RIJKSPRIKKEBEEN <2>, Wat NJOEK het apenjong beleefde NIEUWE BOEKEN „VIA MALA" ZONDAGSBLAD ZATERDAG 3 AUGUSTUS 1963 voor u besproken VLINDERS VANGEN GEEN SOF vecht voor het ongerepte duin T)e rijksprikkebeen is een man met uitgesproken markante opvattingen. Maar laat ik eerst vertellen wie en wat de rijks prikkebeen is. Een man die hele dagen vlinders vangt, op kosten van het rijk. Op ons aller kosten dus. Zijn functie heet officieel „Entomoloog" (insectenkenner) bij het rijksinstituut voor veldbiologisch onder zoek t.b.v. het natuurbehoud, kortweg het Rivon te Bilthoven, onderdeel van Staatsbosbeheer. Rijksprikkebeen is heel wat gemakkelijker, vandaar dat hij al gemeen 20 wordt genoemd. Hij heet W. J. Boer Leffef, is 53. woont in Apeldoorn en zijn werk is vlinders vangen. Niet met het bekende Prikkebeennetie. maar met wat moderner, hoewel sobere hulpmiddelen: een laken en een lamp. Want de heer Boer Lef fef jaagt in hoofdzaak op nacht vlinders. Omdat de vlinderwereld een intensief nachtleven kent: ne gentig procent van de negenhon derd makro (.grote) .soorten, die in Nederland voorkomen, zijn nachtvlinders. Ergens in het duin gebied zet hij 's avonds het la ken op als ^en projectiescherm, de brandende lamp komt ervoor te staan. Spoedig wervelt dan een groot aantal vlinders rond de lamp ze zetten zich al gauvvA op het laken en meneer Boer Lef fef heeft ze maar te pakken. Een ander vaug-apparaat is ae „Robinson-trap" zo genoemd naar de uitvfhder niet meer dan houten dozen, eveneens met een lamp uitgerust. Uniek Men mag over de rijksprikke been spreken: er is er maar één. Zijn taak is het alle staats- natuurreservaten entomologisch te onderzoeken, waarbij 'vooral het j hij zich tot de grote vlin ders, waarvan hij alle negenhon derd soorten zonder aarzelen kan thuisbrengen. Als de heer Boer Leffef zijn hand ophoudt om een deel van zijn oogst te laten fo- Voor de wetenschap Wat is nu de zin van deze vlin- dervangerij? Rijksprikkebeen ver telt: „Ze vragen mij altijd: is dat nou wel zo belangrijk, dat ge- jaag achter die beestjes. Zo. op pervlakkig beschouwd is het na tuurlijk een sof. Maar dan wijs ik de mensen aitijd op die ra- kettentoestand: ook een sof. Mil joenen schieten ze de lucht in. economisch onrendabel. Maar we tenschappelijk heeft het waarde, omdat men allerlei gegevens ver krijgt. WIJ denken dan: daar gaat er weer één naar de ver- floddering. Maar je moet de din gen aitijd in een groter geheel zien. In dit geval in het geheel van het natuurbesehermingswerk. Bij het Rlvon werken verschillen de deskundigen: een slakkeman. een vogelman, een dlerenman, een man voor de vlinders dus. De uitkomsten van hun onder zoekingen zijn een coördinatie van belangen, van plantensociologie en dierensociologie. Bij mijn werk tie. die er bestaat tussen vlin ders en planten. Het geheel van de natuur s als een machine, die draait. All'-maal radertjes. Sla je er één raaertje uit, een compo nent van een bepaalde levensge meenschap, dan draait dat ding niet meer. Als je ergens een be paalde vlinder treft, moet er ook een bepaalde plant staan of an dersom. Ze kunnen niet buiten el kaar. Wat wij nu doen is inven tariseren - kijken hoe hard de natuur achteruitgaat, door onjuis te vormen van recreatie. door luchtverontreiniging. De mensen proberen de natuur te reguleren gaat meestal verkeerd. Ze ko men in massa's opzetten. Er is terecht angst voor die stroom. Het duingeb.ed zal platgelopen worden, er zal veel verloren gaan. Daarom nu trachten wij aan de hand van een dergelijk onder zoek bepaalde terreinen veilig te stellen Stukken er uit lichten, die belangrijk zijn. ook wetenschap pelijke waarde hebben. Zeven mil joen heeft O. K. en W. per jaar om dergelijke terreinen aan te kopen en »r een staatsnatuurre- servaat van te maken alleen met toestemming van het Rivon te betreden soms ook in beperk te zin dienstbaar aan de recrea tie. De mensen scheppen zich ee^. be paald milieu, dat ze ligt, Lach ten dat althans te doen. Het dier weet uit zichzelf welk milieu hy moet hebben. Verandert de mens nu dat milieu, door luchtveront reiniging, door recreatie, dan gaat de zaak kapot en wijzelf chtjes ook. Je kunt niet zonder Boer Leffef fel. Funest En wat verward zet hij de bijl er in: „Wii trachten de flora- en faunaverarming tegen te gaan. 