ymHfiré Mi ière~ MISLEIDING IN DE FILMRECLAME een gevaar Literair-historische opstellen ZONDAGSBLAD ZATERDAG 14 SEPTEMBER 1963 OP 13 OKTOBER TACHTIG JAAR Iedere nieuwe hoogleraar begint met aan de studenten die dingen te vertellen, die hij in zijn vak belangrijk acht en het duurt tenminste vijf jaar voordat hij zover is, dat hij de dingen vertelt, die voor de studenten belangrijk zijn. Dat zeide prof. ir. M. J. Granpré Molière in 1947 tegen prof. dr. ir. H. G. van Beusekom, toen deze het hoogleraarsambt in de afdeling bouwkunde aan de Technische Hogeschool te Delft aanvaardde. Van die af deling was prof. Granpré Molière toen voorzitter. Een prof. Van Beusekom beschreef prof. Granpré Mo lière bij diens afscheid in 1953 als het geweten van de Nederlandse bouwkunst, als een onkreukbare figuur, die het voorecht had met hem te mogen samenwerken een ge voel van dankbaarheid ach terliet. Een man, die ongewild bo ven alle Nederlandse vakge noten uitsteekt, een zwijgen de criticus een edel mens, die zich nooit opdrong maar die altijd tot luisteren dwoong. Prof. ir. M. P Granpré Mo lière wordt op 13 oktober tach tig jaar Was hij als hoogleraar te Delft een figuur van zeer groot formaat, een wegwijzer, die een aantal jongere architecten zelfs een in vele gevallen aan hun opvoeding en huiselijke omge ving vreemde levensbeschou wing meegaf, die bevruchtend heeft gewerkt op de voyning van een gehele reeks architcc- tengeneraties omdat hij de ar chitectuur heeft weten op te heffen boven het niveau van de burgerlijke bouwkunde en het gegoochel met historische stijl vormen, voor Rotterdam heeft hij een bijzondere betekenis. Want in Rotterdam is zijn naam verbonden aan twee gro te projecten, die nu, ongeveer vijftig jaar nadat zij op de te kentafels stonden, behoren tot de fraaiste gedeelten van de stad: het Tuindorp Vreewijk in Rotterdam-Zuid en het Kraling- se Bos in Rotterdam-Oost. Voor Rotterdam is Granpré Molière de man, die uitging van He gewone dagelijkse behoeften van de merts. Die de mens rust wilde geven na zijn werk, hem thuis een harmonieuze omge ving wilde schenken, waarin vooral bomen, bloemen en veel groen belangrijk zijn. In het gelijk De tijd heeft hem in het ge lijk gesteld. Vreewijk is een van de aantrekkelijkste buurten van Rotterdam. Vreemdelingen be zien Vreewijk met bewondering en ook met verbazing dat een dergelijke woonwijk in een we reldhavenstad mogelijk kan zijn. Zeker, er zijn voor de bewo ners van Vreewijk omstandighe den gekomen, die Granpré Mo lière, toen hij die wijk schiep, niet had kunnen voorzien. De straten zijn smal, te smal zelfs voor het moderne autoverkeer, waarvan vijftig jaar geleden nog geen sprake was. Er zijn te weinig buurtwinkels, vijftig jaar geleden werd in zo'n lan delijke wijk alles met paard en wagen aan de deur gebracht. Nooit had Granpré Molière kun- tijd zal komen, waarop paardalleen in tuin of manege kan nu wel nog niet i lang zal dat niet m Deze onvolkomenheden, ver oorzaakt door de revolutionaire ontwikkeling van de maatschap pelijke verhoudingen, van de technische hulpmiddelen voor de huisvrouw en ook van het moderne wegverkeer, zij ben aan de waarde van wijk als woonbuurt maa weinig tekort gedaan. Ook het Kralingse Bos ge tuigt van sociale bewogenheid en van grootse visie. Granpré Molière ging er van uit dat een bos zonder meer maar een saaie en waarschijnlijk sombere beweging zou zijn. Het is de af wisseling die een bos boeiend maakt, de doorkijkjes, de laan tjes. die zo kronkelen, dat zij