Het gouden feest van de J.V.
In het land van de
karmozijnen kinderen
«O
ZATERDAG 1 JUNI 1963
DE WERELD
25 JAAR
GELEDEN
tfcor
G. PUCHINGER
„Goede oude J.V., gezegend zij je gedachtenis".
FEDDE SCHURER in de „Friese Koerier" MEI 1963
„De jongelingsvereniging heeft mij gevormd. Niet alleen dat je er leerde spreken,
maar vooral dat je je daar intensief bezig hield met maatschappelijke en politieke,
vraagstukken. Juist hierdoor werd mijn belangstelling gewekt om er méér van te weten
te komen. De aanraking op de J.V'. met economische vraagstukken is a.li.w. de stoot
geweest, dat ik privélessrn nam bij prof. dr. C. de Heer, die mij opgeleid heeft voor de
middelbare acte Staathuishoudkunde en Statistiek."
H. VAN EIJSDEN „A R. Posf MEI 1963
Het was in de afgelopen
maand vijfentwintig jaar gele
den, dat op woensdag 25 en don
derdag 26 mei 1938 te Amster
dam in het R.A.I.-gebouw het
gouden jubileum werd gevierd
van de Nederlandse Bond van
Jongelingsverenigingen op Ge
reformeerden Grondslag. Voor
de meeste eenvoudige leden
ener plaatselijke J.V., die die
Hemelvaartsdag naar Amster
dam trokken, om in het snikhe
te gebouw de massale vergade
ring bij te wonen (waaronder
uw scribent) ongetwijfeld een
gebeurtenis! Maar een subjec
tieve, nauwelijks meer te con
troleren jeugdindruk heeft geen
betekenis als deze niet te plaat
sen is in breder historisch raam.
En dit laatste is het geval: de
jongelingsvereniging van de Gere
formeerde Kerken van een vijftig
jaar geleden heeft grote beteke
nis gehad voor de ontwikkeling
van de eenvoudigsten onder de
gereformeerde volksgroep. Het
was de tijd waarin geen radio,
geen televisie bestonden, en waar
in Kuyper (óer-modern voor zijn
dagen!) het dagblad had aange
grepen om het gereformeerde volk
tot ontwikkeling te brengen. Zoals
dertig jaar geleden de radio een
machtig middel werd om het volk
te beïnvloeden, en théns de tele
visie het is, zo trad Kuyper een
negentig jaar geleden met zijn
Journalistieke voorlichting de ge
reformeerde huiskamers binnen!
Het is mede déèrom onze stellig
ste overtuiging dat al wie thèns
de televisie als communicatie- en
opvoedmiddel zou negéren, in zijn
uitvoering en uitwerking, gelijk
staat aan iemand die dertig jaar
geleden de problematiek van de
radio, en negentig jaar geleden de
invloed van de opkomende dag
bladpers had ontkend!
Om de achterhoede
Het nieuwe dat Abraham Kuy
per bracht, en waarin hem vrij
wel alle politieke richtingen in
Nederland gevolgd zijn, is, het
brengen van het dagelijks com
mentaar van sterk persoonlijke
aard en vanuit een bepaald
standpunt uit naast de dagelijk
se nieuwsvoorziening. De verbin
ding van journalist en staatsman
in één persoon, ziedaar waarin
Kuyper óók het voorbeeld is ge
weest voor Schaepman en De
Savornin Lohman.
Scherp doorzag Kuyper de in
vloed van een dagblad, reeds
vóór de oprichting van „De
Standaard". Aan Groen van
„HET" MOMENT VAN DE DAG
dr. Colijn de Bondsvoorzitter prof. dr. K. Dijk.
toen een „Mannerbund"; meisjes
kwamen er niet aan te pas. Die
hoorden op Dorcas, en kregen
pas in later jaren een eigen or
ganisatie die op vorming was ge
richt. De methode van de J.V.
scheen misschien minder attrac
tief dan die der tegenwoordige
organisaties. Spelen en zaalspor
ten
bij.
goed, dan zijn
jaar meester van de positie i n-
t r a moros. Het is me onbe
grijpelijk dat men dit onzerzijds
niet meer algemeen voelt".
