een directeursplaats krijgen. Nee, ik was een jongen, die door velen van zijn vrienden werd benijd Ook om zijn aan staande vrouw. Want natuurlijk, Lientje Kempers. de knappe en geestige dochter van de rijke notaris Kempers zou mijn vrouw worden Lientje niet met mij trouwen In alle opzichten scheen de weg. die ik voor mezelf had uitgestippeld, over rozen te gaan. Over rozen?, dacht ;k bitter, hm. 't mocht wat Want de werkelijkheid was anders ge- weest. De werkelijkheid bracht een ontgoo cheling, de ontgoocheling, die was gekomen an de vooravond van Eerste Kerstdag 1931 Ik dacht: Twee-en-twintig jaar geleden werd je toekomst al afgesloten, toen je in je overmoed, tegen beter weten in, onverant woorde uitspraken deed. Het gesprek van die avond kon ik nog woordelijk navertellen. Het was bij Lientje thuis, dat de bom onverwacht barstte Weer hoorde ik. als zovele malen in de voorbije jaren, glashelder haar stem. haar jubelende •tem toen ze over, wat ze vaag noemde, „la ter" sprak. „...dus later, als we in ons eigen huis zijn, vieren we het Kerstfeest samen. Ik maak er een geweldige drukte van, Jan. We kopen een Kerstboom en veel groen, het hele huis zal in het teken staan van de Ïeboorte won het Kind. ledereen die ons emt bezoeken zal wetendat we in een feeststemming zijn, dat we jubelen van vreugde. Davids Zoon, lang verwacht..." Maar je hebt altijd gezegd..." „Kom, kom. Lientje, blijf met je voeten op de grond. Moet dat nou? Kerstboom en groen! Welnee, we gaan gezellig ergens eten, we maken van Kerstfeest een leuke dag, samen. Geen bezoek, jij en ik al leen!" „Maar Jan. meen je dat nou?" ,Ja, natuurlijk meen ik dat. Nee hoor, geen groen, dat geeft zo'n rommel en je weet, dat ik niet van rommel houd. Kerstdagen zijn voor mij vrije da gen, dagen, waar in je heerlijk kunt uitrusten en doen „Ja, luister eens, Lientje, wat ik nou altijd heb gezegd doet niets ter zake. Ik denk er op het ogenblik zo over. Kerst feest is ontleend aan een heidens gebruik en heeft verder niets te betekenen." „Jan!" „Ja, Lientje, zeg het maar, spreek je maar gerust uit.'- ,J)us..." „Wat, dus!" „Jan, jij wilt zeggen, dat er voor jou geen relatie bestaat tussen Kerstfeest en het Kind?" „Lieve Lientje, gebruik nou eens je ver stand. Kerstfeest, zoals jij het ziet, is voor domme mensen, maar wij, intellectuelen, toe nou, schat, laten we er geen ruzie over maken, de sop is de kool niet waard. Ik heb een mooi cadeau voor je gekocht, wat denk je dat het is? Wat denk je dat er in dit pakje zit?" ,,'t Kan me niet schelen, 't kan me hele maal niet schelen! Het is voor mij niet be langrijk. Voor mij is maar één ding be langrijk!" „En dat is dan. Lientje?" ,Je weet het best, maar ik zal het je nog eens zeggen: dat je gelooft in het Kind". ,Jk kan niet Lientje". ,Je kunt best, maar je wilt niet. O. ik wou wel, dat je dom was, gewoon een dom „Waarom dan? Dacht je dan dat ik dan de toekomst had die ik nu heb?" „Wat zegt dat. een toekomst hebben? Maar als je dom zou zijn had je misschien geloof". „Is geloof meer dan een toekomst?" „Jan. geloof is toekomst. Toe, zeg dat je het allemaal niet zo meende, dat je een grapje maakte, dat ook voor jou het Kerst feest het feest is alleen van de geboorte van het Kind. Toe, zeg bet!" „Nee, want het is niet zo". „Toe. Jan zeg het" „Nee". ja". „Nee". „Is dat het laatste, Jan?" „Moet het dan het laatste zijn?" „Ja, Jan". „Goed, dan Is dit het laatste, Lientje". „Jammer, Jan. Maar laat me nu alleen, ik moet over alles nadenken. Kom morgen terug. Wil je?" „Goed, Lientje, maar til niet zo zwaar. Er zijn belangrijker dingen in het leven". „Wat dan?" „Dat we echt veel van elkander hou den!" „Het gaat niet, Jan, het Kind staat tus- TA, ZO WAS HET GEGAAN. Ik had de J volgende morgen niet eens naar haar toe hoeven te gaan. Er werd een briefje bij mij thuis bezorgd. „Tenzij je gelooft in de ge boorte van het Kind.