verwachtingen wekken, de wei- heb- Vree- heel i halve Vreewijk is na I eeuw nop altijd aantrekkelijke Rotterdamse woon wijken, al zijn vele stralen wel wat erg smal voor het moderne verkeer. Prof. Granpré Molière had echter nooit kunnen ueten, dat het verkeer zich zou kunnen ontwikkelen tot de intensiteit bouwmeester die de mens rust wilde geven DE TIJD HEEFT HEM IN HET GELIJK GESTELD tjes, die omringd door boom groepen en heesterbossaches in tieme beslotenheid verschaffen. Doordacht Granpré Molière heeft dat al les doordacht op papier gezet en het Is zorgvuldig uitgevoerd. Met alle veranderincen, die er in de loop der jaren in beplan ting en aanleg zijn aangebracht, voldoet het Kralingse Bos nog altijd aan de ideeën, die er aan ten grondslag hebben gelegen. Dat die ideeën de juiste wa ren, kan ieder zien, die het Kra lingse Bos bezoekt en tijdens het jongste jeugdfestival hebben de deelnemers dan tijdens hun autobustocht in het kader van de beschouwingen over archi tectuur en stedebouw een bezoek gebracht aan het Kralingse Bos, waar hun de bedoelingen van Granpré Molière werden ge toond en uitgelegd. Als hoogleraar heeft Granpré Molière niet alleen bouwkunde gedoceerd, zoals zijn opdracht was. Hij heeft gezocht naar een wijsgerig - esthetische theorie van bouwen, hij ging terug naar de bronnen vau de bouwkunst. Hoever hij daarin is gegaan, be schreef prof. Van Beusekom bij Granpré Molière's afscheid van de Technische Hogeschool, tien jaar geleden. Zelf heeft Granpré Molière toen tijdens zijn afscheidscolle ge gezegd, dat hij vergeelde en vergeten schoolboeken van de zolder heeft moeten halen om in de oude wijsbegeerte wapens te vinden „tegen de nieuwe leer". Die leer was de in het begin der twintiger jaren opkomende „nieuwe zakelijkheid" en die stroming bracht met nog ande re stromingen in de Nederland se architectuurwereld een gro te verwarring. Gevolgde weg Prof. Van Beusekom be schreef de weg, die Granpré Molière volgde om aan deze verwarring te ontkomen. Gran pré Molière gevoelde sterk, dat Intieme straatjes zijn in Vree wijk afgewisseld met prachtige singels. er in onze wereld slechts orde kan worden geschapen, als er één macht is. die aan de spits van de maatschappelijke hiërar chie staat en de gehele natuur lijke en zondige wereld in toom kan houden. In de middeleeuwen was deze macht er: de rooms- katholieke kerk. Granpré Mo lière, die stamde uit een or thodox protestants geslacht, werd rooms-katholiek en meen de in die kerk en in de wijsbe geerte van Thomas van Aquino de basis te vinden, die hem voordien had ontbroken. En prof. Van Beusekom con stateerde, dat de invloed van Granpré Molière op opvolgende generaties studenten vaak ontaardde in en blinde vere ring, die Granpré Molière zelf zeker niet had gewild. Dat een aantal jonge architecten van orthodox hervormde en van ge reformeerde huize tot de r.k.- kerk overgingen, omdat zij meenden alleen maar te kun nen bouwen in de gest van Granpré Molière en omdat zij die geest niet konden scheiden van zijn godsdienstige en wijs gerige opvattingen. Zij zijn reeds lang volwassen maar zij zijn nooit architecten met een eigen persoonlijkheid kunnen worden. Hun gehele leven blij ven zij leerlingen van de m ter Granpré Molière. Maar bij de beoordeling het werk zijner studenten Granpré Molière, wanneer werk getuigde van ernst en die en van een eigen verwor inzicht waardering hebben voor ontwerpen van een richting, die niet de zijne was en die hij wel licht verfoeide. Bij zijn afscheid