DOMINEESVROUWEN
TIENDAAGSE
Herders laat
Uw vrees toch
varen
over de
Mag ik
mevrouw
Inspiratie wèg
Boven
de trap
n
Allemaal opdracht
KERSTBIJ LAGE 1963
DE HERDERS van het Veld hebben het
idyllische Christendom nog niet
gekend.
Men zal zeggen: „Dat is niet zo vreemd,
want ze hebben het Christendom über
haupt nog niet gekend".
Dat is ook waar, tenminste... het is in zo
verre waar, als men onder „christendom" alleen
verstaan wil het complex leringen, dat gegroeid
is en gestalte heeft gekregen op basis van het
Nieuwe Testament en de traditie der Kerk. Het
is echter niet waar, als men onder „christen
dom" ook wil erkennen de uiterste consequentie,
de vervulling van Gods beloften aan het volk
Israël; als het stramien, de essentiële kern van
de boodschap van het Oude Testament.
Zo gezien is het Christendom het hemels per
spectief, waar heel het oude Israël naar toe
heef geleefd. In deze zin mogen alle vromen
van het Oude Verbond christenen avant la
lettre worden genoemd.
Het Christendom naar zijn essentiële bete
kenis was de Herders van het Veld zeer zeker
niet onbekend. Zij waren ongetwijfeld bereid
de Hope Israëls als een oude, vertrouwde be
kende te begroetenals Hij kwam.
INDERDAAD hebben zij het idyllische christen
dom nog niet gekend. De Engel moest hun
eerst toeroepen toch niet te vrezen. Dat zou
den wij er anders hebben vanaf gebracht. Er
van afgezien, dat wij aanvankelijk niet eens
geloofd zouden hebben, dat er een Engel
stond, zouden wij als we geleidelijk onze twijfel
hadden afgelegd zeer verheugd zijn geweest en
heleVnaal niet gevreesd hebben. Dat komt omdat
ons „christendom" een idyllisch christendom ge
worden is. Van kindsbeen af zijn we ervan over
tuigd geraakt, dat engelen alleen maar lieve, goe
de, prettige dingen te verkondigen hebben. De vrees
zou wel het allerlaatste zijn, waaraan wij zouden
denken. Engelen zijn voor ons de vriendelijkheid
zelf geworden. Wij staan zo met hen op een goe
de voet, dat we hen met een liefkozend verklein-
naampje zijn gaan benoemen en wij bij voorkeur
zijn gaan spreken over: ...engeltjes...
VOOR Sinterklaas is toch ook niemand meer
bang?... Zwarte Piet is nog een duister res
tant uit de voor-humanitaire periode. Ook hij
is echter met zijn tijd meegegaan. Trouwens
op zijn scooter is de roe veel te onhandig,
zodat hij dit tuchtigingsapparaat maar heeft thuis-
gelaten, terwijl zijn zak sinds mensenheugenis niet
meer dient om er stoute kinderen in mee te ne
men. maar alleen nog maar bestemd is om een
ongelooflijk grote stroom geschenken over ons al
len uit te storten. Het is heus geen wonder, dat
onze kinderen de feesten van Sinterklaas en Kerst
mis door elkaar zijn gaan halen. In het buitenland
is het al zover, dat Santa Claus een en dezelfde
persoon is geworden als ,,Het Kerstmannetje"
wangedrocht van de totale ontkerstening en idyl-
lisering van het christendom, of wat nog zo heet.
Kerstmis en Sinterklaas zijn beide feesten gewor
den van louter goedheid en gulheid.
IN DE BIJBEL staat echter uitdrukkelijk, dat
de Engel de Herders moest waarschuwen
niet te vrezen. Zoiets staat er niet voor niets.
