ROGER IKOR sSl le tempó... 'N NIEUWE HEINE-UITGAVE NECHT ZONDER ONTMOETING VOOR U GELEZEN ZONDAGSBLAD Mijn honderd kinderen I ZATERDAG 25 MEI 196S bouwt voort aan zijn cyclus In het tweede deel van zijn cy clus, getiteld Les murmures de la guerre, brengt Ikor ons drie jaar verder In de tijd en, geografisch, in een land waar de opstand woedt tegen het Franse bestuur. Hij noemt geen naam, maar we zijn dan natuurlijk in Al- gerië en Fenns maakt als gemo biliseerd onder officier kennis met een eigen aardige oorlog, die niet komt met de bulderende stem van kanon en vliegtuigbom, maar met de fluisteringen („les murmu res") van de knetterende mi trailleurkogel en de zoevende gra naat. De nu der tigjarige architect heeft van zijn jonge vrouw en zijn bureau voor onbepaalde tijd afscheid genomen. Opgevoed in een hu manistisch pacifisme, heeft hij indertijd een officiersopleiding afgewezen, evenwel zonder fel ani ilitarist te zijn. Oorlogservaringen Zijn eerste ervaring is die van het sluipend gevaar en de dood, die loert achter een heuvelrand of een paar struiken. Heel goed be schrijft Ikor de verandering in de gezindheid van een soldaat, als een makker valt en de primaire gevoelens van woede en wraak ontwaken. Wanneer /een gevangen genomen inlander een granaat bij zich blijkt te dragen, kan Fenns zich niet bedwingen en slaat de man in het gezicht. Later komen korte vuurgevech ten in het terrein maar het blijft bij brokkelwerk, dat alleen veel vraagt van de zintuigen en de ze nuwen. Ook een tocht met een Jeep met al de verrassingen die ze kan opleveren wordt boeiend verteld en niet minder de terro ristenactie in de stad, waar een granaat, bedoeld voor de regi- mentskommandant, nog 'juist op tijd door Fenns wordt wegge werkt. In al deze passages heeft de auteur, die de Tweede Wereldoor log heeft meegemaakt, al is het dan ook grotendeels als krijgsge vangene, gedeeltelijk eigen erva ring benut. De karakteristieke elementen uit de Algerijnse oor log heeft hij moeten verkrijgen uit de tweede hand. beschrijven. Wel maakt Fenns een glimp ervan mee en hoort hij van gebeurtenissen die een heftige reactie bij hem verwekken en hem ertoe brengen overplaatsing te vragen bij de troepen in het veld. waar ruwheid is. maar geen sadisme. Mijn honderd kinderen, door u Lena Knchler-Silberman. Ult- n gave N.V. D« Arbeiderspers, el Amsterdam. vj Door zich uit te geven voor een katholieke onderwijzeres luk- a| te het de schrijfster, een Poolse gf jodin, de verschrikkingen van de c tweede wereldoorlog in Polen door te komen. Wel koesterden a; de nazi's van tijd tot tijd arg- sle waan, doch zij wist steeds aan jj* een wellicht wisse dood te ont ij snappen. Zij zag kans verschei- nia dene malen haar niet-joodse v) vriendin Kasja in Warschau tc bezoeken en zelfs het getto, wa?r •hi zij een. hongerlijdend jongetje o van de dood redde. In sobere be- v* woordingen en juist daardoor aangrijpend voor wie zich de tra- giek daarachter indenkt, vertelt Lena Kuchler-Silberman van ïnj haar ervaringen tijdens de oor- 1 logsjaren. :id( L< In de naoorlogse chaos, toen de >hi Russische bevrijders Polen op- ei nieuw leven inbliezeA en het land loo langzamerhand onder het com- g munistische regiem brachten, cr- :lul voer Lena Kuchler in de hulp- rra verlening aan oorlogsslachtoffers rot een duidelijke discriminatie ten ;uit aanzien van de joden. Zij zegt loo dat wel niet met zoveel woorden, gei maar uit haar beschrijving van Dj de toestanden op het bureau van het Joodse Comité in Krakau ïaa blijkt het. Min of meer uit een nai onbewuste rehabilitatie ten op- neizichte van haar door de oorlog Fi' zwaarder getroffen rasgenoten Kei neemt zij de verzorging van jood- hé se oorlogswezen op zich. Daarin gaat ze helemaal op: het door haar medewerking ge- :stichte kinderhuis bloeien honderd ^geestelijk en lichamelijk ge schonden kinderen door haar zor- naigen op tot normale jongens en imeisjes. De moeilijkheden zijn «dan echter nog niet