heeft Prof. Van Beusekom terecht van hem getuigd, dat een figuur als Granpré Molière maar eens Het door mevrouw Van Wijn bergenMichiels van Kessenich geschilderde portret van prof. ir. M. J. Granpré Molière, hem des tijds aangeboden bij zijn zilveren ambtsjubileum als hoogleraar. komt en zich niet herhaalt. Dat woord was een waarschuwing tegen zijn volgelingen maar te gelijkertijd een huldeblijk aan deze grote, bekwame, voorname en ook eenvoudig zoekende bouwmeester. dichter der eenzaamheid In de aanstaande week, om precies te zijn op 17 septem ber, zal het honderd jaar gele den zijn dat Alfred de Vigny (17971863) overleed. Ongetwij feld zal in Frankrijk en in vele landen waar de Franse lette ren in ere zijn, deze gebeurte- nis worden herdacht. Terecht; in de rij der grote namen van de Franse romantiek heeft De Vigny een eigen plaats, in een stille hoek met een sfeer, volkomen verschillend van die om de beweeglijke Victor Hu- go, de elegische Lamartine en de mondaine Musset. Een weinig omvangrijk oeuvre Geboren in een adellijke fami lie was het haast vanzelfsprekend dat hij een militaire loopbaan koos. Bovendien. Napoleons glo rie lokte velen die weg op. Maar de vrede bracht het eentonige garnizoensleven en een trage be vordering met izich mee, zodat de jonge officier in 1828 zijn ontslag nam en zich terugtrok op zijn landgoed. Vele jaren wijdde hij zich aan de verpleging van zijn ziekelijke vrouw in een bijna vol ledig isolement. Enkele maanden na haar dood ging ook hij heen na hevig lichaamslijden. Zijn literaire productie begon in 1822 met een bundeltje gedichten, waarvan in 1826 een vermeerder de herdruk verscheen. In de loop der volgende jaren publiceerde hij slechts twee dichtstukken in de Revue des Deux Mondes, en in 1867 werd de postume bundel Les Destinées gebracht, waarin enkele zeer geslaagde gedichten die De Vigny in portefeuille had gehouden, een plaats vonden. Naast deze geringe poëtische productie staan enkele toneelstuk ken, waaronder vertalingen vap van Shakespeare's Othello en De Koopman van Venetië. Groot suc ces verwierf het „dïfUïia-. 4n prozfj Chatterton, dat tot hoofdfiguur heeft de Engelse dichter van die naam (1752—1770), over wie De Vigny ook had geschreven in zijn prozabundel Stello. De beheerste pathetiek in zijn geserreerde vorm kan ook nu nog de lezer treffen. Een historische roman is een mislukt werk, terwijl daarentegen zijn laatste boek Servitude et grandeur militaires (1835) nog boeit. De oud-officier spreekt uit deze drie novellen, die de groot heid van het soldatenleven zoe ken in de dienstbereidheid en stipte gehoorzaamheid. Eenheid van gedachte Al het werk van De Vigny, zo wel in proza als in poëizie, be rust op een gedachte. Vandaar de geringe omvang; de denker heeft tijd nodig. Vandaar ook de beheerste, bijna klassieke vorm, de rustige alexandrijnen. Maar in de gedachten zelve zit een brok romantiek. De dichter, een Te veel overgebleven uit periode van Lumière's „Grand spectacle" (Van kunstredactie) De film met meer dan een halve eeuw geschiedenis en ver rassende ontwikkeling van experimentele stunterij tot een ver bluffend perfectionisme, van de drukke bewegelijkheid naar het soms zelfs statische beeldde evolutie van opname- en projectie- apparatuur, kleur en geluid etc., heeft toch, onbegrijpelijk genoeg ergens vergeten de bakens te verzetten, nl. op het terrein van de filmreclame. Vergeten of geweigerd? Een vraag, die niet zo eenvoudig te beantwoorden is, als men kan aannemen, dat de managers