Frosine M- Ziedses des rvasaMhSSK SBSSni ™'™'- DRIE DICHTBUNDELS heeft tentoonstelling in Loon op Zand Een eiland worden cSs: ZONDAGSBLAD ZATERDAG 24 AUGUSTUS DRIE ROMANS OVER OPGROEIENDE JEUGD o4<atri mmmmmmmmmmm kreeg een OmnibllS AART ROMIJN is aan zijn Omnibus toe. Een auteur moet wel terug kunnen zien op een zeer omvangrijk oeuvre, als hg zo'n groot vehikel nodig heeft. Maar dit PlieUW ÖOQiZ t niet alleen: de uitgever moet er ook wat in zien, want I anders begint hg er niet aan. Inmiddels kunnen we vaststellen, dat in dit geval van Aart Romijn: „Onze Heer De beide waar is: Aart Romjjn is tot onze vruchtbaarste heT'mef tet'^ardenproMefm auteurs gaan behoren en zijn werk heeft een zodanige bezighoudt. De heer De Groot is weerklank in een brede lezerskring gevonden, dat Bosch j~~ en Keuning in Baarn rustig in zijn Boekenkring ceg Omnibus kan binnen laten. teer de root 73 jaar. Hij is zijn hele leven ziger geweest van de Bronco, fabriek in cosmetische en farma- aangekondigd, dat Siem de Groot Zoals Onze Heer hen komt bezoeken (de laatste De Groot zo ko- tijd alleen om moeilijke kwesties men wjj veie ^e. jaarden tegen. Het Deze Omnibus is gewijd aan een drietal -boeken van Aart Romijn, die alle drie met het jeugdpro bleem te maken hebben. Deze schrijver behandelt bij voorkeur in zijn boeken de problematiek van de opgroeiende jeugd en... de bejaarden: twee leeftijdsfasen, die beslissend zijn in het men senleven; perioden, waarin de af braak de overhand heeft, ma ai- dikwijls een nieuwe opbouw zich laat vermoeden. Puberteit en ouderdom zijn, zij het in extre mis, Sternstunaen in het mensen leven, ondanks, ja misschien mirabile dictu: doordat het hier aflopende perioden betreft. Beide krijgen juist hun leven door het verwachten: jeugd, die niets meer verwacht en ouderdom, die niets meer te hopen heeft, beho ren tot de allertrieste verschijn selen in het mensenleven. Aart Romijn heeft hier een door het Evangelie verscherpte blik ge kregen: hier gaat het om de be slissingen voor de Eeuwigheid. Wat zal de jeugd gaan doen met het aardse leven, dat nog voor haar ligt? Wat zal de ouderdom aanvangen met het levenseinde, dat onherroepelijk nadert? Bewogenheid Het is vanuit deze levensvra gen, vanuit deze bewogen positie, dat Aart Romijn schrijft en tot schrijven is gekomen. Een boek zonder „inhoud" zou hem gewoon niet uit de pen kunnen komen. Een boek over „koetjes en kalf jes", over „het vurrukkellukke leven", of over „het bordje van Adriaan", zoals bijv. Lodewijk van Deyssel zaliger schreef, zou hij niet willen, maar hoogstwaar schijnlijk ook niet kunnen schrij ven, want Aart Romijn wordt in hoge mate geïnspireefa door zijn sujetten. Zij zijn het, die bij hem de literaire activiteit wekken en niet omgekeerd. Aart Romijn „schept" geen mensen, die dan verder alleen hun leven te danken hebben aan zijn literaire fantasie. Reden, waarom de werken van zovele hedendaagse literaire droomkoninkjes zo bedacht en ge forceerd aandoen. Integendeel, Aart Romijn komt zijn mensen tegen in de dagelijkse werkelijk heid en zij zijn het veeleer, die hém inspirerep. Daarom is hij in zijn werk zo realistisch. Een lite rair genre, dat tegenwoordig wel niet tot de mode van de dag be hoort, maar dat door hen die zich niet willen laten voorschrijven door wat „men" momenteel lite rair verantwoord acht, des te meer gewaardeerd zal kunnen worden. Niet om het realistische op zichzelf. van iets, dat „op zichzelf" bestaat is nog nooit iemand wijzer geworden maar omdat het juist in verband staat met het werkelijke en volle men senleven. Het gjiat in het leven