De Herders hadden er nog weet van, dat de
engelen „angeloi" waren, boodschappers van
God en met hun aartsvader JakoD, wisten
zij, dat de plaats, waar de engelen op aarde neder
dalen „vreselijk" genoemd moet worden... ook als
zij brengers van goede tijding zijn, zoals toch on
getwijfeld het geval was in Genesis 28, waar aan
Jakob geboodschapt werd, dat hij en zijn nageslacht
het land Kanaan zouden krijgen en dat zijn nage
slacht zou zijn als het stof der aarde en met hem
en met zijn nageslacht alle geslachten van de
aardbodem zouden gezegend worden. Allemaal goe
de voorspellingen. En toch zei Jakob: „Hoe ont
zagwekkend is deze plaats"..., omdat een nietig,
een zondig mensenkind niet weet, waar hij blijven
moet als de Heilige tot hem spreekt. Het respect
voor God moet overweldigend zijn. Dit respect, de
ze vrees zijn wij in ons idyllisch christendom maar
lelijk kwijtgeraakt. Er is geen vrees en beven meer
en daarom is ons christendom zo krachteloos. Daar
om drijven we op Kerstmis mee met de stroom
van de feestvierende menigte; hebben we etentjes
en presentjes en overeten ons aan het suikergoed
van kerstliederen en kerststemmingen. Ha, die en
gelen hoeven ons helemaal niet te waarschuwen:
wij zijn helemaal niet bang. Trouwens die engelen,
die we in de kerstboom hangen waarschuwen hele
maal niet. Zij kijken ons alleen maar heel vrien
delijk aan met hun lieve, hun engelachtige gezich
ten. De Herders echter vreesden.
TROUWENS de Herders kenden hun plaats, hun
geestelijke positie in het volk Israël. De pro
feet Zacharia had hen exemplarisch ge
steld voor de geestelijke leidslieden, bij wie
het oordeel beginnen zou. Zij wisten, dat als
God ten gerichte zou komen de herders representa
tief zouden staan. Over de herders zijn door Za
charia grote woorden gesproken. Zijn woorden klin
ken nog na in de oren van de Herders van het
VeldTegen de herders is mijn toorn ontbrand"...
Zacharia heeft zelfs het herderkleed gedragen om
het goed duidelijk te maken, hoe het herders zal
vergaan, die hun kudden in de steek laten:
.,Toen zeide de Here tot mij: Neem u nog eens de
uitrusting van een dwaze herder; want zie, Ik stel
een herder in het land: naar wat verdelg-d dreigt
te worden zal hij niet omzien; het verstrooide zal
hij niet opzoeken; het gewonde zal hij niet trachten
te helpen; het uitgeputte zal hij niet verzorgen;
maar het vlees van de vette beesten zal hij eten,
en hun hoeven zal hij afrukken. Wee, de niets
waardige herder, die de schapen verlaat: het
zwaard over zijn arm en zijn rechteroog! Verdor
ren zal zijn arm, verduisterd worden zijn r echter -
oog"....
DE Herders van het Veld hebben de Gelijke
nis van de Goede Herder nog niet gekend. Wel,
wisten zij van deze contra-gelijkenis van Za
charia: de Gelijkenis van de Boze Herder.... Is
heb verwonderlijk, dat zij vreesden, toen de
Engel hun toesprak? Wij zijn de contra-gelijkenis
van Zacharia vergeten, maar de Gelijkenis van de
Goede Herder hebben wij in ons idyllisch christen
dom overgrote proporties laten aannemen. Het oor
deel hebben wij uit onze gezichtskring, uil onze
geestelijke horizont uitgebannen, maar alleen de
vrede, de idylle hebben wij in prachtige, lieve kleu
ren laten staan. Het idyllische christendom spreekt
maar liefst zo min mogelijk over de zonde, en
waar het gebeurt, heeft men de vergeving altijd
dicht bij de hand. Vergeven is als het ware Gods
tweede natuur geworden, of zoals Diderot het uit
drukte: „Dieu me pardonnera, c'est son métier",
God zal me wel vergeven, dat is zijn vak.