'e weg omhoog tograferen, noemt hij de beestjes vlot bij de Latijnse naam. Hij spreekt over macro-lepidopra en micro-lepidopra, ,,$le kleintjes, die ik bij nijn onderzoek buiten beschouwing laat." Als hij nog en kele namen heeft genoemd, zoals de Celaena Haworthii, die men op het veenpluis of wollegras kan vinden, haast hij zich: „Maar ge noeg over namen en soorten dat is voor een leek toch niet te pruimen". Eduard Polak heeft zelf zijn herinneringen, zoals ze in dit boek zijn neergelegd, niet meer gedrukt gezien. Het geeft aan het lezen ervan iets weemoedigs. Het ontneemt ook de mogelijkheid om met de schrijver over enkele on derdelen in discussie te treden. Op zichzelf lijkt daartoe aanleiding aanwezig, want de kijk die Po- lak heeft gehad op bepaalde ver- kig niet onzeker. schijnselen en gebeurtenissen is een uitgesprukene en lokt nu en dan tot tegenspraak. Nu willen wij ons bepalen tot de mededeling, dat wij met respect hebben ken nisgenomen van het overzicht dat de schrijver over een tijdvak van een eeuw heeft geboden, een eeu .v die er zeker oen is geweest van spanning en ook van ontwikkeling. Al treedt colak zelf in zijn her- '"iringen weinig hogerhand creatie gestimuleerd, die funest, is. Nu voor dieren en planten, later voor de mensen zeit. Plantsoenbedrijf, ha! Het is een verkeerd geleide re creatie. De bossen zijn een plant- soenbedrijf geworden. Wat ge beurt er? Je krijgt in die gebie den een soort bermtoerisme. Door toelating van het motorische ver keer krijg je allereerst een plaat selijke stimulans van de luchtver ontreiniging. De vegetatie wordt besmet met on verzadigde koolwa terstofverbindingen. die bijvoor beeld ook longkanker veroorza ken. Ze zetten zich af op de ve getatie. De dieren krijgen de boel naar binnen, de darmen worden aangetast, er komt steriliteit in de fauna door verontreiniging van de flora. En dar de onrust natuurlijk. Alle dieren hoepe len op. Vroeger zag je nog wel eens mensen, die de auto lieten mee. De opvouwbare stoelen, het batterijradiootje, dat staat te knet teren, de parasol, het butaangas- stel. Dat moet allemaal ter plaat se worden uitgeladen. Als je 't ziet word je er ziek van. Zo'n man rijdt eerst als een waanzin nige met -'e hele bende rond, tot ie een lekker plekkie heeft gevon den. Moet e de boel zien lossen. Om helemaal naar van te wor den. Wat men moe; doen is parkeer plaatsen maken aan de rand van het bos. Niet met auto's en brom mers er in lopen. Nu plegen we volop roofbouw en gaat de zaak naar de verflodder'ng' Leffef jaagt op' vlinders. s. de uitlaatgassen 's. Gaat (e zaak toch niet r de verfloddering. blijft boeien Bij Meulenhof, Amsterdam, ver scheen de zevende druk van John Kmttels bekende roman ..Via Ma- la' Op zichzelf een verblijdend teken, waaruit we mogen afleiden dat de gemiddelde lezer kennelijk nog belangstelling heeft voor de vroegere roman naar stijl en con ceptie met zijn bezongen landschap en bizondere details, in tegenstel ling tot de moderne, zakelijke, met problemen en „ik-conflicten" beladen literatuur van vandaag. ,,Via Mala" ontstond in 1934. In 1938 heeft de thans 72-jarige schrijver, toenmaals in Berlijn het boek tot een volksdrama verwerkt en in 1948 werd het tot een uitste kende film verwerkt. Met dit al is het een van zijn bekendste werken geworden. Hermann Knittel's werk (hij werd John genoemd) ontstond uit zijn critische instelling op de maatschappij en dit element vin den we ook terug in Via Mala. Voor de meeste lezers mogen