LIET ME
NIET MET RUST
DAT KLEINE KIND
3Cerót onder de brug
NOëL DES CLOCHARDS
8
KERSTBIJLAGE 1963
8
VOORAVOND KERSTFEEST 1953...
/k was nog met mijn gedachten bij
het heftige gesprek dat mijn compag
non en ik onder de lunch hadden ge
voerd en zo kwam het. dat ik ver
strooid de straat overstak, als het
ware willoos meedrijvend met de stroom
van voetgangers Een botsing met een
voetganger van de stroom uit tegenover
gestelde richting kon niet uitblijven en
bleef ook niet uit. Midden op de rijweg
werd ik tot de werkelijkheid teruggebracht.
Ik voelde een stoot tegen de borst die me
bijna tegen de grond deed tuimelen, ik zag
tegelijkertijd een aantal pakjes over de
straat rollen en ik hoorde een paar ver
schrikte kreten.
Onder het mompelen van verontsehuldigin-
Sen begon ik haastig de pakjes op te rapen.
Ie oprichtend wilde ik juist uitvoerig uit de
doeken gaan doen. hoe ik tot mijn lompheid
was gekomen, toen het scheen alsof mijn
hart bleef stilstaan. In een onderdeel van een
seconde zag ik de jaren razend snel terug
gedraaid.
..Lien, jij!", bracht ik met moeite uit.
..Jan. hoe is het mogelijk:", hoorde ik haar
bijna fluisterend, zeggen.
Verbaasd maar meer ontroerd door het plot
seling weerzien
keken we elkaar
lan terwijl we links
en rechts duwen
bijgangers die we
ln de weg stonden.
Zij herstelde zich
het eerst.
ze. terwijl ze me
bij de arm greep.
„kom mee, we kunnen hier niet blijven
Ik liep met haar naar het trottoir.
..Ziezo" zei ze, toen we ons voor het ver
keer in veiligheid hadden gebracht, „ziezo,
nu kunnen we even praten Wat doen we
gaan we nu gezellig een kopje koffie drin
ken of maken we een afspraak voor later?"
Ik weifelde met mijn antwoord, en ik zag
dat dit baar pijn deed.
..Waarom zouden we...", begon ik. „Na al
die jaren. Heeft het zin?" En ik dacht: Niet
doen, het ik voorbij, laat het verleden rus-
Ze raadde mijn gedachten.
..Jij wilt het bij deze ontmoeting laten?"
zei ze. flauw glimlachend. ..Jij kan er ge
noegen mee nemen, dat we elkander na zo
vele jaren hoevele jaren zijn het wel
niet vluchtig in de ogen zien en dan weer
ieder onze weg gaan? Kun je dit heus? Voel
je niet de behoefte te vertellen hoe het jou
is gegaan en te horen wat er van mij is
geworden?" En toen bijna smekend: „Toe,
terwille van de oude vriendschap en ook om
dat het morgen Kerstfeest is en de mensen dan
wat vriendelijker dan gewoonlijk tegen elkan
der moeten zijn toe. laten we een afspraak
maken. Ja? Kom je bij mij of kom ik bij
jou?"
„Goed", zei ze. „Ik reken op je. Weet
dan vanavond, want morgen ga ik de stad
uit voor een week of drie".
..Goed", zei ze. „Ik reken op je. Weet
Je mijn adres?"
„Hoe zou ik!", vroeg ik.
Ze noemde straat en huisnummer.
,,Kun je het onthouden?"
„•k Vergeet het nooit meer", zei ik schert
send.
„Dan is het goed", antwoordde ze vol-uit
lachend.
Ik gaf haar de hand. „Tot vanavond. Lien-
tje", zei ik. in een plotselinge opwelling van
tederheid haar oij haar jeugdnaam noemend
„Tot vanavond", zei ze. en het was alsof
ze mijn hand langer vasthield dan nodig was.
„En het is natuurlijk vanzelfsprekend, dat je
je vrouw meebrengt".
„Sorry, ik ben niet getrouwd", zei ik nors.
Ruw trok ik mijn hand uit de hare. draaide
me om en beende met grote stappen naar
huis.
