ROGER IKOR
sSl le tempó...
'N NIEUWE HEINE-UITGAVE
NECHT ZONDER ONTMOETING
VOOR U GELEZEN
ZONDAGSBLAD
Mijn honderd
kinderen
I
ZATERDAG 25 MEI 196S
bouwt voort aan zijn cyclus
In het tweede
deel van zijn cy
clus, getiteld Les
murmures de la
guerre, brengt
Ikor ons drie jaar
verder In de tijd
en, geografisch,
in een land waar
de opstand woedt
tegen het Franse
bestuur. Hij
noemt geen naam,
maar we zijn dan
natuurlijk in Al-
gerië en Fenns
maakt als gemo
biliseerd onder
officier kennis
met een eigen
aardige oorlog,
die niet komt met
de bulderende
stem van kanon
en vliegtuigbom,
maar met de
fluisteringen
(„les murmu
res") van de
knetterende mi
trailleurkogel en
de zoevende gra
naat. De nu der
tigjarige architect heeft van zijn
jonge vrouw en zijn bureau
voor onbepaalde tijd afscheid
genomen. Opgevoed in een hu
manistisch pacifisme, heeft hij
indertijd een officiersopleiding
afgewezen, evenwel zonder fel
ani ilitarist te zijn.
Oorlogservaringen
Zijn eerste ervaring is die van
het sluipend gevaar en de dood,
die loert achter een heuvelrand of
een paar struiken. Heel goed be
schrijft Ikor de verandering in de
gezindheid van een soldaat, als
een makker valt en de primaire
gevoelens van woede en wraak
ontwaken. Wanneer /een gevangen
genomen inlander een granaat bij
zich blijkt te dragen, kan Fenns
zich niet bedwingen en slaat de
man in het gezicht.
Later komen korte vuurgevech
ten in het terrein maar het blijft
bij brokkelwerk, dat alleen veel
vraagt van de zintuigen en de ze
nuwen. Ook een tocht met een
Jeep met al de verrassingen die
ze kan opleveren wordt boeiend
verteld en niet minder de terro
ristenactie in de stad, waar een
granaat, bedoeld voor de regi-
mentskommandant, nog 'juist op
tijd door Fenns wordt wegge
werkt.
In al deze passages heeft de
auteur, die de Tweede Wereldoor
log heeft meegemaakt, al is het
dan ook grotendeels als krijgsge
vangene, gedeeltelijk eigen erva
ring benut. De karakteristieke
elementen uit de Algerijnse oor
log heeft hij moeten verkrijgen
uit de tweede hand.
beschrijven. Wel maakt Fenns
een glimp ervan mee en hoort hij
van gebeurtenissen die een heftige
reactie bij hem verwekken en
hem ertoe brengen overplaatsing
te vragen bij de troepen in het
veld. waar ruwheid is. maar geen
sadisme.
Mijn honderd kinderen, door
u Lena Knchler-Silberman. Ult-
n gave N.V. D« Arbeiderspers,
el Amsterdam.
vj Door zich uit te geven voor
een katholieke onderwijzeres luk-
a| te het de schrijfster, een Poolse
gf jodin, de verschrikkingen van de
c tweede wereldoorlog in Polen
door te komen. Wel koesterden
a; de nazi's van tijd tot tijd arg-
sle waan, doch zij wist steeds aan
jj* een wellicht wisse dood te ont
ij snappen. Zij zag kans verschei-
nia dene malen haar niet-joodse
v) vriendin Kasja in Warschau tc
bezoeken en zelfs het getto, wa?r
•hi zij een. hongerlijdend jongetje
o van de dood redde. In sobere be-
v* woordingen en juist daardoor
aangrijpend voor wie zich de tra-
giek daarachter indenkt, vertelt
Lena Kuchler-Silberman van
ïnj haar ervaringen tijdens de oor-
1 logsjaren.
:id(
L< In de naoorlogse chaos, toen de
>hi Russische bevrijders Polen op-
ei nieuw leven inbliezeA en het land
loo langzamerhand onder het com-
g munistische regiem brachten, cr-
:lul voer Lena Kuchler in de hulp-
rra verlening aan oorlogsslachtoffers
rot een duidelijke discriminatie ten
;uit aanzien van de joden. Zij zegt
loo dat wel niet met zoveel woorden,
gei maar uit haar beschrijving van
Dj de toestanden op het bureau van
het Joodse Comité in Krakau
ïaa blijkt het. Min of meer uit een
nai onbewuste rehabilitatie ten op-
neizichte van haar door de oorlog
Fi' zwaarder getroffen rasgenoten
Kei neemt zij de verzorging van jood-
hé se oorlogswezen op zich.