we de inhoud bekend achten. In 't kort samengevat is het de geschie denis van de familie, levende op de zaagmolen „lm Jeff" in het dal der Isolla. Jonas Lauretz. de eige naar, was een tiran en liederlijke kerel, die zijn gezin en perso neel terroriseerde, doch in deze kleine gemeenschap begint de angst plaats te maken voor verzet, dat zich tenslotte ontlaadt in de moord op de oude Jonas. Dit al les wordt begeleid door prachtige beschrijvingen van Graubunden en tedere thema's van liefde en saamhorigheid, maar dan met meesterhand gehanteerd. Zeer terecht heeft men Knittel eens een van de grootste roman ciers van zijn tijd genoemd en wie het boek vandaag weer eens ter hand neemt, zal weer eens erva ren, dat het goede en boeiende verhaal op zichzelf toch een blij vende functie heeft in de roman kunst, iets dat we haast zouden gaan vergeten in onze dagen Teilhard als reisgenoot, door dr. Helmut de Terra. Uitgave Het Wereldvenster, Baarn. Teilhard de Chardin. Jezuïet en filosoof, geoloog en paleontoloog, is een merkwaardige figuur ge weest. Hij was bezeten van de ge dachte, dat de menselijke acti viteit zich in een evolutie ont plooit en ontplooid heeft. Om dit te bewijzen was hij gekomen tot archeologisch onderzoek. Uit fos siele resten van de mens, en de verschillende typen daarvan, wil de hij zijn theorieën bewijzen. Dit alles natuurlijk in zeer eenvoudi ge vorm uitgedrukt door ons. Helmut de Terra, een Duits archeoloog, heeft Teilhard op ve le expedities en op wetenschappe lijke congressen meegemaakt en is een diepe bewondering en vriendschap voor hem gaan voe len. Dit boek, dat alleen waarde heeft voor hen, die zich zowel in de filosofische gedachten als in de onderzoekingen van Teilhard interesseren, besehrijft de houding van Teilhard zowel in het dage lijks leven als in de strijd tegen het ongeloof in zijn zienswijze. Vele fragmenten van brieven door Teilhard geschreven zijn een waardevolle bijdrage tot begrip van deze uitzonderlijke figuur. De andere zijde van Brederode geverij Broekmi .V. te Amsterdam. - bloemlezing verschenen uit de i ligieuze gedichten van de ji storven dichter Gerbrand aenz. Bredero. verzameld, zen en toegelicht door J. Meer kerk. Een van de motieven tot dit werk vindt men uitgedrukt in de toelichting nl. dat men de Am sterdamse dichter Bredero vaak onrecht doet door hem eenzijdig met „wijntje en Trijntje" te ver binden. Levensernst en vroomheid waren hem niet vreemd, zoals duidelijk blijkt uit zijn „Aendach- tigh Liedt Boeck", uit zijn brie ven en zijn geestelijke gedichten in de Nederduytsche Rijmen. Ook in zijn Boertigh Liedt-Boeck kan men tussen de minneliederen stichtelijke strofen vinden, die hem doen kennen als een dichter met een innerlijk ernstig ge moedsleven. Wat opvalt bij het lezen van de ze gedichten, waarvan sommige zeer schoon en geïnspireerd zijn neergeschreven, is, dat ze de toon bezitten die de mens van vandaag nog even helder toe spreekt als het de mens uit de Gouden Eeuw gedaan moet heb ben. Hij was ook in onderscheid met zijn kunstbroeders uit die da gen. en dat waren er velen, een typisch volksdichter. Dat zijn kernspreuk ,,'t Kan verkeeren" tot heden is blijven leven is mis schien daarvan wel een bewijs. Hij sprak het volk in het hart aan. Hij zag de functie van zijn dichterschap in de samenleving. Typisch is Bredero's voortdu rend bezig zijn met het probleem van de dood. De bedreiging van het jonge leven waartegen hij voortdurend het eeuwig blijvende, de hoop op Christus en zijn Ko ninkrijk stelde. Het is zo een ver zameling van boeiende poëzie ge worden die het bezitten waard is. Het lezen geeft verrassingen en zelfkritische gedachten. Een be nijdenswaardig dichterschap Oploawedstrijd Hierbij bied ik u de tweede se rie in onze oploswedstrijd aan. Vele lezers vinden hier plezier in gezien de bijschriften die bij de op lossingen worden gevoegd. Deze serie is geheel