in dit bedrijf toch ook waarlijk niet van gisteren zijn en het vak van public-relationsman volkomen beheersen. Niettegenstaande dit voorgaande is het merkwaardig te constateren dat er in het huidige re clamesysteem te veel is overgeble ven van het „grand spectacle" u it de dagen, toen de ge broeders Auguste en Louise Lumière het bewegende fo tografische beeld als een sensatie in café Grand aan de Boulevard des Ca- pucines in 1895 den volke toonde. De latere adjec tieven op de aan kondigingen van de zich snel verbete rende producties droegen allen nog de toon van het sensationele, ver bazingwekkende en overrompelende. Ze waren gelijk aan de bekendmakin gen van het circus: In de jaren rond 1910—1915 streken verloren en hebben de kenden diverse bioscopen in de schreeuwende filmreclames die grote steden nog de in uniform taak overgenomen, met veel galon gestoken j:" Gevaren de met" „Groot en sensationeel drama in drie acten". Vrouwen verdwijnen, politie staat voor een raadsel! Gaat dat zien direct huidige goede filmproducten op Dat dit vele gevaren in zich bergt, staat wel vast, want zeker dat de waardigheid i op dit terrein toch niet alle u.uunua.cnde wfjze geweld Alhoewel wij hieraan reeds lang wordt aangedaan, waarbij men zijn ontgroeid en er grootse bios- zjcj, moet afvragen: waarheen coopgebouwen verrezen zijn, heeft ionken de producers en theater- o eXpi0itanten met dit soms schrille en onwaardige geschetter? De „vlam" in de titels b.v. hoort men regelmatig in woorden als: duivels, verleiding, prostitutie, ontspoord, bandeloos, moord, be geerte, schaamteloos, kortom het gehele zondegamma van ont spoorde levens etc. Het is dan ook geen wonder, dat dat deel van het publiek dat toch al sceptisch staat tegenover de film om principiële of cultu rele redenen wordt afgeschrikt en kopschuw wordt. Hun kritiek, dat de hoofdschotel van de film toch niet anders is dan prostitutie, misdaad en bloedig geweld, blükt in vele gevallen gezien de aan kondigingen, nog juist te zjjn ook. «•*■6 Als no. 13 in de Zwolse Reeks is bij de N.V. Uitgeversmaat schappij W. E. J. Tjeenk Willink te Zwolle een bundel literair- hlstorlsche opstellen verschenen, geschreven door de emeritus hoogleraar der Vrije Universiteit te Amsterdam, dr. J. Wille. Wan neer men de bibliografie van zijn geschriften, voorkomende op de bladzijden 270/2, doorkijkt, valt de omvang van Willes gepu bliceerde werk, gezien de weini ge tijd die zijn buitengewoon drukke functie hem heeft gelaten, en zijn niet sterke gezondheid in aanmerking genomen, eigenlijk nog mee. Hij eiste van zichzelf (en anderen) een uiterste aan nauwkeurigheid, waarbij geen moeite uit de weg mocht worden gegaan. Een typisch voorbeeld van deze werkwijze, die de En gelsen painstaking noemen, vindt men in het opstel over het Moortpasquil'een aan Vondel toegeschreven schendversje waar van deze het auteurschap heeft ontkend doch dat men niet had kunnen terugvinden. Wie in zulke dingen smaak heeft, kan in het bondig verslag van het door Wille verrichte speurwerk even geboeid opgaan als in een uiteenzetting van Sherlock Holmes, na de ar restatie van de dader, omtrent de weg die minutieus onderzoek en logisch denken hebben moe ten afleggen om de zaak einde lijk tot klaarheid te brengen. Dienende functie in de specifiek literair-historische, wetenschappelijke sfeer. Essays kan men deze artikelen dan ook niet noemen; ze hebben een strict dienende functie. Wat ze willen is niet zelf glans versprei den. maar opheldering en infor