Daarin gaat ze helemaal op:
het door haar medewerking ge-
:stichte kinderhuis bloeien honderd
^geestelijk en lichamelijk ge
schonden kinderen door haar zor-
naigen op tot normale jongens en
imeisjes. De moeilijkheden zijn
«dan echter nog niet overwonnen:
"nede dorpsbevolking heeft de nazi-
.lessen goed geleerd en onder-
Jneemt zelfs een gewapende aan-
nVijval op het kinderhuis. Hoe ten-
jslotte bij Lena en de oudste kin-
..jderen het plan rijpt vanachter
jjhet steeds dieper zakkende ijze-
1 "jren gordijn weg te vluchten en
w®hoe zij erin slaagt met ..haar"
Achter het eenvoudig vertelde
verhaal, dat van begin tot einde
boeit, wordt de lezer duidelijk
hoe moeilijk de joden het niet al-
Jleen in maar ook vlak na de
oorlog hadden, vooral in de lan
dden die door de Russische troe-
T'pen werden gezuiverd van nazi's.
eNict één kina was lichamelijk ge-
J,zond en geestelijk evenwichtig;
ki«n of schrijven konden ze niet
ze hun jaren
ver vooruit.
,,Mijn honderd kinderen", dat
in beheerste stijl is geschreven
en dat zuiver en eerlijk aandoet,
is terecht in verscheidene talen
overgezet en zal waarschijnlijk
in Duitsland worden verfilmd. In
Engeland werd het vorig jaar
voor de BBC-microfoón in afleve
ringen voorgelezen en in Israël
behoort het tot de verplichte les
stof op scholen. De schrijfster,
die als doctor in de psychologie
o.m. aan de universiteit van Tel-
Aviv colleges geeft, kreeg in 1962
de eretitel ..Moeder van Israël".
Wij kunnen lezing van dit in
1961 geschreven verhaal, dat on
danks de tragische materie toch
positief is, van harte aanbevelen.
De oude
mannen
en de
dierentuin
De oude mannen en do die
rentuin, door Angus Wilson,
Uitgave Contact, Amsterdam.
De toekomstroman De oude
mannen en de dierentuin is een
zeer menselijk boek in zoverre het
de verbeten occupaties van een
aantal mensen laat zien die hun
maatschappelijke positie willen
bevestigen. Wilson, wiens vroege
re romans in Engeland groot op
zien hebben gebaard, beschikt
over een vlijmscherpe ironie die
door ieder streven heenziet. De
oude mannen, directeuren van
een Londense dierentuin die ieder
op hun wijze een reorganisatie
willen doordrijven, worden onder
Wilsons handen tot min of meer
bespottelijke oude mannetjes die
alle menselijke zwakheden verto
nen die denkbaar zijn. Dat de
menselijke beperktheid hun niet
toe staat hun plannen tot het ein
de te volvoeren leren de dieren
tuindirecteuren door het uitbreken
van een derde wereldoorlog die
iedere planning doet vergeten.
Het bezwaar dat tegen de roman
zou zijn aan te voeren is dat die
visionaire beschrijving van een
kernoorlog zo plastisch is, dat men
geen verband meer legt met de
aanloop van het verhaal. Overigens
houdt Wilson zijn hoofdpersoon
trouw in het oog.
De uitmuntende vertaling van
M. Mok maakt het lezen van de
roman in ieder geval tot een
groot genoegen.
Menselijk contact
Ikor brengt Fenns niet in nau
wer contact met de gewone sol
daat; twee officieren treden naast
hem naar voren. De ene. zijn lui
tenant. is een bekwaam beroeps
officier, -trouw katholiek, over
tuigd van het goed recht der
Fransen, maar met afschuw ver
vuld voor onnodig geweld en li
chamelijke of geestelijke folterin
gen om bij een verhoor tot be
kentenis en verraad te dwingen.
De tweede is kolonel Berriou,
die als hij constateert dat de ser
geant de zoon is van de reserve
officier Fenns, met wie hij gedu
rende de Tweede Wereldoorlog
vier jaar in hechte kameraad
schap heeft doorgebracht, hem bij
zijn staf plaatst en met vriende
lijkheden overlaadt. Een portret
van deze gecompliceerde figuur te
tekenen is een moeilijk werk.
Berriou is cultuurmens én op
en top militair. Onder zijn char
mante manieren schuilt een har
de kern, een koud cynisme. Fenns
heeft reden te vrezen, dat de pa
cificatie van de sector waarvoor
de kolonel verantwoordelijk is, te
danken is aan de interrogations
forcées", verhoren met folterin
gen.
Als luitenant Plaa hem schrijft
de militaire dienst te willen ver
laten na datgene waartoe de kolo
nel hem heeft gedwongen, ver
krijgt hij in een onderhoud met
Berriou zekerheid in dezen en
vraagt om zijn geweten zuiver te
houden overplaatsing naar de ge-
vechtslinie. Fenns aanvaardt, ook
in de vorm van oorlog, de heer
schappij van de kracht, waar het
ganse leven op berust, zowel bij
mens en dier als bij de levenlo
ze dingen, maar verwerpt wreed
heid als wapen In deze onvermij
delijke strijd.
