ymHfiré Mi ière~
MISLEIDING IN DE FILMRECLAME
een gevaar
Literair-historische opstellen
ZONDAGSBLAD
ZATERDAG 14 SEPTEMBER 1963
OP 13 OKTOBER TACHTIG JAAR
Iedere nieuwe hoogleraar
begint met aan de studenten
die dingen te vertellen, die hij
in zijn vak belangrijk acht en
het duurt tenminste vijf jaar
voordat hij zover is, dat hij
de dingen vertelt, die voor de
studenten belangrijk zijn. Dat
zeide prof. ir. M. J. Granpré
Molière in 1947 tegen prof. dr.
ir. H. G. van Beusekom, toen
deze het hoogleraarsambt in
de afdeling bouwkunde aan de
Technische Hogeschool te
Delft aanvaardde. Van die af
deling was prof. Granpré
Molière toen voorzitter.
Een prof. Van Beusekom
beschreef prof. Granpré Mo
lière bij diens afscheid in
1953 als het geweten van de
Nederlandse bouwkunst, als
een onkreukbare figuur, die
het voorecht had met hem te
mogen samenwerken een ge
voel van dankbaarheid ach
terliet.
Een man, die ongewild bo
ven alle Nederlandse vakge
noten uitsteekt, een zwijgen
de criticus een edel mens,
die zich nooit opdrong maar
die altijd tot luisteren dwoong.
Prof. ir. M. P Granpré Mo
lière wordt op 13 oktober tach
tig jaar
Was hij als hoogleraar te
Delft een figuur van zeer groot
formaat, een wegwijzer, die een
aantal jongere architecten zelfs
een in vele gevallen aan hun
opvoeding en huiselijke omge
ving vreemde levensbeschou
wing meegaf, die bevruchtend
heeft gewerkt op de voyning
van een gehele reeks architcc-
tengeneraties omdat hij de ar
chitectuur heeft weten op te
heffen boven het niveau van de
burgerlijke bouwkunde en het
gegoochel met historische stijl
vormen, voor Rotterdam heeft
hij een bijzondere betekenis.
Want in Rotterdam is zijn
naam verbonden aan twee gro
te projecten, die nu, ongeveer
vijftig jaar nadat zij op de te
kentafels stonden, behoren tot
de fraaiste gedeelten van de
stad: het Tuindorp Vreewijk in
Rotterdam-Zuid en het Kraling-
se Bos in Rotterdam-Oost.
Voor Rotterdam is Granpré
Molière de man, die uitging van
He gewone dagelijkse behoeften
van de merts. Die de mens rust
wilde geven na zijn werk, hem
thuis een harmonieuze omge
ving wilde schenken, waarin
vooral bomen, bloemen en veel
groen belangrijk zijn.
In het gelijk
De tijd heeft hem in het ge
lijk gesteld. Vreewijk is een van
de aantrekkelijkste buurten van
Rotterdam. Vreemdelingen be
zien Vreewijk met bewondering
en ook met verbazing dat een
dergelijke woonwijk in een we
reldhavenstad mogelijk kan zijn.
Zeker, er zijn voor de bewo
ners van Vreewijk omstandighe
den gekomen, die Granpré Mo
lière, toen hij die wijk schiep,
niet had kunnen voorzien. De
straten zijn smal, te smal zelfs
voor het moderne autoverkeer,
waarvan vijftig jaar geleden nog
geen sprake was. Er zijn te
weinig buurtwinkels, vijftig
jaar geleden werd in zo'n lan
delijke wijk alles met paard en
wagen aan de deur gebracht.
Nooit had Granpré Molière kun-
tijd
zal komen, waarop
paardalleen in
tuin of manege kan
nu wel nog niet i
lang zal dat niet m
Deze onvolkomenheden, ver
oorzaakt door de revolutionaire
ontwikkeling van de maatschap
pelijke verhoudingen, van de
technische hulpmiddelen voor
de huisvrouw en ook van het
moderne wegverkeer, zij
ben aan de waarde van
wijk als woonbuurt maa
weinig tekort gedaan.