matie verschaffen en dat zo ge detailleerd en volledig mogelijk. Dit geldt van alle stukken, waar van ik slechts enkele noem: Jan van der Noot's Weg naar Genève, De Gereformeerden en het too neel tot omstreeks 1620, De Proef-steen van den Trou-ringh, Een oude gevel met een merk waardig fries en raadselachtige spreuk te Koudekerk. De kracht van dit soort werk ligt hierin, dat men niet, zoals in essays dikwijls wel het geval is, boeiende bewe ringen, maar gedocumenteerde uitspraken tegenkomt. Wie de ar tistieke zijde van de literatuurbe- oefening verabsoluteert, zal bij dit peuterwerk soms aan manda- rijnendom denken, maar hij ver geet dan, dat Wille een geoefende, literaire smaak bezat (hij is ern stig ziek, vandaar de verleden tijd. een smaak die door zij hi storische vorming veel minder aan de mode van de dag gebon den was dan die van menig begin nend dichter. Beginselverklaring In het Woord Vooraf van prof. G. Kuiper herinnert deze aan Willes inaugurele oratie over aes- thetisch of puriteins, een begin selverklaring. „waarin Wille uit eenzette wat hij zag als grondslag en doel der gereformeerde litera tuurwetenschap. Wille is ervan overtuigd, dat de verwereldlijkte literatuur van zijn dagen niet de echte schoonheid kan bieden. De calvinistische literatuuronderzoe ker dient daarop te wijzen in het besef dat de schoonheid eerst in de ontmoeting met God, door vroomheid, gekend wordt. Daar om is voor de waarde van het li teraire kunstwerk de levensbe schouwing bepalend; deze dient men aan Gods Woord te toetsen. Alleen puriteinse vroomheid en gestrenge levenswandel in onder werping aan Gods Woord kunnen leiden tot een waarachtig aesthe- tisch opmerken. Wille was een aandachtig en hartstochtelijk zoe ker van schoonheid, die voor hem slechts kenbaar was in een op recht christelijke levenshouding." Opvallend Opvallend voor ons in 1963 is allereerst die als vanzelfspreken de identificatie van literaire kunst met schoonheid. Hoezeer kan een begrip, een term. een woord tij dens een bepaalde algemene con stellatie in het geestelijk-culture le leven de scherpzinnigste gees ten, niet om de tuin leiden, maar binnen de omheining vruchteloos rondleiden! De nieuwere opvat ting, die in eerste instantie niet naar schoonheid maar naar waarachtigheid vraagt, staat veel dichter bij geest en inhoud van de H. Schrift dan Willes puri teinse interpretatie van het in zijn dagen heersende estheticis me. Hij moet ongeveer gedacht hebben: schoonheid is de afstra ling van heiligheid en kan dus alleen via een geheiligd leven worden bereikt. Dit denken, hoe sympathiek en vroom ook, riekt ons te veel naar Plato. Ook wordt stilzwijgend verondersteld dat de Kuyperiaans-gereformeerde inter pretatie van de Bijbel toch wel zo ongeveer samenvalt met de geopenbaarde waarheid. Dat die openbaring nog onvermoede en onverkende diepten en aspecten te bieden heeft, die aan de hand van de wisselende nood der tij den door ervaring en denken worden ontvouwd, krachtens de doorgaande werking van de H. Geest, ontging zijn classicistisch aangelegde geest, al was er na tuurlijk een ongeschreven para graaf waarin het mysterie kon worden opgeborgen. Zuiver Was Wille eigenlijk wel een zuivere Kuyperiaan0 Men is ge neigd dit te betwijfelen, indien men uit Kuypers leer over de al gemene genade consequenties trekt. Men kan het niet helpen op te merken, dat deze historische op stellen, bij alles wat ze onomsto telijk vaststellen, ook zelf tot de historie behoren wat betreft de g;est waarin