Bazaltlegger een vak apart, dat goede scholing vergt -- ALBERT CLARK Lichtenvoorde LOS HOES, uniek museum in Achterhoek ZONDAGSBLAD ZATERDAG 24 AUGUSTUS Nog; leden. in seifkeiiiuc» "-■■■* ..Ruimte" weer uit; wellicht met vakantie-impressies. die wij op het ogenblik opdoen. Wij hebben overigens gemerkt, dat er vreemde geruchten de ron de doen. Eergisteren ontmoet ten wij nog een oud mannetje, dat droef voor zich uit staarde en met zijn hoofd schudde. Wij vroegen wat er aan de hand "!?is het waar. dat Ruimte overgaat naar het bekende blad „Marbelle?" Haastig hebben we hem gerust gesteld en toen wij hem bovendien nog vertelden, dat hij als waar schijnlijk oudste lezer de eer ste redaktievergadering mocht bijwonen, klaarde zijn gezicht helemaal op en schudde hij ons opgewekt de hand. En is dat geen goed begin? Ruimte-redaktie OEFENEN MET KLEINE STUKJES DIJK Als ze geen zicht hebben leren ze het nooit, zegt werk meester A. de Jager. We staan op een keurig klein aangelegd stukje dijk, mid den in een weiland. Vlak langs de grote weg van Harlingen naar Leeuwarden in Friesland, even buiten de bebouwde kom van de stad aan de Waddenzee. Dat weiland zou je eigenlijk een dependance kunnen noemen van de regionale werkplaats voor vakopleiding van vol wassenen in de Friese hoofd stad. Tien mannen en nog een in een stofjas zjjn daar de gehele dag driftig bezig met het aanleggen van kleine stukjes dijk. Het ziet er zeer verzorgd uit, daar wordt een bekwame proef afgeleverd van Nederlands vakmanschap op water bouwkundig gebied, al is het slechts één facet uit de waterkeringsschakel. Maar waarom al die moeite en bazaltblokken geofferd op minstens anderhalve kilo meter van de grote bescher mende dijk? De goede verstaander heeft aan een half woord genoeg en de aan duiding „Regionale werkplaats voor vakopleiding van volwasse nen" is duidelijk. Hier worden, op dat weiland langs de weg Harlingen-Leeuwarden. mannen omgeschoold tot bazaltlegger. Een vak apart, zoals het leggen van een straat ook niet zo eenvoudig is als velen denken. Wie wel eenS een tegelpaadje aan heeft moeten leggen in zijn tuin weet er meer van. Het werken met kolossen van bazaltblokken vereist wel de- 1 gelijk goede scholing. Het is ver antwoordelijk werk want achter de dijk, die toch wordt gevormd door bazaltblokken, moeten wij veilig kunnen leven, wonen en werken. Eén opleiding Er Is maar één opleiding In ons land voor bazaltlegger en die is sinds de nu lopende cursus voor de eerste maal in Friesland. De eerste tien jaren, dat vla ar- beidsbureaux en dag bladadvertenties men sen werden gevraagd voor omscholing tot bazaltlegger, werden kleine stukjes dijk aangelegd temidden van de Brabantse bos ten in Rucphen. Ongeveer vier maan den geleden begonnen de tien uit geheel Nederland afkomstige i inderdaad overal vandaan. Zeeland, de Zuid-Hollandse eilan den. Brabant, Gronin gen en Friesland Drie wonen nu in Harlin gen, de anderen zijn in Harlingen onder gebracht en gaan de weekenden naar huis. Werkmeester De Jager komt oorspron kelijk uit het dorp van de baggeraars Slie- drecht. Hij woont nu tijdelijk in het Friese en het is hem niet tegengevallen. „Kijk. je kunt over dat dijkje juist zien waar ik.woon", zegt hU- -Jn de nieuwe wjjk van het oude Harlingen Ik heb het er best naar de zin hoor, maar we zitten wel heel ver van onze familie af. Die wonen haast allemaal in Slie- drecht of omgeving." Zijn vader en de hele familie hebben ook altijd aan „de dijk" gewerkt, of bag gerden ergens in de wereld, allemaal heb ben ze hun leven door gebracht op of om het water, of om het land juist tegen dat water te beschermen. „In combinatie met kust en oeverwerken, zet maar K. en O., dan weet ieder die er iets van weet. wat - we bedoelen, is deze opleiding ge organiseerd". zegt De Jager. „Het duurt zes a zeven maanden cn dan volgt natuurlijk nog een soort examen. Wanneer ze dan de prak tijk in gaan hebben gedegen basis, mai niet het tempo." Andere sfeer Uit