Het bijzondere is nog niet dat
Kuypers visie volkomen juist
was, maar dat hij deze ook in de
loop van een halve eeuw volko
men heeft weten te realiseren!
Maar een redacteur-veldheer
moge in die tijd grote kansen
hebben gehad, toen Nederland
nog niet overstroomd werd met
drukwerken, en men de kranten
niet slechts inkeek, maar ook
werkelijk de tijd nam ze te le
zen, één probleem bestond voor
Kuyper evenzeer als voor óns:
hoe bereikt men de allereenvou-
digsten, ook de allerjongsten,
hoe voedt men ze op zodat ze
het gegeven materiaal ook- ver
werken? Het gelezene moest
verwerkt worden, liefst in onder
ling gesprek en vertrouwd be
raad, waarin de eenvoudige jon
geren binnen eigen kring krijgs
raad konden houden over het ge-
bodene.
Dié taak was niet voor dr. Kuy
per zelve weggelegd, maar voor
een eenvoudig predikant: J. E.
Vonkenberg, die op 25 oktober
1888 met H. J. Flipse de Neder
landse Bond van Jongelingsver-
eniglngen op Gereformeerden
Grondslag oprichtte.
Fedde Schurer over
de J.V.
De meest onverdachte getuige
nis over de betekenis van deze
Jongelingsverenigingen kwam één
dezer dagen van een Christelijk
doorbraakman. Fedde Schurer,
die uit eigen ervaring sprekende,
het verleden in de „Friese Koe
rier" met de volgende woorden
u'.tnemend tekende:
„In haar oude vorm betekende
zij voor ons niet alleen een vrien
denkring en een vrijetijdsbeste
ding. maar een leerschool en een
vormingsinstituut waarvan men
soms tegen wil en dank iets mee
nam. Zij had daarbij een eigen
inzicht, een mate van zelfstandig
heid die de buitenstaander niet
zou vermoeden. Zo staat ons nog
levendig voor de geest dat in de
jaren van de Eerste Wereldoor
log, toen hei leidende antirevolu
tionaire dagblad De Standaard on
der dr. A. Kuyper een sterk pro-
Duitse politiek voerde, het Gere
formeerd Jongelingsblad ons week
aan week verkwikte met een zo
helder protesterend geluid, dat
het amper door de beugel der
toen door de overheid angstvallig
bewaarde neutraliteit kon glip
pen. De meest befaamde rede
naars van die dagen rekenden
het zich een eer. op Hemelvaarts
dag de grote rede voor de Bonds
dag te kunnen houden.
De Jongelingsvereniging was
als amateurtoneel, dat wij als we
reldgelijkvormigheid afwezen.
Hoogstens kwam er op de feeste
lijke jaarvergadering een leerza
me „samenspraak".
Het doel van de vereniging was
de jongelingen op te lelden tot nut
tige leden van de kerk, staat en
maatschappij, en volgens deze
doelstelling was het programma
samengesteld. De vergaderingen
op zondagmiddag na kerktijd,
duurden twee uren, waarvan het
eerste uur gewijd was aan bijbel
bespreking.
Verder vermeldde de rooster
Nederlandse Geloofsbelijdenis.
Anti-Revolutionaire beginselen
(aan de hand van „Ons Program"
van Kuyper), maatschappelijke
onderwerpen en letterkunde. Iets
zakelijker gezegd dus: we bestu
deerden theologie, politiek en eco
nomie.
De „bronnen", die daarbij no
dig waren, stonden in de biblio
theek. en de „leidraad" leerde
ons de weg in die bronnen te vin
den. Ieder was bij toerbeurt in
leider. en moest zijn inleiding in
de nabespreking verdedigen.