Ook dit tweede deel. welover
wogen en bezonnen geschreven
met nauwkeurige analyse van ge
voelens en handeling, getuigt van
vakmanschap en sterke stilisti
sche kwaliteiten.
Het wezen der liefde
In het derde en voorlopig laat
ste deel der reeks, getiteld La
Plule sur Ia mer, is Fenns ge
demobiliseerd en heeft zijn archi-
tectenarbeid hervat. Met zijn jon
ge vrouw Doriane brengt hij eni
ge vakantieweken door aan de
kust van de Atlantische Oceaan.
Onder hetzelfde dak verblijft ook
zijn kollega en vriend Verschoop
met zijn vrouw en een viertal
opgroeiende kinderen. Het grote
thema van dit boek is nu het
wezen van de liefde, zoals ze
zich openbaart bij deze mensen.
In prille genegenheid vinden el
kander de zeventienjarige Elie
Verschoop en zijn vriendinnetje
Evelyne. Naast veel kinderlijks
treden bij hen ook elementen van
volwassenheid naar voren in een
drang waarvan ze zich zelf geen
rekenschap geven. Ikor laat hen
een trieste dood vinden op zee in
het bootje van een vriend, onge
vraagd genomen in hun behoefte
aan afzondering.
Aan de andere kant staat de
liefde tussen de oude vader en
moeder van Fenns, wier levens
zijp samengegroeid. Het fysiek
element is verschrompeld: de
geestelijke band is er niet minder
hecht om.
Liefde alleen passie
Tussen beide uitersten staan
twee mensenparen. Bij Fenns en
Doriane wordt de liefde gevoed
„Nennt man die besten Namen,
So wird auch der meine genannt"
HEINRICH HEINE
„HStte der Junge was Rechtes gelernt, hatte
er nicht gebraucht zu schreiben Bücher"
SALOMON HEINc (oom van de dichter)
door de hartstocht, het fysieke
magnetisme. Het werkt telkens
wel weer. maar het bouwt geen
harmonisch huwelijk. Fenns is
een jager geworden naar ma
terieel bezit en naar genot. Het
idealisme dat hem jaren terug er
toe bracht deel te nemen aan de
proef met een geldloze gemeen
schap, op touw gezet door de
utopist Clare; dat hem tot bou
wer maakte van een kapel die
de projectie was van zijn drang
naar zuiverheid; het idealisme
dat in de oorlog hem er toe
dreef liever in de rimboe te
vechten dan bij de regimentsstaf
medeplichtig te worden aan fol
teringen, het is verstorven. Het
materialisme beheerst hem en
zijn egoïsme maakt van Doriane
een instrument tot zijn beschik
king. Zij voelt zich miskend, te
kort gedaan en vernederd. En zo
ontstaan voortdurend misverstan
den, kortsluitingen en venijnige
woordenwisselingen. Op het laatst
vlucht ze weg met achterlating
van een brief die al haar grie
ven opsomt. Na een paar dagen
volgt een tweede briefje dat enig
contact mogelijk maakt. Vermoe
delijk wil Ikor de weg open la
ten voor een katharsis, zowel bij
Fenns als bij haar, waar beiden
dringend behoefte aan hebben.
Liefde in tederheid
Naast hen staat het echtpaar
Verschoop, sinds bijna twintig
jaar getrouwd en met betrekkelijk
weinig financiële middelen de
zorgen dragend voor een naar
Franse begrippen niet klein ge
zin. Auguste, ,,le bon Tatave",
vertoont in zijn goedige sulligheid
geen mannenfiguur dat vrouwen
harten sneller kan doen kloppen
en Agnès wekt slechts bleke her
inneringen aan het vieve meisje
dat ze eenmaal was. Soms staat de
huiselijke barometer op veran
derlijk. zelfs op storm. Maar tel
kens wint de liefde in tederheid,
„l'amour-tendresse", zoals Ikor
het noemt, van de negatieve fak-
toren. Het proces van levensver
vlechting is hier in volle gang. On
getwijfeld heeft Ikor. vader van
vijf kinderen, in de tekening van
dit gezin iets gelegd van eigen
ervaring en heeft hij aan Fenns
willen demonstreren hoe „la ten-
dresse" onmisbaar is voor een
gave, duurzame liefde.