„anders is het beter dat we nu de band maar breken. We zouden in ons leven nooit eerlijk tegenover elkander staan...Mijn hart breekt bij de gedachte, dat je blijft volharden. En toch. het gaat je goed. Lientje". „Moet ik nog iets zeggen?", vroeg het meisje beleefd. „Ja", antwoordde ik woedend, „zeg, dat ik de juffrouw nooit meer wens te zien". Ik wist toen niet. dat mijn wens twee-en- twintig jaar lang verhoord zou worden. Ook niet, dat het Kind al die jaren een probleem voor mij zou zijn en me niet met rust zou Aan het begin van de avond wilde het ge sprek maar niet op gang komen. We keken elkander aan. lachten tegen elkaar, maar zeiden weinig. Tenslotte, om een benauwde stilte te breken, maakte ik een alledaagse op merking. „Het is of de tijd heeft stilgestaan. Lien, je bent helemaal niet veranderd". Ze haalde de schouders op. „Je hoeft me geen complimentje te ma ken". zei ze rustig, „ik ben geen jong meis je meer, er zijn meer dan twintig jaar verlopen sinds we uit elkaar zijn gegaan en in die^ twintig jaar is er een massa ge- „Ja", herhaalde ik, „er is een massa ge- TAE WINTERKOU is op de stad gevallen. Over de bou levards striemt een verkillende wind. Af en toe jagen wolken fijne sneeuw door de straten, wazige gordijnen vormend in het licht van de Kerstetalages en de stralen van de lampen in de Kerstbomen op de hoeken van de avenues. Kil neon-licht floept aan en uit. Nachtclubs, theaters en bioscopen, ze heb ben hun deuren wijd open ge zwaaid, als het ware hun warmte etalerend op deze win teravond. PARIJS maakt zich op voor Noël. De lichtstad viert het Christus-feest. De Kerstmannetjes in de overdadig versierde etala ges. die onder groen en poeder sneeuw bedolven lijken, zijn er niet de enige bewijzen van. De dancings adverteren in de vitri nes met speciale Kerstshows. En in de dure restaurants treffen smetteloos geklede kelners de laatste voorbereidingen voor de feestmaaltijd, die straks aan de chic van de stad zal worden op gediend. Op ieder tafeltje een stukje groen met een kaars erin, die de gast de vrieskou van bui ten moet doen vergeten. Het or kestje repeteert zijn Kerstreper- TVTOËL BEGINT laat in de licht- lA stad. Pas tegen het midder nachtelijk uur trekt Parijs de straat op Voor de nachtmis in de kathedralen, die warm licht uitstralen uit de gebrandschilder de ramen, of voor de wachtende kalkoen. Maar tegen de tijd. dat de eerste gasten in de restau rants arriveren en behoedzaam achter de gedekte tafels schui ven in het flakkerende licht van de kaarsen, op het moment dat taxi's en sleeën voorrijden, loopt ergens anders in de stad de Kerstviering al ten einde. Van onder de feestelijk verlich te bogen van de Pont de la Tour- nelle bij de Notre Dame klinkt dan het laatste Kerstgezang op, het imponerende Minuit Chre tien. Want voor de armsten der armen, voor de clochards, begint Noël al vroeg in de avond. AL IN DE NAMIDDAG zijn ze Tl gekomen, de zwervers en dak lozen van de wereldstad. Van overal. Honderden zijn die middag naar de Seine gestrompeld. Man nen en vrouwen, die Parijs geen ander dak biedt dan de bruggen •er is dan het rooster van de métro, dat gratis warmte geeft. Ze vormen er al sinds mensenheugenis een niet weg te denken groep, waarom de harde en jachtige wereldstad zich niet