Het is moeilijk te schatten welk
een scholing dit betekende, zowel
in de kennis der materie als in
de hantering van het geschreven
woord voor jongens die meren
deels geen andere opleiding dan
lagere school hadden gekend. We
legden in jeugdige overmoed het
„Wij Calvinisten" er misschien
wel eens wat te dik op, we waren
weieens wat vlot klaar met de
veroordeling van valse en revolu
tionaire denkbeelden, maar we
dachten en praatten er dan toch
Heel veel van wat we toen op
de J.V. zelf moesten opgraven, le
ren ze tegenwoordig op school.
Daarom zal het wel waar zijn dat
de methode moest veranderen.
Maar die oude vorm was in die
tijd evenzeer noodzakelijk.
Men vindt de denkstructuren
uit deze jeugdclubs nog heden ten
dage in de Gereformeerde Ker
ken, en de Anti-revolutionaire
Partij, en niet te vergeten ook in
de Partij van de Arbeid. Hier is,
om met de Prediker te spreken,
brood uitgeworpen op het water,
dat gevonden wordt na vele da-
Daarom is een gelukwens aan
de opvolgster, die andere metho
den volgt en ook meisjes in zijn
rijen telt, hier volkomen op zijn
plaats".
H. van Eijsden
Dat de vormende kracht van de
Jongelingsvereniging tot op van
daag nog een rol speelt in het
actueel politieke leven, bleek mij
onlangs bij het doorlezen van de
laatste „AR. Post" van mei
1963, waarin de nieuwe Anti-Re
volutionaire fractieleider in de
Tweede Kamer, H. VAN EIJS
DEN vertelt, hoe hij reeds jong
lid werd van een Rotterdamse
gereformeerde knapenvereniging
(de vereniging waarvan men lid
werd, als men nog te jong was
voor de jongelingsvereniging):
„Een aardige bijzonderheid is dat
ik als lid werd ingeschreven door
een zekere mijnheer Schouten, «Ie
latere dr. Schouten. Deze man
heeft een grote invloed op mij
gehad We gingen naar elke ver
gadering waar Schouten een de
bat voerde. Ik heb dus als het
ware Schouten In de politiek zien
groeien."
„Hoe jammer toch. dat de
meesten onzer zoo zelden de lij
nen door trekken" schreef de jon
ge Kuyper op 6 november
doortrekken van en vasthouden
aan de eenmaal aanvaarde begin
selen, dat zou de jongelingsver
eniging aan duizenden gerefor
meerde jongeren leren, en in dat
opzicht is het organisatorische
werk van ds. Vonkenberg min
stens zo van belang geweest als
dat van de journalistiek van dr.
Kuyper.
Zeer zeker is waar dat de oude
J.V. een sterk intellectualistisch
accent legde op de opvoeding,
vandaar dat ze in deze dagen,
waarin ook de gevoelsaspecten
meer aandacht krijgen, niet meer
in die mate voldoet als voor-
heeh, maar binnen het kader van
eigen tijd vormde het eenvoudige
J.V.-wérk, iedere week volbracht,
een arbeid die méde voor lange
tijd het politieke gebeuren in Ne
derland bepaald heeft.
Het jubileum
Wat de toenmalige leden van de
J.V.'s die aanwezig waren zich
van het feest in 1938 herinneren?
Wellicht vóór alles de snik-
hitte in de massale middagver
gadering op Hemelvaartsdag,
voorts de aanwezigheid van di
verse hoge autoriteiten op het ver
re, podium, én de rede van Colijn.
Het waren de jaren dat we in
kranten en door de radio verna
men van politieke massavergade
ringen in het buitenland, en wat
hier opviel was het simpele feit,
dat ook onze jeugd in staat was
tot massaal enthousiasme. echter
zónder enige agressie jegens an
dere volkeren, zoals in Duitsland
en Italië.