Zeeland en van de Zuid-Hollandse eilanden komen de mannen naar Harlingen om zich te laten omscholen tot bazaltwerker. Dit dijkje, midden in het weiland, is bijna gereed. De werkmeester zal het beoordelen en er een cijfer voor geven. Piekfijn We staan met De Jager tus sen de dijkjes in het weiland. In middels gaan de mannen, wier leeftijd varieert tussen 20 en 35 jaar, onverdroten door. Op een heuvel is een puinlaag aange bracht, dan een kleilaag en ver volgens wat los puin erover. Dan komen de bazalten, in velerlei varianten, met en zonder koppen, prachtig zeshoekig en ruw, mooi wit en grof grijs. Tussen de ko lossen worden kleine steentjes ge slagen. het ..stopwerk". En dan moet het piekfijn in orde zijn. de palen die op hoogte uitgezet zijn, tonen nauwkeurig of de dijk in derdaad een goede dijk is. een echt Hollandse dijk. Het was wel goed voor elkaar, daar op dat weiland nabij Harlingen! „Tegenwoordig gaan de men sen, die ergens aan de dijk wer ken. ieder weekend naar huis. Dat was vroeger anders. Ik heb vijf jaar gewerkt aan de Afsluitdijk en dan gingen we maar eenmaal in de maand naar huis. Dat was overigens niet goed natuurlijk. De de De dijk ligt tussen 't land en 't water met palen en bazalt Hier ligt hij nu, hier ligt hij later, totdat de aarde valt. Hij is gestegen uit de vloeden met norse langzaamheid, hij is tot schutten en tot hoeden, tot worstelen bereid. Hij ligt er met zijn taaie wieren gelijk een donker dier, de wind kan langs zijn flanken gieren of fluiten in een kier, hij kan in grondzee onderduiken, gekranst met lillend schuim, geen kracht kan déze kracht verbruiken, hij staat er groot en ruim. Jan Engelman (IN „DE DIJK" len? Het werk aan de dijk, in weer en wind, alle natuurkrach ten trotseren, dat lijkt hem wel. Vechten Ze kunnen het niet precies ver tellen. de mannen die straks onze dijken maken en herstellen. Waar om worden ze bazaltlegger? Zij kennen het water, ze willen de dijk leren kennen, ze willen vech ten voor de dijk. Ze weten wat een goede dijk betekent. „De dijk ligt tussen 't land en 't water, met palen en bazalt, hier ligt hij nu, hier ligt hij later, tot dat de aarde valt", dicht Jan En gelman in zijn „De Dijk". „Hij staat er groot en ruim" is de laatste zin van dit gedicht. De dijk, hij staat er groot en ruim, dat is het waar de mannen ïich voorlaten omscholen, dat willen ze bereiken. Ze hebben HET nog steeds niet gevonden. Werkmeester De Ja ger vertelt van een bakkersknecht kerk kunnen gaan en dat ging niet, daar midden op de Afsluit dijk. Daar kwamen allemaal ver keerde dingen van", zegt De Ja ger. Tegen het eind van het jaar be gint de nieuwe cursus. Wederom nabij Harlingen. Het lijkt zo een voudig, maar bet duurt verschei dene jaren voor iemand zich tot in zijn vingertoppen terecht ba zaltwerker mag noemen. De dijk ligt er inet zijn taaie wieren, ge lijk een donker dier, de wind kan langs zijn flanken gieren, of flui ten in een kier. De dijk. Maar als je geen zicht hebt... veteraan uit het autovak bouwde carrosserie voor Bernhard Shaw De heidevelden van het graafschap York- shire behoren tot de ruwste gebieden van Groot-Britannië. De wegen zijn over het al- ÈM gemeen niet meer dan smalle repen asfalt, S'S' die dwars door de mooie natuur lopen. Maar het valt niet mee om er overheen te rijden. Er zijn hellingen bij van 1 op 4. 's Winters r i zijn ze bijna onbegaanbaar. In de zomer be- mL horen ze aan de toeristen, maar in de winter aan het klimaat. Voor de bewoners van de "JNL: dorpjes echter betekenen zij verbindingslijnen en het contact met de buitenwereld. Een taxi-onderneming is daar Albert Clark, eens i onontbeerlijk, opdat de dorpe- carrosseriebouwer, lingen in de grote steden kun- nu op S2jarige leef nen gaan winkelen of om er tijd nog altijd werk- eens uit te gaan. Een der boe- saam in de auto's. ren daar voorziet in zo'n dienst. De wagen die hij uitkoos voor •- dit zware werk? Een Austin- begrafenisauto uit 1927, die na ombouw in staat is