Het gouden feest van de J.V. In het land van de karmozijnen kinderen «O ZATERDAG 1 JUNI 1963 DE WERELD 25 JAAR GELEDEN tfcor G. PUCHINGER „Goede oude J.V., gezegend zij je gedachtenis". FEDDE SCHURER in de „Friese Koerier" MEI 1963 „De jongelingsvereniging heeft mij gevormd. Niet alleen dat je er leerde spreken, maar vooral dat je je daar intensief bezig hield met maatschappelijke en politieke, vraagstukken. Juist hierdoor werd mijn belangstelling gewekt om er méér van te weten te komen. De aanraking op de J.V'. met economische vraagstukken is a.li.w. de stoot geweest, dat ik privélessrn nam bij prof. dr. C. de Heer, die mij opgeleid heeft voor de middelbare acte Staathuishoudkunde en Statistiek." H. VAN EIJSDEN „A R. Posf MEI 1963 Het was in de afgelopen maand vijfentwintig jaar gele den, dat op woensdag 25 en don derdag 26 mei 1938 te Amster dam in het R.A.I.-gebouw het gouden jubileum werd gevierd van de Nederlandse Bond van Jongelingsverenigingen op Ge reformeerden Grondslag. Voor de meeste eenvoudige leden ener plaatselijke J.V., die die Hemelvaartsdag naar Amster dam trokken, om in het snikhe te gebouw de massale vergade ring bij te wonen (waaronder uw scribent) ongetwijfeld een gebeurtenis! Maar een subjec tieve, nauwelijks meer te con troleren jeugdindruk heeft geen betekenis als deze niet te plaat sen is in breder historisch raam. En dit laatste is het geval: de jongelingsvereniging van de Gere formeerde Kerken van een vijftig jaar geleden heeft grote beteke nis gehad voor de ontwikkeling van de eenvoudigsten onder de gereformeerde volksgroep. Het was de tijd waarin geen radio, geen televisie bestonden, en waar in Kuyper (óer-modern voor zijn dagen!) het dagblad had aange grepen om het gereformeerde volk tot ontwikkeling te brengen. Zoals dertig jaar geleden de radio een machtig middel werd om het volk te beïnvloeden, en théns de tele visie het is, zo trad Kuyper een negentig jaar geleden met zijn Journalistieke voorlichting de ge reformeerde huiskamers binnen! Het is mede déèrom onze stellig ste overtuiging dat al wie thèns de televisie als communicatie- en opvoedmiddel zou negéren, in zijn uitvoering en uitwerking, gelijk staat aan iemand die dertig jaar geleden de problematiek van de radio, en negentig jaar geleden de invloed van de opkomende dag bladpers had ontkend! Om de achterhoede Het nieuwe dat Abraham Kuy per bracht, en waarin hem vrij wel alle politieke richtingen in Nederland gevolgd zijn, is, het brengen van het dagelijks com mentaar van sterk persoonlijke aard en vanuit een bepaald standpunt uit naast de dagelijk se nieuwsvoorziening. De verbin ding van journalist en staatsman in één persoon, ziedaar waarin Kuyper óók het voorbeeld is ge weest voor Schaepman en De Savornin Lohman. Scherp doorzag Kuyper de in vloed van een dagblad, reeds vóór de oprichting van „De Standaard". Aan Groen van „HET" MOMENT VAN DE DAG dr. Colijn de Bondsvoorzitter prof. dr. K. Dijk. toen een „Mannerbund"; meisjes kwamen er niet aan te pas. Die hoorden op Dorcas, en kregen pas in later jaren een eigen or ganisatie die op vorming was ge richt. De methode van de J.V. scheen misschien minder attrac tief dan die der tegenwoordige organisaties. Spelen en zaalspor ten bij. goed, dan zijn jaar meester van de positie i n- t r a moros. Het is me onbe grijpelijk dat men dit onzerzijds niet meer algemeen voelt". Het bijzondere is nog niet dat Kuypers visie volkomen juist was, maar dat hij deze ook in de loop van een halve eeuw volko men heeft weten te realiseren! Maar een redacteur-veldheer moge in die tijd grote kansen hebben gehad, toen Nederland nog niet overstroomd werd met drukwerken, en men de kranten niet slechts inkeek, maar ook werkelijk