De breuk in de gereformeerde
kerken (1944) was er nog niet, en
scheen voor ons ook bijna een on
mogelijkheid, terwijl wij jongeren
de breuk met het „Hersteld Ver
band" (dr. Geelkerken) en de
Hervormde Kerk óf gerechtvaar
digd achtten óf we beleefden dat
in onze jaren nog niet zo con
creet. Het was die dag een feest
zonder problemen, gerustgesteld
als we waren door het feit dat
de Anti-Revolutionairen onder lei
ding van Colijn, De Wilde, Van
Dijk en Schouten vooraan ston
den in de landspolitiek.
Vóór alles was de bijeenkomst
in het R.A.I.-gebouw een machtig
kijk. en hoorspel... De redevoe
ringen die gehouden werden door
diverse vooraanstaande of in op
komst zijnde personen boeiden op
dat moment misschien minder
qua inhoud (de tendens was ons
bij voorbaat reeds bekend) als-
wel vanwege het kader waarbin
nen ze werden uitgesproken: het
was een landelijke J.V.-vergade-
ring van ongekende omvang
waarin ministers, hoogleraren en
kamerleden de „inleiders" wa-
Van Wijnbergen
thema: „Een klein zaad
grote boom".
's Middags refereerde het Anti-
Revolutionaire Tweede Kamerlid
A. Zijlstra uit Groningen, die te
vens oud-voorzitter van de Bond
was. over het onderwerp „Onze
Gereformeerde Jongelingsvereni-
ging en de tijdgeest".
Daarna hield het bekende
Rooms-Katholieke Kamerlid Ba
ron Van Wijnbergen als voorzit
ter van de Centrale Jeugdraad
een zeer sympathieke toespraak,
die hij beëindigde met de woor
den:
„Het gebod, nu meer dan 19
eeuwen geleden door Christus
zelf gegeven: Gaat en onderwijst
alle volken en leert hen onderhou
den alles wat IK u geboden heb.
geldt nog en blijft gelden de
Staten ontstaan en verdwijnen
weer, volkeren komen en gaan
ten onder, geslachten volgen el
kander op. Staatsgrenzen worden
getrokken, weder uitgewist en op
nieuw uitgestippeld. Staatsvormen
vertoonden zich in de loop der
eeuwen in de grootste verschei
denheid. Dat alles kan ons tot op
zekere hoogte onverschillig laten,
mits het eerste en grote gebod
maar blijft en onderhouden wordt,
mits Christus wordt verkondigd,
het Evangelie maar gepredikt
wordt en naar dat Evangelie
wordt geleefd.
Gelukkig ons dierbaar vader
land, waar we de vrijheid heb
ben voor onze Christelijke jeugd
organisatie, een vrijheid, die we
niet tegen Overheidsbemoeiing
wensen in te ruilen, al zal het de
Overheid niet onverschillig mo
gen wezen, of werkelijk onze
jeugd in kennis van God, in ken
nis van Christus, in kennis van
het Evangelie wordt opgevoed en
gevormd, ja dan neen.
Gelukkig Nederland, waar we
hebben een Koningin, die God mo
ge sparen nog jaren lang, van wie
afkomstig is het koninklijke woord
„Le Christ avant tout".
Onder herhaling van mijn har
telijke gelukwens moge ik de
hoop uitspreken, dat het u. Mijn
heer de Voorzitter met uw staf
van medewerkers moge gegeven
worden, onder Gods onmisbare ze
gen de jeugd te blijven vormen
zó, dat het koninklijke woord: „Le
Christ avant tout" door haar niet
slechts worde verstaan, maar ook
op elk terrein des levens ten volle
worde beleefd".
's Avonds vond. onder leiding
van de heer F. C. van Dorp uit
Rotterdam een declamatorium
plaats.
Toen kwam de Hemelsvaartdag,
donderdag 26 mei 1938!