overwonnen: "nede dorpsbevolking heeft de nazi- .lessen goed geleerd en onder- Jneemt zelfs een gewapende aan- nVijval op het kinderhuis. Hoe ten- jslotte bij Lena en de oudste kin- ..jderen het plan rijpt vanachter jjhet steeds dieper zakkende ijze- 1 "jren gordijn weg te vluchten en w®hoe zij erin slaagt met ..haar" Achter het eenvoudig vertelde verhaal, dat van begin tot einde boeit, wordt de lezer duidelijk hoe moeilijk de joden het niet al- Jleen in maar ook vlak na de oorlog hadden, vooral in de lan dden die door de Russische troe- T'pen werden gezuiverd van nazi's. eNict één kina was lichamelijk ge- J,zond en geestelijk evenwichtig; ki«n of schrijven konden ze niet ze hun jaren ver vooruit. ,,Mijn honderd kinderen", dat in beheerste stijl is geschreven en dat zuiver en eerlijk aandoet, is terecht in verscheidene talen overgezet en zal waarschijnlijk in Duitsland worden verfilmd. In Engeland werd het vorig jaar voor de BBC-microfoón in afleve ringen voorgelezen en in Israël behoort het tot de verplichte les stof op scholen. De schrijfster, die als doctor in de psychologie o.m. aan de universiteit van Tel- Aviv colleges geeft, kreeg in 1962 de eretitel ..Moeder van Israël". Wij kunnen lezing van dit in 1961 geschreven verhaal, dat on danks de tragische materie toch positief is, van harte aanbevelen. De oude mannen en de dierentuin De oude mannen en do die rentuin, door Angus Wilson, Uitgave Contact, Amsterdam. De toekomstroman De oude mannen en de dierentuin is een zeer menselijk boek in zoverre het de verbeten occupaties van een aantal mensen laat zien die hun maatschappelijke positie willen bevestigen. Wilson, wiens vroege re romans in Engeland groot op zien hebben gebaard, beschikt over een vlijmscherpe ironie die door ieder streven heenziet. De oude mannen, directeuren van een Londense dierentuin die ieder op hun wijze een reorganisatie willen doordrijven, worden onder Wilsons handen tot min of meer bespottelijke oude mannetjes die alle menselijke zwakheden verto nen die denkbaar zijn. Dat de menselijke beperktheid hun niet toe staat hun plannen tot het ein de te volvoeren leren de dieren tuindirecteuren door het uitbreken van een derde wereldoorlog die iedere planning doet vergeten. Het bezwaar dat tegen de roman zou zijn aan te voeren is dat die visionaire beschrijving van een kernoorlog zo plastisch is, dat men geen verband meer legt met de aanloop van het verhaal. Overigens houdt Wilson zijn hoofdpersoon trouw in het oog. De uitmuntende vertaling van M. Mok maakt het lezen van de roman in ieder geval tot een groot genoegen. Menselijk contact Ikor brengt Fenns niet in nau wer contact met de gewone sol daat; twee officieren treden naast hem naar voren. De ene. zijn lui tenant. is een bekwaam beroeps officier, -trouw katholiek, over tuigd van het goed recht der Fransen, maar met afschuw ver vuld voor onnodig geweld en li chamelijke of geestelijke folterin gen om bij een verhoor tot be kentenis en verraad te dwingen. De tweede is kolonel Berriou, die als hij constateert dat de ser geant de zoon is van de reserve officier Fenns, met wie hij gedu rende de Tweede Wereldoorlog vier jaar in hechte kameraad schap heeft doorgebracht, hem bij zijn staf plaatst en met vriende lijkheden overlaadt. Een portret van deze gecompliceerde figuur te tekenen is een moeilijk werk. Berriou is cultuurmens én op en top militair. Onder zijn char mante manieren schuilt een har de kern, een koud cynisme. Fenns heeft reden te vrezen, dat de pa cificatie van de sector waarvoor de kolonel verantwoordelijk is, te danken is aan de interrogations forcées", verhoren met folterin gen. Als luitenant Plaa hem schrijft de militaire dienst te willen ver laten na datgene waartoe de kolo nel hem heeft gedwongen, ver krijgt hij in een onderhoud met Berriou zekerheid in dezen en vraagt om zijn geweten zuiver te houden overplaatsing naar de ge- vechtslinie. Fenns aanvaardt, ook in de vorm van oorlog, de heer