Slotbalans
Als de beide eerste, treft ook
dit derde deel door de soepele
verteltrant van deze schrijver die
een zeer leesbaar verhaal weet op
te bouwen in een kundige dose
ring van alle elementen. Hij doet
denken aan Georges Duhamel,
voornamelijk in diens werk tus
sen de Eerste en Tweede We
reldoorlog; eenzelfde stijlbeheer-
sing, humaniteit en levenswijs
heid. Vooral het laatste deel van
de cyclus zet, zonder zwaarwich
tige betogen, tot denken en laat
zien hoe egoïsme en genotzucht
leiden tot geestelijke verdorring.
v.d. PANNE
Roger Ikor. Les Murmures de
la guerre. Id. La Pluie sur la
mer. Uitgave Albin Michel.
Het is met Heines werken reeds bij zijn leven eigen
aardig gegaan. Als emigrant kan hij tussen 1831 en 1848
in Duitsland niets publiceren, wat niet eerst onder het
wakend oog van de reactionaire politieke censoren ge
komen is en hun goedkeuring heeft gekregen, zodat hij
in bittere spot over „deze gemoedelijke beulen" een
hoofdstuk opneemt, dat uitsluitend uit strepen bestaat:
de censor heeft alles geschrapt, en slechts vier versprei
de woorden laten staan: die deutschen ...Zensoren
Dummköpfe.
Als zijn schatrijke oom Salo- zitlozen met de aristocratie van
mon, bankier in Hamburg, die het bezit, en dan zal er noch
hem steeds financieel gesteund van nationaliteit, noch van reli-
heeft, sterft, en de zoons de 1 V1"
uitkering niet door willen beta-
gie sprake zijn:
één vaderland t
zal slechts
Deia- een vauenauu bestaan, namelijk
len uit "wraak tegen hun geniaal de ^arde, en slechts één geloof,
en kwaadsprekend famüielid. zet namelijk het geluk op aarde. Er
deze alles in beweging om de zal dan misschien slechts één her-
voor hem onmisbare steun te der en één kudde zijn, een vrije
herder met een ijzeren herders-
houden: hij moet zich nu een fa-
miliecensuur laten welgevallen,
want zijn neefs zijn overigens
terecht zeer bezorgd voor hun toekomst riekt naar bloed,
reputatie, en een van hen. Maxi- goddeloosheid en naar zeer veel
staf en een gelijkgeschorene, ge-
o*verigens lijk blatende mensenkudde. De
milian, heeft alle hen compromit
terende papieren uit de „Memoi-
slagen. Ik raad onze nakomelin
gen, met een heel dikke rughuid
vernietigd. Wanneer' in het op de wereld te komen."
revolutiejaar 1848 de ambtelijke In de Bundesrepublik versche-
censuur wordt opgeheven, spot nen na 1945 goedkope Heine-
Heine: „Wie soU ein Mensch oh- bloemlezingen, op slecht papier
ne Censur schreiben, der immer gedrukt. Een soort Heine-renais-
unter Censur gelebt hat? Aller sance? Vermoedde men in Hei-
Stil wird aufhören, alle Gram- ne een dichtend politicus? Dat is
matik, alle gute Sitte.
In het „Wilhelmische'
hij in geen geval. Wel een poli-
dichter, mits politiek in een
land verschijnen twee goede Hei-
;evat: Heine laat zich oo geen
partijprogramma vastleg-
he* gen en partijdiscipline is bij hem
onmogelijk. In de D.D.R. zou hij
uitgaven, die van Elster
van Oskar Walzel, nu alleen an
tiquarisch verkrijgbaar; in 1
rrSASS ï-^elELi=eoJtv„
de Rijnlanders toch niet hun ,,Lo-
reley" kunnen afnemen, staat in
gedichtje: Volkslied eines unbe-
kannten Dichters. Die onbekende
dichter was Heinrich Heine. In de
D.D.R. wordt hij van overheids-
ken. Bovengenoemde Heine-
bloemlezing van bijna 2000 blad-
zij's, samengesteld door de kun
dige hand van Martin Greiner,
de auteur o.a. van Zwlschen Bie
dermeier und Bourgeoisie, Kan
-ï. er zeker toe bijdragen, dat gro-
de/vrienden vaiT^Kari Mar* en
rugvinden. Vele van zijn liede
ren, gecomponeerd door Schuberi,
Schumann, Mendelssohn, Tschai-
kowski, Rachmaninow, zijn al-
allen lebenden Poeten, hat sich ;»Sf. W
unseren Reihen aneeschlossen". echter nog zijn proza zoals b.V.
Friedrich Engels, Inderdaad had
den zij twee jaar, 1844 en 1845,
persoonlijk contact. Engels zei:
„Heinrich Heine, der grösste
unseren Reihen angeschlossen", d hierboven' «reciteerde nassave
t w i i f e 1 d "te °cmd er Ice n rf^n *1 n\ et° e eover het communisrr>e? En dat,
HTrht nll ,rhWlJh™ W^.r '""U1 die llchKU heus
dicht Die schlesischen Weker (de njet onderschatte eetuiede- Trh
opstand van 1844 was niet uitslui
tend een hongerrevolte) en in
Deutschland, ein Wintermarchen.