van de jon ge Haagse componist Hans Rotte veel. Ook die oplossers die uitslui tend mee willen doen als er moei lijke kost wordt voortgeschoteld kunnen zich hierop warm draaien. Oplossingen dienen uiterlijk drie weken na plaatsing van de ru briek in mijn bezit te zijn. Men kan ik herhaal nog eens in twee groepen meedingen naar de fraaie prijzen. In groep A de gerou* B de Groep A lost op de problemen gemerkt A en AB, groep B be proeft zijn krachten op de proble men gemerkt AB en B. Door het opschuiven blemen (genoemd werd 27 juli) erg kort geworden. Daarom wordt de termijn van inzending van de eerste serie verlengd tot veertien dagen na plaatsing van deze ru briek. Hans Rotteveel Zwart: 7. 8, 10, 12, 13, 20, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 33. Wit: 17, 22. 31, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45. 46, 49. Zwart: 4, 5. 8. 11, 12, 13, 17. 21, 22. 25. 28. 31. 36, Wit: 15. 24. 29. 30. 33, 34, 38. 39. I 41. 43. 44. 46, 48. Het Heilige, door Rudolf Ot to. Uitgave C. de Boer Jr. Paul Brand, Hilversum. Prof. dr. B. van der Leeuw heeft eens „Het Heilige" van Otto warm aanbevolen en niet te ne geren genoemd, maar dat was in 1928 toen het boek voor het eerst in Nederlandse vertaling ver scheen. nadat het in 1917 zijn eer ste druk (in het Duits) nad be leefd. Ook de godsdienstweten schap is echter verder gekomen en daarmee heeft Otto's werk be langrijk aan .betekenis- ingeboet, al zal menige vaktheoloog er nog wel wat aan hebben. De zorgvul dige bewerking door dr. O Noor denbos van de oude vertaling van J. W. Dippel behoeft dan ook niet Correspondentie voor deze rubriek helemaal ais vergeefse moeite ge- 'e richten aan de heer A. J. Ivens, kenschetst ie worden. J. P. Coenstraat 11, Den Haag. PUZZEL VAN DE WEEK Kruiswoord-puzzel Horizontaal: 1. puntig ijzer waarmee men spijkers indrijft, 5. Ne derlands schilder, 10. vogel, 12. telwoord (Eng.), 13. grote heide- waterplas, 15. boom. 17. laatst (ZN), 18. broedplaats voor vogels, 20. beest, 22. voedsel, 23. muzieknoot, 25. deel van de bijbel (afk.i, 26. voorvoegsel. 27. wereldstad, 31. uitroep, 32. voegwoord, 34. effen oosterse zijde, 41. bijwoord. 42. lidwoord, 43. heden, 44. jongensnaam. 45. Europeaan, 47. vlug, 49. stad in Zwitserland, 51. biersoort, 53. ge meente in Gelderland, 55. leeftijd (Fr.). 58. eer, 59. gemeente in Utrecht, 60. kras. Verticaal: 1. plaats in N.-Brabant. 2. schuw (in jagerstaal), 3. aan loop, 4. landbouwwerktuig. 6. nevenschikkend voegwoord. 7. een lastig werk, 8. plaats in de N.O. Polder, 9. netvlies van het oog, 11. telwoord. 14. zwakke. 15. jongensnaam. 16. deel van het jaar (afk.i, 17. myth, figuur, 19. sportterm. 2L myth, figuur. 24. muzieknoot. 27. patroon, 28. meisjesnaam. 29. schaakterm. 30. scharnier (ZN), 33. toespijs bij de rijsttafel. 35. lusthof, 36. huid, 37. heden, 38. meis jesnaam, 39. ledige zeeschelp. 40. rangteken op een uniform, 4a. plaats in Belgisch Limburg. 46. gebod, 47. voornaamvoord. 48. eelt (ZN), 50. ik (Lat.), 52. maanstand. 54. spoedig, 56. uitroep, 57, af korting op visitekaa: ij es. 4. Varik, 5. ideaal, 6. sen, 7. Ir, 8. wen, 9. en, 10. een, 11. knap, 13. vol. 14. wip, 17. val. 20. por. 22. heg, 23. horde, 25. mom, 27. beneden. 28. ton, 29. Trees, 30. viool. 32. baron, 34. leest 35. erker, 37. Nobel, 39. ten, 40. Est, 42. kever. 46. ree. 48. aap, 51. pil. 52. Nièvre, 54. mas, 56. lel, 57. Edcns, 59. peper, 60. robe, 61. Bol, 63. ere, 65. kamp, 67. man, 68. OPLOSSING VAN DE VORiGE PUZZEL Horizontaal: 1. Best, 4. visie, 8. week, 12. oei, 13. vader, 14. Wenen, 15 dr, 16. Noren. 17. vin, 18. na. 19. esp. 21. Lisa, 22. hap. 24. Tom. 26. kabel. 28. tot, 31. rob. 33. leg. 34. lorre. 36. in, 38. mat. 40. eender, 41. ook. 43. Re- nesse. 44. eek. 45. Oberon. 47. tsa 49. se. 50. leven, 51. pen. 53. tam, 55. lee, 56. linie. 58. pap. 61. bel. 62. Ede. 64 sek. 66. om. 68. hol. 69 avers. 