Ook het Kralingse Bos ge
tuigt van sociale bewogenheid
en van grootse visie. Granpré
Molière ging er van uit dat een
bos zonder meer maar een
saaie en waarschijnlijk sombere
beweging zou zijn. Het is de af
wisseling die een bos boeiend
maakt, de doorkijkjes, de laan
tjes. die zo kronkelen, dat zij
verwachtingen wekken, de wei-
heb-
Vree-
heel
i halve
Vreewijk is na I
eeuw nop altijd
aantrekkelijke Rotterdamse woon
wijken, al zijn vele stralen wel
wat erg smal voor het moderne
verkeer. Prof. Granpré Molière
had echter nooit kunnen ueten,
dat het verkeer zich zou kunnen
ontwikkelen tot de intensiteit
bouwmeester die de mens rust wilde geven
DE TIJD HEEFT HEM IN HET GELIJK GESTELD
tjes, die omringd door boom
groepen en heesterbossaches in
tieme beslotenheid verschaffen.
Doordacht
Granpré Molière heeft dat al
les doordacht op papier gezet en
het Is zorgvuldig uitgevoerd.
Met alle veranderincen, die er
in de loop der jaren in beplan
ting en aanleg zijn aangebracht,
voldoet het Kralingse Bos nog
altijd aan de ideeën, die er aan
ten grondslag hebben gelegen.
Dat die ideeën de juiste wa
ren, kan ieder zien, die het Kra
lingse Bos bezoekt en tijdens
het jongste jeugdfestival hebben
de deelnemers dan tijdens hun
autobustocht in het kader van
de beschouwingen over archi
tectuur en stedebouw een bezoek
gebracht aan het Kralingse Bos,
waar hun de bedoelingen van
Granpré Molière werden ge
toond en uitgelegd.
Als hoogleraar heeft Granpré
Molière niet alleen bouwkunde
gedoceerd, zoals zijn opdracht
was. Hij heeft gezocht naar een
wijsgerig - esthetische theorie
van bouwen, hij ging terug naar
de bronnen vau de bouwkunst.
Hoever hij daarin is gegaan, be
schreef prof. Van Beusekom bij
Granpré Molière's afscheid van
de Technische Hogeschool, tien
jaar geleden.
Zelf heeft Granpré Molière
toen tijdens zijn afscheidscolle
ge gezegd, dat hij vergeelde en
vergeten schoolboeken van de
zolder heeft moeten halen om in
de oude wijsbegeerte wapens te
vinden „tegen de nieuwe leer".
Die leer was de in het begin
der twintiger jaren opkomende
„nieuwe zakelijkheid" en die
stroming bracht met nog ande
re stromingen in de Nederland
se architectuurwereld een gro
te verwarring.
Gevolgde weg
Prof. Van Beusekom be
schreef de weg, die Granpré
Molière volgde om aan deze
verwarring te ontkomen. Gran
pré Molière gevoelde sterk, dat
Intieme straatjes zijn in Vree
wijk afgewisseld met prachtige
singels.
er in onze wereld slechts orde
kan worden geschapen, als er
één macht is. die aan de spits
van de maatschappelijke hiërar
chie staat en de gehele natuur
lijke en zondige wereld in toom
kan houden. In de middeleeuwen
was deze macht er: de rooms-
katholieke kerk. Granpré Mo
lière, die stamde uit een or
thodox protestants geslacht,
werd rooms-katholiek en meen
de in die kerk en in de wijsbe
geerte van Thomas van Aquino
de basis te vinden, die hem
voordien had ontbroken.
En prof. Van Beusekom con
stateerde, dat de invloed van
Granpré Molière op opvolgende
generaties
studenten vaak
ontaardde in en blinde vere
ring, die Granpré Molière zelf
zeker niet had gewild. Dat een
aantal jonge architecten van
orthodox hervormde en van ge
reformeerde huize tot de r.k.-
kerk overgingen, omdat zij
meenden alleen maar te kun
nen bouwen in de gest van
Granpré Molière en omdat zij
die geest niet konden scheiden
van zijn godsdienstige en wijs
gerige opvattingen. Zij zijn
reeds lang volwassen maar zij
zijn nooit architecten met een
eigen persoonlijkheid kunnen
worden. Hun gehele leven blij
ven zij leerlingen van de m
ter Granpré Molière.