In het Heine-artikel van de gro
te sowjet-encyclopedie 2) wordt
geaccentueerd, dat Heine over
winning van de arbeidersklasse
als een historische onvermijde- p.E DUITSE dichter Heine,
lijkheid zag. ..Laat ze m stukken JJ francais des poètes a„r
gaan, deze oude wereld Waarin is volgens zijn wens ir
de onschuld te gronde gaat, het pjyjjs begraven. De grenadtei
niet onderschatte, getuigde: „Ich
chreibe eine göttliche Prosa".
Le plus francais
des poètes allemands
meegenomen. „In het fascisti
sche Duitsland", aldus de ency-
clopedie, „waren de werken van Begrab mich
de dichter en zijn naam verboden.
Zijn boeken werden verbrand,
Deze voorlichting
dentieus en partijdig: Heine ver
werpt integendeel „de communis
tische gelijkmakerij, die vrese-niet naar
communis-
HEINRICH HEINE
...Es uxichst hienieden Brod genug für alle Menschenkinder
egoïsme gedijt de JJ* ï(j„ StondebïUadelakt©
de mens wordt uitgebuit. Lenih cnrpkPrv
heeft, toen hij naar Siberië werd
verbannen, Heine's gedichten Wenn ich jetzt sterben werde.
So nimm meine Leiche nach
Frankreich mit,
n Frankreichs
Erde.
-v en hij heeft vol geestdrift „le
IJi'i a 6®denktekenen vernietigd. retour de 1'empereur". zoals Vic-
Pas de overwinning van de Sow- tor Hug0 zegt, de begrafenis van
i® t?t Dujlse van Napoleon in de D6me des In-
het fascisme bevrijdde, heeft aan valides beschreven (Lutezia
Duitsland de erfenis van Heine (XXIX): „De zon brak door de
als een van zijn waardevolste na- „-oUten en kuste voor de laatste
bezittingen teruggege- maa, haar iiaVeli„g en strooide
rozige lichten op de keizerlijke
adelaars, die voor hem uit wer
den gedragen". Zelf wilde Heine
niet naar Duitsland vervoerd
lijke vrijheidsgevangenis, waarin worden
de walgelijkste van de tirannen, in zijn testament (1856) staan
het gepeupel, zijn brute heer- de volgende woorden, die in ver
schappij uitoefent En in 1842 band met recente politieke ge-
waarschuwt hij: „Communisme beurtenissen een nieuwe actuali-
is de geheime naam van de vre- teit gekregen hebben: „Het was
selijke antagonist, die de heer- de grote taak van mijn leven,
schappij van het proletariaat in aan een hartelijk begrijpen tus-
al haar consequenties plaatst te- sen Duitsland en Frankrijk t«
genover de tegenwoordige rege- werken en de intriges van de
ring van de bourgeoisie. Het zal vijanden der democratie te ver
een vreselijke strijd zijn. Hoe zal ijdelen, die de internationale
die eindigen? Slechts zoveel we- vooroordelen en animositeiten tot
ten we: het communisme, hoewel hun voordeel uitbuiten. Ik ge-
het nu weinig besproken en in ver- loof, dat ik mij ten opzichte van
borgen dakkamertjes op zijn el- mijn landslieden als ook van de
lendige strozak op de loer ligt, Fransen verdienstelijk heb ge-
is toch de sombere held, waaraan maakt en de aanspraken, die ik
een grote, hoewel slechts voorbij- op hun dank mag maken, zijn
gaande rol is toebedacht in de ongetwijfeld de waardevolste er-
moderne tragedie. De wereldre- fenis,, die ik aan mijn vrouw kan
volutie is de grote strijd der be- nalaten."
Hij beschouwt zichzelf als een
„enfant perdu".
„Verlorner Posten in dem Frei-
heitskriege.
Hielt ich seit dreissig Jahren
treulich aus.
Ich këmpfe ohne Hoffnung, dass
ich siege."
Hij houdt zich voor een moe
dig strijder: „Ich bin das
Schwert, ich bin die Flamme",
en beweert, dat hij weinig waar
de hecht aan zijn roem als dich
ter, maar „een zwaard moet je
op mijn kist leggen, want ik was
een goed soldaat in de bevrij-
dingsstrijd van de mensheid."
Mens vol tegenstellingen
Staat hij achter zijn eigen uit
spraken, of heeft Greiner met
zijn oordeel, dat zijn werken
niet, zoals bij Goethe, „Bruch-
stücke einer grossen Konfession",
maar „Bruchstücke einer gros
sen Konversation" zijn. Heine is
de briljante causeur in een voor
naam gezelschap, hij is de fla
neur langs de boulevards in Pa
rijs, waar hij een reusachtige
kring van kennissen, maar in de
grond geen vrienden heeft. Heb
bel bezoekt hem eens, en meent
dan: „der grosse Weltriss ist
Heine nicht mal durch die Wes-
te, geschweige denn durch das
Herz gegangen".