ze zijn geschreven. it neemt niet weg dat men grote eerbied gevoelt voor dit aan de literaire wetenschap ge wijde leven, dat zich heeft ver teerd in een te zware dienst aan de universiteit die zijn liefde had. Iets betekenen houdt niet noodza kelijkerwijs in, dat men alles goed gezien en alles goed gedaan heeft. Het is tot op grote hoogte een kwestie van karakter. De hoogleraar Wille was een karak ter. zoals Schouten en Gerbran- dy; een respect afdwingend, cal vinistisch christen. C. RIJNSDORP begenadigde .des geestes, heeft de plicht van het leiderschap; dit be tekent tegelijkertijd zijn isole ment. Mozes klaagt: „J'ai marché devant tous. fris te et seul dans ma gloire". Waar gemeenschap te vinden? De dich ter wordt (Moïse) terzijde ge schoven in een vermaterialiseer- de wereld. Chatterton wordt het voorbeeld van het miskende ge nie. Ondanks de liefde van een machteloze vrouw en het mede lijden van een goedhartige kwa ker, wordt hij gedreven tot zelf moord. Trouwens, de liefde der vrou wen is onbetrouwbaar. „La fem me est un ètre impur de corps et d'ame. Et toujours, plus ou moins. la Femme est Dalila." (La Colère de Samson). Met de natuur is geen waar contact mo gelijk; ze is onaandoenlijk en kil. De dichter laat haar zeggen: „On mc dit unc mèrc ct jc suis une tombe. Je n'entends ni vos cris ni vos soupirs; a peine je sens passer sur moi la comédie hu- maine." (La Maison du Berger.) De Hemel is voor de agnosti cus De Vigny gesloten; geen troost komt van Omhoog. Het antwoord van de mens moet zijn het stilzwijgen, ook van zijn zij de. „II ne répondra plus que par un froid silence. Au silence éter- nel de la Divinité." (Le Mont des Oliviers.) Dat wordt dus een grimmig stoïcisme. Laat hij sterven als de in het nauw ge brachte wolf, zonder één kreet, één klacht. „Seul le silence est grand; tout le reste est faiblesse. Gémir, pleurer, prier, est également la- che". (La Mort du Loup). Toch loopt het pessimisme van De Vigny niet uit op wanhoop. Er blijft over het medelijden met de zwakken en het werken aan een nieuwe toekomst, het doorgeven van bereikte resultaten aan de nieuwe generatie (La Bouteille a la Mer.) Zijn Journal intime, ook postuum gepubliceerd, bewijst dat deze man oprecht was m wat hij neerschreef. Treffende citaten zouden daarvan te geven zijn. „Le mal du Siècle" de levens- zatheid die alle romantici ken Het zou dwaas zijn te ontken nen. dat die neiging er sterk is en dat het hoog tijd wordt, dat tegenkrachten worden ingezet om de geestelijke gezondheid van ons volk te beschermen. Dit is ech ter een onderwerp op zich zelf, dat een nadere en bredere be schouwing waard is. Intussen is het even waar. dat men met deze generalisering ook de goede films eenvoudig van de tafel veegt. Er zijn gelukkig nog vele regisseurs en producenten die dit onmisbaar geworden ap paraat voor massacommunicatie op meesterlijke wijze weten te bespelen en de massa echt iets te zeggen hebben of ook gezonde ontspanning en humor weten te scheppen. Niettemin is de houding van oppervlakkige waarnemer begrij pelijk, want werkfoto's, adver tenties en affiches in de filmwe reld zijn soms voor de schoon heid en goede ontspanning z> kende mens afstotelijk. Bij de aankondiging van e film „Het trottoir", leest u, u het eventueel nog niet door z hebben dat het hier gaat om „I probleem van een wereldstad op openhartige Franse wijze i filmd". By een op zichzelf toch zeker niet onverdienstelijke film „Days of wine and roses". „In al zijn verschrikking de geschiede