Het woord van Maleachi is de korte geloofsver-
klaring van het idyllisch christendom: „Ieder die
kwaad doet. is goed in de ogen des Heren en aan
hen heeft Hij een welgevallen; waar is anders de
God van het recht?", (Maleachi 2:17).
HET idyllische Christendom heeft vele decen
niën de wind in de zeilen gehad. De we
reld werd steeds humaner, of liever men
liet het voorkomen alsof men dacht, dat de
de wereld steeds humaner werd en voor ve
le klassen, die in de welvaart deelden leek het ook
alsof het leven een heerlijk sprookje was, één grote
Sinterklaasavond. Men zat vergenoegd onder de
kerstboom van de voorspoed, waaruit steeds maar
Sakjes dwarrelden en dronk punch of chocolade. De
umane godsdienst hoorde erbij als het verguld
sel op het kerkboek. Totdat de mensheid uit deze
schone droom hardhandig werd gewekt. De men
selijke situatie bleek verre van idyllisch te zijn.
Inplaats van een sprookje bleek het leven voor v»-'
len een vloek te zijn.
MENIGEEN ging zich afvragen: hoe kan God,
die toch immers een God van Liefde is, al
die rampen en al die ellende toelaten?...
Merkwaardig, deze vraag is precies de om
gekeerde van wat de vromen van het Oude
Verbond zich afvroegen. Zij vroegen: hoe kan God
het toch toelaten, dat de goddelozen zo voorspoedig
zijn? Voor hen was het oordeel, waren de rampen
en plagen een teken, dat God leefde; voor het
idyllisch Christendom was dit net omgekeerd: de
voorspoed, de zegeningen, de behaaglijkheid golden
als tekenen van Gods werkzaamheid. Opeens ech
ter werd die Oudtestamentische vraag weer spring
levend: hoe kan God de voorspoed toelaten? Dat
was de vraag, waarmee menige vrome Jood de
gaskamer betrad, terwijl de S.S. in blakende wel
stand stond toe te kijken....
TOEN de kerstnacht nog geen dennegroen ge
kregen had, toen de Gelijkenis van de Goe
de Herder zijn idyllisch pakje nog niet had
aangekregen, omdat zijn tegenhanger de Ge
lijkenis van de Boze Herder nog niet uit de
herinnering was weggevaagd, toen was het nog
begrijpelijk, dat herders vreesden, als zij in de
nacht een engel op zich zagen afkomen. Toen had
men nog weet van een heilige, toornende, straffen
de God, een God, die desondanks vaak zo on
begrijpelijk, zo ongelooflijk lankmoedig was. Toen
was Gods lankmoedigheid het grote probleem. Men
had een andere visie op de menselijke situatie.
Een visie, die de werkelijkheid meer nabijkwaiji,
dan het rose licht, waarin de humaniteit de mens
beliefde te beschouwen. Nu deze humaniteit zijn
tijd gehad heeft, of liever ontmaskerd is als een
valse leer, nu moeten moderne (en dikwijls godde
loze) schrijvers de menselijke situatie in een on
barmhartig licht plaatsen, nu moeten zij het zijn,
die het oordeel uitspreken over de mens. Opnieuw
is de mensheid hardhandig geconfronteerd met de
menselijke situatie, en deze is verre van rooskleu
rig.
JA, is het nu de bedoeling van dit stuk om
maar voor te stellen geen Kerstfeest meer te
vieren? Dat zou inderdaad raadzaam zijn,
als de Bijbel ons niet iets anders had ge
leerd. De Herders hebben hun vrees afge
legd: waar zij het oordeel verwachten, hoorden zij
de vrijspraak; waar zij meenden dat de toorn na
derbij kwam, vernamen zij de boodschap van blijd
schap; waar zij de donder en de bliksem van het
oorlogsrumoer meenden te ontwaren hoorden zij
een grote hemelse legermacht God loven en zin
gen... Er is altijd reden het Kerstfeest te vie
ren, maar er is nooit reden om hét idyllisch t«
vieren, alsof er, (om het populair te zeggen) geen
vuiltje aan de lucht was. Het Kerstfeest moet al
tijd staan tegen de achtergrond van de vrees der
Herders. Dat was geen misplaatste vrees, dat was
geen inbeelding. Het woord van Zacharia „tegen de
herders is mijn toorn ontbrand..." was niet zon
der reden gesproken.