Hij is van harte democr, at en
applaudisseert, als een middel
matige koning geguillotineerd
wordt, spot over de Bourbons,
die niets geleerd en niets verge
ten hebben, maar een gloeiend
bewonderaar van Napoleon, omdat
hij hier alleen de grootheid van
1'empereur" en nauwelijks diens
onderdrukking van de vrijheid
zag.
Heine is ook nu, ruim honderd
jaar na zijn dood, nog steeds een
boeiende figuur. Hij noemt zich
„de laatste en afgedankte fabel
koning van de romantiek" en is
tegelijk de vader van de modern-
ne journalistiek. Hij werpt zich
hartstochtelijk in het strijdgewoel
van de eigen tijd, weliswaar zon
der blijvende zelfstandige politie
ke overtuiging, en voorvoelt te
gelijk de schokken, die de twin
tigste eeuw zullen bewegen, zo
als ik reeds zei, het communis
me en ook het Duitse nationalis
me.
,,0 Deutsche!
Uns fehlt ein Nationalzuchthaus
Und eine gemeinsame Peitsehe".
Hij is
zelijk a
(Der Tftnnhauser)
bovennationaal en wil te-
hofnar zijn van zijn volk. „O
deutsohes Vaterland! teures
deutsches Volk! Ich bin dein
Kunz von der Rosen. Der Mann,
Deze titel van de bij Van
Holkema Warendorf N.V.,
Amsterdam, uitgegeven novel-
icnbundel, geschreven door Ma
rianne Van Noortwljk-Colijn,
slaat niet op het letterkundig en
algemccn-cultureel maandblad
Ontmoeting, tot de redactie
waarvan de schrijfster behoort.
Tenzij men aan slapeloosheid
lijdt, is een nacht zonder Ont
moeting zeer wel denkbaar, ai
wordt het wel eens laat ais je
pas het nieuwe nummer ont
vangen hebt. Die naam „Ontmoe
ting" voor het tijdschrift, geko
zen bij de oprichting in 1946, is
overigens toepasselijk genoeg.
De titel van een periodiek drukt
meestal een ideaal of een hart
grondige wens uit. De oprich
ters hebben er blijkbaar iets
van beseft, dat in de na-oorlog-
se decennia een geestelijke ont
wrichting openbaar zou worden,
die het gemis aan werkelijk
contact acuut zou maken. Na
tuurlijk dachten ze in de eer
ste plaats aan een ontmoeting
auteurs en lezers, en
ook aan een ontmoeting
kunst en religie.
Dit alles veronderstelt een sa
menleving, waarin men elkaar
echt onmoeten kèn. En daaraan
hapert het juist, getuige ook
het modewoord „gesprek", dat
deze bijkomstige gevoelsbeteke-
nis heeft: laten we in vredes
naam met elkaar prèten. Zo-
lang men praat, is er geen oor
log. Kortom: de kortsluiting
in het intermenselijk verke
aan de orde van de dag, wat
nog verergerd wordt doordat we
in Nederland met twaalf miljoen
mensen van zeer uiteenlopende
opvattingen op een kluitje bij
elkaar zitten.
Zeven novellen
Mevrouw Van Noortwijk heeft
aan die kortsluiting zeven no
vellen gewijd. Ze zou geen
vrouw zijn als dat uitvallen van
de stroom zich niet in de emo
tionele sfeer en op het terrein
van de liefde afspeelde. Een
echtgenoot is tijdens een ver
blijf in Italië overleden; een
huwelijk is op het kantje af en
alleen maar formeel gered; een
man ontdekt op de avond van
zijn jubileum dat hij zijn vrouw
haat; een inwonende moeder
verstikt het huwelijksgeluk van
dochter en schoonzoon als een
boa constrictor zijn prooi; een
vrouw biedt tot in het absurde
tegen een andere vrouw op; een
aan de drank verslaafde vrouw
gaat aan haar vage heimwee ten
gronde; een ongetrouwde, wer
kende vrouw herinnert zich pijn
lijk (en een beetje al te syste
matisch) wat zij aan mogelijk
heden om in de liefde gelukkig
te worden, heeft verloren.
Wensd romen
Elkaar moeiteloos begrijpen
doe je meestal in dromen, en
dat zullen dan wel wensdromen
zijn. Daarom treffen in de hier
onlangs besproken roman Lava
van F. L. Bastet zozeer die pas
sages over een Italiaanse man
en een vrouw uit het volk, niet
eens een stel, die elkaar in hun
medelijden met een verdronken
ongelukkige vrouw, een vreem
delinge, zonder veel woorden be
grijpen.