Die dag waren aanwezig de mi
nisters Slotemaker de Bruine
(onderwijs), Van Dijk (defensie)
en De Wilde (financiën); de An-
ti-Revolutionaire Tweede Kamer
fractieleider J. Schouten, de Am
sterdamse burgemeester Dr. W.
de Vlugt, om slechts enkelen van
de voornaamste autoriteiten te
Een hoogtepunt in de morgen
vergadering was ongetwijfeld de
toespraak van de zeer gearticu
leerd sprekende minister Slotema
ker de Bruine, die aan de Bonds
voorzitter prof. dr. K. Dijk zijn
benoeming meedeelde tot Ridder
in de orde van de Nederlandse
Leeuw, voor welke onderscheiding
prof. Dijk op niet minder gear
ticuleerde wijze dank zei.
Die dag spraken nog tevens on
der meer minister De Wilde, bur
gemeester De Vlugt, het Kamer
lid Schouten, en namens de gere
formeerde studenten de latere
hoogleraar Herman J. Schilder.
Het moment van
de dag
vall' hemel i
arde
Maar hét moment van de dag
vormde toch weer de toespraak
van de in die dagen zo gezagvolle
en in de kring der J.V.'s zeer ge
ziene minister-president Colijn.
die in de middagvergadering aan
wezig was.
Ook thans vormde zijn rede hét
hoogtepunt, zoals het boekje ook
vermeldt, waarin het gehele ver
slag van de Jubileum-Bondsdag is
opgenomen.
Ik moge hier het slot weerge
ven van zijn toespraak, die onder
ademloze stilte door de duizenden
jongelingen werd aangehoord
Zijn toespraak „Geen vrees
achtigheid, maar kracht" beëin
digde Dr. Colijn als volgt:
„Er zijn er die met stormach-
tigen aandrang het pleit voeren
voor de herleefde ideologie van
de volstrekte machtsvolkomenheid
van den modernen staat, waaraan
alles: religie, onderwijs, weten
schap, kunst, zelfs huiselijke ver
houdingen, kortom het heele men-
schenleven van de wieg tot het
graf, ondergeschikt behoort te
zijn. Er zijn anderen, die wel is
waar deze uitwassen met kracht
bestrijden, maar toch aan den
Staat een taak toebedeelen, die
in het eind den vrijen zelfstandi
gen burger naar het museum van
oudheden verwijst, omdat het volk
nagenoeg geheel geleerd heeft
zich te bewegen met behulp van
Staatskrukken.
Weer anderen vermeien zich
het liefst in de rol van gullen
Sinterklaas, op kosten van den
belastingbetalenden burger, met
in het eind een zoodanige alge-
meene verarming van de gemeen
schap, dat veel van wat met
zorg werd opgebouwd, weer zou
moeten worden prijsgegeven. Te
gen al die afdwalingen biedt ons
Calvinistisch beginsel afdoend
verweer en daarom is het een
onmisbaar element in het leven
van ons volk. Dat beginsel wijst
ons voor huisgezin en school, voor
Kerk en Staat en ook voor heel
het maatschappelijk leven met
onovertroffen zekerheid den juis-
ten weg. Het is te midden van
bedervende toestanden als een
bederfwerend zout; of. beter nog.
het is een tegengif tegen alle ver
woestende krachten, die het toe
leggen op de vernietiging van wat
voor een gezond volksleven onmis-
Kuyper heeft U op een anderen
feestdag er aan herinnerd, dat
kracht het sieraad van de jonge
lingen is. Ik moge U dan heden
herinneren aan het woord van
Paulus: God heeft ons niet gege
ven een geest der vreesachtig
heid, maar der kracht!
Laat dat Uw richtsnoer blijven
ook in de toekomst. Uw 75-jarig
jubileum zal ik wel niet meer be
leven. Maar laat dan hem. d:e
dan mijn plaats inneemt, kunnen
getuigen: zij hebben de op hun
gouden feest gesproken woorden
Proefballon verschijnt
elke voortlom dagen in
hei zondagsblad,
voor iedere geaccep
teerde inzending Is er
een postiriaael.
at uur a.v.p.J foto's,
tekeningen, gedichten,
verhalen, commentaren,
ideeën ol irat Je nog
meer hebt naar de re-
daktle „Ruimte r oor
ons" van deze krant.
ter harte genomen; zij hebben
het oude vaandel onvervaard
voortgedragen, zij hebben steeds
den goeden strijd gestreden, zij
hebben ook vruchten op hun werk
mogen aanschouwen.