schappij van de kracht, waar het ganse leven op berust, zowel bij mens en dier als bij de levenlo ze dingen, maar verwerpt wreed heid als wapen In deze onvermij delijke strijd. Ook dit tweede deel. welover wogen en bezonnen geschreven met nauwkeurige analyse van ge voelens en handeling, getuigt van vakmanschap en sterke stilisti sche kwaliteiten. Het wezen der liefde In het derde en voorlopig laat ste deel der reeks, getiteld La Plule sur Ia mer, is Fenns ge demobiliseerd en heeft zijn archi- tectenarbeid hervat. Met zijn jon ge vrouw Doriane brengt hij eni ge vakantieweken door aan de kust van de Atlantische Oceaan. Onder hetzelfde dak verblijft ook zijn kollega en vriend Verschoop met zijn vrouw en een viertal opgroeiende kinderen. Het grote thema van dit boek is nu het wezen van de liefde, zoals ze zich openbaart bij deze mensen. In prille genegenheid vinden el kander de zeventienjarige Elie Verschoop en zijn vriendinnetje Evelyne. Naast veel kinderlijks treden bij hen ook elementen van volwassenheid naar voren in een drang waarvan ze zich zelf geen rekenschap geven. Ikor laat hen een trieste dood vinden op zee in het bootje van een vriend, onge vraagd genomen in hun behoefte aan afzondering. Aan de andere kant staat de liefde tussen de oude vader en moeder van Fenns, wier levens zijp samengegroeid. Het fysiek element is verschrompeld: de geestelijke band is er niet minder hecht om. Liefde alleen passie Tussen beide uitersten staan twee mensenparen. Bij Fenns en Doriane wordt de liefde gevoed „Nennt man die besten Namen, So wird auch der meine genannt" HEINRICH HEINE „HStte der Junge was Rechtes gelernt, hatte er nicht gebraucht zu schreiben Bücher" SALOMON HEINc (oom van de dichter) door de hartstocht, het fysieke magnetisme. Het werkt telkens wel weer. maar het bouwt geen harmonisch huwelijk. Fenns is een jager geworden naar ma terieel bezit en naar genot. Het idealisme dat hem jaren terug er toe bracht deel te nemen aan de proef met een geldloze gemeen schap, op touw gezet door de utopist Clare; dat hem tot bou wer maakte van een kapel die de projectie was van zijn drang naar zuiverheid; het idealisme dat in de oorlog hem er toe dreef liever in de rimboe te vechten dan bij de regimentsstaf medeplichtig te worden aan fol teringen, het is verstorven. Het materialisme beheerst hem en zijn egoïsme maakt van Doriane een instrument tot zijn beschik king. Zij voelt zich miskend, te kort gedaan en vernederd. En zo ontstaan voortdurend misverstan den, kortsluitingen en venijnige woordenwisselingen. Op het laatst vlucht ze weg met achterlating van een brief die al haar grie ven opsomt. Na een paar dagen volgt een tweede briefje dat enig contact mogelijk maakt. Vermoe delijk wil Ikor de weg open la ten voor een katharsis, zowel bij Fenns als bij haar, waar beiden dringend behoefte aan hebben. Liefde in tederheid Naast hen staat het echtpaar Verschoop, sinds bijna twintig jaar getrouwd en met betrekkelijk weinig financiële middelen de zorgen dragend voor een naar Franse begrippen niet klein ge zin. Auguste, ,,le bon Tatave", vertoont in zijn goedige sulligheid geen mannenfiguur dat vrouwen harten sneller kan doen kloppen en Agnès wekt slechts bleke her inneringen aan het vieve meisje dat ze eenmaal was. Soms staat de huiselijke barometer op veran derlijk. zelfs op storm. Maar tel kens wint de liefde in tederheid, „l'amour-tendresse", zoals Ikor het noemt, van de negatieve fak- toren. Het proces van levensver vlechting is hier in volle gang. On getwijfeld heeft Ikor. vader van vijf kinderen, in de tekening van dit gezin iets gelegd van eigen ervaring en heeft hij aan Fenns willen demonstreren hoe „la ten- dresse" onmisbaar is voor een gave, duurzame liefde. Slotbalans Als de beide eerste, treft ook dit derde deel door de soepele verteltrant van deze schrijver die een zeer leesbaar verhaal weet op te bouwen in een kundige dose ring van alle elementen. Hij doet denken aan Georges