70. pa. 71. Ba- kel. 73. Marne. 74. dem. 75. Enos. 76. alles, 77. harp. Verticaal: 1. bode. 2. eerst. 3. 9i. INZENDINGEN Inzendingen worden vóór don derdag a.s. op ons bureau ver wacht. Oplossingen mogen uit sluitend op een briefkaart worden geschreven. In de linkerboven oek vermelden: „Puzzeloplos sing". Er zijn drie prijzen: eer VOOR DE JEUGD VOOR DE JEUGD - VOOR DE JEUGD - VOOR DE JEUGD VOOR DE JEUGD - VOOR DE JEUGD Omdat Tante Jos twee weken met vakantie is zal haar rubriek veertien dagen niet in ons Zondagsblad ver schijnen. In haar plaats vertelt Mieke den Ouden jullie nu over de verdere belevenissen van het jonge aapje Njoek. (Vervolg) Hij liep er met een boogje heen. Iets onder die stam vond hij wel bekend, maar het was toch anders dan anders. Wat was dat toch? Ineens zag hij, dat die stam, die daar vastge- Êrikt zat, een beetje bewoog. n toen hoorde hij ook snikkend stemmetje vragen, hoe krijg ik dat nare ding me af! Het is zo zwaar, ik kan me niet bewegen, hoe kom ik van deze gevaarlijke plek weg. Straks komen die mensenjongen terug en dan is het te laat." En toen Njoek eens extra goed keek. van heel dichtbij, herken de hij een stekelvarkentje onder het stuk boomstam. Nu moet je weten, dat een bananenboom eigenlijk alleen uit "vezels en sappen bestaat, met maar een heel dun schilletje er om heen dat je onmogelijk de bast kan noemen. Je kunt er gewoon met je nagel in kerven en dan komt er vocht uit. Het is dus zacht. En nu hebben de inlanders de gewoonte om op deze manier stekelvarkens te vangen, een stuk bananenboomstam op hun ste kels te gooien, zodat ze niet weg kunnen. Njoek bekeek het arme stekelvarken van alle kanten. „Waarom hebben ze dat ge daan?" vroeg hij verwonderd, „Ze willen mij opeten." snik te het gevangen dier in doods- Toen ging Njoek Hij wrikte en duwde pisangstam. Eerst aan de ene, toen aan de andere kant. Het stekelvarken begreep, dat het geholpen werd. Het hield zich heel stü en gaf de raad. „Schud maar eens flink aan de stam, het doet mij wel pijn. maar hoe eerder de gaatjes wij der worden om mijn stekels, hoe eerder ik bevrijd zal zijn." Njoek werkte als een kerel. En het lukte hem werkelijk het stekelvarken te bevrijden. Wat was het dier dankbaar. Het pro beerde eerst een paar keer om zijn prachtige wit en zwarte ste kels vlug neer en óp te zetten, wat een sterk ritselend geluid maakte. Toen «piepte het een paar keer zijn dankwoordjes te gen Njoek en verdween zo snel als zijn korte pootjes het toelie ten het hoge grasland in. Njoek bleef wat hijgend van de inspan ning op het stompje boomstam zitten en krabbelde over zijn kleine apekopje. Toen dacht hij in de verte de vreemde mensen taal te horen, deed vlug een sprong naar de laagsthangende pisangtros, griste een grote vrucht er af. en verdween er mee achter het stekelvarken aan in het metershoge grasland. Daar was bij voorlopig veilig. Na een logeerpartij bij de goedhartige familie Kalong was Njoek tenslotte op pad gegaan, om de weg terug te vinden. Hij het werk. had een gevangen stekelvarken bevrijd en moest zich zelf schuilhouden voor naderende Njoek hield zich muisstil in het hoge gras. tot dat hij de men sen voorbij hoorde gaan. Toen werd zijn nieuwsgierigheid hem te sterk en voorzichting dook hij uit het gras omhoog, om te kijken wat de mensen deden. Hij wist nu van het stekelvarken, dat „die grote, gladde apen" mensen heetten. Hij zag er twee bij het bananentuintje staan. Ze stonden druk te gebaren en spra ken luid op verwonderde toon. Toen bukte de kleinste van de twee zich en raapte net stuk stam op," dat hij nauwkeurig be keek en toen boos van zich af gooide. Njoek grinnikte bij zich zelf en sloop door het beschut tende gras, tot hij weer de bos rand bereikte. In de zerste dt beste boom ging hij zijn banaan zitten opeten. Daarna had hij weer fut genoeg om zich door de boomtoppen heen te slinge ren. Hij ontmoette verschillende