Is het de vloek van de civili
satie, dat eenvoudige hartelijk
heid in de omgang zo zeldzaam
is? Heeft de niet-blanke dichter
Leon Damas gelijk, als hij in
zijn vers „Balance Sheet" o.a.
zegt:
I feel ridiculous
In their parlours, with their
manners,
With their courtsies and their
etiquette,
With their gigantic need for
trifles.
I feel ridiculous
When they chatter,
While they serve you that bit of
hot water
With a cake on an afternoon.
I feel ridiculous
With their theories
Which they adapt according to
need and mood,
And according to their instincts
Whom they leave open at night
like doormats
De kleurling voelt zich be
lachelijk in geciviliseerde Euro
pese, althans Angelsaksische
kringen, maar intussen heeft hij
vlijmscherp gezien waar het aan
hapert. Het is de huichelarij van
een in naam christelijke bescha
ving, die hij doorziet. De kriti
sche blik van Marianne Van
Noortwijk-Colijn is hieraan ver
want, maar die is nog scherper,
omdat het haar eigen milieu
geldt. Stands en kerkelijkheid-in-
uitwendige-zin, conventie en
trots, huichelachtige preutsheid,
gepaard met een volslagen ge
brek aan liefde, zijn voor al die
kortsluitingen verantwoordelijk.
Lijden
De schrijfster lijdt hierondèr,
een lijden waarvoor alleen on
verschilligheid immuun zou kun
nen maken, maar het is haar
onmogelijk onverschillig te zijn.
Daardoor lijkt zij het soms,
daardoor blijft zij in het stuk
der ellende steken, daarom wei
gert zij goedkope vroomheid en
goedkope berusting te aanvaar
den. Hierin is zij geheel van de
ze tijd, hoewel in de stijl en
dat doet aan als een anachronis
me nog veel herinnert aan
de vroegere mooischrijverij, ge-,
tuige een enkel citaat (blz. 69):
„Ze hijgde even, sperde haar
ogen wijd open. zag de blauwe
lucht met kantelende meeuwen,
rotsen en zee. als altijd."
Die kantelende meeuwen en
trouwens die hele evocatie van
een landschapje in een enkel
zinnetje, vormen een restant van
impressionisme en estheticisme,
dat men bij ,de jongere auteurs
niet meer aantreft. Ze zouden
gewoon spreken van mooi zonnig
weer en van meeuwen boven de
baai. Dat die beestjes kantelen
(Roel Houwink spreekt ergens
van „witte schichten") kan mis
schien voor een inwoner van de
woestijn Gobi nodig zijn te ver
melden, maar voor ons niet.
Als je zegt „meeuwen boven een
baai" dan zie je dat sowieso. On
getwijfeld zal de intelligente
schrijfster zich van deze pseu-
do-literaire elementen weten te
ontdoen. Nu is het zo, dat de
niet geheel adequate stijl je ver
hindert volledig te bewonderen,
het echte novelle-karakter van
Wat ik wel heel knap vind is
het echte novelle-karakter van
deze verhalen.
Op zijn plaats
Hoeveel brave christelijke boe
ken zouden er geschreven zijn.
waarin verlossing en dankbaar
heid model ten tonele verschij
nen? Alles staat daar op zijn
plaats en alles komt netjes te
recht in de beste van alle mo
gelijke christelijke sferen. Dog
matiek en sociale kringzede
krijgen gelijk. Keurige model
len hebben ons in het boek voor
geleefd hoe het moet. Om een
dichtregel van wijlen mevrouw
Westerbrink-Wirtz te variëren:
de zonde is niet dan langs hen
heengegaan. Dit wereldje is in
deze novellen voelbaar als de
vijandin, de boa constrictor.
Want worstelen betekent: be
nauwende aanwezigheid. En er
is te veel verborgen liefde voor
een breuk.
Er bestaat distantie-ln-haat.
maar ook distantie in de over
winning. Zoals de opgestane
Heer rondwandelde in deze stof
felijke wereld, deuren door
schrijdend en tegelijk wonden
tonend, brood brekend en plot
seling verdwijnend, pratend en
zegenend, zo kan ook de ver
loste christen het benauwend-
tegenwoordige verdragen en er
fllimlachend in omgaan. In het
ongste nummer van Bezinning
(uitg. Kok, Kampen), tw. no.
2 van de 18e jaargang, waar
aan ik reeds 3 strofen poëzie
ontleende, staat ook een gedicht
van de kleurling I. S. Senghor,
dat als volgt eindigt:
My heart, oh Lord, has melted
like the snow on the roofs of
Paris
In the sun of your Goodness.
It is kind to my enemies, my
brothers with the snowless white
hands.
Also because of the hands of
dew that lie on my burning
cheeks at night.
Hier is distantie in de over-
winning. Zullen de gekleurde
volken ons dit gaan voorleven?