de tijd nam ze te le zen, één probleem bestond voor Kuyper evenzeer als voor óns: hoe bereikt men de allereenvou- digsten, ook de allerjongsten, hoe voedt men ze op zodat ze het gegeven materiaal ook- ver werken? Het gelezene moest verwerkt worden, liefst in onder ling gesprek en vertrouwd be raad, waarin de eenvoudige jon geren binnen eigen kring krijgs raad konden houden over het ge- bodene. Dié taak was niet voor dr. Kuy per zelve weggelegd, maar voor een eenvoudig predikant: J. E. Vonkenberg, die op 25 oktober 1888 met H. J. Flipse de Neder landse Bond van Jongelingsver- eniglngen op Gereformeerden Grondslag oprichtte. Fedde Schurer over de J.V. De meest onverdachte getuige nis over de betekenis van deze Jongelingsverenigingen kwam één dezer dagen van een Christelijk doorbraakman. Fedde Schurer, die uit eigen ervaring sprekende, het verleden in de „Friese Koe rier" met de volgende woorden u'.tnemend tekende: „In haar oude vorm betekende zij voor ons niet alleen een vrien denkring en een vrijetijdsbeste ding. maar een leerschool en een vormingsinstituut waarvan men soms tegen wil en dank iets mee nam. Zij had daarbij een eigen inzicht, een mate van zelfstandig heid die de buitenstaander niet zou vermoeden. Zo staat ons nog levendig voor de geest dat in de jaren van de Eerste Wereldoor log, toen hei leidende antirevolu tionaire dagblad De Standaard on der dr. A. Kuyper een sterk pro- Duitse politiek voerde, het Gere formeerd Jongelingsblad ons week aan week verkwikte met een zo helder protesterend geluid, dat het amper door de beugel der toen door de overheid angstvallig bewaarde neutraliteit kon glip pen. De meest befaamde rede naars van die dagen rekenden het zich een eer. op Hemelvaarts dag de grote rede voor de Bonds dag te kunnen houden. De Jongelingsvereniging was als amateurtoneel, dat wij als we reldgelijkvormigheid afwezen. Hoogstens kwam er op de feeste lijke jaarvergadering een leerza me „samenspraak". Het doel van de vereniging was de jongelingen op te lelden tot nut tige leden van de kerk, staat en maatschappij, en volgens deze doelstelling was het programma samengesteld. De vergaderingen op zondagmiddag na kerktijd, duurden twee uren, waarvan het eerste uur gewijd was aan bijbel bespreking. Verder vermeldde de rooster Nederlandse Geloofsbelijdenis. Anti-Revolutionaire beginselen (aan de hand van „Ons Program" van Kuyper), maatschappelijke onderwerpen en letterkunde. Iets zakelijker gezegd dus: we bestu deerden theologie, politiek en eco nomie. De „bronnen", die daarbij no dig waren, stonden in de biblio theek. en de „leidraad" leerde ons de weg in die bronnen te vin den. Ieder was bij toerbeurt in leider. en moest zijn inleiding in de nabespreking verdedigen. Het is moeilijk te schatten welk een scholing dit betekende, zowel in de kennis der materie als in de hantering van het geschreven woord voor jongens die meren deels geen andere opleiding dan lagere school hadden gekend. We legden in jeugdige overmoed het „Wij Calvinisten" er misschien wel eens wat te dik op, we waren weieens wat vlot klaar met de veroordeling van valse en revolu tionaire denkbeelden, maar we dachten en praatten er dan toch Heel veel van wat we toen op de J.V. zelf moesten opgraven, le ren ze tegenwoordig op school. Daarom zal het wel waar zijn dat de methode moest veranderen. Maar die oude vorm was in die tijd evenzeer noodzakelijk. Men vindt de denkstructuren uit deze jeugdclubs nog heden ten dage in de Gereformeerde Ker ken, en de Anti-revolutionaire Partij, en niet te vergeten ook in de Partij van de Arbeid. Hier is, om met de Prediker te spreken, brood uitgeworpen op het water, dat gevonden wordt na vele da- Daarom is een gelukwens aan de