om 12 per sonen mee te nemen! Prachtwagen „Het is een pracht wagen", zegt hij. „Nooit of tenimmer zou ik deze wagen willen ruilen waarop deze auto onder alle omstandigheden blijft rijden is fantastisch voor een auto die 36 jaar oud is. De mensen die deze auto gebouwd hebben ver stonden hun vak. Nee, een der gelijk vakmanschap vindt je te- genwoordig niet meer". Terwijl de taxi voortgaat met het verrichten van zijn goede werk, is 400 km verderweg in Londen de man, die aanvanke lijk deze wagens bouwde, bezig met zijn taak en wellicht nog opgewekter, ondanks zijn leef tijd! Het is de 82-jarige Albert Clark, bedrijfsvoorman van J. C. Clark Co. eens carros seriebouwers voor de adel thans specialisten in het her stellen van wagens. Men zou verwachten dat Albert het er mee eens is dat de veteranen- auto's wat kwaliteit betreft ver re superieur zijn aan de huidi ge in massa geproduceerde automobielen. Maar dat is niet „Ik rijd veel liever in een moderne auto dan in één van de voertuigen, waarvoor ik car- rosseriën bouwde gedurende de 44 jaren dat ik dat deed," al dus Albert. De vering en het veersysteem zijn zoveel beter geworden, en dat is toch één van de voornaamste dingen in een wagen waar naar we altijd ge streefd hebben het comfortabel rij den". Albert kwam na de Eerste We reldoorlog in dit vak op aandringen van zijn vriend Charlie Fuel. Char lie was afgekeurd voor de militaire dienst omdat hij een zwak hart had. Maar hedentendage werkt Charlie nog steeds samen met Bert in een vriendschap, die is blijven bestaan ondanks een Tweede We reldoorlog, steeds andere omstan digheden en een periode van 44 jaren. Geen vredige rust Nee, voor Albert niet de vre dige rust van de pensionering. Iedere morgen precies om 8.30 komt hij het bedrijf binnen, klaar om een zware dagtaak te verrichten. De leerlingen zijn er dol op om hem van vroeger te horen vertellen tijdens de thee of de lunch. Hij vertelt dan over George Bernard Shaw en het Lanches- ter chassis en van de zeer nauwkeurige uitvoeringsvoor schriften, die de oüde literaire reus in zijn opdracht om schreef. De zetels moesten precies op de juiste plaats worden aange bracht; de veren moesten een voorgeschreven spanning heb ben; de polstering moest van een bepaalde dikte en kwaliteit paardenhaar worden vervaar digd, dat met de hand moest worden genaaid. En dit alles voor ongeveer 1 gulden per uur in een 47-urige werkweek! En zelfs dan was Shaw nog niet tevreden. Hij schreef een briefkaart toen hij de wagen en Groenlo J stad voor een opleiding tot ba zaltlegger. Waar wordt je meer geconfronteerd met de dijk en het water en de waterbouwkundige werken dan juist in dit gedeelte van het land. met de Afsluitdijk op steenworp afstand? Daar is werkmeester De Jager het niet helemaal mee eens. „Toen we de cursus nog in Brabant hadden, hadden we veel Zeeuwen. In Har lingen zijn er minder Zeeuwen en enkele Friezen. Nee. 111 de bossen 1 hel Brabantse hadden we het ook best naar de zin. maar in Harlingen is de zee dichterbij en dat maakt dat er ook een andere sfeer hangt. De harde realiteit ligt er eigenlijk naast de school". Wat zijn het allemaal voor man nen, die nu in Harlingen zwoegen aan stukjes dijk in een weiland? Wat deden zij eerst voor de kost? Ze hebben verschillende beroepen uitgeoefend. Henk Iedema uit Kol- lum is tot voor kort tuinman ge weest. maar dat beviel toch ook niet. „Grappig eigenlijk, een stuk je dijk midden in een weiland", zegt hij. „Eerst ben ik een tijdje chauffeur geweest en later de tuin ingegaan, maar ik heb het nog niet kunnen vinden". Waar voor heeft hij zich laten omscho- en Groenlo Steeds meer mensen weten het te vinden (de laatste jaren gemiddeld 6000 per jaar): het museum Erve Kots. Het staat ergens tussen Lichtenvoorde en Groenlo, in een stukje vol pa radijselijk natuurschoon. In een scheefhangende, ge spleten boomstam langs de weg heeft iemand, lang geleden, een bordje gedrukt met de naam van het museum. Meer aandui ding is