i'uist om het vefoand, om de re- atie tot de ander, in diepste zin om de verbinding met de Gans Andere; ook om de relatie met de toekomst en de Toekomst. Dat het hier de wezenlijke din gen van het leven betreft, wordt gelukkig nog door velen begrepen en daarom Is de uitgave van een Omnibus verantwoord. De slo gan „kwaliteit wint altijd" zal wel niet op literaire zaken be trekking hebben, althans in deze hoek niet vaak gelanceerd wor den, maar op het werk van Aart Romijn is hij tenvolle van toe passing, want hier heeft een op recht menselijk gegeven zijn juis te vormgeving trefzeker gevon- Drie romans In de Omnibus zijn drie ro mans van Aart Romijn meegeno men, die alle betrekking hebben op de opgroeiende jeugd. Het smalste fundament, We beginnen toch pas, en Niet met goed fat soen. De romans hebben alle drie met de onderwijswereld te ma ken, een wereld waarin Aart Ro mijn, hij is leraar Nederlands, een groot deel van zijn leven doorbrengt en heeft doorgebracht. „Het smalste fundament", houdt zich bezig met de moeilijkheden van een leraar, die wel bevoegd, maar niet geschikt is om voor de klas te staan. Dr. Willem Bleek- man wordt deswege getreiterd door zijn leerlingen en geminacht door zijn rector en collega's. In „We beginnen toch pas" is het de overigens begaafde leerling Pie* Vina, die niet in staat is zijn afkomst uit een armelijk milieu te verbinden met de geciviliseer de samenleving, die hij op het gymnasium tegenkomt. In „Niet met goed fatsoen" zijn het de problemen rond Carla de Bruwe, die de lezer bezighouden: een intelligent, artistiek meisje, dat ondanks de zorgen door de rector aan haar besteed, de geest in de klas vergiftigt en onweer staanbaar de verkeerde weg op gaat. Tien mensen geven in deze roman hun visie op dit meisje. Wat deze Omnibus betreft mo- riot -. deze Stuk voor stuk waarHp oorlog geen sinecure, maar dank romans waarde 2i] het onverwoestbare zakenin- stinct van Siem de Groot is de m_ verkroPPen- r\ zaak de ër°te crisis zonder kleer- Qnze Heer De Groot scheuren doorgekomen en na de tweede wereldoorlog kwam er pas Naast deze Omnibus zorgt de goed schot in. Maar dan komt uitgever ook g&j j - Alt li niemand heeft een traan Achterebbe alleen een dier De Bladen voor de Poëzie, Ka- heeft mij meewarig aangekekei pucijnenvest 4, Lier (België), hebben als tiende nummer van een nieuw lied de tiende jaargang een verzenbun- zal ik nu niet kunnen maken del van Wim Hazeu doet verschü- de vulkaanwarmte is mij nen. Deze bundel heet Achter- ontnomei ebbe, hetgeen tevens de titel is de lava is gestold: van een onderafdeling van deze een rupsband drukt verzameling. Achterebbe is het de keerkring in de zachte aardi laatste deel van de eb, vlak dat de vloed opkomt. Men denkt bij deze titel onwillekeurig aan Kentering, de naam van het tijd schrift, door Hazeu vijf jaar ge leden gesticht en waar' nog steeds redacteur is. handen AART ROMIJN goed einde te brengen, een erezaak alzo) „Onze Heer De Groot" is een boek, dat pre- zijn mensen, cue m cies aangeeft, waar voor vele be- de felle strijd om ceutische produkten. Samen met jaarden de moeilijkheden in hun het bestaan, de de oprichter van de zaak, de oude leven liggen: het uit handen ge- strijd om zich - zovele jaren hun le- staande te houden, verwondering kwijtgeraakt Siem de Groot kan het maar fn daarom niets kunnen loslaten uitne- van wat hun ee mende wijze weet Aart Romijn kwam. de dit psychische proces uit te beel- Als Onze Heer De Groot in het zijn dynamisch karakter Pas den van de eerste haast onmerk- boek zijn „ontwikkeling", zijn bejaarden speciaal zulke hoge «o.nit „groei tot volwassenheid" achter sinds enige bare symptomen tot de naar de rug heeft_ heeft hij ook weer Siem de zijn smaak wat al te nadrukkelij- oog gekregen voor de verwonde- ke climax toe, waarin Siem de ring. de verrassing, de ver- Groot eindelijk van mokken en wachting. Hij heeft dan geleerd, eervol" afscheid wrokken tot handelen overgaat met vele. cadeaus, zijn "boek: „Ën opnieuw lacht hij, als hij de verwondering op ik vind dit slot wat te nadruk- haar gezicht ziet". Het leven kelijk, maar Aart Romijn weet heeft weer perspectief. „Onze heeft. Hij kan *het niettemin deze climax wel vooral niet zetten, nemelijk te maken. stelt. Grootspraak en pretentie ziji aan deze eerlijke en eenvoudig* uitingen vreemd. Ook vermoed men op de achtergrond scholini en zelftucht. De grote vraag i nu maar: komt de vloed en wal zal hij brengen? Springplank De bundel Springplank beva werk van dichters in Brabant, inj geleid door Thijs Vriends Czn. ei wat spreekt van concentratie verschenen bij de Uitgevers Asi en bezinning. De geest van de ge- sociatie Opwenteling 1963, Prini dichten komt met de titel over- cessenlaan 3, Eindhoven. Eet een: aan de ene kant is er de naar woord: opwenteling, ever herinnering aan vroeger, aan de naar als de titel Springplank eer andere kant de verwachting van aardige vondst is. Iets van dii een mogelijk naderende vloed, nare, aanmatigende toon die ii „Ik zoek een nieuw verband tus- het proza van zovele jongerei sen vandaag en morgen", zegt hij treft, verneemt men ook uit di ,e in het laatste vers van de afde- inleiding van Thijs Vriends. Maai 1_ ling Achterebbe. Zijn status van ik ben onbillijk, want hoe De dichter is 23 jaar en ver vult al enige tijd zijn dienst plicht, nadat hij de akte Neder lands M.O.-A had behaald. Wat in deze bundel dadelijk opvalt de geserreerde i ilitair heeft hem ook de lijk Voor dit doorleefde bewogen zengroep in de pen gegeven, die landje het Groot gepensio neerd. O. zeker, een goed pensioen, Groot maar niet verkrop pen. dat hij nu dat leven leven verandering fase van bewustzijnsver- nimmer verstening, nauwing, de brand in de fabriek tus qu°:, Zo eindigt Aart Romijn tracht te steken. Zoals vertellen dat de jonge di recteur. Theo Kalk berg. allerlei ver nieuwingen invoert die in de ogen var het oude baasje al- Heer De Groot" vind ik de beste bejaardenroman van onze moder- tijd, een tijd, die juist door boek moet dankbaar zijn. EV. GROLLE in het veldgrijs Aart Romijn Omnibus: Het beleef ik de trage smalste fundament, We begin- dood van de mens die ik was nen toch pas, Niet met goed de hand van vroeger fatsoen. BK Boekenkring. Uitga- trilt nu van vreemde ve Bosch en Keuning N.V., moeraskoorts Baarn. en onbarmhartig schreien Onze Heer De Groot door de krekels Aart Romijn. Boekomslag Bant- zinger. BK Boekenkring. Uitga- in twee maanden verloor ve Bosch en Keuning, Baarn. ik een jeugd Het boek is geheel opgebouwd uit tegenstellingen:, de oude heer Kalkberg en Kalkberg junior (za ken doen oude en nieuwe stijl); riskant Siem de Groot, de geslaagde rei ziger, scherp van verstand, maar bikkel en Nel zijn vroom, begrijpend en goed; vader Siem en zoon Ka- rel: hij de zelfbewuste niet-intel- lectueel, de zoon leraar Engels, begaafd, maar commercieel on handig; zoon Karei en dochter, ion vroom, de dochter ongelovig. Het zijn te genstellingen, die door de schrij- uitnemend worden gehanteerd H®er met tegen de achtergrond de gro te, allesbeheersende tegenstelling: jongeren en ouderen; zij die het leven van nu gestalte moeten zij die het leven leen en luxueus zijn: de (veel te vele) rei zigers