opvolgster, die andere metho den volgt en ook meisjes in zijn rijen telt, hier volkomen op zijn plaats". H. van Eijsden Dat de vormende kracht van de Jongelingsvereniging tot op van daag nog een rol speelt in het actueel politieke leven, bleek mij onlangs bij het doorlezen van de laatste „AR. Post" van mei 1963, waarin de nieuwe Anti-Re volutionaire fractieleider in de Tweede Kamer, H. VAN EIJS DEN vertelt, hoe hij reeds jong lid werd van een Rotterdamse gereformeerde knapenvereniging (de vereniging waarvan men lid werd, als men nog te jong was voor de jongelingsvereniging): „Een aardige bijzonderheid is dat ik als lid werd ingeschreven door een zekere mijnheer Schouten, «Ie latere dr. Schouten. Deze man heeft een grote invloed op mij gehad We gingen naar elke ver gadering waar Schouten een de bat voerde. Ik heb dus als het ware Schouten In de politiek zien groeien." „Hoe jammer toch. dat de meesten onzer zoo zelden de lij nen door trekken" schreef de jon ge Kuyper op 6 november doortrekken van en vasthouden aan de eenmaal aanvaarde begin selen, dat zou de jongelingsver eniging aan duizenden gerefor meerde jongeren leren, en in dat opzicht is het organisatorische werk van ds. Vonkenberg min stens zo van belang geweest als dat van de journalistiek van dr. Kuyper. Zeer zeker is waar dat de oude J.V. een sterk intellectualistisch accent legde op de opvoeding, vandaar dat ze in deze dagen, waarin ook de gevoelsaspecten meer aandacht krijgen, niet meer in die mate voldoet als voor- heeh, maar binnen het kader van eigen tijd vormde het eenvoudige J.V.-wérk, iedere week volbracht, een arbeid die méde voor lange tijd het politieke gebeuren in Ne derland bepaald heeft. Het jubileum Wat de toenmalige leden van de J.V.'s die aanwezig waren zich van het feest in 1938 herinneren? Wellicht vóór alles de snik- hitte in de massale middagver gadering op Hemelvaartsdag, voorts de aanwezigheid van di verse hoge autoriteiten op het ver re, podium, én de rede van Colijn. Het waren de jaren dat we in kranten en door de radio verna men van politieke massavergade ringen in het buitenland, en wat hier opviel was het simpele feit, dat ook onze jeugd in staat was tot massaal enthousiasme. echter zónder enige agressie jegens an dere volkeren, zoals in Duitsland en Italië. De breuk in de gereformeerde kerken (1944) was er nog niet, en scheen voor ons ook bijna een on mogelijkheid, terwijl wij jongeren de breuk met het „Hersteld Ver band" (dr. Geelkerken) en de Hervormde Kerk óf gerechtvaar digd achtten óf we beleefden dat in onze jaren nog niet zo con creet. Het was die dag een feest zonder problemen, gerustgesteld als we waren door het feit dat de Anti-Revolutionairen onder lei ding van Colijn, De Wilde, Van Dijk en Schouten vooraan ston den in de landspolitiek. Vóór alles was de bijeenkomst in het R.A.I.-gebouw een machtig kijk. en hoorspel... De redevoe ringen die gehouden werden door diverse vooraanstaande of in op komst zijnde personen boeiden op dat moment misschien minder qua inhoud (de tendens was ons bij voorbaat reeds bekend) als- wel vanwege het kader waarbin nen ze werden uitgesproken: het was een landelijke J.V.-vergade- ring van ongekende omvang waarin ministers, hoogleraren en kamerleden de „inleiders" wa- Van Wijnbergen thema: „Een klein zaad grote boom". 