Maar bij de beoordeling
het werk zijner studenten
Granpré Molière, wanneer
werk getuigde van ernst en
die en van een eigen verwor
inzicht waardering hebben voor
ontwerpen van een richting, die
niet de zijne was en die hij wel
licht verfoeide.
Bij zijn afscheid heeft Prof.
Van Beusekom terecht van hem
getuigd, dat een figuur als
Granpré Molière maar eens
Het door mevrouw Van Wijn
bergenMichiels van Kessenich
geschilderde portret van prof. ir.
M. J. Granpré Molière, hem des
tijds aangeboden bij zijn zilveren
ambtsjubileum als hoogleraar.
komt en zich niet herhaalt. Dat
woord was een waarschuwing
tegen zijn volgelingen maar te
gelijkertijd een huldeblijk aan
deze grote, bekwame, voorname
en ook eenvoudig zoekende
bouwmeester.
dichter der eenzaamheid
In de aanstaande week, om
precies te zijn op 17 septem
ber, zal het honderd jaar gele
den zijn dat Alfred de Vigny
(17971863) overleed. Ongetwij
feld zal in Frankrijk en in vele
landen waar de Franse lette
ren in ere zijn, deze gebeurte-
nis worden herdacht. Terecht;
in de rij der grote namen van
de Franse romantiek heeft De
Vigny een eigen plaats, in
een stille hoek met een sfeer,
volkomen verschillend van die
om de beweeglijke Victor Hu-
go, de elegische Lamartine en
de mondaine Musset.
Een weinig omvangrijk
oeuvre
Geboren in een adellijke fami
lie was het haast vanzelfsprekend
dat hij een militaire loopbaan
koos. Bovendien. Napoleons glo
rie lokte velen die weg op. Maar
de vrede bracht het eentonige
garnizoensleven en een trage be
vordering met izich mee, zodat de
jonge officier in 1828 zijn ontslag
nam en zich terugtrok op zijn
landgoed. Vele jaren wijdde hij
zich aan de verpleging van zijn
ziekelijke vrouw in een bijna vol
ledig isolement. Enkele maanden
na haar dood ging ook hij heen
na hevig lichaamslijden.
Zijn literaire productie begon in
1822 met een bundeltje gedichten,
waarvan in 1826 een vermeerder
de herdruk verscheen. In de loop
der volgende jaren publiceerde hij
slechts twee dichtstukken in de
Revue des Deux Mondes, en in
1867 werd de postume bundel
Les Destinées gebracht, waarin
enkele zeer geslaagde gedichten
die De Vigny in portefeuille had
gehouden, een plaats vonden.
Naast deze geringe poëtische
productie staan enkele toneelstuk
ken, waaronder vertalingen vap
van Shakespeare's Othello en De
Koopman van Venetië. Groot suc
ces verwierf het „dïfUïia-. 4n prozfj
Chatterton, dat tot hoofdfiguur
heeft de Engelse dichter van die
naam (1752—1770), over wie De
Vigny ook had geschreven in zijn
prozabundel Stello. De beheerste
pathetiek in zijn geserreerde
vorm kan ook nu nog de lezer
treffen.
Een historische roman is een
mislukt werk, terwijl daarentegen
zijn laatste boek Servitude et
grandeur militaires (1835) nog
boeit. De oud-officier spreekt uit
deze drie novellen, die de groot
heid van het soldatenleven zoe
ken in de dienstbereidheid en
stipte gehoorzaamheid.
Eenheid van gedachte
Al het werk van De Vigny, zo
wel in proza als in poëizie, be
rust op een gedachte. Vandaar
de geringe omvang; de denker
heeft tijd nodig. Vandaar ook de
beheerste, bijna klassieke vorm,
de rustige alexandrijnen. Maar
in de gedachten zelve zit een
brok romantiek. De dichter, een
Te veel overgebleven uit periode
van Lumière's „Grand spectacle"
(Van
kunstredactie)
De film met meer dan een halve eeuw geschiedenis en ver
rassende ontwikkeling van experimentele stunterij tot een ver
bluffend perfectionisme, van de drukke bewegelijkheid naar het
soms zelfs statische beeldde evolutie van opname- en projectie-
apparatuur, kleur en geluid etc., heeft toch, onbegrijpelijk genoeg
ergens vergeten de bakens te verzetten, nl. op het terrein van
de filmreclame. Vergeten of geweigerd? Een vraag, die niet zo
eenvoudig te beantwoorden is, als men kan aannemen, dat de
managers in dit bedrijf toch ook waarlijk niet van gisteren zijn
en het vak van public-relationsman volkomen beheersen.