Zij hebben dat kunnen doen r
Ja! stort in mijn aadren die
kracht van gelooven,
die hoogten terneer stort en mar
mer verbreekt,
die hemelvuur inroept en af
dwingt van boven,
en ijskoude harten in liefdebrand
steekt!
Ja, geef mij te galmen het loven
en danken,
in vlammenden ijver, in worst
lenden moed,
in lieflijke psalmen, in dondrende
Hef Colijn-ideaal
Vooral het slot van Colijns toe
spraak, waarin hij ons op het hart
bond trouw te blijven aan de Cal
vinistische beginselen, zoals met
name zijn politieke voorganger
Kuyper ons die ingeprent had.
maakte diepe indruk op de aan
wezigen.
Men heeft daarbij te bedenken
dat Colijn ook hier een Calvinis
me voor ogen stond, dat strijd
baar opkwam voor eigen beginse
len in het Nederlandse volksle
ven, maar tevens alle onderlinge
twistpunten zou likwideten, wéér
maar mogelijk. Want Colijn moge
van nature een zeer strijdbare
persoonlijkheid geweest zijn, hij
was ook in die jaren bezorgd voor
alle felheid van geestverwanten,
die het gevolg was van kleingees
tigheid en splinterkwesties. Om
dat hij daarvan diep overtuigd was
kon hij ook de nationale positie
innemen die hij in de dertiger ja
ren bekleed heeft.
Dat hij deze overtuiging voor
stond. bewees hij nog eens na
drukkelijk toen hij een week later,
op woensdag 1 juni 1938 voor de
Christelijke Vrouwenbond te Den
Haag sprak, waar hij ernstig
waarschuwde tegen het oprichten
van nieuwe specifiek kerkelijke
organisaties binnen de Christelij
ke vrouwenwereld.
Colijn presideerde in 1934 en m
1936 de herdenkingssamenkomsten
van de volgelingen van de Af
scheiding en de Doleantie, maar
hij was van oordeel dat de kerke
lijke gescheidenheid buiten de
kerkelijke instituten zo min moge
lijk tot uiting moest komen, om
dat dit met de jaren de gezamen
lijke kracht van het orthodox pro
testantisme in Nederland binnen
liet kader van de Natie zou bré-
ken!
Op die toogdag van de Neder
landse Christelijke Vrouwenbond
sprak Colijn onder meer:
„Ik ben geen vreemdeling in
Jeruzalem en ik weet, dat de nei
ging om ln schelpwoningen te hui
zen eer toe- dan afneemt. Daar
om juist spreek ik hier. Want ik
zou niet gaarne zien, dat de fluis
terstemmen, die ook hier split
sing begeren, te ver in het rond
gehoord werden, zonder dat ik een
waarschuwing heb doen horen!
Er zijn er die menen, dat Her
vormde. Gereformeerde, Christe-
lijk-Gereformeerde, Lutherse en
andere groepen van Christelijke
vrouwen beter doen zich afzonder
lijk dan gezamenlijk te organise
ren. Het is zonderling de schei
dingslijnen te willen trekken langs
uiterlijke grenzen van kerkelijke
organisatie. Ik wijs echter op de
eene heilige algemene Christelij
ke Kerk. die één Heer en één
Doop belijdt.
De Christelijke gemeenschaps
gedachte is niet tot de Kerk be
perkt. Er is ook een leven der
Natie en daar roept de -nood van
de tijd om demonstratie van de
eenheid van alle Christusbelijders
in hun opkomen tegen de vernie
lende krachten die het volksleven
bedreigen.