's Middags refereerde het Anti- Revolutionaire Tweede Kamerlid A. Zijlstra uit Groningen, die te vens oud-voorzitter van de Bond was. over het onderwerp „Onze Gereformeerde Jongelingsvereni- ging en de tijdgeest". Daarna hield het bekende Rooms-Katholieke Kamerlid Ba ron Van Wijnbergen als voorzit ter van de Centrale Jeugdraad een zeer sympathieke toespraak, die hij beëindigde met de woor den: „Het gebod, nu meer dan 19 eeuwen geleden door Christus zelf gegeven: Gaat en onderwijst alle volken en leert hen onderhou den alles wat IK u geboden heb. geldt nog en blijft gelden de Staten ontstaan en verdwijnen weer, volkeren komen en gaan ten onder, geslachten volgen el kander op. Staatsgrenzen worden getrokken, weder uitgewist en op nieuw uitgestippeld. Staatsvormen vertoonden zich in de loop der eeuwen in de grootste verschei denheid. Dat alles kan ons tot op zekere hoogte onverschillig laten, mits het eerste en grote gebod maar blijft en onderhouden wordt, mits Christus wordt verkondigd, het Evangelie maar gepredikt wordt en naar dat Evangelie wordt geleefd. Gelukkig ons dierbaar vader land, waar we de vrijheid heb ben voor onze Christelijke jeugd organisatie, een vrijheid, die we niet tegen Overheidsbemoeiing wensen in te ruilen, al zal het de Overheid niet onverschillig mo gen wezen, of werkelijk onze jeugd in kennis van God, in ken nis van Christus, in kennis van het Evangelie wordt opgevoed en gevormd, ja dan neen. Gelukkig Nederland, waar we hebben een Koningin, die God mo ge sparen nog jaren lang, van wie afkomstig is het koninklijke woord „Le Christ avant tout". Onder herhaling van mijn har telijke gelukwens moge ik de hoop uitspreken, dat het u. Mijn heer de Voorzitter met uw staf van medewerkers moge gegeven worden, onder Gods onmisbare ze gen de jeugd te blijven vormen zó, dat het koninklijke woord: „Le Christ avant tout" door haar niet slechts worde verstaan, maar ook op elk terrein des levens ten volle worde beleefd". 's Avonds vond. onder leiding van de heer F. C. van Dorp uit Rotterdam een declamatorium plaats. Toen kwam de Hemelsvaartdag, donderdag 26 mei 1938! Die dag waren aanwezig de mi nisters Slotemaker de Bruine (onderwijs), Van Dijk (defensie) en De Wilde (financiën); de An- ti-Revolutionaire Tweede Kamer fractieleider J. Schouten, de Am sterdamse burgemeester Dr. W. de Vlugt, om slechts enkelen van de voornaamste autoriteiten te Een hoogtepunt in de morgen vergadering was ongetwijfeld de toespraak van de zeer gearticu leerd sprekende minister Slotema ker de Bruine, die aan de Bonds voorzitter prof. dr. K. Dijk zijn benoeming meedeelde tot Ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw, voor welke onderscheiding prof. Dijk op niet minder gear ticuleerde wijze dank zei. Die dag spraken nog tevens on der meer minister De Wilde, bur gemeester De Vlugt, het Kamer lid Schouten, en namens de gere formeerde studenten de latere hoogleraar Herman J. Schilder. Het moment van de dag vall' hemel i arde Maar hét moment van de dag vormde toch weer de toespraak van de in die dagen zo gezagvolle en in de kring der J.V.'s zeer ge ziene minister-president Colijn. die in de middagvergadering aan wezig was. Ook thans vormde zijn rede hét hoogtepunt, zoals het boekje ook vermeldt, waarin het gehele ver slag van de Jubileum-Bondsdag is opgenomen. Ik moge hier het slot weerge ven van zijn toespraak, die onder ademloze stilte door de duizenden jongelingen werd aangehoord Zijn toespraak „Geen vrees achtigheid, maar kracht" beëin digde Dr. Colijn als volgt: „Er zijn er die met stormach- tigen aandrang het pleit voeren voor de herleefde ideologie van de volstrekte machtsvolkomenheid van den modernen staat, waaraan alles: religie, onderwijs, weten schap, kunst, zelfs huiselijke ver houdingen, kortom het heele men- schenleven van de wieg tot het graf, ondergeschikt behoort te zijn. Er zijn anderen, die wel is waar deze uitwassen met kracht bestrijden, maar toch aan den Staat een taak toebedeelen, die in het eind den vrijen zelfstandi gen burger naar het museum van oudheden verwijst, omdat het volk nagenoeg geheel geleerd heeft zich te