bekommert, maar die toch een zeker burgerrecht heeft verworven. Ze leven hun eigen le ven. zonder enige binding met de maatschappij. De meesten willen dat niet anders. Ze zijn trots op hun vrijheid. Ze zijn tevreden met de fles wijn en de homp brood, die zij met het ophalen van vod den bü elkaar verdienen. Zorgen voor morgen kennen ze niet, want weten ze. er komt zelden een clo chard van honger om. A/TAAR EENS in het jaar delen 1»! ook zij in de welvaart van óp moderne wereld Eén avond. De avond voor de Kerstnacht. Dan komen zij bijeen voor de meest simoele. maar ook meest aan grijpende Kerstviering van de lichtstad. Een jaar of tien geleden is dat begonnen. Een comité van geestelijken io.w. abbé Pierre) enkele schrijvers en de burge meester van het vierde arrondis sement organiseerden het feest toen voor het eerst. Bewoners van het lie de la Cité, het lie de Saint Louis en de bewoners van de Seinekaden zorgden voor het geld en ook uit de collectes in de Notre Dame kreeg men financiële steun voor de uitvoering van het plan. Sinds die eerste keer is geen jaar overgeslagen. Noel voor de clochards is een traditie gewor den. Steeds meer zwervers lieten zich vereasten. Hun aantal heeft de laatste iaren de duizend zelfs overschreden. gemakkelijk te vinden. Al dagen van tevoren trekken zij de stad in met uitnodigingen voor die zwer vers, die nog niet weten van .de Kerstviering. Ze kennen de ver zamelplaatsen. de hallen. Place Maubert en natuurlijk de métro ingangen. En diegenen, die daar niet worden gevonden zijn van de uitnodiging gauw genoeg od de hoogte. In het leger der clochards verspreidt het nieuws zich snel. Ze hebben hun eigen „krant", zo als de van mond tot mond gedane mededelingen wel worden ge noemd. Zo gebeurt het dat zij meestal al uren voordat het feest begint aan de Seine-oever zijn. wachtend op wat komen gaat. Ze zien er hoe vrachtwagens vol levensmid delen af en aan rijden. Grote voorraden flessen wijn. brood, si naasappelen. sigaren en sigaret-' ten. Artikelen, die voorde clochard een veelal onbereikbare luxe be tekenen Geschenken die 's avonds na de feestelijke maaltijd zullen worden uitgereikt. ALS DE DUISTERNIS is ge- Ti. vallen, de lantaarns zijn ont stoken en het neon vurige let ters schrijft tegen de grauwe avondhemel, scharen zich de zwervers onder het bruggewelf. Banken zijn neergezet aan lange schragen. waaraan ieder zijn plaats krijgt toegewezen. De an ders zo kille en donkere ruimte is verlicht met schijnwerpers en op de open plaatsen tussen de ta fels staan roodgloeiend ijzeren kachels. Warmte en licht en een feestmaaltijd, het is een luxe. die voor de clochard bijna on denkbaar is. Hij voelt zich ba dend in weelde in deze eenvou dige maar sfeervolle omgeving. Voor zwervers, die gewend zijn hun dagelijks brood zittend te gen de muur op straat in de win terkou of in de métrogangen te eten, is zelfs het comfort van een houten bank en een tafel al een luxe. Verscheidene van de man nen en vrouwen geven er dan ook de voorkeur aan op de grond plaats te nemen. In hun sjofele kleren vlijen zij zich tegen de muren van de ruimte. Beelden van menselijke ellende, van de meest grauwe armoe, vormen zij. Hun jassen, die zij zelden uittrek ken. tonen rafelige gaten, op hun gezichten staat een ruige stop pelbaard. De vrouwen zien er al even verwaarloosd uit: smoezeli ge hoofddoeken om de loshangen de haren en vale veel verstelde TOCH ligt er een glimlach om de vermoeide monden. En als de dampende potten op tafel komen, is er zelfs een vro lijke stemming. Een vorstelijk gerecht is h^t voor