hier nooit nodig ge weest, de mensen vonden het toch wel. Mensen vallen hier trouwens op, zo rustig is het tussen Lichtenvoorde en Groen lo. Eenzaam zelfs. Je krijgt het gevoel als een eenling in de kroondomeinen, dat heel de we reld door één mens bevolkt is. Het land heeft hier een heuvel- achtigheid die alles een huiselijke beslotenheid geeft. Er is steeds maar een stukje van de omgeving te overzien. Bijna nergens is een norizon want de oplopende velden bre ken het vergezicht. Roodbruine koeien vullen de leegheid van dit stille land af en toe met geloei. De pijl op het richtingbordje wijst een smalle landweg aan, de Eimersweg, genoemd naar een fa milie die lang geleden aan deze weg woonde. Vijfhonderd meter de weg op groepen een paar boe renwoningen bij elkaar. Zware bo men buigen zich erover heen. Dit is dan „Erve Kots", het museum van de Achterhoek. Geen mu seum met de allure van een „ste delijk", maar een vriendelijke, forse boerderij, met ramen die in kleine vierhoekjes zijn verdeeld, en dikke luiken. Een „los hoes" dat gebouwd werd omstreeks 1500 en daarnaast een „los hoes" deze voor het publiek kon" open stellen als museum. Hoe kwam hij er toe. hier in de Achterhoek zoiets te beginnen? In 1935 vond Weenink bij het spitten een paar urnen in de grond. Hij zocht contact met de Rijksopsporingsdienst van Oud heidkundig Bodemonderzoek, waarna onder leiding van prof. Holwerda een groepje archeologen naar Lievelde kwam. Zij kwamen bij Weenink graven, omdat ze verwachtten nog meer uit de bo dem te kunnen halen. Ze hoopten zelfs op resten van een oude Ro meinse nederzetting. Dat viel ech ter tegen. Ze vonden niets anders dan de fundamenten van een mid deleeuwse boerderij. Al gauw stopten ze daarom met het graaf werk, cn vertrokken met enkele waardevolle vondsten weer naar Leiden. Boer Weenink hadden ze intus sen nieuwsgierig gemaakt. Waar om zou hij zelf niet, op zijn ge mak. verder gaan graven? Als hij doorzette, zou hij misschien nog voorwerpen tegenkomen die de Leidenaren zouden verbazen Hoer Gerard IT'eenink, de ei museumdirecteur, die 's uk nog een beetje achter de kot en scljapeii aanloopt. Halssnoer Overdag zijn naar oude spullen vuur net mu seum, liet rondleiden van bezoe kers en het onderhoud museum, en 's morgens vroeg en in de avonduren zijn vee cn zijn duizend kippen, die met hun ge kakel de absolute stilte rondom het museum verdrijven. Ze geven de boer handenvol werk. Zijn verwachtingen kwamen uit. Hij vond onder meer een heel mooi halssnoer, ruim 2000 jaar oud en volgens prof. Holwerda afkomstig uit het oude Egypte zoeken Het hangt de deur" van de herberg, die bij opgetrokken en in ...,rd Weenink, die het ii opende. Nog in 1961 liep hij de zaken hier zelf na. maar toen dwong zijn zwakke gezondheid hem, alles over te dragen. Bernard Weenink heeft inten- sief gewerkt, voordat hij de bóer- directeur: het blijkt te kunnen, derij zover ha<j ingericht, dat hij Handenvol werk Het museum is eigendom van Gerard Weenink, die op dit plek je is geboren en er altijd heeft gewoond. Een boer ais schouw, waarin 's winters grote houtblokken branden en er han gen spekken aan de zolderbalken. Op advies van prof. Holwerda be sloot boer Weenink in die beginja ren, zijn boerderij in te richten als museum. Als hij zou blijven graven, zou hij vermoedelijk nog zoveel tegenkomen, dat het jam mer zou zijn dit op te bergen. Bernard Weenink was inmid dels wég geraakt van zijn collec tie. en hij wist wel manieren om die nog uit te breiden. Hij liep de boeren in zijn omgeving af en vroeg, of zij niet iets voor hem hadden. Zo kreeg hij heel wat bij elkaar, waar de bezitters zelf geen waarde meer aan hechtten; gebruiken konden ze die oude spullen toch niet meer. en wat had je dan aan de rommel. Ook op die manier groeide zijn collec tie, die uitsluitend bestond uit „streekbezit". Wie de goed onderhouden boer derij binnenkomt, heeft er geen idee van, in een museum te zijn. Men ziet geen grote muurvlakken met