Duhamel, voornamelijk in diens werk tus sen de Eerste en Tweede We reldoorlog; eenzelfde stijlbeheer- sing, humaniteit en levenswijs heid. Vooral het laatste deel van de cyclus zet, zonder zwaarwich tige betogen, tot denken en laat zien hoe egoïsme en genotzucht leiden tot geestelijke verdorring. v.d. PANNE Roger Ikor. Les Murmures de la guerre. Id. La Pluie sur la mer. Uitgave Albin Michel. Het is met Heines werken reeds bij zijn leven eigen aardig gegaan. Als emigrant kan hij tussen 1831 en 1848 in Duitsland niets publiceren, wat niet eerst onder het wakend oog van de reactionaire politieke censoren ge komen is en hun goedkeuring heeft gekregen, zodat hij in bittere spot over „deze gemoedelijke beulen" een hoofdstuk opneemt, dat uitsluitend uit strepen bestaat: de censor heeft alles geschrapt, en slechts vier versprei de woorden laten staan: die deutschen ...Zensoren Dummköpfe. Als zijn schatrijke oom Salo- zitlozen met de aristocratie van mon, bankier in Hamburg, die het bezit, en dan zal er noch hem steeds financieel gesteund van nationaliteit, noch van reli- heeft, sterft, en de zoons de 1 V1" uitkering niet door willen beta- gie sprake zijn: één vaderland t zal slechts Deia- een vauenauu bestaan, namelijk len uit "wraak tegen hun geniaal de ^arde, en slechts één geloof, en kwaadsprekend famüielid. zet namelijk het geluk op aarde. Er deze alles in beweging om de zal dan misschien slechts één her- voor hem onmisbare steun te der en één kudde zijn, een vrije herder met een ijzeren herders- houden: hij moet zich nu een fa- miliecensuur laten welgevallen, want zijn neefs zijn overigens terecht zeer bezorgd voor hun toekomst riekt naar bloed, reputatie, en een van hen. Maxi- goddeloosheid en naar zeer veel staf en een gelijkgeschorene, ge- o*verigens lijk blatende mensenkudde. De milian, heeft alle hen compromit terende papieren uit de „Memoi- slagen. Ik raad onze nakomelin gen, met een heel dikke rughuid vernietigd. Wanneer' in het op de wereld te komen." revolutiejaar 1848 de ambtelijke In de Bundesrepublik versche- censuur wordt opgeheven, spot nen na 1945 goedkope Heine- Heine: „Wie soU ein Mensch oh- bloemlezingen, op slecht papier ne Censur schreiben, der immer gedrukt. Een soort Heine-renais- unter Censur gelebt hat? Aller sance? Vermoedde men in Hei- Stil wird aufhören, alle Gram- ne een dichtend politicus? Dat is matik, alle gute Sitte. In het „Wilhelmische' hij in geen geval. Wel een poli- dichter, mits politiek in een land verschijnen twee goede Hei- ;evat: Heine laat zich oo geen partijprogramma vastleg- he* gen en partijdiscipline is bij hem onmogelijk. In de D.D.R. zou hij uitgaven, die van Elster van Oskar Walzel, nu alleen an tiquarisch verkrijgbaar; in 1 rrSASS ï-^elELi=eoJtv„ de Rijnlanders toch niet hun ,,Lo- reley" kunnen afnemen, staat in gedichtje: Volkslied eines unbe- kannten Dichters. Die onbekende dichter was Heinrich Heine. In de D.D.R. wordt hij van overheids- ken. Bovengenoemde Heine- bloemlezing van bijna 2000 blad- zij's, samengesteld door de kun dige hand van Martin Greiner, de auteur o.a. van Zwlschen Bie dermeier und Bourgeoisie, Kan -ï. er zeker toe bijdragen, dat gro- de/vrienden vaiT^Kari Mar* en rugvinden. Vele van zijn liede ren, gecomponeerd door Schuberi, Schumann, Mendelssohn, Tschai- kowski, Rachmaninow, zijn al- allen lebenden Poeten, hat sich ;»Sf. W unseren Reihen aneeschlossen". echter nog zijn proza zoals b.V. Friedrich Engels, Inderdaad had den zij twee jaar, 1844 en 1845, persoonlijk contact. Engels zei: „Heinrich Heine, der grösste unseren Reihen angeschlossen", d hierboven' «reciteerde nassave t w i i f e 1 d "te °cmd er Ice n rf^n *1 n\ et° e eover het communisrr>e? En dat, HTrht nll ,rhWlJh™ W^.r '""U1 die llchKU heus dicht Die schlesischen Weker (de njet onderschatte eetuiede- Trh opstand van 1844 was niet uitslui tend een hongerrevolte) en in Deutschland, ein Wintermarchen. In het Heine-artikel van de gro te sowjet-encyclopedie 