Niettegenstaande
dit voorgaande is
het merkwaardig te
constateren dat er
in het huidige re
clamesysteem te
veel is overgeble
ven van het „grand
spectacle" u it de
dagen, toen de ge
broeders Auguste
en Louise Lumière
het bewegende fo
tografische beeld
als een sensatie in
café Grand aan de
Boulevard des Ca-
pucines in 1895 den
volke toonde.
De latere adjec
tieven op de aan
kondigingen van de
zich snel verbete
rende producties
droegen allen nog
de toon van het
sensationele, ver
bazingwekkende en
overrompelende. Ze
waren gelijk aan
de bekendmakin
gen van het circus:
In de jaren rond 1910—1915 streken verloren en hebben de
kenden diverse bioscopen in de schreeuwende filmreclames die
grote steden nog de in uniform taak overgenomen,
met veel galon gestoken j:"
Gevaren
de met" „Groot en sensationeel
drama in drie acten". Vrouwen
verdwijnen, politie staat voor een
raadsel! Gaat dat zien direct huidige goede filmproducten op
Dat dit vele gevaren in zich
bergt, staat wel vast, want zeker
dat de waardigheid
i op dit terrein toch niet alle
u.uunua.cnde wfjze geweld
Alhoewel wij hieraan reeds lang wordt aangedaan, waarbij men
zijn ontgroeid en er grootse bios- zjcj, moet afvragen: waarheen
coopgebouwen verrezen zijn, heeft ionken de producers en theater-
o eXpi0itanten met dit soms schrille
en onwaardige geschetter?
De „vlam" in de titels b.v. hoort
men regelmatig in woorden als:
duivels, verleiding, prostitutie,
ontspoord, bandeloos, moord, be
geerte, schaamteloos, kortom het
gehele zondegamma van ont
spoorde levens etc.
Het is dan ook geen wonder,
dat dat deel van het publiek dat
toch al sceptisch staat tegenover
de film om principiële of cultu
rele redenen wordt afgeschrikt
en kopschuw wordt. Hun kritiek,
dat de hoofdschotel van de film
toch niet anders is dan prostitutie,
misdaad en bloedig geweld, blükt
in vele gevallen gezien de aan
kondigingen, nog juist te zjjn ook.
«•*■6
Als no. 13 in de Zwolse Reeks
is bij de N.V. Uitgeversmaat
schappij W. E. J. Tjeenk Willink
te Zwolle een bundel literair-
hlstorlsche opstellen verschenen,
geschreven door de emeritus
hoogleraar der Vrije Universiteit
te Amsterdam, dr. J. Wille. Wan
neer men de bibliografie van
zijn geschriften, voorkomende op
de bladzijden 270/2, doorkijkt,
valt de omvang van Willes gepu
bliceerde werk, gezien de weini
ge tijd die zijn buitengewoon
drukke functie hem heeft gelaten,
en zijn niet sterke gezondheid in
aanmerking genomen, eigenlijk
nog mee. Hij eiste van zichzelf
(en anderen) een uiterste aan
nauwkeurigheid, waarbij geen
moeite uit de weg mocht worden
gegaan. Een typisch voorbeeld
van deze werkwijze, die de En
gelsen painstaking noemen,
vindt men in het opstel over het
Moortpasquil'een aan Vondel
toegeschreven schendversje waar
van deze het auteurschap heeft
ontkend doch dat men niet had
kunnen terugvinden. Wie in zulke
dingen smaak heeft, kan in het
bondig verslag van het door Wille
verrichte speurwerk even geboeid
opgaan als in een uiteenzetting
van Sherlock Holmes, na de ar
restatie van de dader, omtrent
de weg die minutieus onderzoek
en logisch denken hebben moe
ten afleggen om de zaak einde
lijk tot klaarheid te brengen.