krijgen elk bard als een auto en wat lieve het ergste is: het zwaartepunt van de zaak wordt ver legd in de export. Zeker, er komt een bom duiten bin nen, maar er hoeft na™tig; op internationaal Fien, de gebied maar iets te zakelijk - gebeuren en hele zaak zit achterste. Groot", de titel is ontleend aan het gebruikelijke handelscorrespon - dentie jargon, in de klanten wordt niet los kunnen laten. eerste roman van Vlaamse schrijver De Wispelaere De Vlaamse auteur en criticus Paul de Wispelaere (geb. 1928) is leraar aan de Rijksnormaalscholen te Brugge en te Blankenberge. Hg publiceerde verhalen, essays en kritiek, verspreid in Vlaamse letterkundige tijdschriften. Van hem zijn de novelle Scherzando ma non troppo en studies over Victor J. Brunclair en Hendrik Marsman. Hij is redacteur van het nieuwe blad Diagram en werkt aan een dissertatie over Dirk Costers tijdschrift De Stem. Nog onlangs publiceerde hg in De Vlaamse Gids juni (1963) een diepgaande bespreking van de roman De Meermin van Hella S. Haasse. Een eiland worden is de titel /an De Wispelaeres eerste ro- De hoofdfiguur heet Filip Eiland. Hij auteur, ongetrouwd, levend een groot, vervallen huis met zijn verarmde ouders, zijn zus ter en een stel medebewoners aan wie delen van het huis zijn onderverhuurd: de schilder Pa trick, het echtpaar Pauwelsen waarvan de man ongeneeslijk ziek is en de musicus van Zwit serse afkomst Altdorf. Een door de Duitsers in de oorlog ver moorde vriend Harry, een half- jood. heeft voor Filips ontwik keling als mens veel betekend en leeft onverminderd in zijn herinnering voort. Dan zijn er Hella en haar man Koenraad. Koenraad was Harry's vijand en heeft deze aan de Duitsers verraden. Het thema van het boek is Filips relatie tot Hella, de onvermijdelijke overspelige verhouding, die tenslotte ver broken wordt wanneer Hella het niet langer uithoudt te spe len voor de ideale Hella die Fi lip in haar wil zien. Ze ver langt van Koenraad te schei den, met Filip te trouwen en een kind te krijgen. Filip vindt dit een vorm van verraad. Trouwen is burgérlijk, een daad van laf fe berusting, een nederlaag te genover het minderwaardige le ven, zoals dat in deze naoorlog se samenleving geleefd wordt. Filips zuster Claudine ondergaat op de achtergrond van het boek een overeenkomstige ervaring. Haar geliefde Herwig komt na ongeveer zeventien jaren in haar leven terug, maar hij is een andere man geworden en ook zij gaan uiteen. Veel nuchterder Zo samengevat, klinkt dit heel anders, veel nuchterder, dan wanneer men de gebeurtenissen in extenso in het boek zelf leest. Want de Filip uit dit boek is om te beginnen niet de verwaande literaat met de enorme preten ties die men in hedendaagse boeken en milieus maar al te vaak tegenkomt. Hij is een dich ter, een geïnspireerde, een boren schrijver. Zozeer is auteur, dat Filips leven ■jarige scheppen niet trekt naar de Provence; vader Lionel en de moeder zijn voor hem weinig meer dan overbe kende, versleten meubelen; de gelegenheidsvriend Herman met zijn gevolg van lichte meisjes, tot alles bereid maar tot niets in staat, staan hem met hun op pervlakkige opvatting van le vensgenot tegen: de musicus Altdorf is alleen maar een men selijke vorm, gevuld met ver geefse herinneringen aan een lang dode liefde, niets is er waarin Filip kan rusten, zelfs God is er niet. In Hella wilde hij een nieuwe wereld scheppen, al les op-nieuw maken. Hij beseft, ge- dat alles inderdaad nieuw ge- hij maakt moet worden. Nu God en uit de lijst verdwenen is, merkt pas goed hoe oud, Temidden van het mooiste ge- deelte van Noord Brabant, te Loon