ACHTEROVER leunend in mijn stoel liet
x tenslotte mijn gedachten maar de
vrije loop. Ik had nog wat willen wer-
cen voordat ik bij Lien op bezoek zou
gaan. maar het was er niet van geko
men. Het was me onmogelijk me te bepalen
bij de problemen waarmee het kantoor werd
geconfronteerd, nu in de export naar de Azia
tische landen stagnaties waren opgetreden.
Mijn gedachten dwaalden al-maar af naar de
ontmoeting van die middag.
Voor de zoveelste maal vroeg ik me af.
of ik er goed aan had gedaan haar te belo
ven te komen. Je bent een dwaas geweest,
een grote dwaal, zei een stem in me. Waarom
ben je gezwicht? Je had toch gezworen, dat
je haar nooit meer wilde zien? Je bent zwak
geweest heel zwak. Maar een andere stem
fluisterde: Man. grijp je kans. Verhard ie
hart niet. Je houdt jezelf voor de mal Je
maakt jezelf wijs. dat je gelukkig bent, maar
Je bent het niet En je weet heel goed wat
er aan je geluk ontbreekt.
Ik sloot de ogen. Nu eens gaf ik de ene
•tem dan weer de andere gelijk. Natuurlijk
had ik moeten afzien van een hernieuwde
toenadering. Maar aan de andere kant: was
het niet een goede gelegenheid om de bar.d
met het verleden weer aan te knopen? Zou
het toch niet mogelijk zijn....?
De band met het verleden! Ik lachte
•champer. Het verleden is voorbij, dacht ik
Maar de stem zei: het is niet voorbij, het is
voor jou nooit voorbij geweest. Je hebt het
willen terugdringen, maar het is je nooit ge
lukt.
Ik kreunde. Ik wist. dat de stem de waar
heid sprak. Het verleden was nooit voorbij
geweest. Al die jaren had ik het meegedra
gen. in goede en slechte dagen.
Beelden doemden voor me op. Beelden uit
een onbezorgde tijd. hoewel die tijd velen
wel zorgen gaf. want we maakten een pe
riode van grote crisis door. Maar voor mij.
Jan Brummelkamp. 23 jaar, pas afgestu
deerd meester in de rechten, scheen de toe
komst zonder wolken. Mijn bedje was ge
spreid. Ik zou in de firma van mijn vader
worden opgenomen en na een paar jaar van
inwerken een directeursplaats krijgen. Nee,
ik was een jongen, die door velen van zijn
vrienden werd benijd Ook om zijn aan
staande vrouw. Want natuurlijk, Lientje
Kempers. de knappe en geestige dochter van
de rijke notaris Kempers zou mijn vrouw
worden Lientje niet met mij trouwen In
alle opzichten scheen de weg. die ik voor
mezelf had uitgestippeld, over rozen te gaan.
Over rozen?, dacht ;k bitter, hm. 't mocht
wat Want de werkelijkheid was anders ge-
weest. De werkelijkheid bracht een ontgoo
cheling, de ontgoocheling, die was gekomen
an de vooravond van Eerste Kerstdag 1931
Ik dacht: Twee-en-twintig jaar geleden
werd je toekomst al afgesloten, toen je in je
overmoed, tegen beter weten in, onverant
woorde uitspraken deed.
Het gesprek van die avond kon ik nog
woordelijk navertellen. Het was bij Lientje
thuis, dat de bom onverwacht barstte Weer
hoorde ik. als zovele malen in de voorbije
jaren, glashelder haar stem. haar jubelende
•tem toen ze over, wat ze vaag noemde, „la
ter" sprak.
„...dus later, als we in ons eigen huis
zijn, vieren we het Kerstfeest samen. Ik
maak er een geweldige drukte van, Jan.
We kopen een Kerstboom en veel groen,
het hele huis zal in het teken staan van de
Ïeboorte won het Kind. ledereen die ons
emt bezoeken zal wetendat we in een
feeststemming zijn, dat we jubelen van
vreugde. Davids Zoon, lang verwacht..."
Maar je hebt altijd gezegd..."