Dienende functie
in de specifiek literair-historische,
wetenschappelijke sfeer. Essays
kan men deze artikelen dan ook
niet noemen; ze hebben een
strict dienende functie. Wat ze
willen is niet zelf glans versprei
den. maar opheldering en infor
matie verschaffen en dat zo ge
detailleerd en volledig mogelijk.
Dit geldt van alle stukken, waar
van ik slechts enkele noem: Jan
van der Noot's Weg naar Genève,
De Gereformeerden en het too
neel tot omstreeks 1620, De
Proef-steen van den Trou-ringh,
Een oude gevel met een merk
waardig fries en raadselachtige
spreuk te Koudekerk. De kracht
van dit soort werk ligt hierin, dat
men niet, zoals in essays dikwijls
wel het geval is, boeiende bewe
ringen, maar gedocumenteerde
uitspraken tegenkomt. Wie de ar
tistieke zijde van de literatuurbe-
oefening verabsoluteert, zal bij
dit peuterwerk soms aan manda-
rijnendom denken, maar hij ver
geet dan, dat Wille een geoefende,
literaire smaak bezat (hij is ern
stig ziek, vandaar de verleden
tijd. een smaak die door zij hi
storische vorming veel minder
aan de mode van de dag gebon
den was dan die van menig begin
nend dichter.
Beginselverklaring
In het Woord Vooraf van prof.
G. Kuiper herinnert deze aan
Willes inaugurele oratie over aes-
thetisch of puriteins, een begin
selverklaring. „waarin Wille uit
eenzette wat hij zag als grondslag
en doel der gereformeerde litera
tuurwetenschap. Wille is ervan
overtuigd, dat de verwereldlijkte
literatuur van zijn dagen niet de
echte schoonheid kan bieden. De
calvinistische literatuuronderzoe
ker dient daarop te wijzen in het
besef dat de schoonheid eerst in
de ontmoeting met God, door
vroomheid, gekend wordt. Daar
om is voor de waarde van het li
teraire kunstwerk de levensbe
schouwing bepalend; deze dient
men aan Gods Woord te toetsen.
Alleen puriteinse vroomheid en
gestrenge levenswandel in onder
werping aan Gods Woord kunnen
leiden tot een waarachtig aesthe-
tisch opmerken. Wille was een
aandachtig en hartstochtelijk zoe
ker van schoonheid, die voor hem
slechts kenbaar was in een op
recht christelijke levenshouding."
Opvallend
Opvallend voor ons in 1963 is
allereerst die als vanzelfspreken
de identificatie van literaire kunst
met schoonheid. Hoezeer kan een
begrip, een term. een woord tij
dens een bepaalde algemene con
stellatie in het geestelijk-culture
le leven de scherpzinnigste gees
ten, niet om de tuin leiden, maar
binnen de omheining vruchteloos
rondleiden! De nieuwere opvat
ting, die in eerste instantie niet
naar schoonheid maar naar
waarachtigheid vraagt, staat
veel dichter bij geest en inhoud
van de H. Schrift dan Willes puri
teinse interpretatie van het in
zijn dagen heersende estheticis
me. Hij moet ongeveer gedacht
hebben: schoonheid is de afstra
ling van heiligheid en kan dus
alleen via een geheiligd leven
worden bereikt. Dit denken, hoe
sympathiek en vroom ook, riekt
ons te veel naar Plato. Ook wordt
stilzwijgend verondersteld dat de
Kuyperiaans-gereformeerde inter
pretatie van de Bijbel toch wel
zo ongeveer samenvalt met de
geopenbaarde waarheid. Dat die
openbaring nog onvermoede en
onverkende diepten en aspecten
te bieden heeft, die aan de hand
van de wisselende nood der tij
den door ervaring en denken
worden ontvouwd, krachtens de
doorgaande werking van de H.
Geest, ontging zijn classicistisch
aangelegde geest, al was er na
tuurlijk een ongeschreven para
graaf waarin het mysterie kon
worden opgeborgen.
Zuiver
Was Wille eigenlijk wel een
zuivere Kuyperiaan0 Men is ge
neigd dit te betwijfelen, indien
men uit Kuypers leer over de al
gemene genade consequenties
trekt.