hen: zuurkool, gegarneerd met worst en een paar gekookte aardappelen, be sproeid met wijn. Volop kunnen zij zich er aan verzadigen. Vele malen moeten de pannen opnieuw worden gevuld en dragen meisjes volle flessen aan. Er wordt ge lachen. gezongen ook. Oude chan sons, die vertellen over een ver verleden. AAN. PLOTSELING, wordt het J stil. De vrouwen en mannen an de tafels wenden de blik aar het provisorisch van sinaas- appelkisten opgebouwde podium. Er komt een meisje m het licht van de schijnwerper. Een meisje met lang blond haar en een voor name japon, waarop een klein collier schittert. Geboeid kijken de vrouwen en mannen toe. Het is of iemand uit een andere wereld zich onder hen heeft begeven. Ze begint te zingen. Een piano begeleidt. De clochards weten: het is een be kende zangeres, van wie zij veel gehoord hebben. Maar nog nooit hebben zij haar van zó dichtbij gezien. Wat aarzelend, in het be gin. zingen zij het refrein mee. Het zijn hese stemmen, gebar sten door een rauw leven. Het zmgen hebben zij verleerd. Het iS een ontroerend moment onder het bruggewelf. FR KOMEN meer mensen op -C-' het podium. Artiesten, die hun Kerstavond hebben opgeofferd om hier voor de armsten der ar- te treden. Liedjeszangers, J goochelaars. clowns, dansers Een licht voor hun nummer. Nooit hadden ze zo'n dankbaar publiek. Na elk optreden wordt lang ge- Zo gaat het de hele avond door. Er heerst een sfeer van opge wektheid. Er worden moppen ge tapt, er wordt gelachen. Een en kele maal waagt een van de gas ten zich op het podium. Hij zingt een lied. Een lied dat ze alle maal kennen van vroeger en dat luid wordt meegezongen. En na afloop klinkt het: „André, An- dré. encore une fois.. Voor de tweede maal grijpt André de mi crofoon en zingt opnieuw, met trillende stem. HET IS AL laat als het feest ten einde loopt. Terwijl buiten een „bateau mouche" vol feesten de Parijzenaars voorbijglijdt, ter wijl uit de Notre Dame theatra le orgelmuziek klinkt, terwijl de Parijse chic aanschuift aan de overdadig gedekte tafels in de restaurants, waar de champagne- kurken knallen, staan de vrou- der de brug op. Nog éénmaal wordt er gezongen. Massaal klinkt het „Minuit Chrétien". Buiten blijven voorbijgangers even stilstaan. Ze luisteren naar het gezang, dat door zijn eenvoud ontroert. Dan stromen de een plastic netje in de hand. Hün Kerstgeschenk, een netje met le vensmiddelen. knoflookworsten, blikjes, sinaasappelen en sigaret ten. Als een kostbaar kleinood houden zij het tegen zich aange klemd. HET „Noël des clochards" is ten einde. In groepjes verla ten zij de warmte en begeven zich in de ijzige vrieskou, waar ieder zijn eigen weg zoekt. Een enkeling blijft nog bij de doven de vuren om er. de nacht door te brengen. De anderen verdwijnen in de duisternis. Met onbekende bestemming, naar het „ergens in Parijs", de wereldstad die hen geen ander „thuis" biedt dan de open lucht en waar zij de volgen de Kerstdag alléén zullen vieren... D. RINGLEVER EEN KERSTVERHAAL door H. J. WAALWIJK Alsof het gisteren gebeurde en niet 10 jaar geleden, zo duidelijk staat alles me nog voor ogen. Na een scheiding van twee-en-twintig jaar waarin we direct noch indirect iets van elkander hadden gehoord ontmoette ik haar even plotseling als ze destijds was verdwenen en op hetzelfde ogenblik wist ik, dat dit weerzien een keerpunt in mijn leven zou gaan betekenen. En toch begon ik me uit alle macht te verzetten tegen een poging harerzijds om hernieuwde toenadering. Maar haar wil bleek sterker dan de mijne ach nee, het was niet haar wil die het won. beurd. En