„Kom, kom. Lientje, blijf met je voeten
op de grond. Moet dat nou? Kerstboom en
groen! Welnee, we gaan gezellig ergens
eten, we maken van Kerstfeest een leuke
dag, samen. Geen bezoek, jij en ik al
leen!"
„Maar Jan. meen je dat nou?"
,Ja, natuurlijk meen ik dat. Nee hoor,
geen groen, dat geeft zo'n rommel en je
weet, dat ik niet
van rommel houd.
Kerstdagen zijn
voor mij vrije da
gen, dagen, waar
in je heerlijk kunt
uitrusten en doen
„Ja, luister eens,
Lientje, wat ik
nou altijd heb gezegd doet niets ter zake.
Ik denk er op het ogenblik zo over. Kerst
feest is ontleend aan een heidens gebruik
en heeft verder niets te betekenen."
„Jan!"
„Ja, Lientje, zeg het maar, spreek je
maar gerust uit.'-
,J)us..."
„Wat, dus!"
„Jan, jij wilt zeggen, dat er voor jou
geen relatie bestaat tussen Kerstfeest en
het Kind?"
„Lieve Lientje, gebruik nou eens je ver
stand. Kerstfeest, zoals jij het ziet, is voor
domme mensen, maar wij, intellectuelen,
toe nou, schat, laten we er geen ruzie
over maken, de sop is de kool niet waard.
Ik heb een mooi cadeau voor je gekocht,
wat denk je dat het is? Wat denk je dat er
in dit pakje zit?"
,,'t Kan me niet schelen, 't kan me hele
maal niet schelen! Het is voor mij niet be
langrijk. Voor mij is maar één ding be
langrijk!"
„En dat is dan. Lientje?"
,Je weet het best, maar ik zal het je nog
eens zeggen: dat je gelooft in het Kind".
,Jk kan niet Lientje".
,Je kunt best, maar je wilt niet. O. ik
wou wel, dat je dom was, gewoon een dom
„Waarom dan? Dacht je dan dat ik dan
de toekomst had die ik nu heb?"
„Wat zegt dat. een toekomst hebben?
Maar als je dom zou zijn had je misschien
geloof".
„Is geloof meer dan een toekomst?"
„Jan. geloof is toekomst. Toe, zeg dat je
het allemaal niet zo meende, dat je een
grapje maakte, dat ook voor jou het Kerst
feest het feest is alleen van de geboorte
van het Kind. Toe, zeg bet!"
„Nee, want het is niet zo".
„Toe. Jan zeg het"
„Nee".
ja".
„Nee".
„Is dat het laatste, Jan?"
„Moet het dan het laatste zijn?"
„Ja, Jan".
„Goed, dan Is dit het laatste, Lientje".
„Jammer, Jan. Maar laat me nu alleen,
ik moet over alles nadenken. Kom morgen
terug. Wil je?"
„Goed, Lientje, maar til niet zo zwaar.
Er zijn belangrijker dingen in het leven".
„Wat dan?"
„Dat we echt veel van elkander hou
den!"
„Het gaat niet, Jan, het Kind staat tus-
TA, ZO WAS HET GEGAAN. Ik had de
J volgende morgen niet eens naar haar toe
hoeven te gaan. Er werd een briefje bij mij
thuis bezorgd. „Tenzij je gelooft in de ge
boorte van het Kind.„anders is het beter dat
we nu de band maar breken. We zouden in
ons leven nooit eerlijk tegenover elkander
staan...Mijn hart breekt bij de gedachte,
dat je blijft volharden. En toch. het gaat je
goed. Lientje".
„Moet ik nog iets zeggen?", vroeg het
meisje beleefd.
„Ja", antwoordde ik woedend, „zeg, dat ik
de juffrouw nooit meer wens te zien".
Ik wist toen niet. dat mijn wens twee-en-
twintig jaar lang verhoord zou worden. Ook
niet, dat het Kind al die jaren een probleem
voor mij zou zijn en me niet met rust zou
Aan het begin van de avond wilde het ge
sprek maar niet op gang komen. We keken
elkander aan. lachten tegen elkaar, maar
zeiden weinig. Tenslotte, om een benauwde
stilte te breken, maakte ik een alledaagse op
merking.