Men kan het niet helpen op te
merken, dat deze historische op
stellen, bij alles wat ze onomsto
telijk vaststellen, ook zelf tot de
historie behoren wat betreft de
g;est waarin ze zijn geschreven.
it neemt niet weg dat men
grote eerbied gevoelt voor dit
aan de literaire wetenschap ge
wijde leven, dat zich heeft ver
teerd in een te zware dienst aan
de universiteit die zijn liefde had.
Iets betekenen houdt niet noodza
kelijkerwijs in, dat men alles
goed gezien en alles goed gedaan
heeft. Het is tot op grote hoogte
een kwestie van karakter. De
hoogleraar Wille was een karak
ter. zoals Schouten en Gerbran-
dy; een respect afdwingend, cal
vinistisch christen.
C. RIJNSDORP
begenadigde .des geestes, heeft de
plicht van het leiderschap; dit be
tekent tegelijkertijd zijn isole
ment. Mozes klaagt:
„J'ai marché devant tous. fris
te et seul dans ma gloire". Waar
gemeenschap te vinden? De dich
ter wordt (Moïse) terzijde ge
schoven in een vermaterialiseer-
de wereld. Chatterton wordt het
voorbeeld van het miskende ge
nie. Ondanks de liefde van een
machteloze vrouw en het mede
lijden van een goedhartige kwa
ker, wordt hij gedreven tot zelf
moord.
Trouwens, de liefde der vrou
wen is onbetrouwbaar. „La fem
me est un ètre impur de corps
et d'ame. Et toujours, plus ou
moins. la Femme est Dalila."
(La Colère de Samson). Met de
natuur is geen waar contact mo
gelijk; ze is onaandoenlijk en kil.
De dichter laat haar zeggen: „On
mc dit unc mèrc ct jc suis une
tombe. Je n'entends ni vos cris
ni vos soupirs; a peine je sens
passer sur moi la comédie hu-
maine." (La Maison du Berger.)
De Hemel is voor de agnosti
cus De Vigny gesloten; geen
troost komt van Omhoog. Het
antwoord van de mens moet zijn
het stilzwijgen, ook van zijn zij
de.
„II ne répondra plus que par
un froid silence. Au silence éter-
nel de la Divinité." (Le Mont des
Oliviers.) Dat wordt dus een
grimmig stoïcisme. Laat hij
sterven als de in het nauw ge
brachte wolf, zonder één kreet,
één klacht.
„Seul le silence est grand; tout
le reste est faiblesse. Gémir,
pleurer, prier, est également la-
che". (La Mort du Loup). Toch
loopt het pessimisme van De
Vigny niet uit op wanhoop. Er
blijft over het medelijden met de
zwakken en het werken aan een
nieuwe toekomst, het doorgeven
van bereikte resultaten aan de
nieuwe generatie (La Bouteille a
la Mer.) Zijn Journal intime, ook
postuum gepubliceerd, bewijst dat
deze man oprecht was m wat hij
neerschreef. Treffende citaten
zouden daarvan te geven zijn.
„Le mal du Siècle" de levens-
zatheid die alle romantici ken
Het zou dwaas zijn te ontken
nen. dat die neiging er sterk is
en dat het hoog tijd wordt, dat
tegenkrachten worden ingezet om
de geestelijke gezondheid van ons
volk te beschermen. Dit is ech
ter een onderwerp op zich zelf,
dat een nadere en bredere be
schouwing waard is.
Intussen is het even waar. dat
men met deze generalisering ook
de goede films eenvoudig van de
tafel veegt. Er zijn gelukkig nog
vele regisseurs en producenten
die dit onmisbaar geworden ap
paraat voor massacommunicatie
op meesterlijke wijze weten te
bespelen en de massa echt iets te
zeggen hebben of ook gezonde
ontspanning en humor weten te
scheppen.
Niettemin is de houding van
oppervlakkige waarnemer begrij
pelijk, want werkfoto's, adver
tenties en affiches in de filmwe
reld zijn soms voor de schoon
heid en goede ontspanning z>
kende mens afstotelijk.