toen °P Zand, houdt de kunstenares Frosine Montijn-Ziedses des Plan- tes een tentoonstelling van haar werk, dat voor een groot deel in deze omgeving tot stand kwam en waar de autochthone bevolking het niet moe wordt haar tot mo del te dienen. Mevrouw Montijn, die in Den Haag woont, maar gedurende de zomermaanden vaak recreatie zoekt (en tevens inspiratie op doet) in haar bescheiden zomer verblijf, de schuur genaamd „Plantenberg" (a.d. Wetering straat 24a te Loon op Zand) ge niet als schilderes, buiten Den Haag, geen al te grote bekend heid. In haar woonplaats is haar „stille werk" beter bekend, dank zij de onvermoeibare Haagse kunsthandelaar, de heer Loujetz- ky, die er van tijd tot tijd wel eens in slaagt, de kunstenares tot exposeren te brengen. Hella weet hij meteen hoe hij geloof ziet wat eindigen, dacht'hij, met door de vroege ochtend, naar een huis dat geen huis meer is. De Wispelaere hee: ...Van op de stoep las Filip de Marsman geschreven, koperen muurplaat met de kan- en meeslepend wil ik ook: alles is verlies ('bi. 45). Fi- vakje wel lip weet niet wie hij is (bl. 77); zijn werk is zijn enige zeker heid (bl. 76). „Ik bï m|É'- voor zover ik mij ken slechts wat ik van rr verhalen" (bl. 94). Filip als andere mensen, hij bliksemsnel leven (bl. 160) daarom voelt hij zich buiten het verlangen is naar binnen gesla- gewone leven staan (bl. 110). gen en weet geen uitweg_ Eigenlijk wil hij alles maken (bl. 143), maar h.„- passief (bl. 10) en ook drukt die niet meer weet hem een onberedeneerd schuld- zoeken moet. gevoel (bl. 8). Hij leeft niet van ideeën maar van beelden en woorden (bl. 15). Waarnaar ver langt hij? Naar een andere stem waarin vuur brandt, een straat zonder regen, de zomer, sneeuw, heiligheid (bl. 78). Maar voor elkaar zijn wij blinden en stom- grote liefde t te vinden. Mars- begeerde de koning te ajaa oor wie hij had willen *J,ïk "bèrf slechts strijden. Hij had een vazallen- in en ik ken natuur en verlangde terug naar mijzelf kan de middeleeuwen met hun kruis- lip is niet tochten en kathedralen. De hij moet Wispelaere leeft en schrijft dertig jaar later. Het romantisch De dupe Intussen is de Hella van hc boek de dupe geworden. Filip' dromen weigeren het experi ment met de werkelijkheid. Het Pen enige houvast is: de notatie, het rii Vini w verslag. Onze generatie heeft (bl. 130) en het is het onafzien- het genie van e reportage, dan ook. Dit boek, dat meesterlijk schrij verschap vertoont, behoort tot de vele hedendaagse reportages van het échec. Het vertelt dus, hoe goed ook geschreven, niets nieuws. Paulus berichtte aan een oude christengemeente: „Dezelfde dingen aan u te de schrijven is mij niet verdrietig zeker." De heden- Enkele grepen De taal der religie De taal der religie, een zameling religieuze poëzie archaïstische en primitieve vol ken ingeleid en toegelicht door heeft gegeven dr. J. van Ham. Uitgave Ser- vire. Den Haag. ■- godsontwaarding het boeiend is te De grote verdienste bundel is, dat hij een gebied ont sluit dat voor slechts enkele vak geleerden toegankelijk haar verwach- 0zich geplaatst ziet tegenover de onverklaarbare oorsprong der krachten die ons deze leven bepalen. Uitgaande van de religieuze armoede weerhouden wor- ■I.