„Het is of de tijd heeft stilgestaan. Lien,
je bent helemaal niet veranderd".
Ze haalde de schouders op.
„Je hoeft me geen complimentje te ma
ken". zei ze rustig, „ik ben geen jong meis
je meer, er zijn meer dan twintig jaar
verlopen sinds we uit elkaar zijn gegaan en
in die^ twintig jaar is er een massa ge-
„Ja", herhaalde ik, „er is een massa ge-
TAE WINTERKOU is op de
stad gevallen. Over de bou
levards striemt een verkillende
wind. Af en toe jagen wolken
fijne sneeuw door de straten,
wazige gordijnen vormend in
het licht van de Kerstetalages
en de stralen van de lampen in
de Kerstbomen op de hoeken
van de avenues. Kil neon-licht
floept aan en uit. Nachtclubs,
theaters en bioscopen, ze heb
ben hun deuren wijd open ge
zwaaid, als het ware hun
warmte etalerend op deze win
teravond.
PARIJS maakt zich op voor
Noël. De lichtstad viert het
Christus-feest. De Kerstmannetjes
in de overdadig versierde etala
ges. die onder groen en poeder
sneeuw bedolven lijken, zijn er
niet de enige bewijzen van. De
dancings adverteren in de vitri
nes met speciale Kerstshows. En
in de dure restaurants treffen
smetteloos geklede kelners de
laatste voorbereidingen voor de
feestmaaltijd, die straks aan de
chic van de stad zal worden op
gediend. Op ieder tafeltje een
stukje groen met een kaars erin,
die de gast de vrieskou van bui
ten moet doen vergeten. Het or
kestje repeteert zijn Kerstreper-
TVTOËL BEGINT laat in de licht-
lA stad. Pas tegen het midder
nachtelijk uur trekt Parijs de
straat op Voor de nachtmis in
de kathedralen, die warm licht
uitstralen uit de gebrandschilder
de ramen, of voor de wachtende
kalkoen. Maar tegen de tijd. dat
de eerste gasten in de restau
rants arriveren en behoedzaam
achter de gedekte tafels schui
ven in het flakkerende licht van de
kaarsen, op het moment dat taxi's
en sleeën voorrijden, loopt ergens
anders in de stad de Kerstviering
al ten einde.
Van onder de feestelijk verlich
te bogen van de Pont de la Tour-
nelle bij de Notre Dame klinkt
dan het laatste Kerstgezang op,
het imponerende Minuit Chre
tien. Want voor de armsten der
armen, voor de clochards, begint
Noël al vroeg in de avond.
AL IN DE NAMIDDAG zijn ze
Tl gekomen, de zwervers en dak
lozen van de wereldstad. Van
overal. Honderden zijn die middag
naar de Seine gestrompeld. Man
nen en vrouwen, die Parijs geen
ander dak biedt dan de bruggen
•er is dan het
rooster van de métro, dat gratis
warmte geeft. Ze vormen er
al sinds mensenheugenis een
niet weg te denken groep, waarom
de harde en jachtige wereldstad
zich niet bekommert, maar die
toch een zeker burgerrecht heeft
verworven. Ze leven hun eigen le
ven. zonder enige binding met de
maatschappij. De meesten willen
dat niet anders. Ze zijn trots op
hun vrijheid. Ze zijn tevreden met
de fles wijn en de homp brood,
die zij met het ophalen van vod
den bü elkaar verdienen. Zorgen
voor morgen kennen ze niet, want
weten ze. er komt zelden een clo
chard van honger om.