Bij de aankondiging van e
film „Het trottoir", leest u,
u het eventueel nog niet door z
hebben dat het hier gaat om „I
probleem van een wereldstad op
openhartige Franse wijze i
filmd". By een op zichzelf toch
zeker niet onverdienstelijke film
„Days of wine and roses". „In al
zijn verschrikking de geschiede
nis van een intense liefde".
treft men vele als lokaas dienen
de bijschriften aan: „Trefpunt van
kogels en bandieten", „De amou
reuze camera onthult de gehei
men van sadisten, die zich met
ontvoerde meisjes een paradijs
van verboden geneugten schie
pen", en zo zijn er vele voorbeel-
Het erge hierin is ook vaak de
leugen, want het is vrywel zeker
dat de bioscoopbezoeker die door
dergelijke aankondigingen wordt
binnengelokt zich genomen voelt
als hij weer op straat staat, w
de „amoureuze geneugten" v
den binnen de perken van de c
suur gehouden, doch de man
dit niet zoekt is het theater hard
voorby gelopen.
Misleiding
In het tijdschrift „Film" heeft
men twee merkwaardige uitlatin
gen van bekende buitenlandse
filmcritici over dit onderwerp
weergegeven.
Morrison is van mening, dat
films een „gouden tijd" beleven
met „verbeeldingskracht, intelli
gente en kunstzinnige eerlijkheid.
Het aansnijden van belangrijke
thema's uit het maatschappelijk
leven en een volwassen behande
ling daarvan is nooit beter ge
beurd". Echter, hij heeft geen
waardering voor de „culturele
achterstand in de methoden,
die worden toegepast om de films
na hun vervaardiging uit te bren
gen". Zijn klacht is dat „ondanks
de hoge kwaliteit van zijn pro
ducten de filmindustrie voortgaat
zc tc lanceren op dezelfde wijze
als dat tien jaren geleden met e
veel slechter produkt het geval
was. Zelfs een film, die bestemd
is voor een intelligent publiek
wordt met hetzelfde oude sensa-
tionalisme, bedriegelijke „gla
mour" en met dezelfde schreeu
wende adjectieven gebracht.
Iemand, die geïnteresseerd Is
in Intelligent gemaakte films, zal
in talrijke gevallen uit de tekst
en de opmaak van de adverten
ties ten onrechte concluderen dat
het zien van een bepaalde film
voor hem de moeite niet loont.
De an'dere criticus. Kountze,
is in het 'bijziender igeïnltrigeerd
door het woordgebruik in de
fümadvertenties. Hij constalteent,
dat elke verandering in de tech
niek een nieuwe serie van slag
zinnen «iel zidh bracht. „De
komst van de kleurenfilms die
tegenwoordig van een uitstéken
de 'kwaliteit zijn, 'bradhiten e
geheel nieuwe dimensie (een f
Üefde term in Hollywood) in
slagzinnen. „Spectaculair" en „l
lossaal" vervielen ten gunste v
„machtig", ontroerend", „onirr
telij'k" en „indrukwekkend".
Waarom
Tenslotte vraagt Morrison zich
af: „aangezien er in de films a
vandaag zoveel kwaliteit te ge
nieten is. waarom de filmadver
tenties zo hun best doen om dit
feit te verbergen voor de m
sen die er het meest van zouden
genieten".
Daarmee is dit facet wel
scherp belicht en is het duide
lijk. dat goede voorlichting nodig
is om door deze leugenachtige en
dwaas verlokkende aanbiedingen
heen het waarlijk oprechte
goede in de hedendaagse film
aan ite wijzen. Het mag ook zeker
voor de managers in dit bedrijf
reden te over zijn om dit deel
van het filmbedrijf eens grondig
te herzien.
Joan Sutherland, door Rus
sell Braddon. Uitgave De
Fontein, Utrecht (nr. 89 Fon
tein-Boekerij). Vertaling B. J.
Eenhoorn.