__0v„ den medelijdend te glimlachen bij ten de liederen der primitieve vol- de eerste stamelingen der ken. Dat aan een dergelijke «ameling behoefte bestaat is niet men, met kracht van argumenten te ring, Verdedigen, wel dat in een tijd van men: heid. De collectie poëzie zelf leest zo ingesteld, met verwonde- om de eendere vrees die de altijd heeft bevangen. Ik doe maar enkele grepen uit de citaten, wetend dat hier mee geen sluitend beeld van de figuur Filip is opgebouwd. Maar de goede verstaander heeft het daagse auteur die grotendeels al begrepen. Filip la- veelste reportage de het échec komt brengen, kan met een variatie op de grote apostel zeg gen: „Dezelfde dingen voor u op te schrijven is voor mij een on ontkoombaarheid en u schiet er niets mee op." Een groot deel van de hedendaagse literatuur ook ligt onder de ban van de vruch- mse teloosheid. Deze zelfde dingen in kritieken te schrijven is voor de criticus verdrietig en voor u, le zers moet het, evenals voor mij omdat het trouwens, een aansporing zijn. de pit vervoosde wonden We moeten op de literatuur met tekens zijn (bl. 74). Vlaande- leven antwoorden. TT: 1-- boreert aan wat de keerzijde van het creatieve talent: de be hoefte aan distantie en concen tratie, aan ontkoming uit de ver veling die een gevolg is van een scherp doorschouwen van men sen, toestanden en situaties. Hij heeft de beperkingen, de zekerheden van zijn roomse opvoeding verloren. God en va derland en goed en kwaad er oorlog en vrede hebben (voorlo pig?) geen tot dat zijn processies en stoe ten met vaandels, leuzen, ge meenteplaatsen. Harry, aan wie hij zich kon optrekken, is al lang dood; Patrick, zijn andere jeugdvriend, de schilder, ver- Vive Gueux, wilt christelijk leven, vi- ve les Gueux, houdt fraaien moed. Dit is de moraal van deze C. RIJNSDORP Bescheiden zijn plaatsje te veroveren. En di originele titel „In het Kleedhok je" verzoent met wat de inleide zegt over deelnemers die hun tijc vooruit zijn en anderen die di zijn „in iets mindere mate". Geei sterveling weet hoe de poëzie ei over zes of tien jaar uit zal ziet en wat men dan zal prefererei of verwerpen. Hoofdzaak zijn di verzen, al weet men bij voorbaa) dat ze niet in 's lands vergader zaal door ministers of Kamerle den zullen worden geciteerd. Da' moet men vandaag van poëzit niet verwachten (vraag: waaroix eigenlijk niet? Laten we daai eens over nadenken; het ligt nie' alléén aan de ministers en ande re politici). Maar goed, we krijt gen nu eenmaal doorgaans de ge; bruikelijke geheimtaal geser-i veerd, de bekende mismoedig- heid, de diepzinnige pose, de! eeuwige kortsluitingen, de niet rijm dwang, de kortademigheid enz. Gelukkig, het valt hier alt lemaal wat mee. Er is werk bijj, eengebracht van Joanne Bijlsma-; Vriens, Marijke Graus, Pasca! Lebleu, Silva Ley, Peter Mut j saers, Joop Oversteegen, Pie i Smissaert, Maria Smulders, J van Tooren en Thijs van Teind Ik moet me bepalen tot één ei taat en kies een vers van Marijki Graus: wees stil als in de avond heidsbeleving. Naast het oer-hol- de vogels dalen naast de zon landse landschap vindt men er. wees stil als in het bomenduistei ook de uitkomsten van verschei- heimwee klimt met trage handel dene grote reizen die de exposan- - j te, tezamen met haar r te: Florida, Noord Zweden, maa ook Afrika verschaften haar me nigmaal boeiende onderwerpen. geluid verdoft tot ver gezang zit neer als in je ogen Z duister daalt met zachte gebarefc De mens Een geheel andere kant van Frosine Montijns aanleg, is het, de mens te verbeelden op een wijze die bewondering afdwingt om de analytische wijze waarop zij haar sujetten benadert. Magnifiek weergegeven ziet men een reeks portretten gewijd aan allerhande typen mensen: De portretten van hooggeleer de heren, hangen vredig naast die van een bekend musicus (de vio list Louis Sons b.v.) of denk aan slanke peinzende aan een kruik op bruine aatcUp wees stil als in het dalend duister» verre witte paarden peinzen als de nacht