Wij allen zijn op onze beurt herders en schapen,
Herders, die over het wel en wee van onze mede
mensen, onze medeschapen moerten waken. Doen wij
dat altijd zo perfect en volmaakt, dat er helemaal
geen plaats is voor vrees en dat het woord vnn
Zacharia niet op ons kan slaan? Zijn wij altijd goede
herders, of is Zacharia's gelijkenis van de Boze
Herder niet vaak van toepassing op ons?
WIE de vrees van de Herders niet kent of ge
kend heeft, kan nooit goed Kerstfeest vieren,
want die leert nooit de verrassing van de
Kerstnacht kennen, Gods grote verrassing;
de vreemde vrijspraak, waar het oordeel verwacht
werd; de grote blijdschap, waar de toorn verdiend
was; de hemelse lofzang, die inplaats van het oor
logsrumoer weerklonk. Waar het feest echter eerst
de vrees heeft moeten verdrijven is geen plaats
meer voor de idylle. Daar wordt alles helder en
nuchter onder ogen gezien. Daar is een scherp oog
voor de menselijke situatie, die lang niet onschul
dig is. Daar wacht men zich wel om liefelijk over
de mens te denken en luchthartig over God. Daar
maakt men de zaken niet mooier dan ze zijn,
omdat men altijd de schuld en de zonde, het
oordeel en de toorn blijft zien.
Maak van uw Kerstfeest geen Sinterklaas, maar
begin bij de Herders... met grote vreze. Volg dan
hun weg van vrees tot blijdschap en onderga de
verrassing van de Kerstnacht als opnieuw, als pas
geboren, als ontwaakt uit een boze droom. God
heeft daar een nieuw begin gemaakt. Hij heeft
de wereld uit de impasse gehaald. Hij heeft, zo
als Paulus het in de Ephesenbrief uitdrukt, „al wat
in de hemelen en op de aarde is onder één hoofd
samengevat: Christus". De schuld en de zonde
(de aarde) heeft Hij met zijn oordeel en troon
(de hemelen) op een nieuwe noemer samenge
bracht: de genade in Christus. Wees toch ver
heugd: ter voorbereiding van de volheid der tij
den hebben wij een nieuw Hoofd en dat Hoofd,
dat voortaan alles wat in de hemel en op aarde is,
zal regeren, is eenkindje. Precies zo, als de En
gel het de Herders van het Veld had gezegd in
die nacht, toen zij zozeer bevreesd waren.
De vrees is uitgebannen, niet omdat er voor
dien geen reden tot vrees was, maar omdat de
Goede Herder is gekomen, die zijn leven geeft
voor zijn schapen, of zoals de Engel het zei: „U
is heden de Heiland geboren".
Ze zitten er weer tegenaan te kij
ken, tegen de tiendaagse veldtocht.
Geloof dat maar. Weet u, er mogen
dan elk jaar weer flink wat gymna-
siastjes zijn die naar Utrecht, Kam
pen, Leiden, Apeldoorn of Amster
dam zouden willen om er theologisch
geschoold (en hopelijk nog veel meer)
te worden, als ze tevoren één keer
van hun leven met die tiendaagse
veldtocht hadden méégesjouwd, nou,
dan kon hun „staan naar het ambt"
wel eens veel meer op hard weglopen
van "dat atnbt kunnen gaan lijken.