2) wordt geaccentueerd, dat Heine over winning van de arbeidersklasse als een historische onvermijde- p.E DUITSE dichter Heine, lijkheid zag. ..Laat ze m stukken JJ francais des poètes a„r gaan, deze oude wereld Waarin is volgens zijn wens ir de onschuld te gronde gaat, het pjyjjs begraven. De grenadtei niet onderschatte, getuigde: „Ich chreibe eine göttliche Prosa". Le plus francais des poètes allemands meegenomen. „In het fascisti sche Duitsland", aldus de ency- clopedie, „waren de werken van Begrab mich de dichter en zijn naam verboden. Zijn boeken werden verbrand, Deze voorlichting dentieus en partijdig: Heine ver werpt integendeel „de communis tische gelijkmakerij, die vrese-niet naar communis- HEINRICH HEINE ...Es uxichst hienieden Brod genug für alle Menschenkinder egoïsme gedijt de JJ* ï(j„ StondebïUadelakt© de mens wordt uitgebuit. Lenih cnrpkPrv heeft, toen hij naar Siberië werd verbannen, Heine's gedichten Wenn ich jetzt sterben werde. So nimm meine Leiche nach Frankreich mit, n Frankreichs Erde. -v en hij heeft vol geestdrift „le IJi'i a 6®denktekenen vernietigd. retour de 1'empereur". zoals Vic- Pas de overwinning van de Sow- tor Hug0 zegt, de begrafenis van i® t?t Dujlse van Napoleon in de D6me des In- het fascisme bevrijdde, heeft aan valides beschreven (Lutezia Duitsland de erfenis van Heine (XXIX): „De zon brak door de als een van zijn waardevolste na- „-oUten en kuste voor de laatste bezittingen teruggege- maa, haar iiaVeli„g en strooide rozige lichten op de keizerlijke adelaars, die voor hem uit wer den gedragen". Zelf wilde Heine niet naar Duitsland vervoerd lijke vrijheidsgevangenis, waarin worden de walgelijkste van de tirannen, in zijn testament (1856) staan het gepeupel, zijn brute heer- de volgende woorden, die in ver schappij uitoefent En in 1842 band met recente politieke ge- waarschuwt hij: „Communisme beurtenissen een nieuwe actuali- is de geheime naam van de vre- teit gekregen hebben: „Het was selijke antagonist, die de heer- de grote taak van mijn leven, schappij van het proletariaat in aan een hartelijk begrijpen tus- al haar consequenties plaatst te- sen Duitsland en Frankrijk t« genover de tegenwoordige rege- werken en de intriges van de ring van de bourgeoisie. Het zal vijanden der democratie te ver een vreselijke strijd zijn. Hoe zal ijdelen, die de internationale die eindigen? Slechts zoveel we- vooroordelen en animositeiten tot ten we: het communisme, hoewel hun voordeel uitbuiten. Ik ge- het nu weinig besproken en in ver- loof, dat ik mij ten opzichte van borgen dakkamertjes op zijn el- mijn landslieden als ook van de lendige strozak op de loer ligt, Fransen verdienstelijk heb ge- is toch de sombere held, waaraan maakt en de aanspraken, die ik een grote, hoewel slechts voorbij- op hun dank mag maken, zijn gaande rol is toebedacht in de ongetwijfeld de waardevolste er- moderne tragedie. De wereldre- fenis,, die ik aan mijn vrouw kan volutie is de grote strijd der be- nalaten." Hij beschouwt zichzelf als een „enfant perdu". „Verlorner Posten in dem Frei- heitskriege. Hielt ich seit dreissig Jahren treulich aus. Ich këmpfe ohne Hoffnung, dass ich siege." Hij houdt zich voor een moe dig strijder: „Ich bin das Schwert, ich bin die Flamme", en beweert, dat hij weinig waar de hecht aan zijn roem als dich ter, maar „een zwaard moet je op mijn kist leggen, want ik was een goed soldaat in de bevrij- dingsstrijd van de mensheid." Mens vol tegenstellingen Staat hij achter zijn eigen uit spraken, of heeft Greiner met zijn oordeel, dat zijn werken niet, zoals bij Goethe, „Bruch- stücke einer grossen Konfession", maar „Bruchstücke einer gros sen Konversation" zijn. Heine is de briljante causeur in een voor naam gezelschap, hij is de fla neur langs de boulevards in Pa rijs, waar hij een reusachtige kring van kennissen, maar in de grond geen vrienden heeft. Heb bel bezoekt hem eens, en meent dan: „der grosse Weltriss ist Heine nicht mal durch die