Ik wil met dit alles niet zeggen,
dat elke gedeeldheid op het ter
rein van het vereenigingsleven
veroordeeld moet worden. Ik on
derscheid hiér bijvoorbeeld tussen
jeugdvereenigingen en die van uit
sluitend volwassen leden. Echter
elke noodeloze scheiding, die zich
in de Protestantsch Christelijke
volksgemeenschap openbaart, be-
De belofte, verscholen in Je
zus' woord: „opdat de wereld ge-
loove, dat Gij mij gezonden hebt",
mag niet zoo maar langs ons
heen gaan. Het legt op ons ge
slacht een geweldige verantwoor
delijkheid, juist in een wereld
tende krachten gaat en een lawi
ne van revolutionaire begrippen
zich uitstort. De geestelijke ver
warring wordt soms als medicijn
geprezen. Daarom moeten de
verschijnselen van deze dagen in
dit tijdsgewricht, waarin de volks
geest sterk wordt beïnvloed in
anti-Christelijken zin, worden ge
zien onder eeuwigheidslicht.
Vergeet niet, dat Ge niet alleen
strijdt, maar dat Ge de moeders
zijt van het komend geslacht, dat
aan Uw hand den weg naar Je
zus leert kennen; dat de historie
leert, dat God trouw aan onzen
kant niet onbeloond laat, en dat
Hij, Die in het eind de wereld
overwinnen en alle verzet een
maal breken zal, de krachten
niet onthouden zal voor het vol
brengen van de taak, die het ge-
loovig Protestantisme heeft. In
dien onze trouw onwankelbaar is
en wij het den dichter nazeggen:
„Nooit kan 't geloof te veel ver-
iene
Viktor keek om en zag niets
anders dan een lege. vochtige
straat: een gapende mond in
een slaapgezicht.
„Dit is een morgenstond"
dacht hij.
Traag liep hij naar de trap
pen van het spoorviaduct aan
het eind van de straat.
Met de handen in zijn zak
ken probeerde hij met één voet
de steile trap met de smalle
treden op te hinken. Toen hij
een paar treden omhoog was
gesprongen, moest hij snel zijn
handen uit de zakken van zijn
leger-coat halen, omdat hij uit
balans dreigde te raken. Nog
net kon hij de gladde leuning
grijpen, zodat hij niet achtêr-
over sloeg.
Bijna in een ravijn gestort.
Je had wel, na minuten val
len te pletter kunnen slaan op
de rotsen. Vermorzeld als een
vlieg tussen duim en wijsvin
ger. Mijn tegenwoordigheid
van geest heeft mij weer ge
red. Hoe was dat verhaaltje
ook al weer met tegenwoordig
heid van lichaam en geest.
Het had geloof ik iets te ma
ken met een auto-ongeluk.
Vanavond eens aan Nico vra
gen, die zal het wel weten.
miene
Viktor stak zijn handen weer
in zijn zakken en ging achter
uit lopend de trappen op.
Voorzichtig. Boven aan de
trap. op het viaduct, deed hij
enige passen naar de leuning
en bleef staan.
Hij was een tourist, de ar
men. net iets onder de ellebo
gen op de zwart gesleten leu
ning laten rusten; de handen
als stijve franjes aan de pol
sen; het geknikte rechterbeen
steunend op een stang van de
balustrade en het linkerbeen
kaarsrecht, met de voet naar
buiten gekeerd, op de grond.
Uit de onzichtbare grot. be
neden Viktor schoven een ho
ge. electrische lokomotief en
lange goederenwagons, met de
onrustige bewegingen van een
sluw glijdier, over de vele wis
sels. Langzaam daalde de snel
heid af in een schokkend ein
de: botsende bumpers over
stemden het droge snierpen.