bewegen met behulp van Staatskrukken. Weer anderen vermeien zich het liefst in de rol van gullen Sinterklaas, op kosten van den belastingbetalenden burger, met in het eind een zoodanige alge- meene verarming van de gemeen schap, dat veel van wat met zorg werd opgebouwd, weer zou moeten worden prijsgegeven. Te gen al die afdwalingen biedt ons Calvinistisch beginsel afdoend verweer en daarom is het een onmisbaar element in het leven van ons volk. Dat beginsel wijst ons voor huisgezin en school, voor Kerk en Staat en ook voor heel het maatschappelijk leven met onovertroffen zekerheid den juis- ten weg. Het is te midden van bedervende toestanden als een bederfwerend zout; of. beter nog. het is een tegengif tegen alle ver woestende krachten, die het toe leggen op de vernietiging van wat voor een gezond volksleven onmis- Kuyper heeft U op een anderen feestdag er aan herinnerd, dat kracht het sieraad van de jonge lingen is. Ik moge U dan heden herinneren aan het woord van Paulus: God heeft ons niet gege ven een geest der vreesachtig heid, maar der kracht! Laat dat Uw richtsnoer blijven ook in de toekomst. Uw 75-jarig jubileum zal ik wel niet meer be leven. Maar laat dan hem. d:e dan mijn plaats inneemt, kunnen getuigen: zij hebben de op hun gouden feest gesproken woorden Proefballon verschijnt elke voortlom dagen in hei zondagsblad, voor iedere geaccep teerde inzending Is er een postiriaael. at uur a.v.p.J foto's, tekeningen, gedichten, verhalen, commentaren, ideeën ol irat Je nog meer hebt naar de re- daktle „Ruimte r oor ons" van deze krant. ter harte genomen; zij hebben het oude vaandel onvervaard voortgedragen, zij hebben steeds den goeden strijd gestreden, zij hebben ook vruchten op hun werk mogen aanschouwen. Zij hebben dat kunnen doen r Ja! stort in mijn aadren die kracht van gelooven, die hoogten terneer stort en mar mer verbreekt, die hemelvuur inroept en af dwingt van boven, en ijskoude harten in liefdebrand steekt! Ja, geef mij te galmen het loven en danken, in vlammenden ijver, in worst lenden moed, in lieflijke psalmen, in dondrende Hef Colijn-ideaal Vooral het slot van Colijns toe spraak, waarin hij ons op het hart bond trouw te blijven aan de Cal vinistische beginselen, zoals met name zijn politieke voorganger Kuyper ons die ingeprent had. maakte diepe indruk op de aan wezigen. Men heeft daarbij te bedenken dat Colijn ook hier een Calvinis me voor ogen stond, dat strijd baar opkwam voor eigen beginse len in het Nederlandse volksle ven, maar tevens alle onderlinge twistpunten zou likwideten, wéér maar mogelijk. Want Colijn moge van nature een zeer strijdbare persoonlijkheid geweest zijn, hij was ook in die jaren bezorgd voor alle felheid van geestverwanten, die het gevolg was van kleingees tigheid en splinterkwesties. Om dat hij daarvan diep overtuigd was kon hij ook de nationale positie innemen die hij in de dertiger ja ren bekleed heeft. Dat hij deze overtuiging voor stond. bewees hij nog eens na drukkelijk toen hij een week later, op woensdag 1 juni 1938 voor de Christelijke Vrouwenbond te Den Haag sprak, waar hij ernstig waarschuwde tegen het oprichten van nieuwe specifiek kerkelijke organisaties binnen de Christelij ke vrouwenwereld. Colijn presideerde in 1934 en m 1936 de herdenkingssamenkomsten van de volgelingen van de Af scheiding en de Doleantie, maar hij was van oordeel dat de kerke lijke gescheidenheid buiten de kerkelijke instituten zo min moge lijk tot uiting moest komen, om dat dit met de jaren de gezamen lijke kracht van het orthodox pro testantisme in Nederland binnen liet kader van de Natie zou bré- ken! Op die toogdag van de Neder landse Christelijke Vrouwenbond sprak Colijn onder meer: „Ik ben geen vreemdeling in