Wes- te, geschweige denn durch das Herz gegangen". Hij is van harte democr, at en applaudisseert, als een middel matige koning geguillotineerd wordt, spot over de Bourbons, die niets geleerd en niets verge ten hebben, maar een gloeiend bewonderaar van Napoleon, omdat hij hier alleen de grootheid van 1'empereur" en nauwelijks diens onderdrukking van de vrijheid zag. Heine is ook nu, ruim honderd jaar na zijn dood, nog steeds een boeiende figuur. Hij noemt zich „de laatste en afgedankte fabel koning van de romantiek" en is tegelijk de vader van de modern- ne journalistiek. Hij werpt zich hartstochtelijk in het strijdgewoel van de eigen tijd, weliswaar zon der blijvende zelfstandige politie ke overtuiging, en voorvoelt te gelijk de schokken, die de twin tigste eeuw zullen bewegen, zo als ik reeds zei, het communis me en ook het Duitse nationalis me. ,,0 Deutsche! Uns fehlt ein Nationalzuchthaus Und eine gemeinsame Peitsehe". Hij is zelijk a (Der Tftnnhauser) bovennationaal en wil te- hofnar zijn van zijn volk. „O deutsohes Vaterland! teures deutsches Volk! Ich bin dein Kunz von der Rosen. Der Mann, Deze titel van de bij Van Holkema Warendorf N.V., Amsterdam, uitgegeven novel- icnbundel, geschreven door Ma rianne Van Noortwljk-Colijn, slaat niet op het letterkundig en algemccn-cultureel maandblad Ontmoeting, tot de redactie waarvan de schrijfster behoort. Tenzij men aan slapeloosheid lijdt, is een nacht zonder Ont moeting zeer wel denkbaar, ai wordt het wel eens laat ais je pas het nieuwe nummer ont vangen hebt. Die naam „Ontmoe ting" voor het tijdschrift, geko zen bij de oprichting in 1946, is overigens toepasselijk genoeg. De titel van een periodiek drukt meestal een ideaal of een hart grondige wens uit. De oprich ters hebben er blijkbaar iets van beseft, dat in de na-oorlog- se decennia een geestelijke ont wrichting openbaar zou worden, die het gemis aan werkelijk contact acuut zou maken. Na tuurlijk dachten ze in de eer ste plaats aan een ontmoeting auteurs en lezers, en ook aan een ontmoeting kunst en religie. Dit alles veronderstelt een sa menleving, waarin men elkaar echt onmoeten kèn. En daaraan hapert het juist, getuige ook het modewoord „gesprek", dat deze bijkomstige gevoelsbeteke- nis heeft: laten we in vredes naam met elkaar prèten. Zo- lang men praat, is er geen oor log. Kortom: de kortsluiting in het intermenselijk verke aan de orde van de dag, wat nog verergerd wordt doordat we in Nederland met twaalf miljoen mensen van zeer uiteenlopende opvattingen op een kluitje bij elkaar zitten. Zeven novellen Mevrouw Van Noortwijk heeft aan die kortsluiting zeven no vellen gewijd. Ze zou geen vrouw zijn als dat uitvallen van de stroom zich niet in de emo tionele sfeer en op het terrein van de liefde afspeelde. Een echtgenoot is tijdens een ver blijf in Italië overleden; een huwelijk is op het kantje af en alleen maar formeel gered; een man ontdekt op de avond van zijn jubileum dat hij zijn vrouw haat; een inwonende moeder verstikt het huwelijksgeluk van dochter en schoonzoon als een boa constrictor zijn prooi; een vrouw biedt tot in het absurde tegen een andere vrouw op; een aan de drank verslaafde vrouw gaat aan haar vage heimwee ten gronde; een ongetrouwde, wer kende vrouw herinnert zich pijn lijk (en een beetje al te syste matisch) wat zij aan mogelijk heden om in de liefde gelukkig te worden, heeft verloren. Wensd romen Elkaar moeiteloos begrijpen doe je meestal in dromen, en dat zullen dan wel wensdromen zijn. Daarom treffen in de hier onlangs besproken roman Lava van F. L. Bastet zozeer die pas sages over een Italiaanse man en een vrouw uit het volk, niet eens een stel, die elkaar in hun medelijden met een verdronken ongelukkige vrouw, een vreem delinge, zonder veel woorden be grijpen. Is het de vloek van de civili satie, dat eenvoudige hartelijk heid in de omgang zo zeldzaam is? Heeft de niet-blanke dichter Leon Damas gelijk, als hij in zijn vers „Balance Sheet" o.a. zegt: I feel ridiculous In their parlours, with their manners, With their courtsies and their etiquette, With their gigantic need for trifles. I feel ridiculous When they chatter, While they serve you that bit of hot water With a cake on an afternoon. I feel ridiculous With their theories Which they adapt according to need and mood, And according to their instincts Whom they leave open at night like doormats De kleurling voelt zich be lachelijk in geciviliseerde Euro pese, althans Angelsaksische kringen, maar intussen heeft hij vlijmscherp gezien waar het aan hapert. Het is de huichelarij van een in naam christelijke bescha ving, die hij doorziet. De kriti sche blik van Marianne Van Noortwijk-Colijn is hieraan ver want, maar die is nog scherper, omdat het haar eigen milieu geldt. Stands en kerkelijkheid-in- uitwendige-zin, conventie en trots, huichelachtige preutsheid, gepaard met een volslagen ge brek aan liefde, zijn voor al die kortsluitingen verantwoordelijk. Lijden De schrijfster lijdt hierondèr, een lijden waarvoor alleen on verschilligheid immuun zou kun nen maken, maar het is haar onmogelijk onverschillig te zijn. Daardoor lijkt zij het soms, daardoor blijft zij in het stuk der ellende steken, daarom wei gert zij goedkope vroomheid en goedkope berusting te aanvaar den. Hierin is zij geheel van de ze tijd, hoewel in de stijl en dat doet aan als een anachronis me nog veel herinnert aan de vroegere mooischrijverij, ge-, tuige een enkel citaat (blz. 69): „Ze hijgde even, sperde haar ogen wijd open. zag de blauwe lucht met kantelende meeuwen, rotsen en zee. als altijd." Die kantelende meeuwen en trouwens die hele evocatie van een landschapje in een enkel zinnetje, vormen een restant van impressionisme en estheticisme, dat men bij ,de jongere auteurs niet meer aantreft. Ze zouden gewoon spreken van mooi zonnig weer en van meeuwen boven de baai. Dat die beestjes kantelen (Roel Houwink spreekt ergens van „witte schichten") kan mis schien voor een inwoner van de woestijn Gobi nodig zijn te ver melden, maar voor ons niet. Als je zegt „meeuwen boven een baai" dan zie je dat sowieso. On getwijfeld zal de intelligente schrijfster zich van deze pseu- do-literaire elementen weten te ontdoen. Nu is het zo, dat de niet geheel adequate stijl je ver hindert volledig te bewonderen, het echte novelle-karakter van Wat ik wel heel knap vind is het echte novelle-karakter van deze verhalen. Op zijn plaats Hoeveel brave christelijke boe ken zouden er geschreven zijn. waarin verlossing en dankbaar heid model ten tonele verschij nen? Alles staat daar op zijn plaats en alles komt netjes te recht in de beste van alle mo gelijke christelijke sferen. Dog matiek en sociale kringzede krijgen gelijk. Keurige model len hebben ons in het boek voor geleefd hoe het moet. Om een dichtregel van wijlen mevrouw Westerbrink-Wirtz te variëren: de zonde is niet dan langs hen heengegaan. Dit wereldje is in deze novellen voelbaar als de vijandin, de boa constrictor. Want worstelen betekent: be nauwende aanwezigheid. En er is te veel verborgen liefde voor een breuk. Er bestaat distantie-ln-haat. maar ook distantie in de over winning. Zoals de opgestane Heer rondwandelde in deze stof felijke wereld, deuren door schrijdend en tegelijk wonden tonend, brood brekend en plot seling verdwijnend, pratend en zegenend, zo kan ook de ver loste christen het benauwend- tegenwoordige verdragen en er fllimlachend in omgaan. In het ongste nummer van Bezinning (uitg. Kok, Kampen), tw. no. 2 van de 18e jaargang, waar aan ik reeds 3 strofen poëzie ontleende, staat ook een gedicht van de kleurling I. S. Senghor, dat als volgt eindigt: My heart, oh Lord, has melted like the snow on the roofs of Paris In the sun of your Goodness. It is kind to my enemies, my brothers with the snowless white hands. Also because of the hands of dew that lie on my burning cheeks at night. Hier is distantie in de over- winning. Zullen de gekleurde volken ons dit