A/TAAR EENS in het jaar delen
1»! ook zij in de welvaart van óp
moderne wereld Eén avond. De
avond voor de Kerstnacht. Dan
komen zij bijeen voor de meest
simoele. maar ook meest aan
grijpende Kerstviering van de
lichtstad. Een jaar of tien geleden
is dat begonnen. Een comité van
geestelijken io.w. abbé Pierre)
enkele schrijvers en de burge
meester van het vierde arrondis
sement organiseerden het feest
toen voor het eerst. Bewoners van
het lie de la Cité, het lie de
Saint Louis en de bewoners van
de Seinekaden zorgden voor het
geld en ook uit de collectes in de
Notre Dame kreeg men financiële
steun voor de uitvoering van het
plan. Sinds die eerste keer is geen
jaar overgeslagen. Noel voor de
clochards is een traditie gewor
den. Steeds meer zwervers lieten
zich vereasten. Hun aantal heeft
de laatste iaren de duizend zelfs
overschreden.
gemakkelijk te vinden. Al dagen
van tevoren trekken zij de stad in
met uitnodigingen voor die zwer
vers, die nog niet weten van .de
Kerstviering. Ze kennen de ver
zamelplaatsen. de hallen. Place
Maubert en natuurlijk de métro
ingangen. En diegenen, die daar
niet worden gevonden zijn van de
uitnodiging gauw genoeg od de
hoogte. In het leger der clochards
verspreidt het nieuws zich snel.
Ze hebben hun eigen „krant", zo
als de van mond tot mond gedane
mededelingen wel worden ge
noemd.
Zo gebeurt het dat zij meestal
al uren voordat het feest begint
aan de Seine-oever zijn. wachtend
op wat komen gaat. Ze zien er
hoe vrachtwagens vol levensmid
delen af en aan rijden. Grote
voorraden flessen wijn. brood, si
naasappelen. sigaren en sigaret-'
ten. Artikelen, die voorde clochard
een veelal onbereikbare luxe be
tekenen Geschenken die 's avonds
na de feestelijke maaltijd zullen
worden uitgereikt.
ALS DE DUISTERNIS is ge-
Ti. vallen, de lantaarns zijn ont
stoken en het neon vurige let
ters schrijft tegen de grauwe
avondhemel, scharen zich de
zwervers onder het bruggewelf.
Banken zijn neergezet aan lange
schragen. waaraan ieder zijn
plaats krijgt toegewezen. De an
ders zo kille en donkere ruimte
is verlicht met schijnwerpers en
op de open plaatsen tussen de ta
fels staan roodgloeiend ijzeren
kachels. Warmte en licht en een
feestmaaltijd, het is een luxe.
die voor de clochard bijna on
denkbaar is. Hij voelt zich ba
dend in weelde in deze eenvou
dige maar sfeervolle omgeving.
Voor zwervers, die gewend zijn
hun dagelijks brood zittend te
gen de muur op straat in de win
terkou of in de métrogangen te
eten, is zelfs het comfort van een
houten bank en een tafel al een
luxe. Verscheidene van de man
nen en vrouwen geven er dan
ook de voorkeur aan op de grond
plaats te nemen. In hun sjofele
kleren vlijen zij zich tegen de
muren van de ruimte. Beelden
van menselijke ellende, van de
meest grauwe armoe, vormen zij.
Hun jassen, die zij zelden uittrek
ken. tonen rafelige gaten, op hun
gezichten staat een ruige stop
pelbaard. De vrouwen zien er al
even verwaarloosd uit: smoezeli
ge hoofddoeken om de loshangen
de haren en vale veel verstelde
TOCH ligt er een glimlach
om de vermoeide monden.
En als de dampende potten op
tafel komen, is er zelfs een vro
lijke stemming. Een vorstelijk
gerecht is h^t voor hen: zuurkool,
gegarneerd met worst en een
paar gekookte aardappelen, be
sproeid met wijn. Volop kunnen
zij zich er aan verzadigen. Vele
malen moeten de pannen opnieuw
worden gevuld en dragen meisjes
volle flessen aan. Er wordt ge
lachen. gezongen ook. Oude chan
sons, die vertellen over een ver
verleden.
AAN. PLOTSELING, wordt het
J stil. De vrouwen en mannen
an de tafels wenden de blik
aar het provisorisch van sinaas-
appelkisten opgebouwde podium.
Er komt een meisje m het licht
van de schijnwerper. Een meisje
met lang blond haar en een voor
name japon, waarop een klein
collier schittert.