Jeruzalem en ik weet, dat de nei ging om ln schelpwoningen te hui zen eer toe- dan afneemt. Daar om juist spreek ik hier. Want ik zou niet gaarne zien, dat de fluis terstemmen, die ook hier split sing begeren, te ver in het rond gehoord werden, zonder dat ik een waarschuwing heb doen horen! Er zijn er die menen, dat Her vormde. Gereformeerde, Christe- lijk-Gereformeerde, Lutherse en andere groepen van Christelijke vrouwen beter doen zich afzonder lijk dan gezamenlijk te organise ren. Het is zonderling de schei dingslijnen te willen trekken langs uiterlijke grenzen van kerkelijke organisatie. Ik wijs echter op de eene heilige algemene Christelij ke Kerk. die één Heer en één Doop belijdt. De Christelijke gemeenschaps gedachte is niet tot de Kerk be perkt. Er is ook een leven der Natie en daar roept de -nood van de tijd om demonstratie van de eenheid van alle Christusbelijders in hun opkomen tegen de vernie lende krachten die het volksleven bedreigen. Ik wil met dit alles niet zeggen, dat elke gedeeldheid op het ter rein van het vereenigingsleven veroordeeld moet worden. Ik on derscheid hiér bijvoorbeeld tussen jeugdvereenigingen en die van uit sluitend volwassen leden. Echter elke noodeloze scheiding, die zich in de Protestantsch Christelijke volksgemeenschap openbaart, be- De belofte, verscholen in Je zus' woord: „opdat de wereld ge- loove, dat Gij mij gezonden hebt", mag niet zoo maar langs ons heen gaan. Het legt op ons ge slacht een geweldige verantwoor delijkheid, juist in een wereld tende krachten gaat en een lawi ne van revolutionaire begrippen zich uitstort. De geestelijke ver warring wordt soms als medicijn geprezen. Daarom moeten de verschijnselen van deze dagen in dit tijdsgewricht, waarin de volks geest sterk wordt beïnvloed in anti-Christelijken zin, worden ge zien onder eeuwigheidslicht. Vergeet niet, dat Ge niet alleen strijdt, maar dat Ge de moeders zijt van het komend geslacht, dat aan Uw hand den weg naar Je zus leert kennen; dat de historie leert, dat God trouw aan onzen kant niet onbeloond laat, en dat Hij, Die in het eind de wereld overwinnen en alle verzet een maal breken zal, de krachten niet onthouden zal voor het vol brengen van de taak, die het ge- loovig Protestantisme heeft. In dien onze trouw onwankelbaar is en wij het den dichter nazeggen: „Nooit kan 't geloof te veel ver- iene Viktor keek om en zag niets anders dan een lege. vochtige straat: een gapende mond in een slaapgezicht. „Dit is een morgenstond" dacht hij. Traag liep hij naar de trap pen van het spoorviaduct aan het eind van de straat. Met de handen in zijn zak ken probeerde hij met één voet de steile trap met de smalle treden op te hinken. Toen hij een paar treden omhoog was gesprongen, moest hij snel zijn handen uit de zakken van zijn leger-coat halen, omdat hij uit balans dreigde te raken. Nog net kon hij de gladde leuning grijpen, zodat hij niet achtêr- over sloeg. Bijna in een ravijn gestort. Je had wel, na minuten val len te pletter kunnen slaan op de rotsen. Vermorzeld als een vlieg tussen duim en wijsvin ger. Mijn tegenwoordigheid van geest heeft mij weer ge red. Hoe was dat verhaaltje ook al weer met tegenwoordig heid van lichaam en geest. Het had geloof ik iets te ma ken met een auto-ongeluk. Vanavond eens aan Nico vra gen, die zal het wel weten. miene Viktor stak zijn handen weer in zijn zakken en ging achter uit lopend de trappen op. Voorzichtig. Boven aan de trap. op het viaduct, deed hij enige passen naar de leuning en bleef staan. Hij was een tourist, de ar men. net iets onder de ellebo gen op de zwart gesleten leu ning laten rusten; de handen als stijve franjes aan de pol sen; het geknikte rechterbeen steunend op een stang van de