gaan voorleven? C. RIJNSDORP. dessen eigentliches Werk dl* Kurzweil, und der dich belustl- gen sollete in guten Tagen, pr dringt in deinen Kerker zur Zeit der Not; hier unter dem Mantel bringe ich dir dein starkes Zep- ter und die schöne Krone". Hij vraagt meer dan een eeuw geleden: Was ist die grosse Aufgabe unsrer Zeit? Es ist die Emanzipetion. Nicht bloss die der Irlander, Griechen, Frankfurter Juden, westindischen Schwarzen und dergleichen gedrückten Volkes. sondern es ist die Emanzipation der ganzen Welt. Was Heine werkelijk een strij der of misschie» een poseur? Naar mijn mening zowel het een als het ander. D_ oorzaak van die tegenstellingen is misschien gedeeltelijk in zijn jeugd te zoe ken. „In meiner Wiege lag schon meine Marschroute für das ganze Leben". Die marsroute heet emancipatie. Hij is als Jood ge boren. vereert grote voorvaderen en klaagt „über den nie abzu- waschenden Juden". Zijn moe der stuurt hem naar een rabbij nen. en naar een Jesuïeten- sehool. Later zegt hij: „Welcher recht hat, weiss ich nicht Doch es will mich schier bedünken. Dass der Rabbi und der Mönch, Dass sie alle beide stinken". Zijn schatrijke oom Salomon Heine, de ongekroonde koning van Hamburg, wil dat hij een textielhandel drijft, maar de dro merige neef leest liever Byrons „Weltschmerz"gedichten dan de enige lectuur, die volgens zijn oom zin heeft, nl. de beurskoer sen; de zaak wordt geliquideerd, hij mag nu op kosten van de oom studeren, wordt jurist, wil een burgerlijke werkkring als ad vocaat in Hamburg of professor der literatuur in München, maar voelt duidelijk de uitzonderings positie van de man. die tot dich ter geboren is. Hij laat zich Lu thers dopen, maar schrijft aan Varnhagen von Ense: „Ik zou de doop niet genomen hebben, als de wetten het stelen van zilveren le pels hadden toegestaan" in Parijs gaat hij later in verband met zijn huwelijk tot de R.K. kerk over. In zijn jeugd heeft Napoleon de druk van het ghetto opgeheven, wat voor vele Joden een stimulans was tot assimile ring met de humanistisch ge vormde niet-Joden: Heine volgt geestdriftig dit voorbeeld, maar heeft nu evenmin de geestelijke steun van zijn milieu door het verzwakken van de traditie en de vijf jaar tussen zijn promotie tot doctor juris en zijn emigratie, dus van 182ó tot 1830, zijn vol vergeefse pogingen, een steunpunt te vinden. Hij is, zoals ik zei, overtuigd democraat, bestrijdt adel, geeste lijkheid en geldaristocratie (be halve Rothschild, die hem in Pa rijs ondersteunde), maar gaat het liefst met aristocraten om en heeft Ngeen rechtstreeks contact met de arbeiders. Hij vereert de platonische lief de, maar verheerlijkt tegelijk de zinnelijkheid en heeft zelfs een liederencyclus gedicht op jonge dames, die wel beter waren dan de wat bedenkelijke reputatie. Hij is een aanbidder van d« overstromende vitaliteit, maar ziet tegelijk, dat ziekte de voor waarde is voor zijn scheppings kracht: Krankheit ist wohl der letzte Grund Des ganzen Schöpfersdrangs gewesen Erschaffend konnte ich genesen, Erschaffend wurde ich gesund. Hij wil vreugde, maar zegt te gelijk met Tannhëuser: „Ich schmachte nach Bitternis- sen". In zijn lijdensjaren snakt hij naar de dood („O Gott, verkürze meine Qual") en klaagt tegelijk:, „O Gott: wie hasslich bitter 1st das Sterben! O Gott! wie süss und traulich lësst sich leben In diesem traulich süssen Erdenneste". Heine is een zoon van de ne gentiende eeuw, maar heeft de problemen die ons, mensen van de twintigste eeuw, vaak benau wen. reeds doorzien en geformu- 'eerd. De mooi uitgevoerde uit gave van Greiner is een welkome aanleiding tot een hernieuwde studie van zijn werken en daar- ,„ng opzichte van de ideeën, die hij heeft verkondigd. J. H. SCHOUTEN 1) Heinrich Heine: Werke in zwel Banden, 996 en 989 blz. 1962 KlepenJieuer und Wltiob. Köln- Marienburg. 2) L. J. Reinhard: Heinrich Heine. Aufbau-Verlag Berlin 1956.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1963 | | pagina 17