Hoewel bij elke oogst zijn er
toch weer domineeszonen die de
voetsporen van hun vaders blijken te willen drukken. Ondanks die veldtocht;
ze zijn er tegen beter weten in, zou je haast zeggen. Of is het roepingsbesef
springlevend Laten we optimistisch zijn en het daar maar op houden.
Maar goed, nu zult u natuurlijk eerst wel eens wat duidelijker omschre
ven willen zien wat die tiendaagse nu eigenlijk inhoudt en wat dominees
daar in vredesnaam mee te maken hebben. Het is heel gauw gezegdin de
domineesvaktaal wordt met de tiendaagse veldtocht bedoeld de periode die
zowel de kerstdagen als oud en nieuw omvat, een periode waarin menige
predikant het gevoel heeft dat hij in zijn houten broek moet overnachten.
Overdreven natuurlijk, maar men geeft het de dominee toch maar te
doen, die afmattings-preekslag te leveren (we blijven nog even het oorlogs
jargon hanteren zoals u ziet) zonder te bedenken dat-ie ook maar mens
en zijn geest niet van elastiek is.
Laten we eens een eenvoudig rekensommetje maken, dan zal de betekenis
van bedoelde veldtocht in al zijn volheid tot ons door kunnen dringen. Be
halve één keer in de zoveel jaar als de 25-ste december op een zondag valt
(en de eerste januari dan eveneens),
een jaar derhalve waarin alle werk
nemers foeteren „dat de feestdagen zo
ongelukkig vallen" maar de dominees
daarentegen hoera roepen; we zeiden:
behalve die ene keer in de zoveel
jaar, heeft de man-op-de-preekstoel
te maken met tweemaal preken op de
eerste kerstdag, vaak ook nog een
maal op tweede kerstdag, de week
daarop oud en nieuw (tweemaal pre
ken) hetgeen, met de „gewone" zon
dagen die deze hoogtijdagen omringen
zo ongeveer in tien dagen tien preken
beduidt. En dan praten we nog niet
eens over de advents- en kerstbijeen
komsten die veel dominees moeten
leiden en over de kerstmeditaties die
zij moesten schrijven.
Als we verder memoreren dat een
gemiddelde dominee over het maken
van een (gemiddelde?) preek, inclu
sief alle denkwerk daaraan verbon
den, toch wel gemiddeld één dag doet,
dat hij het hele jaar door zijn vele
vergaderingen heeft, zijn pastorale
arbeid in engere zin, zijn catechisa
ties en wat niet al, dan is het voor
iedere leek wel zo ongeveer te be
grijpen dat de meeste dominees reeds
in het kader van de tiendaagse zitten
te zwoegen, terwijl niemand van ons,
brave leken, ook maar in de verste
verte zelfs aan Sinterklaas denkt.
Goed, goed, goed, zegt u misschien,
het is allemaal wel ijselijk geschil
derd, maar ik zie best nog lichtpunt
jes voor de predikheren hoor. Om te
beginnen kan er toch wel worden ge
ruild, vervolgens kunnen ze toch ook
wel wat worden ontzien door hun ge
meenten enneer zijn méér beroe
pen waarin het vooral tegen het einde
van elk jaar hard ploeteren is Bo
vendien, zo zal misschien menige
lezeres willen opmerken, mannen
klagen tóch al zo gauw
Wel, we zullen rekening houden
met al die tegenargumenten door te
trachten de doorsnee-feiten te laten
spreken. Niet opgetekend uit de mond
van dominees, maar uit die van domi-
neSES, of predikantenvrouwen. Dit
om zelfs de schijn van subjectiviteit
te vermijden u weet welin ver
band met die klagende mannen.
Achtereenvolgens wilden we aan
het woord laten komen
een domineesvrouw die veel van
de kleine gemeente afweet
een domineesvrouw die de mid
delgrote gemeente goed kent
een domineesvrouw uit een grote
stadspastorie
domineesvrouw wier echtge-
Vervolgens de grote stads-doml-
neesvrouw. De pastorie was gauw ge
vonden. De bel, de voetstappen en....
dominee-zelf die de deur opende. Of
we mevrouw mochten spreken want
ziet u enfin u kent het verhaal nu zo
langzamerhand wel).