Geboeid kijken de vrouwen en
mannen toe. Het is of iemand
uit een andere wereld zich onder
hen heeft begeven. Ze begint te
zingen. Een piano begeleidt. De
clochards weten: het is een be
kende zangeres, van wie zij veel
gehoord hebben. Maar nog nooit
hebben zij haar van zó dichtbij
gezien. Wat aarzelend, in het be
gin. zingen zij het refrein mee.
Het zijn hese stemmen, gebar
sten door een rauw leven. Het
zmgen hebben zij verleerd. Het iS
een ontroerend moment onder het
bruggewelf.
FR KOMEN meer mensen op
-C-' het podium. Artiesten, die hun
Kerstavond hebben opgeofferd
om hier voor de armsten der ar-
te treden. Liedjeszangers,
J goochelaars.
clowns, dansers
Een
licht voor hun nummer. Nooit
hadden ze zo'n dankbaar publiek.
Na elk optreden wordt lang ge-
Zo gaat het de hele avond door.
Er heerst een sfeer van opge
wektheid. Er worden moppen ge
tapt, er wordt gelachen. Een en
kele maal waagt een van de gas
ten zich op het podium. Hij zingt
een lied. Een lied dat ze alle
maal kennen van vroeger en dat
luid wordt meegezongen. En na
afloop klinkt het: „André, An-
dré. encore une fois.. Voor de
tweede maal grijpt André de mi
crofoon en zingt opnieuw, met
trillende stem.
HET IS AL laat als het feest
ten einde loopt. Terwijl buiten
een „bateau mouche" vol feesten
de Parijzenaars voorbijglijdt, ter
wijl uit de Notre Dame theatra
le orgelmuziek klinkt, terwijl de
Parijse chic aanschuift aan de
overdadig gedekte tafels in de
restaurants, waar de champagne-
kurken knallen, staan de vrou-
der de brug op. Nog éénmaal
wordt er gezongen. Massaal klinkt
het „Minuit Chrétien".
Buiten blijven voorbijgangers
even stilstaan. Ze luisteren naar
het gezang, dat door zijn eenvoud
ontroert.
Dan stromen de
een plastic netje in de hand. Hün
Kerstgeschenk, een netje met le
vensmiddelen. knoflookworsten,
blikjes, sinaasappelen en sigaret
ten. Als een kostbaar kleinood
houden zij het tegen zich aange
klemd.
HET „Noël des clochards" is
ten einde. In groepjes verla
ten zij de warmte en begeven
zich in de ijzige vrieskou, waar
ieder zijn eigen weg zoekt. Een
enkeling blijft nog bij de doven
de vuren om er. de nacht door te
brengen. De anderen verdwijnen
in de duisternis. Met onbekende
bestemming, naar het „ergens in
Parijs", de wereldstad die hen
geen ander „thuis" biedt dan de
open lucht en waar zij de volgen
de Kerstdag alléén zullen vieren...
D. RINGLEVER
EEN KERSTVERHAAL
door
H. J. WAALWIJK
Alsof het gisteren gebeurde en niet 10 jaar geleden, zo duidelijk staat alles me nog voor ogen. Na een
scheiding van twee-en-twintig jaar waarin we direct noch indirect iets van elkander hadden gehoord
ontmoette ik haar even plotseling als ze destijds was verdwenen en op hetzelfde ogenblik wist ik, dat dit
weerzien een keerpunt in mijn leven zou gaan betekenen. En toch begon ik me uit alle macht te verzetten
tegen een poging harerzijds om hernieuwde toenadering. Maar haar wil bleek sterker dan de mijne ach
nee, het was niet haar wil die het won.
beurd. En het heeft ons wijzer gemaakt."
„En ouder", vulde ze aan.
Ik knikte, en keek haar oplettend aan.
Lientje was ouder geworden, het viel niet
te ontkennen. Maar toch. zo constateerde ik
had ze veel van haar vroegere schoonheid
behouden. Ze is nog een mooie vrouw, dacht
ik vol bewondering.
„Het is je goed gegaan, heb ik gehoord",
zei ze, handig op een ander onderwerp over
springend. „Je bent directeur van een flo
rissant bedrijf, je verdient veel geld, en je
leidt een genoeglijk leven."