C. RIJNSDORP.
dessen eigentliches Werk dl*
Kurzweil, und der dich belustl-
gen sollete in guten Tagen, pr
dringt in deinen Kerker zur Zeit
der Not; hier unter dem Mantel
bringe ich dir dein starkes Zep-
ter und die schöne Krone".
Hij vraagt meer dan een eeuw
geleden:
Was ist die grosse Aufgabe
unsrer Zeit?
Es ist die Emanzipetion. Nicht
bloss die der Irlander,
Griechen, Frankfurter Juden,
westindischen Schwarzen
und dergleichen gedrückten
Volkes. sondern es ist
die Emanzipation der ganzen
Welt.
Was Heine werkelijk een strij
der of misschie» een poseur?
Naar mijn mening zowel het een
als het ander. D_ oorzaak van
die tegenstellingen is misschien
gedeeltelijk in zijn jeugd te zoe
ken. „In meiner Wiege lag schon
meine Marschroute für das ganze
Leben". Die marsroute heet
emancipatie. Hij is als Jood ge
boren. vereert grote voorvaderen
en klaagt „über den nie abzu-
waschenden Juden". Zijn moe
der stuurt hem naar een rabbij
nen. en naar een Jesuïeten-
sehool. Later zegt hij:
„Welcher recht hat, weiss ich
nicht
Doch es will mich schier
bedünken.
Dass der Rabbi und der Mönch,
Dass sie alle beide stinken".
Zijn schatrijke oom Salomon
Heine, de ongekroonde koning
van Hamburg, wil dat hij een
textielhandel drijft, maar de dro
merige neef leest liever Byrons
„Weltschmerz"gedichten dan de
enige lectuur, die volgens zijn
oom zin heeft, nl. de beurskoer
sen; de zaak wordt geliquideerd,
hij mag nu op kosten van de
oom studeren, wordt jurist, wil
een burgerlijke werkkring als ad
vocaat in Hamburg of professor
der literatuur in München, maar
voelt duidelijk de uitzonderings
positie van de man. die tot dich
ter geboren is. Hij laat zich Lu
thers dopen, maar schrijft aan
Varnhagen von Ense: „Ik zou de
doop niet genomen hebben, als de
wetten het stelen van zilveren le
pels hadden toegestaan" in
Parijs gaat hij later in verband
met zijn huwelijk tot de R.K.
kerk over. In zijn jeugd heeft
Napoleon de druk van het ghetto
opgeheven, wat voor vele Joden
een stimulans was tot assimile
ring met de humanistisch ge
vormde niet-Joden: Heine volgt
geestdriftig dit voorbeeld, maar
heeft nu evenmin de geestelijke
steun van zijn milieu door het
verzwakken van de traditie en
de vijf jaar tussen zijn promotie
tot doctor juris en zijn emigratie,
dus van 182ó tot 1830, zijn vol
vergeefse pogingen, een steunpunt
te vinden.
Hij is, zoals ik zei, overtuigd
democraat, bestrijdt adel, geeste
lijkheid en geldaristocratie (be
halve Rothschild, die hem in Pa
rijs ondersteunde), maar gaat het
liefst met aristocraten om en
heeft Ngeen rechtstreeks contact
met de arbeiders.
Hij vereert de platonische lief
de, maar verheerlijkt tegelijk de
zinnelijkheid en heeft zelfs een
liederencyclus gedicht op jonge
dames, die wel beter waren dan
de wat bedenkelijke reputatie.
Hij is een aanbidder van d«
overstromende vitaliteit, maar
ziet tegelijk, dat ziekte de voor
waarde is voor zijn scheppings
kracht:
Krankheit ist wohl der letzte
Grund
Des ganzen Schöpfersdrangs
gewesen
Erschaffend konnte ich genesen,
Erschaffend wurde ich gesund.
Hij wil vreugde, maar zegt te
gelijk met Tannhëuser:
„Ich schmachte nach Bitternis-
sen".
In zijn lijdensjaren snakt hij
naar de dood („O Gott, verkürze
meine Qual") en klaagt tegelijk:,
„O Gott: wie hasslich bitter 1st
das Sterben!
O Gott! wie süss und traulich
lësst sich leben
In diesem traulich süssen
Erdenneste".
Heine is een zoon van de ne
gentiende eeuw, maar heeft de
problemen die ons, mensen van
de twintigste eeuw, vaak benau
wen. reeds doorzien en geformu-
'eerd. De mooi uitgevoerde uit
gave van Greiner is een welkome
aanleiding tot een hernieuwde
studie van zijn werken en daar-
,„ng
opzichte van de ideeën, die hij
heeft verkondigd.
J. H. SCHOUTEN
1) Heinrich Heine: Werke in
zwel Banden, 996 en 989 blz. 1962
KlepenJieuer und Wltiob. Köln-
Marienburg.
2) L. J. Reinhard: Heinrich
Heine. Aufbau-Verlag Berlin 1956.