nis van een intense liefde". treft men vele als lokaas dienen de bijschriften aan: „Trefpunt van kogels en bandieten", „De amou reuze camera onthult de gehei men van sadisten, die zich met ontvoerde meisjes een paradijs van verboden geneugten schie pen", en zo zijn er vele voorbeel- Het erge hierin is ook vaak de leugen, want het is vrywel zeker dat de bioscoopbezoeker die door dergelijke aankondigingen wordt binnengelokt zich genomen voelt als hij weer op straat staat, w de „amoureuze geneugten" v den binnen de perken van de c suur gehouden, doch de man dit niet zoekt is het theater hard voorby gelopen. Misleiding In het tijdschrift „Film" heeft men twee merkwaardige uitlatin gen van bekende buitenlandse filmcritici over dit onderwerp weergegeven. Morrison is van mening, dat films een „gouden tijd" beleven met „verbeeldingskracht, intelli gente en kunstzinnige eerlijkheid. Het aansnijden van belangrijke thema's uit het maatschappelijk leven en een volwassen behande ling daarvan is nooit beter ge beurd". Echter, hij heeft geen waardering voor de „culturele achterstand in de methoden, die worden toegepast om de films na hun vervaardiging uit te bren gen". Zijn klacht is dat „ondanks de hoge kwaliteit van zijn pro ducten de filmindustrie voortgaat zc tc lanceren op dezelfde wijze als dat tien jaren geleden met e veel slechter produkt het geval was. Zelfs een film, die bestemd is voor een intelligent publiek wordt met hetzelfde oude sensa- tionalisme, bedriegelijke „gla mour" en met dezelfde schreeu wende adjectieven gebracht. Iemand, die geïnteresseerd Is in Intelligent gemaakte films, zal in talrijke gevallen uit de tekst en de opmaak van de adverten ties ten onrechte concluderen dat het zien van een bepaalde film voor hem de moeite niet loont. De an'dere criticus. Kountze, is in het 'bijziender igeïnltrigeerd door het woordgebruik in de fümadvertenties. Hij constalteent, dat elke verandering in de tech niek een nieuwe serie van slag zinnen «iel zidh bracht. „De komst van de kleurenfilms die tegenwoordig van een uitstéken de 'kwaliteit zijn, 'bradhiten e geheel nieuwe dimensie (een f Üefde term in Hollywood) in slagzinnen. „Spectaculair" en „l lossaal" vervielen ten gunste v „machtig", ontroerend", „onirr telij'k" en „indrukwekkend". Waarom Tenslotte vraagt Morrison zich af: „aangezien er in de films a vandaag zoveel kwaliteit te ge nieten is. waarom de filmadver tenties zo hun best doen om dit feit te verbergen voor de m sen die er het meest van zouden genieten". Daarmee is dit facet wel scherp belicht en is het duide lijk. dat goede voorlichting nodig is om door deze leugenachtige en dwaas verlokkende aanbiedingen heen het waarlijk oprechte goede in de hedendaagse film aan ite wijzen. Het mag ook zeker voor de managers in dit bedrijf reden te over zijn om dit deel van het filmbedrijf eens grondig te herzien. Joan Sutherland, door Rus sell Braddon. Uitgave De Fontein, Utrecht (nr. 89 Fon tein-Boekerij). Vertaling B. J. Eenhoorn. Russell Braddon vertelt over de bij hem geen voorbij- Australische diva Joan Suther- gaande crisis, maar een blijven- iand met grote openhartigheid de geestesgesteldheid. Alleen Het verhaal betreft niet in de maar. in tegenstelling met ande- eerste plaats haar kunste ren. uitte hij haar niet recht- naarschap maar haar pr.véle- streeks. maar in typen en sym- Ven. Het is Joan Sutherland „en bolen: Mozes, Simson, de ster- pantoufles": hoeveel haar gebit vende wolf, het schuilhutje van gekost heeft, hoe vaak ze