dieren die hem vriendelijk vingen, maar moest zich ook paar keer tijdig uit de voeten maken voor enkele meer kwaad aardige bewoners van het woud. Zo trof hij tegen de middag een paar mollige berenbables aan. die leuk met hem gingen spelen. Maar o wee, toen hun moeder thuis kwam. en die le lijke indringer in het berenhol ontdekte, toen was de wereld te klein. Njoek wist zich geen raad. waar moest hij heen. Die gro te beer stond recht overeind met dreigende, opengesperde bek Het berenhol was eigenlijk geen echt hol. maar een kleine open plek in het overigens dichte bos. De moederbeer stond grommend en brullend voor Njoek. Ze zou die kleine aap juist een flinke tik met haar brede poot geven, toen de speelse babybeertjes te gen haar opsprongen en moeder- beer opzij rolde en omviel. Van die gelegenheid maakte Njoek gebruik. Hij sprong bijna lood recht omhoog om een te pakken, toen roetsj aan de stam opgerend, daarna een hogere tak gegrepen bekijken. Maar het was een rige rups, zijn handje begon van te jeuken. Nijdig slingerde de aap de rups van zich af wreef het jeukende handje o zijn eigen vachtje, alsof hij de jeuk er af wilde borstelen. Hij mopperde op de rups, die op dat moment niet meer leefde, want hij viel precies in een vo gelnestje en werd meteen als di ner gebruikt. Njoek zocht zelf wat eetbare bessen om zijn erg ste honger te stillen, en kauw de op wat jonge blaadjes. Toen had hij het geluk om een eind verderop een beekje in het aan te treffen, waarin hij in visjes kon heldere Die hij eventjes vangen. Ze vingen het drinkmeertje in het grote woud ook wel eens visjes. Maar hij vergat, dat de meeste door zijn moeder werden verschalkt. Hij i r zelf r nog niet zo han- Of in ieder geval had hij er het geduld niet voor. Zijn moeder kon doodstil langs de waterkant zitten met haar staart in het water, totdat er een onnozel visje zich vergiste, die staart voor een wurm aan zag en er in hapte. Op datzelf de ogenblik trok moeder-aap haar „hengel" omhoog en greep de vis. Maar ja. dat lukte Njoek niet al te best. Het viel hem bijzonder tegen. Ten eerste was het water in de beek erg koud. ten tweede zwommen aile vissen van schrik weg toen Njoek's dunne staartje door het water zwiepte, en ten derde rol de zijn hele lijfje achter die staart aan het water in! O, Njoek, al schreeuw je nog zo hard om je moeder, ze is er om je te helpen. Het water van de beek stroom- Konaen, maar je ineens al wat hij 3ook c de nogal snel. Njoek ging .kop je onder en kwam een eind ver der weer proestend boven. Hij spartelde uit alle macht. De beek was dieper dan hij dacht. Bij het meertje thuis gingen de kleine aapjes nooit zó ver het water in, dat ze er niet in staan konden, maar hier was het beek- zo diep. O, wat water binnen. En deed, hij kon rilet tegen de stroom in spartelen. Het lukte hem gelukkig telkens weer met zijn kopje omhoog te komen. Maar dan werd hij weer meegesleurd door het koude bergwater, langs grote en klei ne stenen heen. Eenmaal lukte het hem om zich aan een uit het water stekende boomtak vast te grijpen, maar die was zo ver molmd, dat hij bij zijn greep afbrak. Nog eens kopje-over door het water heen, toen in eens stootte hij zich aan steen en wist zich er aan vast te klemmen. Eindelijk kon het water hem niet meer meene men. Hij liet de steen niet los, en kon er zelfs bovenop klim- tt.i 'n grote berg- meege- kei, die door de ver uit de bergen wl_ sleurd en die zich op deze plek had weten vast te zetten. Tot Njoek's grote geluk. Hijgend zat het apenjong op het topje van de kei, die een omvang had van een grote tafel- hoewel niet zo vlak. i weggelopen apen- dervond c jong al niet beleven kan dat J e Njoek. Nu zat hij grote kei in het mid- snelstromende, die pe beek. Ver van de oevers af. En nog verder van huls. van zijn eigen vertrouwde wereldje het grote woud aan de ande- Peter wil plumpudding DOOR BEREND PRINS het