Russell Braddon vertelt over de
bij hem geen voorbij- Australische diva Joan Suther-
gaande crisis, maar een blijven- iand met grote openhartigheid
de geestesgesteldheid. Alleen Het verhaal betreft niet in de
maar. in tegenstelling met ande- eerste plaats haar kunste
ren. uitte hij haar niet recht- naarschap maar haar pr.véle-
streeks. maar in typen en sym- Ven. Het is Joan Sutherland „en
bolen: Mozes, Simson, de ster- pantoufles": hoeveel haar gebit
vende wolf, het schuilhutje van gekost heeft, hoe vaak ze last
de herder. heeft van sinusitis, hoe goed zij
Gedachten, eigen aan de Ro-
mantiek, worden door deze dich
ter gehuld in het sobere kleed
van een bijna klassieke kunst- Daartussendoor komt de car-
vorm. Met één hand achterwaarts rjère van Joan Sutherland ter
gestrekt, reikt hij de andere aan sprake en dat ze hard heeft moe
de School van de Parnassus (Le ten werken om de top te berei-
conte de Lisle Sully Prudhom- ken. spreekt vanzelf. Men kijkt
me. De Heredia) en over haar Hier achter de schermen van het
heen aan het Symbolisme, dat operabedrijf van Covent Garden
in Londen, maar ook van menig
ander operatheater, en dat is
d. PANNE vaak heel amusant. Maar Rus-
ss sell Braddon vergaloppeert zich
soms lelijk als hij op zuiver mu
zikaal terrein komt. Dan kan hij
zonderlinge meningen en uitleg
gingen er op na houden, die in
de niet altijd even gelukkige ver
taling van B. J. Eenhoorn niet in
een voetnoot rechtgezet worden.
Maar wie ervan houdt allerlei
kleine, huiselijke bijzonderheden
over de wereldvermaarde Joan
Sutherland te lezen, die kan hier
zijn hart ophalen.
TITIAAN
Titiaan, door Marco Valsee-
chi. Uitgave Contact (Kunst
pockets) Amsterdam-Antwer-
Deze uitgave wijkt van de
meeste kunstpockets af. doordat,
na een summier levensoverzicht,
afzonderlijk aandacht wordt be
steed aan de gereproduceerde wer
ken waarvan een aantal uit
vouwbaar is. De 24 illustraties in
kleuren geven uiteraard slechts
een bescheiden beeld van Titiaan.
die gedurende driekwart van de
zestiende eeuw hartstochtelijker
dan welke kunstenaar ook de ver
slijking in de Renaissance
Het Narrenschip, door Kathe-
rLie Anne Porter. Uitgave A.
W. Bruna en Zoon, Utrecht.
Meer dan twintig jaar heeft Ka-
therine Anne Porter gewerkt aan
.Ship of fools", dat thans
als de grootste meester van de Ve- Nede'rlands (van J. F. Kliphuis
netiaanse School heeft uitgedra- is verschenen. En dat is mis-
8en- schien de rechtvaardiging voor de vol maken.
grote omvang van het boek, dat
echter sterker zou zijn geworden
als de schrijfster naar groter bon
digheid had gestreefd. Daarmee
zij niet gezegd, dat het boek geen
kwaliteiten heeft. Het is interes
sant te lezen hoe Katherine Por
ter reageert op de belevenissen
aan boord van een Duits schip,
dat in 1931 van Mexico naar
Duitsland voer. Zij weet beklem
mend te schilderen hoe toen reeds
in Duitse kringen het verlangen
naar oorlog leefde, vaak zelfs
zonder dat men dat zelf als zo
danig ervoer, waardoor de symp
tomen overigens niet minder dui
delijk werden.
De Spaanse burgeroorlog,
door Rudolf de Jong. Uitgave
Bert Bakker/Daamen N.V.»
Den Haag.
Aan de tienduizend boeken en
brochures die reeds over deze oor
log die duurde van 19 juli 1936
tot 1 april 1939 zijn versche
nen heeft De Jong er nog één me
nen te moeten toevoegen. En het
zal stellig niet de minste zijn.
Zijn de eerste honderd bladzijden
nog wat vaag, in het vervolg van
zijn werk beschrijft hij deze bit
tere strijd in details en gelukkig
beperkt hij zich niet tot het bin
nenlandse front: heel Europa is
erbij betrokken. Typerend voor
deze oorlog is dat hij een zaak
van het volk was, terwijl de lei
ders er slechts een zeer beperk
te rol in speelden. Een ieder vindt
in dit boek een schat van interes
sante gegevens, die echter voor
namelijk geput moeten worden uit
de aanhalingen die ongeveer de
helft van het boek in beslag ne
men. Slechts een vierde deel is
aan des schrijvers eigen pen ont
glipt, want op de overige blad-