Ochtend-ziek-traag stuwde de
blauwe kop zijn lichaam weer
naar het viaduct. Telkens stoot
te hij met een stroeve beroe
ring een lichaamsdeel af (ver
pakt in grauwe dekzeilen met
witte letters en cijfers.).
mutte
Hij keek naar de railsstrepen
onder hem. Links een seinpaal
met rood licht. Ver weg. bo
ven de glimmende lijnen waren
nog meer lichten; rode. groe
ne en witte. Je kon hiervan
daan duidelijk zien. dat de
spoorrails naar één punt aan de
horizon liepen.
ER UIT GELICHT
J. P. B. (te Eindho
ven): Lag het eerste ge
dicht in de buurt van een
bundel van Kouwenaar-1
Het tweede kon onze
kritiek doorstaan (bijna
niet te geloven).
A. L. (Den Haag):
Misschien vullen we de
vakantiepagina er nog
Waarom doen mensen op
een bepaalde leeftijd
toch altijd zo moeilijk?
pond
Viktor volgde elke losgesto-
ten wagon met smalle ogen en
gaf iedere vracht een bestem
ming. Appelschaal, Boeren
land. Curesou. Denemarken.
Engelsland.... Een inspannend
I werk. vooral omdat hij de al
fabetische volgorde in de ga
ten moest houden, die niet de
zelfde plaatsen mocht hebben
als die van de vorige dagen
Behalve het noemen van
het reisdoel, moest hij ook nog
nauwkeurig tellen hoeveel wa
gons er passeerden. Om geen
fouten te maken zette hij lange
rijen streepjes in een twee
jaar oude zakagenda, die hij
van zijn vader had gekregen/
Na een half uur reed de lo
komotief in de richting van het
viaduct en stopte onder de
plaats waar Viktor stond. De
machinist deed het deurtje
open en schreeuwde
„Hoeveel vandaag?"
Viktor boog over de reling
en gilde „drie-en-negentlg. dat
is vijf meer dan gisteren".
„Bedankt" riep de machi
nist, stak zijn hand op en
zwaaide de deur met kracht
dicht.
U Dank je wel
Dank je wel
zz de nachtgezel
heeft violette
sg benen
Z— weet je nog
die ene keer
Ijf dat je wenen
wenen moest
namen staan
§H in de boom
HH klein gedicht
gH van vezelwoorden
=e dank je wel
die houten droom
=s is levend
licht geworden.
E JAN PAUL
jg BRESSER
(Eindhoven)
grutten
Met langzame spieren liet
Viktor de leuning van het via
duct los en liep in de richting
van de trappen.
Onder het statige wandelen
hield hij zijn armen naar be
neden. Houten ledematen.
Om de drie passen schudde
hij zijn armen, alsof hij met
zijn wijsvinger in twee onzicht
bare pannetjes roerde; maak
te van zijn hand een klemmen
de schelp waartussen hij de
rand van zijn mouw kneep en
trok de twee mouwen glad;
zonder plooien.
Hij vond dat zijn uniform,
met de vele gouden biezen,
keurig rond zijn lichaam moest
vallen.
CEES VAN DOP
Kou
De stijve handen worstelen met
twee felle kleuren de hete lavastroom
de kieuwen van een vastgevroren vis
kinderen staren verbijsterd naar liun
adem, doodgeboren bloemen spannen
een wit laken de etaleur ligt lang
uit in een glazen kist
Jan van Doorn (Den Haag)
Kartoen
Van JOHAN MARNAND
(Leiden)
ziek zijn
verveeld ga ik bacteriën sparen
plak soort bij soort en
geef ze als blijk aan een bezoeker
rust
Achter het raam
zie ik mezelf staren
in een rechthoekige
zwarte rust
de rust rond een dode
de rust, die de gordijnen
verwijt, dat ze kwispelen
Kartoen
De nachtinkt
De nachtinkt staat nog nai
van 't letten op gebaren
aandachtig in het zwart
de schemering te begraven
de kalme glijding langs de
morgen
met sluiers nasleep
rond de grond
dat is verzwegen grootheid