enorme schilderijen van oude meesters, geen wit gelakte hoek tafeltjes met daarop zorgvuldig Intieme sfeer Nee, het museum maakt eerder een rommelige indruk, die er juist de intieme sfeer van de Ach ter hoekse boerderij aan brengt. In de huiskamer de oorspronkelijke blauwe (verf) kleur gehouden. Zoals vroeger in bijna ieder huis, en zeker in elke boer derij was, heeft de huiskamer ook een alkoof. Vanuit die oenauwde hoek kon de boer vroeger zien wat er op de deel gebeurde. Aan de muur hebben de Weeninks (Ge rard Weenink deel de al jong in de verzamelwoede van zijn vader) van alles opgehangen potten en pannen, tegels, een (hou ten) schooltas die ook als lessenaar was te gebruiken kachelhaken en houten lepels. Een oude kinder stoel, een hard houten geval dal wat lijkt op een kardinaalsstoel, vertelt dat moeder de vrouw vroeger ook geen zin had haar kroost vrij over de vloer te laten rondlopen. Menige peuter zal het in zo'n onhandig ding echter wel gauw op een schreeuwen hebben gezet! De oudste bewoners van deze boerderij, van wie men de naam kent, waren de Alinks. Daarna de familie Elmers (de Elmerweg is naar hen genoemd), daarna de Ilenltinks cn toen de familie Kots. Twee ooms van Gerard Wee nink heetten zo en daarom Is het museum „Erve Kots" genoemd. Geen van deze families heeft iets aan de oorspronkelijkheid van de boerderij veranderd. „Daar mee hebben we geboft", zegt Ge rard Weenink, „We konden de boerderij dus laten zoals ze was." nauwelijks een week in bezit had en ergens een piep had ont dekt. „Clark, als ik door de dorpen rijd komen de vrouwen naar de deur met hun melkkannen". Er stond geen afzender op, maar er was geen twijfel aan wie de kaart had geschreven. Sir Edward Boyle, de vader van de huidige minister van opvoeding, vroeg hem een toog te bouwen in het dak van zijn wagen boven de portieren, zo dat hij in- en uit kon stappen zonder dat hij zijn hoge hoed behoefde af te nemen. Lady Wolverton en de mar kies van Anglesey waren beide klanten en vrienden van Bert. Zij wisten dat Bert de beste carrosseriebouwer was die er bestond. Een carrosserie, die oorspronkelijk gebouwd was voor een Rolls Royce chassis, overleefde dit chassis, werd daarna op een Armstrong Sid- deley-chassis aangebracht, overleefde ook dit om tenslotte ongeveer 50 jaar later op een Austin Sheerline chassis te wor den bevestigd. Met een derge lijk vakmanschap is het ge makkelijk te begrijpen waarom die Austin-taxi zo favoriet is in het Noorden. Voorbij Zoudt u hedentendage zo'n prachtige oude met de hand ge maakte carrosserie speciaal voor u kunnen laten bouwen? Het is mogelijk, maar het zou veel langer duren dan vroe ger en de prijs zou astrono misch hoog zijn. Zo moeilijk zou deze opdracht zijn dat men de ze bij J. C. Clark eens ko ning van de carrosseriebou wers niet zou kunnen accep teren. „Je kunt het goede materiaal niet meer krijgen", zei Bert. „Bovendien is er geen wezen lijke behoefte meer aan nu men een keuze kan maken uit een grote verscheidenheid aan stijlen en carrosserieën. Maar mocht iemand toch een bijzon dere uitvoering wensen dan zou het mogelijk zijn mits de op drachtgever ons vertelde waar we de benodigde materialen kunnen krijgen, zoals goedbele gen essenhout bv.!" Het elke dag nog werken met de wagens van nu heeft er waarschijnlijk toe bijgedragen dat Bert zo jong van hart is ge bleven. Hij heeft de gehele ont wikkeling van de automobiel meegemaakt vanaf de dagen van het rijtuig-zonder-paarden tot en met de gasturbine-auto van vandaag. Zijn lof voor de personenauto van de moderne tijd is geba seerd op jaren van ervaring en Bert tracht zelfs in de kristal len bol te kijken. „Wagens zijn altijd eerder beter dan slechter geworden", zegt hij. „De toekomst zal ons zeker enkele zeer opvallende automobielen geven en het is de klok veertig jaren terugzet ten wanneer we de nadruk al leen maar op kwaliteit zouden willen leggen".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1963 | | pagina 17