De dominee zei eerst: U wóónt hier
zeker niet en toen: Komt u toch even
binnen, maar ik moet meteen weg.
Hij holde naar zijn studeerkamer,
kwam terug met een vol getikt vel
letje papier en zei: Kijk es ik heb
enorme haast, moet meteen de deur
dat da gemeente veel begrip opbrengt u^fi1
voor haar Dastor-in-nood" ('t valt ee- bode komt. Het is ook wat u zoekt,
voor naar „pasior in nooa i i vau ge w mf>1
lukkig nog wel mee, hoor) door hem
opvallend met rust te laten. En
meestal zeer geruime tijd voor die tién-
noot behoort tot het wassende mli
heir van „predikanten met
Mevrouw-van-den-do'mie daar zei:
Nu Ik dat eerste stukje, de ouvertu- ™e"ai "mS"
re zogezegd van dit verbaal, heb ge- ia.»gs;.ieldl°ch,„
lezen moet Ik n toch wel bekennen dat _v.™rl'ng«...d.:i 'Sfi
de zwarte schildering
bijzondere opdracht".
derlijk realistisch aandoet.
Hier in het dorp is het inderdaad s
Over de carrière van een dominee In een middelgrote plaats zei
ger: „tussen tafellaken en servet", zo begon de tweede door o
vraagde predikantsvrouw haar betoog. Maar denk erom, lachte zé,
criminatle meer hoor, want middelgrote plaatsen zijn voor dominees vandaag
de dag eindstations! Neus in de lucht dus.
Maar goed. daar moeten we het na
tuurlijk niet over hebben. Om
dan meteen terzake te komen: over
de tiendaagse veldtocht denk ik bar
slecht. Als je als huisvrouw en
moeder niet oppast komt je gezins
leven er lelijk door in het gedrang.
Dat kan altijd gebeuren in een
pastorie, maar op déze dagen is de
kans nog veel groter. Gelukkig hoeft
mijn man niet in èlle diensten en bij
eenkomsten die er in de gemeente
zijn voor te 'gaan.
Maar de winst.die dit op zou kunnen
leveren wordt weer volledig, neen:
méér dan, teniet gedaan door aller
lei tijdrovende pastorale zaken die
blijkbaar per se tegen het eind van
elk jaar zijn aandacht moeten heb
ben. Ik bedoel de huwelijksproble-
die serie preken te leveren. Het
eigenaardige is. dat naarmate mijn
man de rijstebrijberg (vergeef me dit
profane woord) dichter voor zich ziet
opdoemen, het maken van elke preek
hem moeilijker valt.
Ieder mens is weer anders: mijn
echtgenoot is iemand die heel erg ho
ge eisen aan zichzelf stelt, ik vind wel
eens: op het pietepeuterige af. Hoe dan
ook, bijzonder hoge eisen worden dus
ook aan de preken gesteld. Door de
marathon waar hij mee te maken
heeft krijgt hij, zo leert de ervaring
elk jaar opnieuw, het gevoel we heb
ben het er samen in deze tijd vaak
over dat er eigenlijk geen enkele
van zijn tiendaagse-preken deugt.