oude verhalen in handen en gezichten schetst Dichteres In Montijn er het type niet naar, druk aan de weg te timmeren: Haar aard is al even bescheiden als haar kunstuitingen. Ook ditmaal heeft het weer heel wat voeten in de aarde gehad, alvorens zij er toe was te bewe gen, haar werk in Noord-Brabant te exposeren. Thans echter, had ken Prof. Mekkes Calvinistische ivijsbegeerte a Leidse universiteit, een tekening, die een plaats kreeg op de tentoonstelling te Loon op Zand. N.V. De Arbeiderspers te Am feitsels van predikanten (Ds J. F. H,plrp Ac N. Baron de Watteville o.a.) zal men er vinden naast representan ten van de Nederlandse adel (vrouwe M. H. eravin van Lim- tijdachnft gedurende de burg Stirum-Jkvr. Hoeufft van jaren Hieke de Jong: Rijden dooi Genesis. Veteranen onder de le uau- zers van Ontmoeting herinnerer adel zicl1 misschien haar bijdragen ii uui6 r|r zijn bestaan. D( Veilen). Generaal Calmeyer ziet J^f1" gebundelde verzen zijn men er broederlijk bijeen met latere datum: ze zijn voor frater Vermeulen. merendeel geschreven tussen 1 Juist deze schakering maakt de en 1962. De dichteres is van IE expositie zo belangwekkend en ze heeft verscheidene beroepei leefde: rij weet haar, gevoelens Medt gelegenheid te oon^ateren udgeoefend veel gereisd te dragen zonder hem paald met wereldschokkende aanraking te brengen. In- be- met hoeveel consciëntie de kun- haar 21e jaar af gedicht. Gehuwt nieuwsgierig was de oogst v; ren (een „oogst" overigens, w zij zelf maar al te vaak deel uitmaakten!) eens bijeen te Wie minnaar is van een kunst vorm, die niets anders preten deert, dan volkomen eerlijk te zijn zal de initiatiefnemer tot deze schouw, dankbaar zijn en hij zal, met ons, genieten en zuiverheid vai aan de wanden van deze simpe le behuizing aanwezig is. ja- schraagd door een diepe eerbied, aar die de maakster voor de ontzag- /an wekkendegrootheid van de na tuur en de haar omringende men sen heeft en worden met een als vanzelfsprekende eenvoud aan doek of papier toevertrouwd. stenares haar modellen „schouwt" en weet weer te geven. Wie toevallig met vakantie Brabants dreven vertoeft zal met groot plezier een omweg 1 Landschap Het landschap boeit de exposan- te ontegenzeggelijk en m dan ook geconfronteerd neerslag van het genot, dat de kunstenares er zelf eerder aan be- In heroïsme of overdreven ge- ^an doe, zoekt Frosine Montijn het Lii de eenvoud niet: De stilte eerder, laat zij hetgeen ^hier spreken en geeft deze op kundi- j ge wijze gestaite ZOnder zich veel te bekommeren of haar werk nu wel „up to date" is; met andere woorden interesseert het haar in het geheel niet om bij deze of ge ne stroming ingelijfd te worden, wordt Puur voor eigen plezier werkt zij, ar vindt het toch aan de ande kant wel vreugdig, anderen e te doen delen in haar schoon- toonstelling, een omweg die boven dien nog beloond wordt met het zien van een prachtig brok na tuurschoon. Tot 2 september a.s. terecht. met een arts, schreef ze ook ver zen in verband met haar gezin Het moet wel op iets berustei dat ik van haar bijdragen in Onl moeting van vijftien of zestiei bepaalde indrul vleug oor; GIJS KORTING. klim j gouden dolfijnen, door ling. Alleen had hij zich wat be- Uitgave ter dienen te verdiepen in het juiste gebruik van het woordje „hun". Juist voor een jeugdboek is correct taalgebruik bijzonder belangrijk. Overigens kan men spreken van eén aardig boek, dat levendig geïllustreerd is door Engeland Margrit Woehrel een sprekende band Giffen. Elisabeth Beresford. N.V. De Arbeiderspers, Am- juiste gebruik sterdam. In de serie A.B.C.