het heeft ons wijzer gemaakt." „En ouder", vulde ze aan. Ik knikte, en keek haar oplettend aan. Lientje was ouder geworden, het viel niet te ontkennen. Maar toch. zo constateerde ik had ze veel van haar vroegere schoonheid behouden. Ze is nog een mooie vrouw, dacht ik vol bewondering. „Het is je goed gegaan, heb ik gehoord", zei ze, handig op een ander onderwerp over springend. „Je bent directeur van een flo rissant bedrijf, je verdient veel geld, en je leidt een genoeglijk leven." „Je bent goed ingelicht", pareerde ik. Ze lachte. „Heel toevallig maar. Toen ik drie dagen geleden voor goed naar Holland kwam en kamers wilde huren raakte ik in contact met iemand, die jou kende en hij vertelde me alles." „pas drie dagen. drie dagen.' Ze haakte direct in. „Dat vind jij dus ook! Ik heb het ook een wonder gevonden. Echt een wonder." Ik voelde me onbehaaglijk worden. „Wat ben je van plan te gaan doen?" vroeg ik nieuwsgierig. Ze dacht even na voor ze antwoordde: „Ik kan je hierop geen antwoord geven, want ik weet het niet, eerlijk, ik weet het niet. Het is merkwaardig gegaan. Ik heb ovpr de hele wereld gezworven en ik dacht, dat ik nooit meer in Holland terug zou komen en ineens voelde ik, dat ik terug moest. Ik moest, begrijp je. of ik wilde of niet." „Begrijpen doe ik het niet", zei ik lachend, „maar het zal wel waar zijn. Is er soms een geheimzinnige kracht aan het werk geweest"1" „Geheimzinnige kracht?", herhaalde ze. En toen langzaam: „Ja, misschien weL Maar ik kan het niet verklaren. Jij?" Ik schudde het hoofd. „Nee", zei ik. „Ik ben een zakenman en in zaken moet je met geen geheimzinnige krachten rekenen. In zaken komt het op koel verstand aan. zoals trouwens in het hele leven." „O ja?", vroeg ze. DE UREN gingen vlug voorbij. De wij zers van de klok snelden naar het mid dernachtelijk uur. Ik voelde, dat we waren uitgesproken. We hadden elkaar alles over ons leven verteld, we wares bijgepraat. Ik stond op. „Ga je weg?" vroeg Lientje, en er klonk teleurstelling in haar stem. „Ja", zei ik. „Het is tijd, vind je niet? En dan er is geen onderwerp of we heb ben het aangesneden. Wat wil je?" „Ach. niets meer. Je gaat morgen op reis. Voor zaken?" Een stem in me zei: „Zeg ja!" Maar ik zei: „Nee, niet voor zaken, maar sinds... sinds nou ja, sinds toen ben ik met de Kerstdagen nooit meer thuis geweest en ik ben niet van plan met Kerst ooit meer thuis te blijven." „Juist", zei ze. „O. juist. Maar waarom feitelijk niet? Of wil je dat liever niet zeg gen?" De stem fluisterde: „Zeg nee!" Maar ik zei: „Jazeker, wil ik dat. Ik haat de Kerstdagen". Ze rees uit haar stoel op en kwam lang- „Is het de haat die je op reis doet gaan of ontvlucht je iets?", vroeg ze. De stem zei: „Laat het genoeg zijn. geef ze een hand en verdwijn voordat het te laat Ik bleef. Ik zei schamper: „Ontvluchten? Wat of wie zou ik ontvluchten?". Ze keek me strak in de ogen toen ze me vroeg: „Je bent een big boss geworden, maar heeft het je geluk gebracht?". De stem zei: „Wat gaat haar dat aan! Man, wees wijzer, tippel er niet in. Weet je waar ze heen wil?". „Ben jij dan gelukkig?", vroeg ik haar. „Ja", zei ze. ..Ik ben gelukkig". „Ondanks alles?". „Ondanks alles!". De stem zei: „Mannetje, je begeeft je op glad ijs. Wees voorzichtig". Ik zei: „Je bent gelukkig hoewel je je dro men niet hebt kunnen dromen1 Hoewel er een streep door de rekening is gegaan? Hoe- „Ik zei: ondanks alles", viel ze me in de rede. F.n wil je weten hoe dat komt?" De stem kreunde: „Nou ben je voor goed

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1963 | | pagina 30