In elk geval voelt hij zich door de
kwantitatieve opdracht zó geremd dat
zuiver menselijk geredeneerd de
Inspiratie hem volledig in de steek
laat. Overigens werkt daaraan natuur
lek ook mee zijn onfeilbare weten
zéér vele kerstv ie. ringen van al
le mogelijke plaatselijke organisaties
x- pat werjct aj
Ik weet het niet zeker, maar mijn
indruk is dat vooral de pastor in de
kleine gemeente in het hoekje zit waar
de tiendaagse-slagen vallen. Hoe er in
dit opzicht wat ten goede veranderd
deel van zijn middagpreek moet uit- zou kunnen worden? Ten eerste door
werken. Als hij dan nog in extra veelvuldiger kanselruil toe te passen:
tijdnood is geraakt komt er op da- ten tweede door de tiendaagse te kort-
gen die voor andere mensen feestda- wieken met het afschaffen van de
gen zijn bijzonder weinig terecht van nieuwjaarsmorgendienst. Daarvoor in
een prettig gezinsleven. Hoewel, en de plaats zou een nieuwjaarsontvangst,
dat moet ik er uitdrukkelijk bij zeg- of nog beter: wijksgewijze nieuwjaars
gen, de avonden „als alles voorbij ontvangsten kunnen komen. Tenslotte:
j V£)or èjle kerstfeestvieringen één
(liefst oecumenische), kerstzangdienst
Want ziet u, ik zou u graag met mijn
vrouw in kennis brengen als ik er
zélf maar ooit kennis mee had ge-
Inmiddels stonden we ongemerkt sa
men buiten, racete de vrijgezellendo-
minee naar zijn autootje, stak zijn
hand nog even op en ronkte weg.
Ziehier zijn kerkbodebetoogje, dat in
ons geheel inderdéód best past:
Al die kerstfeestvieringen. De ene
dag heb je het kerstfeest gevierd met
een bepaalde club. Er was een overden
king, een verhaal, er werd chocola ge
dronken, er werden liederen gezongen,
kaarsen brandden en het groen hing
aan de wanden. De volgende dag vier
je wéér kerst met een indere club. Het
is net een repetitie van gisteren en
er zitten ook praktisch dezelfde mén
sen als gisteren, die even hartelijk als
toen zeggen: dag dominee. Zo hebben
hoogstens stoelendans gehouden.
Dan denk ik wel eens: hoe venvèr-
ken ze het allemaal. Ik dacht: ze ver
werken het helemaal niet. Ze laten
rustig al die overdenkingen langs zich
heen gaan, alleen de chocolademelk en
de koek gaan er dóórheen. Met al die
kerstfeesten veroorzaken we alleen
maar dat mensen kerst-eelt op hun
ziel krijgen zodat niets ze meer raakt.
Ik zeg niet: heb een beetje medelij
den met de dominee, maar: heb het
met de mensen. Zet ze een beetje op
kerstrantsoen. Misschien moesten we
aan ieder gemeentelid een kaartje ge
ven: Goed voor één kerstfeest. Ach
nee, dat is geen oplossing, want dan
gaan de kerst-holle-bolle-gijzen kerst
kaartjes verzamelen zoals kinderen
suikerzakjes.
Er zijn immers nog genoeg mensen
die zeggen: ik geef daar niet om. hier
heb je mijn kaart? De vraag is eigen
lijk: hoe b er e i k je de
het op oudejaars- en op ni<
zeggen: Ik geef er niet
wj aarsdag,
Ja, hoe bereik je ze? Dat is de ontzettend vér, daar. Ook worden hon-
bijzondere opdracht die de predi- derden folders verspreid:
matiek die zich altijd in december kant heeft wiens vrouw wij tenslót- vallen uitnodigingen aan iedereen
te spreken. Mijn man wU overi-
verhevigd voor blijkt te moeten doen.
Hoe dat komt zouden wij ook wel eens
willen weten, maar voorlopig kun
nen dominees en geestelijken zeker,
in gebieden waar van urbar
sprake is, het trieste feit alleen
constateren en het daadwerkelijk on
der ogen trachten te zien.