-pockets voor de jeugd slaat „Twee gouden dol- RB fijnen" lang geen gek figuur. De levendig geïllustreerd schrijfster verzorgt ir ook kinderprogramma dio en televisie en oogst terecht zeer veel succes als schrijfster van kinderboeken. Het aantrekke lijke van haar werk is, dat fan tasie, romantiek en het introduce ren van een tweede werkelijkheid in de vorm van een telkens weer opduikende irreële wereld, die net zo goed een plaats heeft in het leven als alle andere dingen, sterk zijn verweven. Het lezende kind bemerkt zeer wel, dat in dit boekje dingen gebeuren die hele maal niet kunnen bestaan, maar Elisabeth Beresford verwerkt de ze componenten zo spelenderwijs dat er een heerlijk geheimzinnige sfeer ontstaat. Ria van Haaster vertaalde het werkje heel goed. Een avontuurlijke ballon vaart, door Hans Schürch. Uit gave N.V. Pax, Den Haag. Dit Zwitserse jongensboek zal de jeugd weten te boeien. Het vertelt van vier kinderen die per ongeluk in een ballon zevendui zend kilometer afleggen en van alles beleven. Vandaar de oor spronkelijke titel: „7000 Kilometer Abenteuer über Dschungel und Meer". Jammer dat Schürch werkt met termen als „Goddank", „Grote God" enz. Edward Peeters zorgde voor een redelijke verta- ^Qecreati^ Teveel gelezen en geluisterd: zoveel hoge en lage tonen, zoveel wagenvrachten woorden daalden bij mij in en hielden huis in mij, dat ik mij moet redden zonder oren, vluchtend naar het veld ver van u weg. Het licht, de stilte zijn hier zo genezend jong en moederlijk dat ik langzaam, o vergeef mij, dat ik diepgelukkig volloop met vergeten en lichter word dan het lichtste gas. Als ik los ben van uw zwaarte, zweef ik heen dan? wat bewaart me? Snel verdikt zich het verlangen weer te delen met u allen, zwaarder wordt het, doet mij landen, en reeds ben ik weer uw oor. INGE LIEVAART Ja. ik ben het verschijnsel de vele voetjes, matérie werden ze om voort te duren, een stap een stenen eeuwigheid Mijn ouderdom is in 't verledet mijn groene jeugd in ieder heden Ik heb een voorsprong in de oneindigheid reeds op de donkere God benedeiij waarin ik diep geworteld ben. Dit laatste is nu wel niet-pre* cies volgens de Heidelbergse Ca techismus, maar men moet derj gelijke uitspraken ook niet lezen als een formulering in een belij* denisgeschrift. De poëzie benader de religieuze ervaring met haar eigen middelen. Een man zou dej ze regels niet zo kunnen schrijj ven. De vrouw als moeder voell zich schakel in het levensproces dat zich in de tijd voltrekt, dat ergens begonnen is en ergend z: l ophouden, terwijl het tocfl wortelt in de scheppingsordinan* tiën van God. Dat Hij de donkej re genoemd wordt, komt omdal Hij hier vanuit het bloed en nie( van de geest uit wordt benaderd. Het proces van geboorte en d kan Hem niet verklaren, m ook niet missen. Het mooie een eerlijk gedicht is ook dat r niet meer zegt dan -men op dal moment al schrijvende verant-j woorden kan. Hier liggen i lijkheden voor het kerklied, i dat is een onderwerp apart, v over misschien later. Om paar clichés te gebruiken: Hieke de Jong is een dichteres met eigen geluid. Haar bundel rr geen belangstellende in poëzie ongelezen laten. Fraaie zinnen ter aanbeveling voor een uitgel ver, maar soms zeggen clichéï het precies. Om te eindigen: hebt u zo wel eens getelefoneerd? I Ik neem de hoorn en luister hoe eeuwig en oneindig ik ben, gestadig ruisen van de zee 'i vanaf de eerste dag. Uit duizenden getallen draaien mijn vingers dat getal, om verbinding met Hem, om mijn naam te zeggen en te vragen vva-,rom ik nog niet geschapen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1963 | | pagina 18