berenhol groot genoeg vond, om eventjes rust te nemen en uit te blazen. Hij zat daar op een dikke tak van een hoge boom en luisterde naar het ge fluit van de vogels, die in die zelfde boom hun nesten hadden. Hij keek naar een mooie rood gestreepte rups die vlak bij hem over de tak kroop. Hij plukte een blad af en ging daarmee de rups kietelen. Die bleef prompt stilstaan, trok zijn kop opzij en probeerde toen een andere koers te houden, weg van dat nare ding, dat daar steeds tegen zijn kop tikte. Njoek probeerde de rups tussen twee vingertjes op te pakken om hem eens goed te (Vervolg) De ekster ging met Peter om hem de weg te wijzen. Nog één keer keek Peter om. dieren stonden op de w zwaaiden. Peter stak zijn "hand op en zwaaide terug. Toen liep hij door. De ekster wipte voor hem uit. Die wist goed de weg in het bos. Dat was geen won der. want hij had hier al jaren gewoond. Peter vond het een prachtige wandeling. Het rook hier zo lekker fris. Eindc1-"1- kwamen ze bij de rand van bos. Toen Peter de heide zag hij tegen de ekster: „Nou kan ik de weg alleen wel vinden. Ga maar terug. „Okidoki", schetter de de ekster, „tot ziens dan". „Tot kijk", zei Peter De ek ster vloog terug, het bos in en Peter liep de heide op. Het mooie weer maakte hem blij. Het zonnetje scheen heerlijk en moedig begon hij de tocht over de heide. Het was hier erg stil. Alleen de bijen kon je horen zoe men. „Ha. die Peter", riep op eens een zacht stemmetje. Pe ter zag om zich heen. maar hij zag niemand. „Ha. die Peter", hoorde hij nog eens Toen keek hij omhoog. Boven zijn hoofd ze e,n °Szei de vlinder. „Jij bent de dokter, die de dieren in h bos beter gemaakt hebt. Ik w ook op het feest en ik heb ook een stukje plumpudding gehad vannacht." „O", zei Peter „Jij hebt dus op mijn neus gezeten." „Ja", antwoordde de vlinder, „dat was ik. Zal ik een eindje met je mee vliegen?" „Dat is goed", zei Peter. De vlinder dartelde vrolijk om Peter zijn hoofd. „Hoe heet jij?" vroeg Peter. „GoudvleugeJ", zei de vlinder. „Asjemenou, dan ben jij een dure vlinder, hoor! Woon jij ook in het bos?" „Nee", zei Goudvleugel, „ik was op visite bij Kraaloogje de muis. Die ken ik goed, want die heeft eerst op de heide gewoond. Toen hebben we vaak samen gespeeld." „Dan had je geluk hé. dat er net zo'n groot feest was". „Nou", zei Goudvleugel, „en wat waren er veel dieren, hè?" „Ja. 't was heel mooi", zei Peter. „Kijk. daar vliegt mijn zusje ook", zei Goudvleugel. Ze roept me. Ik er gauw heen gaan. Dag „Daag". (wordt i Peter ■volgd). re kant van het diepe ravijn. Zou hij daar ooit wel w rugkomen? Njoek moest aan denken, want dan moest hi. zo verschrikkelijk huilen ei zat tóch al op een plekje veel te veel water om hem heen. Gelukkig was het zo'n grote steen, dat hij er rondjes op kon lopen, zodat hij tenminste enigszins bewegingsvrijheid had. Maar dat was dan ook alles. Verder brandde zon juist op zijn hevigst, maar Njoek kon zich ge lukkig met het water verfrissert, en dorst hoefde hij ook niet te hebben. Maar zijn maagje knor de van de honger. En daa hij niets op te verzinnen had al eens aan het mos ge krabd, dat op sommige plekken op de steen groeide, maar het was toch niet lekker. Ook had hij al weer gedurfd om met zijn staartje uit hengelen te gaan. er wel voor zorgend dat hij zich met handjes en voetjes steen vast hield. Maar niet één vis die happen wilde. Toen was er nog een afgebroken net bladeren langs g( die Njoek door het uit an een pootje naar zich toe wist te halen. Maar de bladeren waren hard en taai en smake loos. Er zaten gelukkig een paar spinnen tussen, kleintjes, die Njoek wel baas kon. Maar dat was zijn hele maaltijd geweest sinds uren. En apen houden juist zo van om aldoor wat knabbelen te hebben. Toen het lang ging duren werd het apenjong erg mismoedigd. Eerst had hij nogal eens in een krin getje gelopen op zijn steen, maar daar had hij op het laatst ook