Huwelijksleed schijnt bij voorkeur naai
dominee toe te moeten komen,
Zo gaat het tweede kerstdag, zo gaat
het in feite élke zondag.
xx. - ■-Verder weten zeer velen met levens-
kerstdienst, georganiseerd door moeilijkheden dat de deur in de pasto
ren* die ODdracht" niet exclusief nn eenPast°or ®n twee dominees, te be- rie altijd open staat met als gevolg:
fw-hUif i»»bS zo«ken De kerk komt dan helemaal veel bezoek, veel ernstige gesprekken.
jKen zener, zichze« Z1®n toegepast, zo begint vol en inderdaad met de mensen die waarbij ons gezinsprogramma maar al
urbanisatie ze: ..Iedere echte christen heeft we hébben moeten, onder wie er heus te vaak in de war wordt gestuurd,
haar", zegt hij altijd. Vandaar mis- zijn (u kunt het geloven of niet) die hetgeen door alle gezinsleden z
schien, dat ik beter dan over de do
minee cn de tiendaagse veldtocht,
kan spreken over ons gezin en die
veldtocht, omdat wij in dit opzicht
de figuur Jezus niet kunnen plaatsen.
Met de gesprekken-na-ae-dienst,
machtig meestal, wordt het natuurlijk beter:
een latertje. Een paar
loos mogelijk wordt opgevangen. Ik
haast zeggen: we wéten hier niet
r: we vormen als gezin een hecht
team dat op elke onverwachte gebeur-
i te slapen, want de volgende tenis soepel reageert, dat meewerkt i
roege morgen
.1 weer in de binnenstad present met
een heel leger medewerkers, nu. om
De voorbereidingen beginnen al als alle werkers van dit uur: kruiers, werk-
vakantie zijn stère, vuilnismannen, taxichauffeurs, kans dat je "gezin''veel tekort komt"
keer dat een man de dominee per taxi
kwam afhalen „omdat het thuis weer
helemaal mis was". Bij de voordeur de kinderen .««t vuu
van het huis aangekomen, noodde de teruggekomen. Dan moeten al meteen verplegers
elk opzicht: als verspreider, als leke-
speler, als huishoudkundige indien dat
nodig mocht zijn.
Bij dit alles loop je wel sterk de
lukkig begreep de pastor nog net op ploeg te kunnen worden gedraaid. Het trokkenen bijzonder op prijs wordt ge-
-sters met een kleine at
tentie erbij blijde kerstdagen toe te ...W)
Een gebaar dat door de be- nog veel jongere) kinderen in zichzelf
tijd waaróm: schoonpapa stond boven gaat in totaal
aan de trap „zekere persoon" vecht- gieën, -folders
lustig op te wachten. Dit was ge-
lukkig geen schrijnend geval en alles
kon dezelfde avond, naar la
voorgoed worden bijgelegd.
Maar hoe vaak is het anders. Zulke
gevallen eisen de domint
en haar op, juist in een
eigenlijk geen halfuurtje zóu kunnen
missen. Mijn man is toch
rker-op-de-valreep: die bij
die variëren
misschien kan ik beter chro- upr leidt
buitenkerkelijke contacten,
later bleek, nologlsch vertellen wat hier bijv.
kerst allemaal is te doen; dan
zich meteen zo ongeveer voorstel- huizen
Hier dan het verdere programma
die dag in telegramstijl: om tien
gezinsdienst met
Nu dan op de avond voor kerst tot acht
- staat op i
keur nog 's zondagsmiddags een groot stad een koor te zingen het draagt
Zondag Is ook altijd zo'n rotdag.
Als moeder moet je. indien er sprake
is van een volledig gemobiliseerd-zijn-
van het gezin, zoals ik beschreef, steeds
het evenwicht zien te vinden tussen
„het" werk en het gezin. Als dat even-
- wicht er eenmaal is ervaar je alle
informele ontmoetingen rommeligheid en voortdurende drukte
li ten spijt, dat het uitvoeren van de op
dracht althans de pogingen daartoe
alleen maar verrijkt! Dat is onze
gemeenschappelijke ervaring.
zijn. Daarna vlug
tot zes naar de gevangenis, altijd
prachtbijeenkomst. Ten slotte van
kerstmaaltijd met
A.
d. HAMMEN