balustrade en het linkerbeen kaarsrecht, met de voet naar buiten gekeerd, op de grond. Uit de onzichtbare grot. be neden Viktor schoven een ho ge. electrische lokomotief en lange goederenwagons, met de onrustige bewegingen van een sluw glijdier, over de vele wis sels. Langzaam daalde de snel heid af in een schokkend ein de: botsende bumpers over stemden het droge snierpen. Ochtend-ziek-traag stuwde de blauwe kop zijn lichaam weer naar het viaduct. Telkens stoot te hij met een stroeve beroe ring een lichaamsdeel af (ver pakt in grauwe dekzeilen met witte letters en cijfers.). mutte Hij keek naar de railsstrepen onder hem. Links een seinpaal met rood licht. Ver weg. bo ven de glimmende lijnen waren nog meer lichten; rode. groe ne en witte. Je kon hiervan daan duidelijk zien. dat de spoorrails naar één punt aan de horizon liepen. ER UIT GELICHT J. P. B. (te Eindho ven): Lag het eerste ge dicht in de buurt van een bundel van Kouwenaar-1 Het tweede kon onze kritiek doorstaan (bijna niet te geloven). A. L. (Den Haag): Misschien vullen we de vakantiepagina er nog Waarom doen mensen op een bepaalde leeftijd toch altijd zo moeilijk? pond Viktor volgde elke losgesto- ten wagon met smalle ogen en gaf iedere vracht een bestem ming. Appelschaal, Boeren land. Curesou. Denemarken. Engelsland.... Een inspannend I werk. vooral omdat hij de al fabetische volgorde in de ga ten moest houden, die niet de zelfde plaatsen mocht hebben als die van de vorige dagen Behalve het noemen van het reisdoel, moest hij ook nog nauwkeurig tellen hoeveel wa gons er passeerden. Om geen fouten te maken zette hij lange rijen streepjes in een twee jaar oude zakagenda, die hij van zijn vader had gekregen/ Na een half uur reed de lo komotief in de richting van het viaduct en stopte onder de plaats waar Viktor stond. De machinist deed het deurtje open en schreeuwde „Hoeveel vandaag?" Viktor boog over de reling en gilde „drie-en-negentlg. dat is vijf meer dan gisteren". „Bedankt" riep de machi nist, stak zijn hand op en zwaaide de deur met kracht dicht. U Dank je wel Dank je wel zz de nachtgezel heeft violette sg benen Z— weet je nog die ene keer Ijf dat je wenen wenen moest namen staan §H in de boom HH klein gedicht gH van vezelwoorden =e dank je wel die houten droom =s is levend licht geworden. E JAN PAUL jg BRESSER (Eindhoven) grutten Met langzame spieren liet Viktor de leuning van het via duct los en liep in de richting van de trappen. Onder het statige wandelen hield hij zijn armen naar be neden. Houten ledematen. Om de drie passen schudde hij zijn armen, alsof hij met zijn wijsvinger in twee onzicht bare pannetjes roerde; maak te van zijn hand een klemmen de schelp waartussen hij de rand van zijn mouw kneep en trok de twee mouwen glad; zonder plooien. Hij vond dat zijn uniform, met de vele gouden biezen, keurig rond zijn lichaam moest vallen. CEES VAN DOP Kou De stijve handen worstelen met twee felle kleuren de hete lavastroom de kieuwen van een vastgevroren vis kinderen staren verbijsterd naar liun adem, doodgeboren bloemen spannen een wit laken de etaleur ligt lang uit in een glazen kist Jan van Doorn (Den Haag) Kartoen Van JOHAN MARNAND (Leiden) ziek zijn verveeld ga ik bacteriën sparen plak soort bij soort en geef ze als blijk aan een bezoeker rust Achter het raam zie ik mezelf staren in een rechthoekige zwarte rust de rust rond een dode de rust, die de gordijnen verwijt, dat ze kwispelen Kartoen De nachtinkt De nachtinkt staat nog nai van 't letten op gebaren aandachtig in het zwart de schemering te begraven de kalme glijding langs de morgen met sluiers nasleep rond de grond dat is verzwegen grootheid

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1963 | | pagina 17