geen zin meer in. Nu zat hij in elkaar gedoken, op zijn rotspunt en kniesde. En toen pas hoorde hij het geluid van brui send water, dat ènders klonk dan het voorbij stromen er van. Ja. Njoek had wél geluk gehad. Stel je voor, dat hij zich niét aan deze steen had kunnen vast klemmen, dan was hij door de beek meegesleurd en een eind verder in de waterval terechtge- op de steen dig aan. Hij loeide zachtjes en Njoek begreep, dat hij hem in tegendeel kwam helpen. Toen trouwen stapte het aapje op de rug van de karbouw, de water buffel. Die zwom terug naar de oever en bracht Njoek veilig aan land. Njoek schetterde zijn be leefdste apenbedankjes naar de karbouw en zorgde zo gauw mo gelijk voor een maal. De eerste de beste libel die voorbij vloog ving hij en verslond hem. Daar- ten eendennest met vier eieren, die hij, de een na de ander uit zoog. Toen maakte hij, dat hij uit de buurt kwam, want een kwade moeder-eend wilde hij lie ver niet ontmoeten. Het bos was hier niet zo ruig als hij gewend was, en nadat hij zich een kwar tiertje door de bomen en aan boomwortels vooruitgewerkt had, kwam hij op een soort heuveltop terecht waar een klein vakantiebungalowtje stond te jonge denne ns die Njoek nieuwsgierig. Hij had nog nooit een huis gezien en wist ook he lemaal niet waar het voor dien wat het was. Hij kwam voorzichtig naderbij en gluurde door de ruit. Hij gaf een gil van verbazing. Wat een gekke din gen allemaal. Hij duwde eens te gen het vensterglas, maar dat gaf niet mee. Hij liep eens om het huisje heen. probeerde te gen de deur op te klimmen om bij de klink te komen. Maar het prettigst zat hij toch in het raam, waar hij tenminste een beetje houvast had. De bomen vond hij ook maar gek, wat wa ren dat nou voor bladeren. En wat had je er eigenlijk voor tak ken, niets bijzonders. Maar dat witte, vierkante ding met die waterkleurige gladde gaten, je toch niet door heen kon, langs de regenpijp op het dak kon klimmen. En daar ontdek te hij de schoorsteen. Daar zat wel een gat in, waar je door kon. Nu. dat deed hij dus. En -o kwam Njoek binnen in het akantiehuisje. dat op dat ogen blik echter niet bewoond was, zodat Hij er prinsheerlijk alleen heerser was. Dat wil zeggen, er zaten wel spinnen en muggen en vliegen en rupsen en ander ongedierte, maar die beschouw de Njoek gewoon als voedsel voorraad. En hij vond, dat hij het best een hele tijd kon uit- zuigen in deze vreemde woning. Njoek huiverde en geeuwde in de honger. Ineens werd hij eer levendig toen er een zwerm dansende vliegjes over het wa ter zijn kant uit kwam. Hij stond ze al reikhalzend op te wachten, klaar om met twee pootjes tegelijk in de vliegen- wolk te grabbelen, maar ze vlo gen juist iets te ver van hem vandaan. Hij riep hen woeste kreetjes toe. schel en snerpend teleurstelling. Ineens kraak- er takken aan de oever «n zag Njoek beest met hoorm de struiken stappen regelrecht het water in. recht op hem toezwemmen. Hij gilde van angst en rende op zijn keisteen in het rond. Hij wist raad en dacht dat de waterbuffel hem kwaad wilde Wat hij dan ook deed. Njoek voelde zich best tevre- 3n in zyn vakantiebungalow. Overdag kroop hij door de schoorsteen naar buiten en ver maakte zich in de omgeving van het huisje, zocht voedsel, speel de met de dieren uit de buurt, en als het avond werd zocht hij zijn prachtige woning weer op. Hij begreep wel, dat hij daar het best beschut was tegen allerlei gevaar, tegen boze beesten, te gen storm en regen ook. Hij had zelfs een buitengewoon geschikt nestje gevonden om in te slapen. Het stond op vier poten en was „ju™ een erom 10e !?™ld met en warme n0°S?oS ta"P "We &ij hStonlrde zomaar Zlch met oojt ZQ heerlijk zacht geslapen te hebben. Zo had hij nu al verscheidene nachten in het vakantiehuisje doorgebracht toen de grote verandering kwam. (Volgende week verder)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1963 | | pagina 16