„Je bent goed ingelicht", pareerde ik.
Ze lachte. „Heel toevallig maar. Toen ik
drie dagen geleden voor goed naar Holland
kwam en kamers wilde huren raakte ik in
contact met iemand, die jou kende en hij
vertelde me alles."
„pas drie dagen.
drie dagen.'
Ze haakte direct in. „Dat vind jij dus ook!
Ik heb het ook een wonder gevonden. Echt
een wonder."
Ik voelde me onbehaaglijk worden.
„Wat ben je van plan te gaan doen?" vroeg
ik nieuwsgierig.
Ze dacht even na voor ze antwoordde: „Ik
kan je hierop geen antwoord geven, want
ik weet het niet, eerlijk, ik weet het niet.
Het is merkwaardig gegaan. Ik heb ovpr
de hele wereld gezworven en ik dacht, dat ik
nooit meer in Holland terug zou komen en
ineens voelde ik, dat ik terug moest. Ik
moest, begrijp je. of ik wilde of niet."
„Begrijpen doe ik het niet", zei ik lachend,
„maar het zal wel waar zijn. Is er soms een
geheimzinnige kracht aan het werk geweest"1"
„Geheimzinnige kracht?", herhaalde ze.
En toen langzaam: „Ja, misschien weL
Maar ik kan het niet verklaren. Jij?"
Ik schudde het hoofd.
„Nee", zei ik. „Ik ben een zakenman en
in zaken moet je met geen geheimzinnige
krachten rekenen. In zaken komt het op koel
verstand aan. zoals trouwens in het hele
leven."
„O ja?", vroeg ze.
DE UREN gingen vlug voorbij. De wij
zers van de klok snelden naar het mid
dernachtelijk uur. Ik voelde, dat we
waren uitgesproken. We hadden elkaar
alles over ons leven verteld, we wares
bijgepraat.
Ik stond op.
„Ga je weg?" vroeg Lientje, en er klonk
teleurstelling in haar stem.
„Ja", zei ik. „Het is tijd, vind je niet?
En dan er is geen onderwerp of we heb
ben het aangesneden. Wat wil je?"
„Ach. niets meer. Je gaat morgen op reis.
Voor zaken?"
Een stem in me zei: „Zeg ja!"
Maar ik zei: „Nee, niet voor zaken, maar
sinds... sinds nou ja, sinds toen ben ik met
de Kerstdagen nooit meer thuis geweest en
ik ben niet van plan met Kerst ooit meer
thuis te blijven."
„Juist", zei ze. „O. juist. Maar waarom
feitelijk niet? Of wil je dat liever niet zeg
gen?"
De stem fluisterde: „Zeg nee!"
Maar ik zei: „Jazeker, wil ik dat. Ik haat
de Kerstdagen".
Ze rees uit haar stoel op en kwam lang-
„Is het de haat die je op reis doet gaan
of ontvlucht je iets?", vroeg ze.
De stem zei: „Laat het genoeg zijn. geef
ze een hand en verdwijn voordat het te laat
Ik bleef.
Ik zei schamper: „Ontvluchten? Wat of
wie zou ik ontvluchten?".
Ze keek me strak in de ogen toen ze me
vroeg: „Je bent een big boss geworden, maar
heeft het je geluk gebracht?".
De stem zei: „Wat gaat haar dat aan!
Man, wees wijzer, tippel er niet in. Weet
je waar ze heen wil?".
„Ben jij dan gelukkig?", vroeg ik haar.
„Ja", zei ze. ..Ik ben gelukkig".
„Ondanks alles?".
„Ondanks alles!".
De stem zei: „Mannetje, je begeeft je op
glad ijs. Wees voorzichtig".
Ik zei: „Je bent gelukkig hoewel je je dro
men niet hebt kunnen dromen1 Hoewel er
een streep door de rekening is gegaan? Hoe-
„Ik zei: ondanks alles", viel ze me in de
rede. F.n wil je weten hoe dat komt?"
De stem kreunde: „Nou ben je voor goed