last de herder. heeft van sinusitis, hoe goed zij Gedachten, eigen aan de Ro- mantiek, worden door deze dich ter gehuld in het sobere kleed van een bijna klassieke kunst- Daartussendoor komt de car- vorm. Met één hand achterwaarts rjère van Joan Sutherland ter gestrekt, reikt hij de andere aan sprake en dat ze hard heeft moe de School van de Parnassus (Le ten werken om de top te berei- conte de Lisle Sully Prudhom- ken. spreekt vanzelf. Men kijkt me. De Heredia) en over haar Hier achter de schermen van het heen aan het Symbolisme, dat operabedrijf van Covent Garden in Londen, maar ook van menig ander operatheater, en dat is d. PANNE vaak heel amusant. Maar Rus- ss sell Braddon vergaloppeert zich soms lelijk als hij op zuiver mu zikaal terrein komt. Dan kan hij zonderlinge meningen en uitleg gingen er op na houden, die in de niet altijd even gelukkige ver taling van B. J. Eenhoorn niet in een voetnoot rechtgezet worden. Maar wie ervan houdt allerlei kleine, huiselijke bijzonderheden over de wereldvermaarde Joan Sutherland te lezen, die kan hier zijn hart ophalen. TITIAAN Titiaan, door Marco Valsee- chi. Uitgave Contact (Kunst pockets) Amsterdam-Antwer- Deze uitgave wijkt van de meeste kunstpockets af. doordat, na een summier levensoverzicht, afzonderlijk aandacht wordt be steed aan de gereproduceerde wer ken waarvan een aantal uit vouwbaar is. De 24 illustraties in kleuren geven uiteraard slechts een bescheiden beeld van Titiaan. die gedurende driekwart van de zestiende eeuw hartstochtelijker dan welke kunstenaar ook de ver slijking in de Renaissance Het Narrenschip, door Kathe- rLie Anne Porter. Uitgave A. W. Bruna en Zoon, Utrecht. Meer dan twintig jaar heeft Ka- therine Anne Porter gewerkt aan .Ship of fools", dat thans als de grootste meester van de Ve- Nede'rlands (van J. F. Kliphuis netiaanse School heeft uitgedra- is verschenen. En dat is mis- 8en- schien de rechtvaardiging voor de vol maken. grote omvang van het boek, dat echter sterker zou zijn geworden als de schrijfster naar groter bon digheid had gestreefd. Daarmee zij niet gezegd, dat het boek geen kwaliteiten heeft. Het is interes sant te lezen hoe Katherine Por ter reageert op de belevenissen aan boord van een Duits schip, dat in 1931 van Mexico naar Duitsland voer. Zij weet beklem mend te schilderen hoe toen reeds in Duitse kringen het verlangen naar oorlog leefde, vaak zelfs zonder dat men dat zelf als zo danig ervoer, waardoor de symp tomen overigens niet minder dui delijk werden. De Spaanse burgeroorlog, door Rudolf de Jong. Uitgave Bert Bakker/Daamen N.V.» Den Haag. Aan de tienduizend boeken en brochures die reeds over deze oor log die duurde van 19 juli 1936 tot 1 april 1939 zijn versche nen heeft De Jong er nog één me nen te moeten toevoegen. En het zal stellig niet de minste zijn. Zijn de eerste honderd bladzijden nog wat vaag, in het vervolg van zijn werk beschrijft hij deze bit tere strijd in details en gelukkig beperkt hij zich niet tot het bin nenlandse front: heel Europa is erbij betrokken. Typerend voor deze oorlog is dat hij een zaak van het volk was, terwijl de lei ders er slechts een zeer beperk te rol in speelden. Een ieder vindt in dit boek een schat van interes sante gegevens, die echter voor namelijk geput moeten worden uit de aanhalingen die ongeveer de helft van het boek in beslag ne men. Slechts een vierde deel is aan des schrijvers eigen pen ont glipt, want op de overige blad-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1963 | | pagina 18